Installation Instructions
NX-10 Installateurhandleiding
171
3. Selecteer Gebeurtenis>Volg X10 Commando en druk op OK.
4. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert
terug naar Gebeurtenis.
5. Ga met de toetsen ½¾ naar X-10 Adres>Modulenummer, voer 5 in en druk op OK.
6. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug
naar Modulenummer.
7. Ga met de toetsen ½¾ naar X-10 Adres>X-10 Huiscode, ga naar P en druk op OK.
8. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug
naar X-10 Huiscode.
Het overzicht van gebeurtenissen dat gedurende het programmeren van IO-modules kan worden
geselecteerd is als volgt:
Tabel 18. Uitgangsgebeurtenissen draadloze ontvanger
Nr. Gebeurtenis Nr. Gebeurtenis Nr. Gebeurtenis
0** Inbraakalarm 18 Aankomsttijd 26 Storing brand
1** Brandalarm 19 Vertrektijd 45** Code ingave
2** 24 Uur alarm 20 Aank/vertr.tijd 46 Keyfob Funct 1
4** Zone sabotage 21 Ingeschakeld 47 Keyfob Funct 2
5 2-Tonige sirene 22 Uitgeschakeld 56 Volg X10 Commando
6 1-Tonige sirene 23 Systeem gereed 59 In/aanwezig
7 Elke sirene 24 Syst niet gereed
17 Alarmgeheugen 25 Brand
**
Indien deze gebeurtenissen geprogrammeerd staan om te volgen, is de tijdsduur van deze
gebeurtenissen 1 seconde.
Opmerking: Gebeurtenissen die zijn gekoppeld aan een zonealarm worden herkend aan de
gebeurteniscode die is opgeslagen in de zoneconfiguratie. Bijgevolg dienen events 0 tot 4 ingesteld
worden met de correcte zoneconfiguratie om juist te werken
(Centrale>Communicatie>Rapportering>Rapport Codes>Zone Types moet correct ingesteld staan).
Bijvoorbeeld, opdat een 24 uur alarmzone de IO module zou aansturen dient de rapporteringscode op
6 (24 uur inbraak) of op 9 (24 uur) staan.
Opmerking: Het partitienummer dat bij het event wordt weergegeven is het laagste partitienummer
waartoe de sensor behoort. Indien de sensors tot partities 1 to 4 behoort dan wordt het event
toegewezen aan partitie 1. Hou hier rekening mee indien multi-partitie sensors worde ingesteld of
indien programmeerbare uitgangen worden gebruikt op basis van alarmen.
IO-modules kunnen ook worden geactiveerd door de knoppen op een keyfob. Op deze manier kunt u
een aantal externe apparaten in- of uitschakelen, of een draadloze sirene activeren. Hiervoor moet u
de functionaliteit van de schakelaaruitgang voor de keyfob activeren en de gebeurtenis waarmee de
geselecteerde uitgang moet worden geactiveerd op de juiste manier instellen op de desbetreffende IO-
module. In het volgende voorbeeld wordt knop 1 op de keyfob (de lamptoets) geconfigureerd om te
schakelen tussen AAN en UIT voor de uitgang 1 op I/O-module 4 .
Opmerking: Uitgangen kunnen niet worden vastgezet wanneer deze functionaliteit is ingeschakeld (Ontvanger nr.
32>Uitgangen>I/O 4 Uitgang 1>Attributen>Uitgang vast MOET dus zijn ingesteld op NEE), omdat u
anders na activering met de keyfob dit niet meer kunt uitschakelen.
1. Ga met de toetsen ½¾ naar Draadloze ontv.>Ontvanger nr. 32>Ingangen en druk op
OK.
2. Ga naar de juiste Sensor RF n (waarbij de keyfob reeds is geprogrammeerd) en