Installation Instructions

Locatie Term Definitie
2.7.3 Automatisch uitschakelen Een menuoptie waarmee de centrale automatisch kan
uitschakelen op een bepaald tijdstip.
2.7.4 Schakeltijden Een menuoptie waarin items zijn gegroepeerd, die betrekking
hebben op het automatisch inschakelen en de openings- en
sluitingstijdstippen.
2.7.3.1 Opening Een menuoptie die het tijdstip instelt waarop het geselecteerde
tijdsrooster naar de openingstijd overschakelt. Op dat ogenblik
kunnen codes met de optie “In na sluiting?” ook weer voor het
uitschakelen van het systeem worden gebruikt
2.7.3.2 Inschakeltijd Een menuoptie die het tijdstip bepaalt wanneer de in Automatisch
inschakelen geselecteerde partities automatisch beginnen in te
schakelen. Gebruikers met de bevoegdheid 'alleen inschakelen na
sluiting', kunnen de in Inschakelen na sluiting geselecteerde
partities alleen nog inschakelen nadat deze tijd is verstreken.
2.8 Standaard maken Een menuoptie waarmee items met betrekking tot standaard
centrale-instellingen worden gegroepeerd.
2.8.1 Landinstelling Een menuoptie waarmee een standaard landinstelling voor de
centrale wordt ingesteld.
2.8.2 Standaard maken Een menuoptie waarmee alle centrale-instellingen opnieuw
worden ingesteld op de fabriekswaarden.
Programmeeradressen centrale
Telefoonnummer 1
ADRES 0 - TELEFOONNR° 1 (20 segmenten, numerieke data)
Het eerste telefoonnummer wordt geprogrammeerd op adres 0. Een “14” geeft het einde van het
telefoonnummer aan. Op elk gewenst punt in het telefoonnummer kunnen vertragingen van vier
seconden worden geprogrammeerd door een “13” te programmeren in het desbetreffende segment.
Het systeem wacht altijd op een kiestoon, behalve als het eerste cijfer van het telefoonnummer een
“13” is; in dat geval volgt een vertraging. De standaard is DTMF-kiezen (Toon). Als u pulskiezen
wilt inschakelen, programmeert u een “15” in het segment, waarna het pulskiezen wordt gestart. Als
het volledige nummer moet worden gekozen met een pulskiezen, programmeert u een “15” in het
eerste segment. Programmeer een “11” voor een “*” en een “12” voor een “#”.
Opmerking: Een nul wordt geprogrammeerd als een “0”.
ADRES 1 - KLANTNUMMER VOOR TELEFOONNR° 1 (6 segmenten, numerieke data)
Adres 1 wordt gebruikt voor het programmeren van de klantcode die wordt verstuurd wanneer telefoonnr.°1
wordt gekozen. Een nul in het klantnummer wordt geprogrammeerd als een “0”. Een “10” geeft het einde
van het klantnummer aan, dus programmeer een “10” in het segment dat volgt na het laatste cijfer van het
klantnummer. Als het klantnummer 6 cijfers lang is, programmeert u alle 6 segmenten.