GE Security NX-10 Alarmsysteem Installateurhandleiding 1068063
Copyright Copyright © 2009, GE Security B.V. Alle rechten voorbehouden. Het is niet toegestaan dit document in zijn geheel of gedeeltelijk te kopiëren of op andere wijze te reproduceren, behalve wanneer dit specifiek wordt toegestaan volgens de Amerikaanse en internationale auteurswet, zonder schriftelijke toestemming vooraf van GE. Documentnummer/revisie: 1068063, augustus 2009 Disclaimer DE INFORMATIE IN DIT DOCUMENT KAN ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING WORDEN GEWIJZIGD.
NX-10 Installateurhandleiding 3 Inhoudsopgave Voorwoord.......................................................................................................................................................... 9 Terminologie en symbolen voor veiligheid............................................................................................................. 9 Referenties.......................................................................................................................................
Een menuoptie wijzigen................................................................................................................................................38 Items in keuzelijsten wijzigen.......................................................................................................................38 Optieselecties wijzigen....................................................................................................................................39 Numerieke waarden wijzigen ......
NX-10 Installateurhandleiding 5 Een partitie configureren................................................................................................................................62 Het systeem configureren............................................................................................................................................63 Systeemtijden instellen....................................................................................................................................
Technische specificaties............................................................................................................................................ 161 Hoofddtuk B4 De andere bediendelen programmeren......................................................................... 163 Woordenlijst.....................................................................................................................................................................
NX-10 Installateurhandleiding 7 Rapportprotocollen en -formaten .........................................................................................................................201 Rapportering van vaste codes in SIA en Contact ID.......................................................................201 Speciale rapporten.........................................................................................................................................203 SMS SIA-rapportberichtformaat ........
Bijwerkprocedure.......................................................................................................................................................... 248 Sectie C Referenties ..................................................................................................................................... 250 Bijlage 1: Rapportering van vaste codes in Contact ID of SIA........................................................................
NX-10 Installateurhandleiding 9 Voorwoord Dit is de NX-10 Installateurhandleiding. In dit document vindt u een productoverzicht en gedetailleerde instructies over: • het installeren en configureren van de onderdelen van uw systeem voor de NX-10 en • het programmeren van het systeem. U dient ten minste over de volgende kennis te beschikken om dit document efficiënt te gebruiken: • basiskennis van alarmsystemen en -onderdelen en • basiskennis van elektrische bedrading en laagspanningsaansluitingen.
Sectie A Een basissysteem installeren en programmeren
NX-10 Installateurhandleiding 11 Hoofdstuk A1 Kennismaking met het NX-10-systeem NX-10-diagram Figuur 1.
Earth T1 T R R1 AUX PWR+ 1 COM 2 NX-10-ingangen en -uitgangen DATA POS COM BELL+ BELLAUX PWR+ RLY1 NC RLY1 NO RLY1 C RLY2 NC RLY2 NO RLY2 C COM AUX PWR+ Figuur 2.
NX-10 Installateurhandleiding NX-10 technische specificaties Netvoedingspecificaties Netspanning, kleine behuizing 230 V ~ (+10% / - 15%) / 50 Hz / 25 VA Netspanning, grote behuizing 230 V ~ (+10% / - 15%) / 50 Hz / 40 VA Stroom, typisch, 25 VA transformator 0,12 A ~ / 50 Hz / 25 VA Stroom, typisch, 40 VA transformator 0,20 A ~ / 50 Hz / 40 VA Ingangsspanning paneel 16,5 V ~ / 50 Hz Voedingsspecificaties ± 2% Uitgangsspanning 13,8 V Maximale totale stroom, 25 VA (40 VA) 1,4 A (2.
NX-10-systeem NX-10 Aantal draadloze zones 48 Aantal bedrade zones op het paneel 2 Maximum aantal bedrade zones 42 48 zones (indien de 2 bedrade zones van het paneel worden gebruikt, kunnen er nog 46 draadloze zones worden gebruikt) Maximum aantal zones Aantal partities 4 Maximum aantal draadloze uitgangen 8 (inclusief sirenes) Uitgangen op het paneel 2 relais NO/NC, 1 binnensirene Maximum aantal RF-uitgangsmodules 4 (inclusief sirenes) Rapportprotocollen Contact ID, Ademco 4/2 Express, Sire
NX-10 Installateurhandleiding Artikelnummer Beschrijving 15 Functie NX-320-I Intelligente voeding Levert extra vermogen voor modules aangesloten op een centrale. NX-507E/NX508E Uitgangsmodule Breidt het aantal beschikbare uitgangen op het systeem uit. NX-534E Audio (inluister) module Tweeweg audio (inluister) communicatiemodule die het mogelijk maakt om een inluistersessie te starten, en/of om op afstand via een telefoonverbinding het systeem te controleren.
Tabel 2. Draadloze apparatuur Artikelnummer Beschrijving onderdeel Functie TX-7001-05-1 BINNENSIRENE, 868 MHz GEN2 Volledige draadloze binnensirene inclusief draadloze communicatie en draadloze activering via batterijen met een typische geluidssignaaluitgang van 108dB. TX-7201-05-1 BUITENSIRENE, 868 MHz GEN2 Volledige draadloze binnensirene inclusief draadloze communicatie en draadloze activering via batterijen met een typische geluidssignaaluitgang van 108dB.
NX-10 Installateurhandleiding 17 TX-4131-03-2 4-TOETS AFSTANDSBEDIENING, 868 MHz Gen2 De 4-toets keyfob is een draagbaar draadloos apparaat waarmee u het systeem kunt in- en uitschakelen zonder de toegangscodes te hoeven onthouden of u te haasten om binnen de aankomstof vertrekperiode te blijven. De keyfob heeft twee extra programmeerbare knoppen om het licht in of uit te schakelen of voor het gebruik van andere systeemfuncties.
Bediendelen Draadloos bediendeel Met het draadloze LCD-bediendeel kunt u het NX-10-systeem programmeren via een menustructuur. Tevens is er de mogelijkheid om het bedrade bediendeel te gebruiken met dezelfde functionaliteit. Figuur 3. Bediendeel. Het LCD-display beschikt over een witte verlichting, zodat het bedienpaneel in het donker kan worden gebruikt. Het lichtniveau is zo laag mogelijk om energie te besparen.
NX-10 Installateurhandleiding Het NX-10 bediendeel heeft de volgende toetsindeling af fabriek: Figuur 4. Standaardindeling bediendeel. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 De vier toetsen met de blanco bedientoetsen in de bovenste rij kunnen worden vervangen door de installateur en zijn voor dit doeleinde geleverd. Figuur 3 toont het bediendeel met de optionele bedientoetsen in hun standaardpositie (fabrieksinstelling).
In het menu: Druk hierop om naar het begin van de LCD-tekst te scrollen. Uitschakelen In de multi-partitieweergave: Druk hierop om de vooraf geselecteerde partities uit te schakelen. Opmerking: De uitschakelingstoets werkt alleen in de multi-partitieweergave, nadat de gebruikerscode en het partitienummer zijn ingevoerd. In het menu: Druk hierop om naar het einde van de LCD-tekst te scrollen. Blokkeren Druk hierop om een te blokkeren zone te selecteren.
NX-10 Installateurhandleiding LCD-pictogrammen Het LCD-display voor het NX-10 bediendeel bestaat uit twee gescheiden delen, een voor de weergave van 2 rijen van 16 tekens alfanumerieke data en een voor het weergeven van pictogrammen. Het display-deel van het draadloze bediendeel waarop alfanumerieke data wordt weergegeven, wordt alleen ingeschakeld wanneer de gebruiker het bediendeel gebruikt, en wordt 30 seconden na de laatste toetsaanslag automatisch uitgeschakeld.
8 Batterij laag Dit pictogram wordt alleen weergegeven op het draadloze bediendeel en knippert wanneer de batterij van het bediendeel bijna leeg is. Alarm Als er een alarmsituatie is ontstaan, gaat dit pictogram knipperen. 9 10 11 Dit pictogram wordt alleen weergegeven op het draadloze bediendeel en geeft de veldsterkte van het draadloos (RF) signaal weer (uiterst links: buiten bereik, uiterst rechts: ideaal bereik).
NX-10 Installateurhandleiding Hoofdstuk A2 Richtlijnen voor de installatie Netaansluiting Gebruik de netaansluitklem voor de aansluiting van de netvoeding. In de zekeringkast dient een aparte zekering te worden ingebouwd. De netaansluiting moet voldoen aan de lokale voorschriften. WAARSCHUWING: Koppel de netspanning af alvorens de kast te openen. Werkwijze: • Haal de netstekker uit het stopcontact. of • Verbreek de hoofdleiding met de aparte stroomverbreker.
Richtlijnen voor de bedrading De NX-10 is ontwikkeld, gebouwd en getest op basis van de vereisten van de huidige normen inzake veiligheid, emissie en ongevoeligheid voor elektrische en elektromagnetische storing door omgevingsfactoren. Dit systeem mag alleen door een gekwalificeerd elektromonteur of door speciaal hiertoe opgeleid personeel worden aangesloten op de netspanning of het telefoonsysteem. 1. Zorg ervoor dat er een goede aarding aanwezig is voor een goede weerstand tegen elektrische storingen.
NX-10 Installateurhandleiding Hoofdstuk A3 Een basissysteem installeren De NX-10 installeren LET OP: Voordat u de centrale installeert: • Zorg ervoor dat de centrale wordt gemonteerd op een vlak, stevig, verticaal oppervlak, zodat de behuizing niet doorbuigt of kromtrekt wanneer de montageschroeven/-bouten worden vastgedraaid. • Laat 50 mm ruimte vrij tussen naast elkaar gemonteerde ingebouwde apparatuur en 25 mm tussen de behuizing en het kabelpad.
Figuur 5. De batterij aansluiten op de centrale. 9. Sluit de behuizing. Het bediendeel installeren Het draadloze bediendeel monteren Afhankelijk van de configuratie kan het draadloze bediendeel op de muur in een houder worden gemonteerd of als een draagbaar apparaat worden gebruikt. U installeert als volgt een draadloos bediendeel: Figuur 6. Het draadloze bediendeel monteren. ! " 1.
NX-10 Installateurhandleiding 3. Plaats als eerste de onderrand van het bediendeel in de houder " en druk vervolgens voorzichtig tegen de bovenkant totdat het bediendeel op zijn plaats klikt. Opmerking: Als u de batterijen van het bediendeel wilt vervangen, raadpleegt u het gedeelte De batterij vervangen op pagina 150 en het hoofdstuk De batterij vervangen in de NX-10 gebruikershandleiding. Opmerking: Het ongeoorloofd openen van het batterijvak zal het sabotagealarm activeren.
van de centrale(zie Figuur 1, positie 4). Verbind de afscherming met COM (zie Figuur 9, positie 2). Figuur 9. Aansluitklemmen centrale en ferrite. 2 1 5. Sluit het bediendeel voorzichtig en zet de 2 schroeven aan de onderkant vast. Opmerking: Het ongeoorloofd openen van het bediendeel zal het sabotagealarm activeren. 6. Plaats de centrale onder spanning. Selecteer een taal uit de lijst met de toetsen ½¾ en druk OK. 7.
NX-10 Installateurhandleiding initialisatieproces van het bediendeel gestart. Opmerking: Indien het bediendeel niet nieuw is (omdat het bijvoorbeeld op een ander systeem is gebruikt), moet het eerst opnieuw worden geprogrammeerd (geflashed) of moet het terug naar fabriekswaarden worden geplaatst om eerdere instellingen van het bediendeel te wissen. De inleesmode wordt anders niet geïnitialiseerd (zie Hoofdstuk B11 Firmware bijwerken op pagina 248). 3.
ingelezen. Deze procedure vereist dat de inleesmode wordt gestart in de centrale via het menu, waarna de sabotageschakelaar van de sirene wordt geactiveerd. Zie Draadloze sirenes inleren op pagina 169 voor alle stappen die zijn vereist om een nieuwe sirene te programmeren. U installeert als volgt een draadloze sirene: 1. Kies een geschikte locatie voor het installeren van de sirene en monteer deze aan de muur. 2. Plaats de batterijen om de sirene van stroom te voorzien.
NX-10 Installateurhandleiding Figuur 10.
Specificaties draadloze binnensirene TX-7001-05-1 Voedingsspecificaties I/O Module Sireneonderdeel Aantal en type batterijen 4 x AA, 1,5 V, primaire cel Batterijcapaciteit 5600 mAh Bedrijfsspanning printplaat 2,1 V … 3,1 V Aantal en type batterijen 1 x 9 V blokbatterij, primaire cel Batterijcapaciteit 600 mAh Bedrijfsspanning 9 V … 12 V Levensduur batterij, normaal 3 jaar* Stroomverbruik – IO module (typisch) 160 uA bij 3.
NX-10 Installateurhandleiding Figuur 11. 1 2 3 4 5 6 7 33 Draadloze buitensirene Printplaat sirene Luidspreker Flits Lithiumbatterijpack Voedingskabel I/O-module (zwart negatief) Voedingskabel I/O-module (blauw +3.5Vdc) Voedingskabel I/O-module (rood +10.
uitgangen op de I/O-module te regelen. Jumper 3 is een opstartbeveiliging. Jumpers 1 en 2 regelen de timerinstellingen. U kunt een van de twee jumpers of alle twee doorknippen. Houd u daarbij aan de instructies uit de onderstaande tabel. De maximum tijd dat de sirene actief is wordt bepaald door de hardware (jumper-)instelling en de tijdsinstelling in de software (32 RF Ontvanger>Uitgangen>Sirene/IO>Tijd), waarbij de kortste tijd wordt geselecteerd.
NX-10 Installateurhandleiding De draadloze detectoren installeren De detectoren monteren 1. Kies een geschikte locatie voor het monteren van de detector. Raadpleeg de handleinding van de detector die u wilt installeren voor aanbevelingen en instructies met betrekking tot de geschikte montageplaats (bewegings-, deur/venster-, rookdetector, enz.). 2. Bevestig de detector aan de muur. 3. Plaats de batterij(en) in de batterijhouder. 4. Plaats de printplaat en de afdekplaat van de detector weer terug.
Hoofdstuk A4 Programmeerrichtlijnen Inleiding In dit hoofdstuk wordt een NX-10-installatie beschreven met een menugestuurd bediendeel, zodat u het systeem gemakkelijk kunt programmeren met behulp van de menustructuur. Landcodes De NX-10 beschikt over de mogelijkheid om verschillende "landcodes" in te stellen. Elke landcode heeft specifieke standaardinstellingen.
NX-10 Installateurhandleiding Het systeem inschakelen Op het moment dat de NX-10 voor het eerst wordt ingeschakeld, moeten de taal en de standaardinstellingen voor de centrale, het partitienummer en het nummer van het bediendeel worden ingesteld. Deze opties moeten opnieuw worden ingesteld nadat een bediendeel is gereset. 1. Met de optie Taalkeuze wordt de eerste taal van het bediendeel ingesteld. 2. Met de optie Landencode worden de landspecifieke instellingen voor het bediendeel ingesteld.
Navigeren in de menu's • Gebruik de toetsen ½¾ om door menulijsten en opties te bladeren. • Druk op #½ als u wilt bladeren naar een gelijke menuoptie eerder in het menu. Wanneer u zich bijvoorbeeld in een submenu voor zone 2 bevindt, gaat u met #½ naar hetzelfde submenu voor zone 1. • Druk op # ¾ als u wilt bladeren naar een gelijke menuoptie verderop in het menu. Wanneer u zich bijvoorbeeld in een submenu voor zone 2 bevindt, gaat u met #¾ naar hetzelfde submenu voor zone 3.
NX-10 Installateurhandleiding • Als de nieuwe waarde ongeldig is, laat het bediendeel drie pieptonen horen om de wijziging te annuleren en keert u terug naar de menuoptie. 5. Druk op NO om de wijziging te annuleren en terug te keren naar de menuoptie. Optieselecties wijzigen 1. Ga met de toetsen ½¾ naar de betreffende menuoptie en druk OK. 2.
• Voer nu een van de volgende handelingen uit: Druk op ½ om te schakelen tussen invoegen en overschrijven (met invoegen voegt u nieuwe cijfers in en bij overschrijven worden bestaande cijfers overschreven). • Druk op ¾ om het cijfer op de cursorpositie te wissen. • Druk op #¾ om alle cijfers te wissen vanaf het cijfer op de cursorpositie tot het laatste cijfer. 4. • Voer nu een van de volgende handelingen uit: Druk op de toetsen 0 tot 9 om nieuwe cijfers in te voeren.
NX-10 Installateurhandleiding F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 1. Ga met de toetsen ½¾ naar de betreffende menu-optie en druk OK. 2. Druk op OK om de taal te selecteren die u wilt bewerken. 3. De huidige tekst voor de menu-optie wordt getoond, bijvoorbeeld Zone 2. F8 • Voer nu een van de volgende handelingen uit: Druk op ½ om te schakelen tussen invoegen en overschrijven (met invoegen voegt u nieuwe tekst in en bij overschrijven wordt bestaande tekst overschreven).
een karakter ingeeft, toont het bediendeel automatisch een woord uit de woordenlijst. De functie Woordenlijst staat standaard uit. Een complete lijst van de woorden in de Woordenlijst vindt u in Appendix 6: Word library words. • Als u het woord wilt accepteren, drukt u F5. De cursor gaat aan het einde van het nieuwe woord staan en u kunt doorgaan met de tekstinvoer. • Als u een verkorte versie van het woord wilt accepteren, drukt u eerst op F5 om het woord te accepteren.
NX-10 Installateurhandleiding bevestigingstoets. Overige module-invoernummers vindt u in de bijbehorende handleidingen of in Bijlage 2: Overzicht van de modulenummers op pagina 254. De procedure voor het programmeren van deze apparaten is dezelfde als die voor de centrale, behalve dat het adres van de module zal worden geselecteerd.
Hoofdstuk A5 Telefoonkiezer instellen Rapportering Het NetworX-systeem ondersteunt verschillende manieren om gebeurtenissen te rapporteren naar verschillende telefoonnummers. Er zijn drie telefoonnummers en elk telefoonnummer heeft zijn eigen klantnummer, protocol en gebeurtenissen. Het geconfigureerde voorkiesnummer is hetzelfde voor alle drie de telefoonnummers.
NX-10 Installateurhandleiding Gebeurtenissen voor telefoonnummer 1 staan standaard aan en gebeurtenissen voor telefoonnummers 2 – 3 staan standaard uit. Als telefoonnummer 1 en telefoonnummer 2 geprogrammeerd zijn, is de standaardsequentie 1,1 2,2 1,1 2,2 gedurende in totaal acht oproepen naar elk nummer. Tabel 8.
Niveau 1 Niveau 2 Waarde Status Telefoonnummer 1 – Alarm herstel Ingeschakeld Telefoonnummer 1 – Sabotage en herstel Ingeschakeld Telefoonnummer 2 - Alarmmeldingen Ingeschakeld Telefoonnummer 2 – Alarm herstel Ingeschakeld Telefoonnummer 2 – Sabotage en herstel Ingeschakeld Gescheiden rapportering Via gescheiden rapportering wordt de centrale ingesteld om door te melden naar twee verschillende telefoonnummers.
NX-10 Installateurhandleiding Hoofdstuk B1 De programmeermode selecteren Het NX-10-systeem staat het gebruik van twee verschillende programmeermodes toe: programmering op adresbasis en programmering op menubasis. Bij programmering op adresbasis maakt u gebruik van adressen en segmenten om bepaalde waarden in te stellen. Bij programmering op menubasis maakt u gebruik van een menustructuur om bepaalde opties in of uit te schakelen of waarden in te stellen. U selecteert als volgt de programmeermode: 7.
Hoofddtuk B2 De centrale programmeren Overzicht Voordat u het systeem kunt programmeren, moet u de fabriekswaarden voor de centrale instellen. Zie Hoofdstuk B7 Modules registreren voor meer informatie over het registreren en het instellen van fabrieksstandaarden. Ingangen programmeren Figuur 13. 2.1.1 Ingangen menu Zones 2.1.1.1 (1) Zone 1 Zone 2 - 48 Zie bovenstaande Bij meer als 8 zones worden de zones eerst weergeven in groepen en vervolgens als bovenstaande. 2.1.2 Alarmbegrensteller 2.1.
NX-10 Installateurhandleiding 49 ingeschakeld wanneer alle partities waartoe ze behoort, zijn ingeschakeld. De zone wordt onmiddellijk uitgeschakeld zodra één van de partities waartoe deze behoort, wordt uitgeschakeld. De centrale kan beschikken over maximaal 48 zones (maximaal 42 bedrade en maximaal 48 draadloze zones). Er bestaan 30 vooraf gedefinieerde zonetypes. Alle zonetypes kunnen worden bewerkt door de configuratie-eigenschappen te wijzigen. Tabel 11.
(Groepsblokkering) zone wordt geblokkeerd wanneer het commando “Blokkeer groep” wordt opgegeven in het bediendeel. Vaste Sleutelschakelaar Met dit zonetype wordt de partitie of worden de partities van de centrale waarop het aanwezig is ingeschakeld, telkens wanneer de zone wordt geactiveerd. Met dit zonetype wordt de partitie of worden de partities van de centrale waarop het aanwezig is uitgeschakeld, zolang als de zone geopend is.
NX-10 Installateurhandleiding 3. Selecteer Zonetype en druk op OK. 4. Selecteer het gewenste zonetype en druk op OK. 5. Selecteer Zonenaam en druk op OK. 6. Selecteer de gewenste taal en druk op OK. De huidige naam van de zone wordt getoond, bijvoorbeeld Zone 1. 7. Druk op ½ om over te schakelen naar de overschrijfmode en druk op de toetsen 0 t/m 9 om de nieuwe tekens in te voeren. 8. Druk op OK om de wijzigingen te bevestigen. 9.
Een zonetype bewerken Een zonetype is opgebouwd uit een aantal configuratie-eigenschappen. Alle zones die behoren tot een gegeven zonetype delen dezelfde kenmerken. Alle zones moeten tot een zonetype behoren. Er bestaan 30 voorgedefinieerde zonetypes en deze kunt u indien nodig aanpassen. Voordat u een zonetype kunt bewerken, moet u het geavanceerde menu activeren.
NX-10 Installateurhandleiding Uitgangen programmeren Figuur 14. 2.2.1 Uitgangen menu Prog. uitgangen 2.2.1.1 1 () 2.2.1.1.1 Gebeurtenis 2.2.1.1.1.1 2.2.1.1.1.2 2.2.1.1.1.3 2.2.1.1.1.4 Uitgangen 2 - 4 Gelijk als bovenstaande 2.2.1.1.1.5 2.2.1.1.1.6 2.2.1.1.1.7 2.2.1.1.1.8 2.2.1.1.4 Tijdseenheid Tijd Partities 2.2.1.1.5 Attributen 2.2.1.1.2 2.2.1.1.3 2.2.1.1.5.1 2.2.1.1.5.2 2.2.1.1.5.3 2.2.1.1.5.4 2.2.1.1.5.5 2.2.2 Binnensirene 2.2.2.1 Sirene aan bij 2.2.2.1.
4. Druk op NO en ga vervolgens naar Tijdseenheid>Minuten en druk op OK. 5. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Tijdseenheid. 6. Ga naar Tijd en druk op OK. 7. Voer 15 in (15 min.) en druk op OK om de wijzigingen te accepteren. 8. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Tijd. Tabel 12.
NX-10 Installateurhandleiding De binnensirene configureren U kunt de omstandigheden en/of gebeurtenissen instellen waarbij de binnensirene (BELL) geactiveerd zal worden. Voordat u de binnensirene kunt configureren, moet u het menu Geavanceerd inschakelen. In het volgende voorbeeld wordt een kort pulssignaal van de binnensirene ingesteld op het moment dat het systeem wordt ingeschakeld met een sleutelschakelaar. 1. Zorg ervoor dat het menu Geavanceerd is geactiveerd. 2.
De installateurcode instellen Aan een installateurcode kunnen inschakelopties en toegangsrechten zijn verbonden. Voordat u bevoegdheden en toegangsrechten kunt instellen, moet u het menu Geavanceerd activeren. In het volgende voorbeeld worden partitie 1 en 2 toegewezen aan de installateurcode, waarmee het systeem alleen kan worden ingeschakeld. 1. Zorg ervoor dat het menu Geavanceerd is geactiveerd. 2. Ga met de toetsen ½¾ naar Centrale>Codes>Install. code>Code en druk op OK. 3.
NX-10 Installateurhandleiding 57 Communicatieopties instellen Figuur 16. 2.4.1 Doormeldnummers Communicatie menu 2.4.1.1 Telefoonnummers 2.4.1.1.1 Telefoonnr. 1 Telefoonnummers 2 - 6 Gelijk als bovenstaande 2.4.1.1.1.5 Telefoonnummer Klantnummer Protocol Kiespogingen Backup controle 2.4.1.1.1.6 Gebeurtenissen 2.4.1.1.1.1 2.4.1.1.1.2 2.4.1.1.1.3 2.4.1.1.1.4 2.4.1.1.1.4.1 Alarm/insch/uit 2.4.1.1.1.4.1.1 2.4.1.1.1.4.1.2 2.4.1.1.1.4.1.3 2.4.1.2 Klantnummers 2.4.1.3.1 2.4.1.1.1.4.1.
Figuur 17. 2.4.4.3 Rapport codes menu Rapport codes 2.4.4.3.1 Zonetype instellen 2.4.4.3.1.1 (1) Dag/nacht zone Zonetype 2 - 30 Gelijk als bovenstaande 2.4.4.3.2 Partitie rapporten 2.4.4.3. 2.1 (1) Partitie 1 Partitie 2 - 4 Gelijk als bovenstaande 2.4.4.3.1.1.1 2.4.4.3.1.1.2 2.4.4.3.1.1.3 2.4.4.3.2.1.1 2.4.4.3.2.1.2 2.4.4.3.2.1.3 2.4.4.3.2.1.4 2.4.4.3.2.1.5 2.4.4.3.2.1.6 2.4.4.3.2.1.7 2.4.4.3.2.1.8 Rapportcode SIA Code CID Code Herstel Te blokkeren Sabotage Storing Sensor Batt.
NX-10 Installateurhandleiding Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Kiespogingen. 5. De communicatie met een mobiele telefoon instellen Een mobiele telefoon kan ingesteld worden als vorm van meldkamernummer. U kan opgenomen spraakberichten (indien module NX-535 geïnstalleerd) aan events koppelen en doorsturen naar een mobiele telefoon of u kan een sirenetoon naar de mobiele telefoon versturen in geval van alarm.
2. Selecteer 7 dagen en druk op OK. 3. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Interval. 4. Selecteer vervolgens Uren en druk op OK. Geef 12 in en druk op OK. 5. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Uren. 6. Selecteer vervolgens Minuten en druk op OK. Geef 45 in en druk op OK. 7. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Minuten. 8.
NX-10 Installateurhandleiding Partities configureren Figuur 18. 2.5.1 Partities menu (1) Partitie 1 2.5.1.1 Tijden 2.5.1.1.4 Aankomsttijd Vertrektijd Sec.aankomsttijd Sec.vertrektijd 2.5.1.2.1 Inschakelen 2.5.1.1.1 2.5.1.1.2 Partities 2 - 4 Gelijk als bovenstaande 2.5.1.1.3 2.5.1.2 Opties 2.5.1.2.1.1 2.5.1.2.1.2 2.5.1.2.1.3 2.5.1.2.1.4 2.5.1.2.1.5 2.5.1.2.1.6 2.5.1.2.1.7 2.5.1.2.1.8 2.5.1.2.1.9 2.5.1.2.1.10 2.5.1.2.1.11 2.5.1.2.1.12 2.5.1.2.2 Bediendelen 2.5.1.2.2.1 2.5.1.2.2.2 2.5.1.2.2.
Een partitie configureren U kunt partitie-instellingen configureren, zoals opties voor inschakelen en blokkeren. Ook kunt u veiligheidssleutels activeren voor de bediendelen van een partitie. In het volgende voorbeeld wordt de optie stil inschakelen voor automatisch inschakelen ingesteld en wordt de optie ingesteld waarmee een stil paniekalarm kan worden geactiveerd. 1. Zorg ervoor dat het menu Geavanceerd is geactiveerd. 2.
NX-10 Installateurhandleiding Het systeem configureren Figuur 19. 2.6.1 Systeeminstellingen menu Tijden 2.6.1.1 Zones 2.6.1.1.1 2.6.1.1.2 2.6.1.1.3 2.6.1.1.4 2.6.1.2 Voeding 2.6.1.2.1 2.6.1.2.2 2.6.1.2.3 2.6.1.3 Sirene/Deurbel 2.6.1.3.1 2.6.1.3.2 2.6.1.4 Communicatie 2.6.1.4.1 2.6.1.4.2 2.6.1.4.3 2.6.1.5 Overige 2.6.1.5.1 2.6.1.5.2 2.6.1.5.3 2.6.2 Opties 2.6.2.1 Zones program. 2.6.2.1.1 2.6.2.1.2 2.6.2.1.3 2.6.2.1.4 2.6.2.1.5 2.6.2.1.6 2.6.2.1.7 2.6.2.2 Test opties 2.6.2.2.1 2.6.2.
terug naar Interne sirenetijd. Systeemopties configureren U kunt diverse systeemopties instellen, de testopties inschakelen die kunnen worden uitgevoerd vanaf de centrale en de klokopties instellen. In het volgende voorbeeld wordt de centrale zodanig geprogrammeerd dat de sirene wordt geactiveerd en een handmatige testmelding naar de doormeldnummers wordt verricht tijdens het uitvoeren van de zelftest. 1. Zorg ervoor dat het menu Geavanceerd is geactiveerd. 2.
NX-10 Installateurhandleiding Tijdroosters instellen U kunt een tijdrooster opstellen voor het regelen van het openen en automatisch inschakelen van elke partitie. In het volgende voorbeeld wordt een rooster opgesteld voor partitie 1 waarmee deze partitie op maandagen automatisch om 18.00 u. wordt afgesloten als er geen activiteit in het pand is.
Locatie Term Definitie 2.1.1.1.3 Partities Een menu-optie die alle partities laat zien die aan de geselecteerde zone zijn toegewezen De geselecteerde zone kan een gebeurtenis voor deze partities activeren. Een zone kan in een willekeurige combinatie van partities worden ondergebracht. Een zone die in meer dan één partitie wordt ondergebracht, wordt een gemeenschappelijke zone en wordt gerapporteerd aan haar laagste partitienummer.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.1.3.1.1.7 Aankomstbewakingsmode Een zonetype dat valse alarmmeldingen beperkt. Als een zone met aankomstbewaking wordt geopend, wordt de bediendeelzoemer geactiveerd en begint de aankomsttijdvertraging te lopen alvorens een alarm wordt geactiveerd. Dit kan worden geprogrammeerd als een zonetype. 2.1.3.1.1.8 Combinatiezone Een zonetype dat twee of meer keren moet worden geactiveerd voordat het een alarm rapporteert. 2.1.3.1.1.
Locatie Term Definitie 2.1.3.1.3.11 Deurvrijgavezone Een zone-eigenschap waarmee de zone kan fungeren als een deurvrijgavezone. 2.1.3.1.4 Signalering Een menu-optie waarin de zoemereigenschappen zijn gegroepeerd voor een bepaald zonetype. Deze eigenschappen bepalen de tonen die de sirenes en bediendelen produceren wanneer de geselecteerde zone wordt geactiveerd. 2.1.3.1.4.1 2-Tonige sirene Een menu-optie waarmee een 2-tonige sirene in werking wordt gesteld na activering van een inbraakalarm. 2.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.2.1.1.1 Gebeurtenis Een willekeurig voorval, zoals systeeminschakelingen, storingen en alarmmeldingen. Een menu-optie die specificeert welke gebeurtenis een uitgang activeert. 2.2.1.1.1.1 Alarm Een menu-optie die alle alarmgebeurtenissen groepeert die kunnen worden geselecteerd om een uitgang te activeren. 2.2.1.1.1.
Locatie Term Definitie 2.2.1.1.5.3 Actief tijdens sluiting Een menu-optie die een uitgang activeert na de sluitingstijd en vóór de openingstijd. Tijdens deze periodes kunnen codes worden gebruikt om het systeem in/uit te schakelen. Deze tijden worden ingesteld in tijdschema’s. 2.2.1.1.5.4 Actief tijdens opening Een menu-optie die een uitgang activeert tussen de openingstijd en de sluitingstijd. 2.2.1.1.5.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie gegroepeerd. 2.2.3.1 Zoemer Een menu-optie waarin de gebeurtenissen zijn gegroepeerd die de bediendeelzoemer activeren. 2.2.3.1.1 Telefoonlijnfout Een menu-optie waarin de opties zijn gegroepeerd die de bediendeelzoemer activeren wanneer een telefoonlijnfout optreedt. 2.2.3.1.1.1 Bij Syst. Aan Een menu-optie die de bediendeelzoemer activeert wanneer een telefoonlijnfout optreedt bij een ingeschakeld systeem. 2.2.3.1.1.2 Bij Syst.
Locatie Term Definitie servicepersoneel worden toegewezen. 2.3.2.2.3 In/Uitschakelen Een menu-optie die aan een vier- of zescijferige code kan worden toegekend om het systeem in of uit te schakelen afhankelijk van de actuele status 2.3.2.2.4 Hoofdcode Een menu-optie die een code specificeert zodat deze andere gebruikerscodes kan programmeren, op voorwaarde dat ze toegang heeft tot dezelfde partities als de gebruikerscode. De code van gebruiker 1 is de standaard hoofdcode. 2.3.2.2.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.4.1.1.1.2 Klantnummer Een menu-optie die een unieke code specificeert die door de kiezer op de centrale naar het geselecteerde telefoonnummer wordt verstuurd. Deze code wordt gebruikt om de gebruiker van de alarminstallatie te identificeren en te factureren. Er kunnen verschillende klantnummers worden ingesteld voor elk telefoonnummer en elke partitie. Dit wordt ook het accountnummer genoemd.
Locatie Term Definitie 2.4.1.1.1.6.2 Sabotage/storing Een menu-optie waarin de sabotage- en storingsgebeurtenissen zijn gegroepeerd die aan het geselecteerde telefoonnummer worden gerapporteerd. 2.4.1.1.1.6.2.1 Sabotage Een menu-optie die een melding naar het geselecteerde telefoonnummer verstuurt wanneer zich een sabotage-alarm voordoet. 2.4.1.1.1.6.2.2 Sabotageherstel Er wordt melding verstuurd wanneer het sabotagegeheugen niet langer actief is. 2.4.1.1.1.6.2.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.4.1.1.1.7 Partities rapporteren Een menu-optie die bepaalt welke partities meldingen versturen naar het geselecteerde telefoonnummer. Belangrijk: Wanneer een partitie geselecteerd wordt, worden ALLE gebeurtenissen van deze partitie naar de toegewezen meldkamer doorgemeld. Individuele gebeurtenissen in het menu Gebeurtenissen worden genegeerd.
Locatie Term Definitie up/downloadsoftware worden geselecteerd. 2.4.2.7 Code vereist? Een menu-optie waarvoor een gebruikerscode is vereist voordat de gebruiker een up/download kan starten. 2.4.2.8 Vergrendelingen Een menu-optie waarin opties zijn gegroepeerd die bepaalde systeemfuncties vergrendelen. 2.4.2.8.1 Syst.Shutdown Een menu-optie die de up-/downloadsoftware in staat stelt de centrale buiten bedrijf te stellen. Deze optie kan alleen worden ingesteld vanuit de up-/downloadsoftware.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.4.4.1 Partitie rapporten Een menu-optie die de gebeurtenissen specificeert die voor elke partitie zijn ingeschakeld. Gebeurtenissen die in deze optie worden gespecificeerd, worden verbonden met alle partities in het systeem. 2.4.4.1.1 In/Uitschakelen Een menu-optie die de in-/uitschakelingsrapportering activeert. 2.4.4.1.2 Zone blokkering Een menu-optie die een melding naar de doormeldnummers verstuurt wanneer zones worden geblokkeerd. 2.4.
Locatie Term Definitie 2.4.4.2.1.4 RF Detector afwezig Een menu-optie die een melding naar de doormeldnummers verstuurt wanneer een RF detector ontbreekt. RF detectors versturen om de 15 of 64 minuten supervisiesignalen uit, afhankelijk van de frequentie. Een RF ontvanger moet deze signalen ontvangen binnen een bepaalde tijd. Deze tijd wordt ingesteld in menu-item Supervisietimer. Als de RF ontvanger deze signalen niet ontvangt tijdens dit tijdvenster, wordt de RF detector als afwezig beschouwd. 2.4.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.4.4.2.6 Eerste uit/laatste in Een menu-optie die een in-/uitschakelmelding verstuurt naar de doormeldnummers, die aangeeft wanneer het systeem is ingeschakeld en uitgeschakeld. Deze optie kan alleen worden gebruikt in een systeem met meerdere partities. Er wordt een rapport verstuurd met vermelding van de eerste partitie die is geopend. Vervolgens wordt een logboek bijgehouden van wanneer de andere partities zijn geopend en gesloten.
Locatie Term Definitie gebeurtenissen betreffende het bediendeel. 2.4.4.3.3.1 Dwangcode Een menu-optie waarin de rapporteringscodes zijn gegroepeerd, die voor dwanggebeurtenis worden verstuurd. Een dwanggebeurtenis is een situatie waarbij de gebruiker wordt bedreigd en wordt gedwongen het systeem uit te schakelen. Een dwangcode wordt ingevoerd om het systeem normaal uit te schakelen en een dwangalarm te activeren. 2.4.4.3.3.2 Bediend.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.4.4.3.5.7 Communicatiefout Een menu-optie waarin de rapporteringscodes zijn gegroepeerd, die naar de doormeldnummers worden verstuurd wanneer een communicatiefout-gebeurtenis plaatsvindt. 2.4.4.3.6 Overige Een menu-optie waarin rapporteringscodes zijn gegroepeerd voor het melden van overige gebeurtenissen aan de doormeldnummers. 2.4.4.3.6.
Locatie Term Definitie 2.5.1.1.1 Aankomsttijd 1 Een menu-optie waarmee u de tijd instelt waarbinnen de gebruiker de partitie moet uitschakelen alvorens er een alarm optreedt. Deze tijd kan worden ingesteld van 10 tot 255 seconden. 2.5.1.1.2 Vertrektijd 1 Een menu-optie waarmee u de tijd instelt waarbinnen de gebruiker de beveiligde zone moet verlaten na het inschakelen van de partitie, alvorens er een alarm optreedt.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.5.1.2.1.5 Uitgangsdeur Een menu-optie die alleen van toepassing is op secundaire aankomst-/vertrekzones (zones waarvoor de optie Sec.Vertraagd is ingesteld). Indien de optie Uitgangsdeur wordt ingeschakeld, zal de vertrekttijd meteen aflopen zodra de secundaire aankomst/vertrekzones weer gereed zijn (de deur wordt geopend en weer gesloten door de gebruiker die het pand verlaat).
Locatie Term Definitie 2.5.1.2.2.2 Luid Paniek Een menu-optie die ervoor zorgt dat het bediendeel begint te piepen en de binnen- en buitensirenes afgaan wanneer een paniekalarm wordt geactiveerd. 2.5.1.2.2.3 Brand (Aux1) Een menu-optie waarmee de Brandalarmfunctie wordt toegewezen aan een toets op alle bediendelen in de geselecteerde partitie (zie ook de beschrijving voor de optie Dit bediendeel>Functietoetsen).
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.5.1.2.3.1 Auto blokkeren Een menu-optie die volgzones automatisch blokkeert wanneer tijdens de vertrektijd geen vertrek wordt gedetecteerd. Het vertrek wordt gedetecteerd door het openen en sluiten van een aankomst-/vertrekzone. 2.5.1.2.3.2 Code vereist? Een menu-optie die bepaalt of een gebruikerscode vereist is om zones te blokkeren. 2.5.1.2.3.
Locatie Term Definitie 2.6.1.2.2 230V uitval vertragingstijd Een menu-optie die de tijdsduur bepaalt tussen het detecteren van een netspanningsfout op de centrale en het versturen van een melding naar de doormeldnummers. De herstelgebeurtenis wordt verstuurd vier minuten nadat de netspanning is hersteld. 2.6.1.2.3 Opstartvertraging Een menu-optie die de tijdsduur instelt voor een voedingsfoutherstel bij een voedingsfout en het opnieuw opstarten van het systeem.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.6.2.1.2 Sabo behuizing Een menu-optie die de sabotageschakelaar op de centrale activeert. De NX-10 heeft een ingang voor een normaal gesloten sabotageschakelaar. Wanneer deze open gaat, wordt een sabotage van de behuizing gemeld als een gebeurtenis. 2.6.2.1.3 2-Draads rookmelder Een menu-optie waarmee de 2-draads rookmelder in de centrale kan worden ingeschakeld.
Locatie Term Definitie 2.6.2.2.2 Accutest bij inschakelen Een menuoptie die een accutest activeert bij inschakeling. Dit is een automatische test die tijdens het inschakelen wordt uitgevoerd door de centrale om te controleren of de accu naar behoren functioneert. De centrale verlaagt de laadspanning zodat stroom wordt opgenomen van de accu. Als het systeem niet wordt ingeschakeld tussen 00:01 tot 23:59 uur, wordt de test uitgevoerd om 00:00 uur. 2.6.2.2.3 Handm.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 2.6.2.4.4 Eerste Alarm Logica Een menuoptie waarmee de eerste alarm logica wordt ingeschakeld. Deze optie is van invloed op de manier waarop meervoudige alarmen op een bediendeel worden weergegeven. Indien deze optie is ingeschakeld en er treden meerdere alarmen op tijdens een inschakelcyclus, wordt op het bediendeel alleen de eerst geactiveerde zone weergegeven voor het uitschakelen.
Locatie Term Definitie 2.7.3 Automatisch uitschakelen Een menuoptie waarmee de centrale automatisch kan uitschakelen op een bepaald tijdstip. 2.7.4 Schakeltijden Een menuoptie waarin items zijn gegroepeerd, die betrekking hebben op het automatisch inschakelen en de openings- en sluitingstijdstippen. 2.7.3.1 Opening Een menuoptie die het tijdstip instelt waarop het geselecteerde tijdsrooster naar de openingstijd overschakelt.
NX-10 Installateurhandleiding ADRES 2 - COMMUNICATIEPROTOCOL VOOR TELEFOONNR° 1 (1 segment, numerieke data) Adres 2 bevat het communicatieprotocol waarmee naar de ontvanger wordt gestuurd die is verbonden met telefoonnummer°1. Raadpleeg de instructies bij de ontvanger van uw doormeldnummers om te bepalen welk protocol compatibel is. Zie Bijlage 3 voor alle beschikbare protocolselecties.
ADRES 4 - GEBEURTENISSEN GERAPPORTEERD NAAR TELEFOONNR° 1 (2 segmenten, functieselectiedata) Segment 1 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= Alarm In/uitschakelen Zone blokkeren/deblokkeren Zone storing en herstel Voedingsfout (230V fout), accufout, voedingsfout herstel (230V fout herstel) en accufout herstel Sirenefout, sirenfout herstel, telefoonlijnfout herstel Autotest Begin/Einde programmering, download voltooid en logboek vol Segment 2 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= Sabotage zone en behuizing Overspanning noodstroomv
NX-10 Installateurhandleiding wordt gekozen. Een nul in het klantnummer wordt geprogrammeerd als een “0”. Een “10” geeft het einde van het klantnummer aan, dus programmeer een “10” in het segment dat volgt na het laatste cijfer van het klantnummer. Als het klantnummer 6 cijfers lang is, programmeert u alle 6 segmenten. Indien dit adres niet is geprogrammeerd, wordt klantnummer 1 gebruikt wanneer het tweede telefoonnummer wordt gekozen.
programmeren als “0” en gebruikt u adres 11 om alleen de partities te selecteren die moeten worden gerapporteerd naar telefoonnummer°2. Indien er geen gebeurtenissen hoeven te worden gerapporteerd naar telefoonnummer°2, moeten beide adressen worden geprogrammeerd als “0”.
NX-10 Installateurhandleiding ADRES 13 - KLANTNUMMER VOOR TELEFOONNR° 3 (6 segmenten, numerieke data) Gebruik adres 13 voor het programmeren van de klantcode die wordt verstuurd wanneer telefoonnummer°3 wordt gekozen. Een nul in het klantnummer wordt geprogrammeerd als een “0”. Een “10” geeft het einde van het klantnummer aan, dus programmeer een “10” in het segment dat volgt na het laatste cijfer van het klantnummer. Als het klantnummer 6 cijfers lang is, programmeert u alle 6 segmenten.
gerapporteerd. Als u geen dubbele of gescheiden rapportering wilt, moeten adres 16 en adres 17 de fabriekinstelling “0” behouden. Als u wel meervoudige of gescheiden rapportering wilt en de scheiding is gebaseerd op gebeurtenistype (zoals alarm, openen/sluiten, enz.), gebruikt u adres 16 om alleen de gebeurtenissen te selecteren die moeten worden gerapporteerd naar telefoonnummer°3 en kunt u adres 17 beter ingesteld laten op de fabrieksinstelling “0”.
NX-10 Installateurhandleiding Segment 2 7= 8= Aan voor 20 PPS; Uit voor 10 of 40 PPS Aan voor 10 PPS; Uit voor 20 of 40 PPS 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= Aan voor semafoonprotocol (geen handshake vereist).
6= 7= 8= worden gewijzigd bij downloaden) Aan: vergrendelt programmering van alle adressen die te maken hebben met de communicatiemodule (weergave alleen via het bediendeel; moet worden gewijzigd bij downloaden) Aan: vergrendelt de downloadsectie. (Indien “Aan”, kunnen adressen 19-22 niet worden weergegeven via het bediendeel; kan alleen worden weergegeven via het bediendeel wanneer “Uit”.
NX-10 Installateurhandleiding 8= Aan: schakelt de uitgangsdeur in Segment 3 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= Aan: schakelt rapporteringen openen en sluiten in Aan: schakelt rapportering zoneblokkering in Aan: schakelt rapportering zoneherstel in Aan: schakelt rapportering zonestoring in Aan: schakelt rapportering zonesabotage in Aan: schakelt rapportering annuleren in Aan: schakelt rapportering recente sluiting in Aan: schakelt de rapportering van vertrekfout in Segment 4 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= Aan: schakel
Zoneconfiguraties en partitie selecteren STANDAARD ZONECONFIGURATIES Zones kunnen worden geprogrammeerd als een van dertig verschillende zoneconfiguraties (zonetypes). De standaard zoneconfiguraties worden hieronder vermeld. Met programmeeradressen 110-169 kunnen alle zoneconfiguraties worden aangepast. DATA 1 2 3 4 5 6 BESCHRIJVING VAN STANDAARDCONFIGURATIE DAG/NACHT ZONE Gereed wanneer het systeem in ingeschakeld; zonestoring wanneer het systeem is uitgeschakeld.
NX-10 Installateurhandleiding 14 15 16 en de aanwezig/direct-mode is geactiveerd. VERTRAAGD (GROEPSBLOKKERING) Bij een activering wordt aankomsttijdvertraging 1 ingeschakeld. Deze zone wordt geblokkeerd wanneer het commando “Blokkeer groep” wordt opgegeven in het bediendeel. Als er geen activering plaatsvindt gedurende de vertrektijdvertraging, wordt de automatische blokkering of directe zone ingeschakeld als dat zo is geprogrammeerd. INT.
28 29 30 Deze zone zorgt voor een direct alarm wanneer het systeem is ingeschakeld. Deze zone kan geforceerd worden ingeschakeld (zie de definities op pagina's 5-11). DIRECT MET ZONE-ACTIVITEITTELLER Deze zone zorgt voor een direct alarm wanneer het systeem is ingeschakeld. Er wordt een rapport verstuurd als de zoneactiviteitteller wordt bereikt zonder een wijziging van toestand (zie adres 40, segment 11 en adressen 110-169).
NX-10 Installateurhandleiding 4= Partitie 4 ADRES 29 - ZONES 17-24 CONFIGURATIEGROEP (8 segmenten, numerieke data) Adres 29 bevat de configuratiegroep (zonetype) voor zones 17-24. Segment 1 is voor zone 17 en segment 8 is voor zone 24. De standaardconfiguraties vindt u in de bovenstaande tabel. ADRES 30 - PARTITIESELECTIE, ZONES 17-24 (8 segmenten, functieselectiedata) Adres 30 wordt gebruikt om de partitie(s) te selecteren waarin zones 17-24 zich bevinden.
partitie. Segment 1 correspondeert met zone 33 en segment 8 correspondeert met zone 40. Segment 1-8 1= 2= 3= 4= Partitie 1 Partitie 2 Partitie 3 Partitie 4 ADRES 35 - ZONES 41-48 CONFIGURATIEGROEP (8 segmenten numerieke data) Adres 35 bevat de configuratiegroep (zonetype) voor zones 41-48. Segment 1 is voor zone 41 en segment 8 is voor zone 48. De standaardconfiguraties vindt u in de bovenstaande tabel.
NX-10 Installateurhandleiding 5= 6= 7= 8= Segment 3 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= dynamische accutest wordt uitgevoerd bij uitschakeling (zie adres 40) Aan: indien actieve accutest wordt uitgevoerd om de 12 seconden Aan: indien handmatige bel (BEL-uitgang, I/O en relais) test wordt uitgevoerd tijdens de handmatige testfunctie Aan: indien handmatige communicatietest wordt uitgevoerd tijdens de handmatige testfunctie Aan: indien Sabo behuizing-terminals op de centrale zijn ingeschakeld * BEL-uitgang alleen voor
Eveneens moet telefoonlijnbewaking zijn ingeschakeld op adres 40. Gebruik deze optie niet als de enige backup voor de PSTN-kiezer maar als toevoeging op de standaard backup-opties, zoals beschreven in de handleiding voor de GSM-module. ADRES 38 - ALARMBEGRENSTELLER Adres 38 bevat het aantal activeringen op een zone voordat de zone automatisch wordt geblokkeerd. Van 0 t/m 255. Raadpleeg de functiedefinities.
NX-10 Installateurhandleiding 3= 4= 5= 6= 7= 8= functie en de inkomend gesprek beantwoorden voor up/download Aan: schakelt Auto Cancel/Annuleren in Gereserveerd Aan: mode bediendeel afsluiten Aan: gebruikerverificatie openen programmeermode Aan: codes 16 en 17 zijn bewakingscodes Gereserveerd ADRES 42 - INSTALLATEURCODE (6 segmenten, numerieke data) Adres 42 bevat de installateurcode (“Naar programmacode”). Dit adres bevat een code met 4 of 6 cijfers.
uitgang 1 en segment 2 correspondeert met uitgang 2. Segment 1 (Externe voeding 1) Segment 2 (Externe voeding 2) 1= Partitie #1 2= Partitie #2 3= Partitie #3 4= Partitie #4 1= Partitie #1 2= Partitie #2 3= Partitie #3 4= Partitie #4 ADRES 46 - SPECIALE TIMING VOOR EXTERNE UITGANG 1-2 (2 segmenten, functieselectiedata) Adres 46 bevat speciale tijdfunctie-activeringen voor de 2 externe uitgangen (relais). Segment 1 correspondeert met uitgang 1, segment 2 correspondeert met uitgang 2.
NX-10 Installateurhandleiding Data Gebeurtenis 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 Elke blokkering 230V fout Accufout Dwangmatig uit Bediend. 1 brand Bediend. 2 medisch Paniek Sab. Bediendeel Autotest Alarmgeh. (continu) Aankomsttijd Vertrektijd Aank/vertr.tijd Ingeschakelde toestand Uitgeschakeld Systeem gereed Syst niet gereed Brand Storing brand Deurbel Module storing Dyn.
wordt uitgeschakeld. Opmerking: De openingstijd moet vroeger zijn dan de sluitingstijd zodat automatisch inschakelen, externe uitgangen of codeverificatie op de juiste wijze functioneren.
NX-10 Installateurhandleiding Communicatiecodes alleen voor langzame protocollen Opmerking: Adressen 56-83 worden alleen gebruikt voor het rapporteren van gebeurtenissen naar een semafoon, of wanneer een langzaam protocol wordt gebruikt, zoals 4+2. Bij gebruik van Contact ID of SIA is het niet nodig om deze adressen te programmeren.
ADRES 59 - COMMUNICATIECODE STORING, ALLEEN LANGZAME PROTOCOLLEN (4 segmenten, numerieke data) Adres 59 bevat de gebeurteniscode voor een zone “Storing” voor een 4+2 en 3+1 protocol. Voor een 4+2 protocol, wordt het op dit adres geprogrammeerde cijfer verstuurd als het tientallencijfer van de storing-gebeurteniscode. De zone-ID wordt altijd gerapporteerd als het eental van het zonenummer (bijv. zone 12 = 2, zone 44 = 4). Dit adres bevat 4 segmenten.
NX-10 Installateurhandleiding Voor een 3+1 protocol wordt alleen het tiental van segment 1 verstuurd. ADRES 63 - COMMUNICATIECODE BEDIEND. 1 BRAND, ALLEEN LANGZAME PROTOCOLLEN (2 segmenten, numerieke data) Adres 63 bevat de tientallen en eentallen die worden verstuurd voor een 4+2 en 3+1 protocol indien het bediendeel 1 “Brand” is ingeschakeld in de functieselectie voor de partitie. Segment 1 bevat de tientallen; segment 2 bevat de eentallen.
Voor een 3+1 protocol worden alleen de tientallen van segment 1, respectievelijk segment 3 verstuurd. ADRES 68 - COMMUNICATIECODES 230V FOUT / HERSTEL 230V FOUT, ALLEEN LANGZAME PROTOCOLLEN (4 segmenten, numerieke data) Adres 68 bevat de tientallen en de eentallen voor een 4+2 en 3+1 protocol dat wordt verstuurd indien “230V fout”-rapportering is ingeschakeld. Segment 1 bevat de tientallen van de "230V fout"rapportering. Segment 2 bevat de eentallen van de "230V fout"-rapportering.
NX-10 Installateurhandleiding ADRES 72 - COMMUNICATIECODE HERSTEL TELEFOONLIJNFOUT, ALLEEN LANGZAME PROTOCOLLEN (4 segmenten, numerieke data) Adres 72 bevat de tientallen en de eentallen voor een 4+2 en 3+1 protocol dat wordt verstuurd indien “Herstel telefoonlijnfout”-rapportering is ingeschakeld. Segment 1 en segment 2 zijn gereserveerd. Segment 3 bevat de tientallen van de "Herstel telefoonlijnfout"-rapportering. Segment 4 bevat de eentallen van de "Herstel telefoonlijnfout"-rapportering.
ADRES 77 - COMMUNICATIECODE OPENING, ALLEEN LANGZAME PROTOCOLLEN (8 segmenten, numerieke data) Adres 77 bevat de tientallen voor een 4+2 en 3+1 protocol indien “Opening”-rapportering is ingeschakeld. Het eental is het eental van het gebruikernummer dat de opening heeft verricht. Als het gebruikernummer hoger is dan 9, herhalen de nummers zich (bijv. code 6 = 6, code 45 = 5). Dit adres bevat 8 segmenten. Elk segment dat “0” blijft, volgt de selectie voor segment 1.
NX-10 Installateurhandleiding Als u recente inschakelingen en vertrekfouten wilt rapporteren met een unieke code voor elke gebruiker, moet het protocol Contact ID of SIA worden toegepast. ADRES 81 - COMMUNICATIECODES BEGIN PROGRAMMERING EN EINDE PROGRAMMERING, ALLEEN LANGZAME PROTOCOLLEN (4 segmenten, numerieke data) Adres 81 bevat de tientallen en de eentallen voor een 4+2 en 3+1 protocol dat wordt verstuurd indien “Begin / Einde programmering”-rapportering is ingeschakeld.
LOCATIE 85-87 - GERESERVEERD Partitieparameters programmeren Adressen 88-109 zijn voor het programmeren van verschillende klantnummers en/of opties voor elke partitie. Indien een adres niet wordt geprogrammeerd, wordt de optie voor partitie 1 en het klantnummer voor het telefoonnummer gebruikt. ADRES 88 - KLANTNUMMER VOOR PARTITIE 1 (6 segmenten, numerieke data) Adres 88 bevat het klantnummer dat wordt verzonden wanneer partitie 1 wordt gerapporteerd.
NX-10 Installateurhandleiding Segment 3 Aankomsttijd 2 Segment 4 Segment 5 Segment 6 Vertrektijd 2 Gereserveerd Gereserveerd Aankomsttijd die wordt gebruikt wanneer met een Sec. vertraagde zonetype een aankomsttijdvertraging wordt geactiveerd De vertrektijd die wordt gebruikt voor alles zones die zijn ingedeeld als Sec. vertraagd ADRES 92 - KLANTNUMMER VOOR PARTITIE 3 (6 segmenten, numerieke data) Het klantnummer dat wordt verstuurd tijdens het rapporteren van partitie 3 is geprogrammeerd op adres 92.
ADRES 96 - OPTIES EN RAPPORTERINGEN SELECTEREN PARTITIE 4 (5 segmenten, functieselectiedata) Adres 96 wordt gebruikt voor het inschakelen van bepaalde opties die de gebruiker kan activeren of weergeven op het bediendeel van het systeem. Daarnaast worden een aantal communicatierapporteringen ingeschakeld op dit adres. Al deze opties kunnen worden ingeschakeld op partitie. Dit adres bevat 5 segmenten met acht mogelijke opties per segment. Raadpleeg adres 23 voor de optieselecties.
NX-10 Installateurhandleiding 8= Segment 2 Segment 3 Segment 4 Segment 5 (*) Opmerking: 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= 1-8 ingeschakeld te blijven) Lokaal (inschakelen als deze zone niet moet worden gerapporteerd) Opmerking: voor een vaste sleutelschakelaar (AAN/UIT), programmeer zowel "sleutelschakelaar" en "lokaal" Aan: indien configuratiegroep een pieptoon laat horen op het bediendeel bij een alarm Aan: indien configuratiegroep de 2-tonige sirene moet laten
ADRES 114 - RAPPORTCODE ALARM CONFIGURATIEGROEP 3 (1 segment, numerieke data) Adres 114 bevat de rapportcode die wordt verstuurd voor een Contact ID of SIA rapportering. De gewenste rapportcode moet worden gekozen uit de lijst op Tabel 38 of Tabel 39 in Appendix 1. Het zone ID is de zone waarvoor het alarm geldt. Dit adres wordt niet gebruikt voor langzame protocollen (zoals 4+2 en 3+1). Dit adres mag ook de alarmrapportcode bevatten voor het Robofon-protocol (waarde 00-99).
NX-10 Installateurhandleiding zone ID is de zone waarvoor het alarm geldt. Dit adres wordt niet gebruikt voor langzame protocollen (zoals 4+2 en 3+1). Dit adres mag ook de alarmrapportcode bevatten voor het Robofon-protocol (waarde 00-99). ADRES 121 - KENMERKSELECTIE CONFIGURATIEGROEP 6 (5 segmenten, functieselectiedata) Gebruik de “Kenmerkselectie Configuratiegroep”, zoals beschreven op adres 111.
alarmrapportcode bevatten voor het Robofon-protocol (waarde 00-99). ADRES 127 - KENMERKSELECTIE CONFIGURATIEGROEP 9 (5 segmenten, functieselectiedata) Gebruik de “Kenmerkselectie Configuratiegroep”, zoals beschreven op adres 111. ADRES 128 - RAPPORTCODE ALARM CONFIGURATIEGROEP 10 (1 segment, numerieke data) Adres 128 bevat de rapportcode die wordt verstuurd voor een Contact ID of SIA rapportering. De gewenste rapportcode moet worden gekozen uit de lijst op Tabel 38 of Tabel 39 in Appendix 1.
NX-10 Installateurhandleiding ADRES 133 - KENMERKSELECTIE CONFIGURATIEGROEP 12 (5 segmenten, functieselectiedata) Gebruik de “Kenmerkselectie Configuratiegroep”, zoals beschreven op adres 111. ADRES 134 - RAPPORTCODE ALARM CONFIGURATIEGROEP 13 (1 segment, numerieke data) Adres 134 bevat de rapportcode die wordt verstuurd voor een Contact ID of SIA rapportering. De gewenste rapportcode moet worden gekozen uit de lijst op Tabel 38 of Tabel 39 in Appendix 1. Het zone ID is de zone waarvoor het alarm geldt.
ADRES 139 - KENMERKSELECTIE CONFIGURATIEGROEP 15 (5 segmenten, functieselectiedata) Gebruik de “Kenmerkselectie Configuratiegroep”, zoals beschreven op adres 111. ADRES 140 - RAPPORTCODE ALARM CONFIGURATIEGROEP 16 (1 segment, numerieke data) Adres 140 bevat de rapportcode die wordt verstuurd voor een Contact ID of SIA rapportering. De gewenste rapportcode moet worden gekozen uit de lijst op Tabel 38 of Tabel 39 in Appendix 1. Het zone ID is de zone waarvoor het alarm geldt.
NX-10 Installateurhandleiding ADRES 146 - RAPPORTCODE ALARM CONFIGURATIEGROEP 19 (1 segment, numerieke data) Adres 146 bevat de rapportcode die wordt verstuurd voor een Contact ID of SIA rapportering. De gewenste rapportcode moet worden gekozen uit de lijst op Tabel 38 of Tabel 39 in Appendix 1. Het zone ID is de zone waarvoor het alarm geldt. Dit adres wordt niet gebruikt voor langzame protocollen (zoals 4+2 en 3+1). Dit adres mag ook de alarmrapportcode bevatten voor het Robofon-protocol (waarde 00-99).
ADRES 152 - RAPPORTCODE ALARM CONFIGURATIEGROEP 22 (1 segment, numerieke data) Adres 152 bevat de rapportcode die wordt verstuurd voor een Contact ID of SIA rapportering. De gewenste rapportcode moet worden gekozen uit de lijst op Tabel 38 of Tabel 39 in Appendix 1. Het zone ID is de zone waarvoor het alarm geldt. Dit adres wordt niet gebruikt voor langzame protocollen (zoals 4+2 en 3+1). Dit adres mag ook de alarmrapportcode bevatten voor het Robofon-protocol (waarde 00-99).
NX-10 Installateurhandleiding gewenste rapportcode moet worden gekozen uit de lijst op Tabel 38 of Tabel 39 in Appendix 1. Het zone ID is de zone waarvoor het alarm geldt. Dit adres wordt niet gebruikt voor langzame protocollen (zoals 4+2 en 3+1). Dit adres mag ook de alarmrapportcode bevatten voor het Robofon-protocol (waarde 00-99). ADRES 159 - KENMERKSELECTIE CONFIGURATIEGROEP 25 (5 segmenten, functieselectiedata) Gebruik de “Kenmerkselectie Configuratiegroep”, zoals beschreven op adres 111.
zone ID is de zone waarvoor het alarm geldt. Dit adres wordt niet gebruikt voor langzame protocollen (zoals 4+2 en 3+1). Dit adres mag ook de alarmrapportcode bevatten voor het Robofon-protocol (waarde 00-99). ADRES 165 - KENMERKSELECTIE CONFIGURATIEGROEP 28 (5 segmenten, functieselectiedata) Gebruik de “Kenmerkselectie Configuratiegroep”, zoals beschreven op adres 111.
NX-10 Installateurhandleiding 4= 5= 6= 7= 8= Automatische uitschakeling op woensdag Automatische uitschakeling op donderdag Automatische uitschakeling op vrijdag Automatische uitschakeling op zaterdag Gereserveerd LOCATIE 207-211 - GERESERVEERD ADRES 212 – ADRES LCD BEDIENDEEL PROGRAMMEREN (1 segment, numerieke data) Het systeem vereist ten minste 1 LCD bediendeel. De centrale verkrijgt de zonebeschrijvingen van de eerste taal in het LCD bediendeel waarvoor het adres is gedefinieerd op adres 212.
NX-10 adresprogrammeringstabellen Fabrieksinstellingen voor de NX-10 zijn vet en cursief gezet. Deze standaardinstellingen zijn voor de landcode 2 (België/Polen). Adr.
NX-10 Installateurhandleiding 1 2 3 4 12 13 14 15 16 17 Partitie 1 Partitie 2 Partitie 3 Partitie 4 14-14-14-14-14-14-14-14-1414-14-14-14-14-14-14-14-1414-14 10 – 10 – 10 – 10 – 10 – 10 TELEFOON 3, KLANTNUMMER 0 TELEFOON 3, RAPPORTFORMAAT 8 TELEFOON 3, KIESPOGINGEN 0 BACKUP CONTROLE TELEFOON 3, GEBEURTENISSEN SELECTEREN VOOR RAPPORTERING AAN TELEFOON 3 Segment 1 (Omcirkel nummers om te Segment 2 (Omcirkel nummers om te programmeren) programmeren) 1 Alarm 1 Sabotage (zones en behuizing) 2 In/Uitschakel
21 1 2 3 4 5 6 7 8 DOWNLOAD CONTROLE Segment 1 (Omcirkel nummers om te programmeren) Schakelt twee keer antwoordapparaat negeren in Gereserveerd Terugbellen vereist voor downloaden Centrale afsluiten Lokale programmering vergrendelen Communicatieprogrammering vergrendelen Downloadsectie vergrendelen Terugbellen inschakelen op interval autotest 22 TERUGBELNUMMER 23 PARTITIE 1, FUNCTIESELECTIE Segment 1 1 Snel-inschakelen 2 Herstart vertrektijd Auto blokkeren (intern) Stil paniek Luid paniek Externe voed
NX-10 Installateurhandleiding 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 6-6-6-6-6-6-6-6 ZONES 9-16, CONFIGURATIEGROEPEN ZONES 9-16, PARTITIESELECTIE (Segment 1=Zone 9 t/m Segment 8=Zone 16) Segmenten 1 2 3 4 5 6 Partitie 1 1 1 1 1 1 1 Partitie 2 2 2 2 2 2 2 Partitie 3 3 3 3 3 3 3 Partitie 4 4 4 4 4 4 4 6-6-6-6-6-6-6-6 ZONES 17-24, CONFIGURATIEGROEPEN ZONES 17-24, PARTITIESELECTIE (Segment 1=Zone 17 t/m Segment 8=Zone 24) Segmenten 1 2 3 4 5 6 Partitie 1 1 1 1 1 1 1 Partitie 2 2 2 2 2 2 2 Partitie 3 3 3 3 3 3
6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 37 1 2 1-8 38 39 Handmatige sirenetest uitgevoerd tijdens handmatige testfunctie (BEL-uitgang, I/O en relais) Handmatige communicatietest uitgevoerd tijdens handmatige testfunctie Sabo behuizing ingeschakeld Segment 3 (Omcirkel nummers om te programmeren) Rapportering sabo behuizing ingeschakeld Rapportering voedingsfout ingeschakeld Rapportering accufout ingeschakeld Rapportering overspanning noodstroomvoorziening ingeschakeld Rapport
NX-10 Installateurhandleiding 3 4 5 6 7 8 40 Bediendeel klinkt bij voedingsfout Bediendeel klinkt bij detectie accufout Bediendeel klinkt tijdens activering van een combinatiezone Bediendeel klinkt bij sabotagealarm Bediendeel klinkt voor paniektoetsen Bediendeel klinkt bij modulestoring SYSTEEMTIJDEN Segment 1 Duur dynamische accutest (0-30 minuten) Segment 2 Vertraging rapportering 230V fout (0-255 minuten) Segment 3 Opstartvertraging (0-60 seconden) Segment 4 Sirenetijd (1-255 minuten) Segment 5 Vert
1 2 3 4 Segment 2 (Omcirkel nummers om te programmeren) “Naar programmacode” inschakelen voor partitienr. 1 “Naar programmacode” inschakelen voor partitienr. 2 “Naar programmacode” inschakelen voor partitienr. 3 “Naar programmacode” inschakelen voor partitienr.
NX-10 Installateurhandleiding 53 Segment 2 Programmeer de minuten na het uur van de openingstijd SLUITINGSTIJD / AUTOMATISCHE INSCHAKELINGSTIJD Segment 1 Programmeer het uur van de sluitingstijd / automatische inschakelingstijd Segment 2 Programmeer de minuten na het uur van sluiting / de automatische inschakelingstijd 0 20 0 54 DAGEN VAN DE WEEK WAAROP MET “INSCH.
61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 8587 Segment 2 Sensor batt.fout-code Partitie 2 Segment 3 Sensor batt.fout-code Partitie 3 Segment 4 Sensor batt.fout-code Partitie 4 COMMUNICATIECODE SENSOR ZOEK, ALLEEN LANGZAME PROTOCOLLEN Segment 1 Sensor zoek-code Partitie 1 Segment 2 Sensor zoek-code Partitie 2 Segment 3 Sensor zoek-code Partitie 3 Segment 4 Sensor zoek-code Partitie 4 0 0 0 0 0 0 0 COMMUNICATIECODES ALLEEN VOOR LANGZAME PROTOCOLLEN DWANGMATIG UIT BEDIEND.
NX-10 Installateurhandleiding 5 6 Luid paniek Externe voeding 1 5 6 7 Externe voeding 2 7 8 Blokk.code 8 meervoudige ingave Segment 4 Te Vroeg Uit/Te Laat In rap. 1 Blokkeertoets actief inschakelen Stille automatische inschakeling activeren Vert.zone auto direkt (aankomst/vertrek) inschakelen Uitgangsdeur 91 Auto IN IN/Aanwezig NACHT Direct inschakelen Sabotage ontbreken detector indien ingeschakeld 5 AANWEZIG Direct inschakelen 6 Met sab/comm.
Segment 2 (Vertrektijd) Segment 3 (Sec.aankomsttijd) Segment 4 (Sec.vertrektijd) Gereserveerd Gereserveerd 95 96 PARTITIE 4, KLANTNUMMER PARTITIE 4, FUNCTIESELECTIE Segment 1 1 Snel-inschakelen 2 Herstart vertrektijd 1 2 Auto blokkeren (intern) Stil paniek Luid paniek Externe voeding 1 3 4 5 6 7 Externe voeding 2 7 8 Blokk.code 8 meervoudige ingave Segment 4 Te Vroeg Uit/Te Laat In rap.
NX-10 Installateurhandleiding 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1-8 Deurbel 8 Aankomstbewakingsmode Segment 3 (Omcirkel nummers om te programmeren) 5 Kiezervertragingszone Snelle zonereactietijd 6 Alarmbegrenzing Dubbele EOL-sabotagezone Storingszone (Brand en Dag/nachtzone) 7 Herstelmelding 8 Inluisteren Combinatiezone Segment 4 (Omcirkel nummers om te programmeren) Monitor zoneactiviteit 5 Gereserveerd Geen eindelusweerstand 6 Gereserveerd Zone fungeert als Deurvrijgavezone 7 Gereserveerd Zone fungeert als toegangscon
7 5-1245-25678 20 24-125-278 20 24-5-278 5 7-125-25678 4 0-1245-25678 5 45-1245-25678 3 248-125-2 4 0-1257-25678 4 0-125-25678-1 4 0-125-5678-2 11 24-125-278 0-0-0-0-0-0-0-0 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170205 RAPPORTCODE ALARM CONFIGURATIEGROEP 20 KENMERKSELECTIE CONFIGURATIEGROEP 20 RAPPORTCODE ALARM CONFIGURATIEGROEP 21 KENMERKSELECTIE CONFIGURATIEGROEP 21 RAPPORTCODE ALARM CONFIGURATIEGROEP 22 KENMERKSELECTIE CONFIGURATIEGROEP 22 RAPPORTCODE A
NX-10 Installateurhandleiding Hoofdstuk B3 Het NX-1048-bediendeel programmeren Overzicht Elk NX-1048-bediendeel is voorzien van een zoemer en een LCD-scherm waarop berichten kunnen worden weergegeven in diverse talen. Elk NX-1048-bediendeel moet zijn geregistreerd, ingesteld op de landinstellingen van het geselecteerde land en gereset naar de fabrieksinstellingen voordat u begint met het programmeren van het systeem.
Figuur 21. 3.2 Nummer Partitie 3.3 Opties 3.1 NX-1048-bediendeel menu 3.3.12 Sab. behuizing Stil bediendeel Deurbel aan/uit 5 sec. stilte? IN: zone info? Biep bij paniek Hoofdbediendeel Serviceboodsch. Klantboodschap? Vaste klanttekst Klok? 24-uur notatie? 3.3.13 Extra opties 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8 3.3.9 3.3.10 3.3.11 3.3.13.6 Menu: druk op OK LED verlichting UIT Verberg PINcode Biep RF-zone zoek Multipartitie weergave Tel.nr wijzigen door gebr.? 3.3.13.
NX-10 Installateurhandleiding Algemene opties U kunt het LCD-scherm, de bediendeelzoemer en de combinatietoetsen configureren. In het volgende voorbeeld wordt het bediendeel zodanig geconfigureerd dat alle codes als sterretjes op het scherm verschijnen, in plaats van als cijfers. Tevens wordt de bediendeelzoemer zodanig geconfigureerd dat deze een toon afgeeft als de draadloze ontvanger niet binnen de supervisietijd reageert. 1. Ga met de toetsen ½¾ naar Dit bediendeel>Opties en druk op OK. 2.
anders een heleboel menuopties voor moet kiezen of codes moet invoeren. De manier waarop de functies werken is afhankelijk van de andere systeeminstellingen. De functie IN/afwezig werkt bijvoorbeeld als een sneltoets van één toets, alleen in de één-partitiemode indien de menuoptie Installateurmenu> Centale>Partities>Partitie 1>Opties>Inschakelen>Snel-inschakelen is ingesteld. Sommige functies worden standaard toegekend aan bepaalde toetsen, en kunnen permanent worden vastgezet af fabriek.
NX-10 Installateurhandleiding zones te verwijderen, voert u het nummer opnieuw in. Als u het systeem gedeeltelijk wilt inschakelen met de geselecteerde geblokkeerde zones, voert u de gebruikerscode in. Door het systeem uit te schakelen, worden de ingestelde geblokkeerde zones gewist. Blokkeer groep Automatisch alle zones blokkeren met de kenmerkset Blokkeer groep (bijvoorbeeld, zonetype Int.Volgzone (Groepsblokkering)). Dit is een sneltoets voor de menuoptie Gebruikersmenu>Blokkeer groep.
De sabotageschakelaar instellen Het draadloze bediendeel beschikt over een basis RF bediendeel. De installateur beslist hoe het bediendeel fungeert wanneer deze uit de muurhouder wordt genomen. Met de optie Altijd sabotage wordt het draadloze bediendeel aan de muur bevestigd als een bedraad bediendeel, terwijl met het uitschakelen van deze optie het bediendeel volledig draagbaar wordt binnen het bereik van de RFverbinding.
NX-10 Installateurhandleiding De batterij van de verlichting vervangen 1. Duw het deksel van het batterijvak in de richting die op het deksel wordt aangeduid met een pijl. Open het batterijvak voor de verlichting en vervang de batterijen. 2. De bedrijfsbatterij vervangen De hoofdgebruiker mag de bedrijfsbatterij vervangen en moet zich daarbij houden aan de volgende procedure. 3. Schakel het systeem uit. 4. Druk op OK en voer uw hoofdgebruikerscode in om het gebruikersmenu te openen. 5.
los. 8. Open het batterijvak van de bedrijfsbatterijen en vervang de vier de batterijen. U moet deze handeling binnen 5 minuten voltooien. U mag alleen Duracell- of Energizerbatterijen van het type AA gebruiken. 9. Sluit het batterijvak binnen 30 seconden na het vervangen van de batterijen. 10. Als de boodschap "Eindigen: Tik #" wordt weergegeven, druk dan op de toets # om de normale werking van het bediendeel te herstellen.
NX-10 Installateurhandleiding LET OP: Batterijen kunnen exploderen of brandwonden veroorzaken als ze worden opgeladen, onjuist uit of in elkaar worden gehaald, of worden blootgesteld aan vuur of hoge temperaturen. Lever gebruikte batterijen in volgens de instructies bij de batterijen en/of volgens de plaatselijke weten regelgeving. Houd ze buiten het bereik van kinderen. Vervang de batterijen alleen door Energizer- of Duracell AA-batterijen. Gebruik geen andere typen batterijen.
2. Selecteer het gewenste partitienummer en druk OK. 3. Selecteer het nummer van het bediendeel waarnaar de instellingen moeten worden gekopieerd en druk OK. 4. Tijdens het kopiëren van de instellingen wordt de boodschap ‘Kopiëren’ op het bediendeel weergegeven. Wanneer de bewerking is voltooid, keert de tekst Bediendeel # terug.
NX-10 Installateurhandleiding 1. Ga met de toetsen ½¾ naar Dit bediendeel en druk op OK. 2. Selecteer Bediendeeltekst, druk op OK en selecteer een taal met behulp van de toetsen ½¾. 3. Ga naar Zones/Boodsch.>Klantboodschap?, druk op OK en bewerk de desbetreffende regel van de boodschap. 4. Druk op OK. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug naar Klantboodschap?. Bewerk eventueel de andere regel van de boodschap.
5. Ga naar Partities>Partitie 1>Tijden>Sec.vertrektijd en druk op OK. 6. Selecteer 10 en druk op OK. 7. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug naar Sec.vertrektijd. 8. Ga met de toetsen ½¾ naar Dit bediendeel en druk op OK. 9. Ga naar Opties>Extra opties>Vertrekzoemer>Vertrektijd. 10. Gebruik de toetsen ½¾ om de status te wijzigen in actief en druk op OK. 11.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 3.1 Bediendeelnummer Een menuoptie die het bediendeelnummer binnen de partitie instelt. Het bediendeel kan worden genummerd van één tot acht. Het gekozen nummer is gekoppeld aan het modulenummer dat aan de doormeldnummers wordt gerapporteerd in geval van sabotage of problemen met uitbreidingsmodules. 3.
Locatie Term Definitie 3.3.10 Vaste klanttekst Een menuoptie waarmee het aangepaste bediendeelbericht op het geprogrammeerde bediendeel onafhankelijk wordt gemaakt van de andere bediendelen in het systeem. Indien uitgeschakeld, kan het bewerken van de klantboodschap op een willekeurig bediendeel betekenen dat op alle bediendelen in het systeem hetzelde bericht wordt weergegeven. 3.3.11 Klok? Een menuoptie die de klok op het bediendeel weergeeft.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 3.3.13.8.1 Modulenummer Een menuoptie die het X-10 modulenummer instelt dat wordt gebruikt om een bepaalde X-10 module op de geselecteerde module te identificeren. Aan elke systeemmodule wordt een NetworX-databus modulenummer toegewezen. Het systeem gebruikt dit nummer om de module te identificeren. Het wordt eveneens gebruikt om problemen met de module (zoals sabotage en modulesupervisieproblemen) aan de doormeldnummers te rapporteren. 3.3.13.8.
Locatie Term Definitie 3.5 Taalkeuze Een menuoptie waarmee een van de beschikbare talen voor de bediendeelinterface kan worden gekozen. Het is mogelijk om van alle beschikbare interfacetalen uit maxmaal vier talen te kiezen (Taal 1 t/m 4). De hier geselecteerde talen kunnen worden gewijzigd door de gebruiker (of de installateur) met de OK-toets. 3.6 Bediendeeltekst Een menuoptie die de taalopties voor het huidige bediendeel groepeert.
NX-10 Installateurhandleiding Locatie Term Definitie 3.10 Test opties Een menuoptie waarmee de draadloze bediendeelopties worden gegroepeerd, die betrekking hebben op de testopties van het bediendeel, zoals Goed Pakketteller, Laatste slechte pakket, enz.. 3.11 Model Een menuoptie die het huidige model van het bediendeel toont. 3.12 Versie Een menuoptie die de huidige softwareversie van het bediendeel toont. 3.
NX-1048-W LCD-bediendeel (bedraad) Voedingsspecificaties Voedingsspanning 9 V … 14,4 V Stroomverbruik – verlichting AAN, zoemer AAN 35,0 mA bij 13,8 V ± 5% Stroomverbruik – verlichting AAN, zoemer UIT 28,9 mA bij 13,8 V ± 5% Stroomverbruik – standby 13,8 mA bij 13,8V ± 5% ± 2% Specificaties algemene voorzieningen Grootte printplaat Afmetingen (breedte x hoogte x diepte) 158 x 88 x 1,2 mm Grootte behuizing Afmetingen (breedte x hoogte x diepte) 178 x 102 x 20 mm Omgeving Bedrijfstemperatuu
NX-10 Installateurhandleiding Hoofddtuk B4 De andere bediendelen programmeren Figuur 22. 4.1 Het menu Ander bediendeel (1) Partitie 1 Partities 2 - 4 Gelijk als bovenstaande 4.1.1 Bediendeel 1 Bediendelen 2 - 8 Gelijk als bovenstaande 4.1.1.1 4.1.1.2 4.1.1.3 Model Versie Standaard maken Dit menu is niet van toepassing voor NX-10. Voor het programmeren van andere bediendelen selecteert u Installeurmenu>Ander bediendeel en selecteert u de partitie met het bediendeel.
Hoofdstu B5 De RF-ontvangers instellen Het RF-systeem programmeren Figuur 23. 5.1 RF-menu Ontvanger 32 5.1.1 Start zone * Voor meer 868 RF-ontvangers alleen 33 - 39 RF ontvangers Gelijk als bovenstaande 5.1.2 Inleren RF Mod. Wis Module RF 5.1.3 5.1.4 RSSI Controle 5.1.2.1 Sensor RF 5.1.2.1.1 (1) Zone 1 5.1.2.2 Bediendeel RF 5.1.2.1.1 Bediendeel RF 1 5.1.2.3 Sirene/IO RF 5.1.2.1.1 Sirene/IO mod.1 5.1.2.4 Inleren opeenvolgend 5.1. 3.1 Wis Sensor RF 5.1. 3.1.1 RF Zone 1 5.1.3.2 5.
NX-10 Installateurhandleiding De ingebouwde draadloze ontvanger van de NX-10 is alleen compatibel met de draadloze detectoren en keyfobs van het type 868MHz Generation 2. Bestaande ontvangers (868MHz FM en 433MHz AM) kunnen ook worden aangesloten op de NX-10-databus. De ingebouwde ontvanger van de NX10 is geregistreerd als module 32. Standaardwaarden draadloze modules laden Voordat u de RF-ontvangers kunt programmeren, moet u deze registeren en de standaardwaarden laden. 1.
Zender Actie DUAL Activeer de sabotageschakelaar door de achterplaat van de DUAL af te nemen. Brandmelder Houd de testknop ingedrukt. Opmerking: Sommige brandmelders vereisen in plaats hiervan de activering van de sabotageschakelaar. Zie de handleiding van de melder voor exacte instructies.
NX-10 Installateurhandleiding 3. Selecteer Inleren RF Mod.>Bediendeel RF en selecteer vervolgens het nieuwe bediendeelnummer (Bediendeel RF 1 t/m 4) en druk op OK. De centrale start de inleesprocedure en het bericht Inleesstand wordt weergegeven. 1. Plaats de batterijen in het draadloze bediendeel. Hiermee wordt het initialisatieproces van het bediendeel gestart.
Draadloze bediendelen verwijderen U kunt draadloze bediendelen uit het systeem verwijderen. In het volgene voorbeeld wordt het draadloze bediendeel nr. 2 verwijderd. 1. Open de programmeermode met behulp van het andere bediendeel, navigeer met de toetsen ½¾ naar Draadloze ontv. en druk op OK. 2. Selecteer Ontvanger nr. 32 en drukt u OK. 3. Selecteer Wis Module RF>Wis Bediendeel R. en selecteer vervolgens het bediendeelnummer van het bediendeel dat u wilt verwijderen (Bediendeel RF 2) en druk op OK. 4.
NX-10 Installateurhandleiding Draadloze sirenes inleren Voer de volgende stappen uit om een draadloze sirene aan het systeem toe te voegen: 1. Open de programmeermode op het bediendeel, navigeer met de toetsen ½¾ naar Draadloze ontv. en druk op OK. Opmerking: Het is raadzaam om geen apparaten in te leren vanaf het bediendeel dat tot een andere partitie behoort dan Partitie 1. 2. Selecteer het betreffende databus ID van de module en druk op OK. U kunt bijvoorbeeld Ontvanger nr.
IO-modules configureren De I/O-module is een PCB-apparaat dat kan worden aangesloten op elke toepassing, zodat deze kan worden aangestuurd via een draadloze verbinding. De te beheren toepassing moet over een eigen stroomvoorziening beschikken. Een belangrijke toepassing van de I/O-module is een draadloze sirene/flitslicht met een eigen accupack om door te kunnen blijven werken en de I/O-module voor draadloze besturing en supervisie (zie De draadloze sirenes installeren op pagina 29).
NX-10 Installateurhandleiding 3. Selecteer Gebeurtenis>Volg X10 Commando en druk op OK. 4. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Gebeurtenis. 5. Ga met de toetsen ½¾ naar X-10 Adres>Modulenummer, voer 5 in en druk op OK. 6. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug naar Modulenummer. 7. Ga met de toetsen ½¾ naar X-10 Adres>X-10 Huiscode, ga naar P en druk op OK. 8.
selecteer vervolgens Keyfob>Keyfob Funct 1 en druk op OK. 3. Ga naar Schakel uitg. 1 en druk op OK. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug naar Keyfob Funct 1. 4. Ga met de toetsen ½¾ naar Draadloze ontv.>Ontvanger nr. 32>Uitgangen en druk op OK. 5. Ga naar I/O 4 Uitgang 1 en druk op OK. 6. Selecteer Gebeurtenis>Keyfob Funct 1 en druk op OK. 7. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Gebeurtenis. 8.
NX-10 Installateurhandleiding Toepassing Activatie Accufout Antipassivation Actief Buitensirene Operationele batterij 3.0 V Batterij voor uitgangen 9.8 V Binnensirene Operationele batterij 2.3 V Batterij voor uitgangen 9.0 V Operationele batterij 2.3 V Standalone IO module Niet Actief Niet Actief Supervisietijden instellen Er zijn drie opties voor draadloze supervisie: Korte supervisie, Lange supervisie en Brand supervisie.
• Waarde tussen 80 en 50: Dit is een normale bedrijfswaarde voor detectors die zich op enige afstand van de ontvanger bevinden. • Waarden kleiner dan 50: Uitstekende omstandigheden. De RSSI-waarden kunnen veranderen door omgevingsomstandigheden zoals extra meubelen of metalen constructies. In het volgende voorbeeld wordt de RSSI-waarde van zone 2 op ontvanger 32 getest. 1. Ga met de toetsen ½¾ naar Draadloze ont.>Ontvanger nr. 32 en druk op OK. 2.
NX-10 Installateurhandleiding Term Definitie Bd.RF bij aankomst aan Wanneer deze optie is ingesteld op Actief, worden alle draadloze bediendelen geactiveerd na het starten van de aankomsttijd, met andere woorden, wanneer ze uit de slaapmode ontwaken. Wanneer deze optie is ingesteld op Niet actief, worden de bediendelen niet geactiveerd. Bd.
Term Definitie Globale Sirene Een menu optie die specifieert indien de uitgang aangestuurd wordt door middel van events die niet tot een partitie kunnen toegekend worden, bijvoorbeeld, "storing uitbreiding". Indien er een "Siren On flag" is bij een partitie dan wordt de "Global siren" niet getest. I/O Uitg.met Code Wanneer uitgangen worden geactiveerd met een gebruikercode (gebeurtenis 45), kunnen met deze optie bepaalde codes worden beperkt in het activeren van bepaalde uitgangen.
NX-10 Installateurhandleiding Term Definitie Lange supervisietijd Een menuoptie die de lange supervisietijd opgeeft voor RF modules. RF modules op 868 MHz rapporteren doorgaans om de 15 minuten. Afhankelijk van de nationale voorschriften, moet deze Korte supervisietijd op bepaalde waarden worden ingesteld. Log Event Een menu optie die specifieert indien het aansturen van de uitgang dient weggeschreven te worden in het logboek van de centrale.
Term Definitie Sabotage Een menuoptie die de sabotagedetectie van een rookmelder in-/uitschakelt. Sensor RF Een menuoptie waarmee de inleesmode voor de RF zone (sensor) wordt geactiveerd. Sirene/IO opties Een menu die diagnose opties bevat voor de IO modules. Sirene/IO RF Een menuoptie waarmee de inleesmode voor de sirene of IO-module wordt geactiveerd.
NX-10 Installateurhandleiding Term Definitie X-10 Huiscode Een menuoptie die de code instelt waarmee een bepaald gebouw kan worden geïdentificeerd. Deze code is nodig indien eventuele naburige gebouwen eveneens zijn uitgerust met een X-10 domoticasturingssysteem. Meer informatie over het X-10 domoticasturingssysteem vindt u op www.x10europe.com. Zend Keyfob ID Een menuoptie die de afstandsbediening laat rapporteren als de zone waarin ze wordt ingelezen.
Uitgang Adres 79 4 80 81 82 5 83 84 85 6 86 87 88 7 89 90 91 8 92 93 Segment Type Beschrijving 1 dec waarde Gebeurtenisnummer 2 dec waarde Zone-/gebruikernummer 3 dec waarde Tijd 1 optie Speciale configuratie 2 optie Partitie 1 hex-waarde X-10 modulenummer 2 hex-waarde X-10 huiscode 1 dec waarde Gebeurtenisnummer 2 dec waarde Zone-/gebruikernummer 3 dec waarde Tijd 1 optie Speciale configuratie 2 optie Partitie 1 hex-waarde X-10 modulenummer 2 hex-waard
NX-10 Installateurhandleiding 181 Segment 2 - Zone/gebruiker Selecteert het zone- of gebruikernummer dat nodig is om een uitgang te activeren. Indien dit adres wordt geprogrammeerd als nul (“0”), kan de uitgang worden geactiveerd door elke willekeurige zone of gebruiker (zie ook adres 68). De zone/gebruiker filter is enkel van toepassing voor de volgende events: Inbraak Alarm, Brand Alarm, 24 uur Alarm, Zone Tamper (de zone nummers worden genegeerd), en Code Ingave (gebruikernummers worden genegeerd).
Segment 2 - X10 Huiscode Programmeer een nummer van 0-15 voor de corresponderende X-10 huiscode van de volgende tabel.
NX-10 Installateurhandleiding Optie 8 Functie UIT Code activeert NIET Uitgang 7 AAN Code activeert Uitgang 8 UIT Code activeert NIET Uitgang 8 183
Hoofdstuk B6 De GSM/GPRS-module instellen (NX-7002) Overzicht Als u GSM/GPRS-functionaliteit wilt toevoegen aan de centrale, moet u een NX-10 model met ingebouwde GSM/GPRS gebruiken, of moet u een afzonderlijke NX-7002 module toevoegen. Slechts één GSM/GPRS-module kan worden gebruikt met het modulenummer 78. De opties voor de GSM/GPRS-module zijn als volgt: • Rapportering van draadloze gebeurtenissen. • 12 instelbare rapporteringsbestemmingen.
NX-10 Installateurhandleiding Registreren van de GSM/GPRS-module Wanneer u de optie voor het registreren van modules selecteert, wordt de GSM/GPRS-module zowel op de centrale als op het bediendeel geregistreerd. Het bediendeel moet de module registreren om de betreffende menuopties te kunnen weergeven. U kunt de registratie verifiëren door te controleren of de registratie van de GSM/GPRS-module in het logboek wordt vermeld. Note: 1.
Een SIM-kaart installeren " ! Bus Err GPRS SIM Acti e Err Reportin g PSU Err GSM in Use OPEN OPEN OPEN LOCK LOCK 1 2 3 4 5 LOCK $ # OPEN OPEN LOCK LOCK % & OPEN OPEN LOCK LOCK LET OP: Zorg ervoor dat u nooit statisch bent geladen wanneer u met elektronische onderdelen werkt. 1. Schakel het systeem uit voordat u de SIM-kaart installeert. 2. Zoek de SIM-kaarthouder ! op de kaart. 3. Open de SIM-kaarthouder door de clip te verschuiven, zoals afgebeeld in ", en de houder op te lichten. 4.
NX-10 Installateurhandleiding 187 De RSSI-waarde testen Tijdens de aanmeldingsprocedure moet u de RSSI-waarde (signaalsterkte) van de NX-7002 controleren en deze noteren in de systeemdocumentatie. De RSSI-waarde is gekoppeld aan de signaalsterkte van het GSM-netwerk en varieert van 0-31 (99 = onbekend). De RSSI-waarde kan veranderen door omgevingsomstandigheden zoals extra meubelen of metalen constructies. Als de RSSI-waarde niet voldoende is, moet u de antenne verplaatsen voor een betere ontvangst.
• De SIM ERR (Untranslated)-LED geeft aan dat de SIM-kaart is geblokkeerd en dat een PUK-code vereist is om de blokkering ongedaan te maken. • De GPRS (Untranslated)-LED geeft aan dat de module is verbonden met het GPRSnetwerk. Deze LED dooft wanneer de module niet meer is verbonden met het GPRSnetwerk, bijvoorbeeld wanneer deze een spraakkanaal of CSD gebruikt. • De REP (untranslated)-LED geeft aan dat TCP/SMS-rapportering plaatsvindt.
NX-10 Installateurhandleiding De GSM/GPRS-module (NX-7002) programmeren Figuur 24. 15.1 Rapportering NX-7002 menustructuur 15.1.1 Rapporteermanier (1) Rap.manier 1 15.1.1.1.1 Rapport 2 - 6 Gelijk als bovenstaande 15.1.1.1.2 Doormeldselectie Backup selectie 15.1.1.1.3 Gebeurtenissen 15.1.1.1 15.1.1.1.3.1 Alarm/insch/uit 15.1.1.1.3.1.1 15.1.1.1.3.1.2 15.1.1.1.3.1.3 15.1.1.1.3.2 Sabotage/storing 15.1.1.1.3.2.1 15.1.1.1.3.2.2 15.1.1.1.3.2.3 15.1.1.1.3.2.4 15.1.1.1.3.2.5 15.1.1.1.3.2.6 15.1.1.
Voordat u de GSM/GPRS-module kunt programmeren, moet u de module registeren en resetten. Zie De systeemmodules registreren op pagina 228 voor meer informatie over registreren en resetten. Als u de GSM/GPRS-module wilt programmeren, selecteert u Installateurmenu>NX-7002 GPRS/GSM. Programmeeropties U kunt de module programmeren via een bediendeel of met behulp van de DL900-software. U kunt de volgende opties selecteren: • Het rappoteringsformaat dat moet worden gebruikt. • De rapporteringsbestemming.
NX-10 Installateurhandleiding (NX-7002 Module>Rapportering>Rapporteermanier). Bijvoorbeeld, indien een partitiegebeurtenis zoals Inschakelen/Uitschakelen, doorgemeld dient te worden dan moet dit geactiveerd worden in zowel Centrale>Communicatie>Rapportering>Partitie Rapport>In/Uitschakelen en in NX-7002 Module>Rapportering>Rapporteermanier>Gebeurtenissen>In/Uitschakelen. Hetzelfde geldt voor systeemmeldingen zoals Sabotage behuizing, Programmering of Storing Uitbreiding.
Rapporteringsmethoden SMS U kunt rapporten via SMS verzenden in SIA, XSIA Contact ID-rapportindeling. Voor elke rapportbestemming kunt u één gebeurtenislijst configureren. TCP/IP U kunt rapporten via TCP/IP verzenden in SIA, XSIA Contact ID-rapportindeling. Voor elke rapporteringsbestemming kunt u één gebeurtenislijst configureren. Rapporteringscontrollers De GSM/GPRS-module bevat zes rapporteringscontrollers.
NX-10 Installateurhandleiding rapporteringsmodule, bijvoorbeeld een rapporteringsmodule op de centrale, als de primaire rapporteringsmodule. De GSM/GPRS-module wordt alleen gebruikt als rapporteringsmodule als er een storing is op de primaire rapporteringsmodule. Ga als volgt te werk: • Ga met de toetsen ½¾ naar NX-7002 GPRS/GSM>Rapportering> Rapporteermanier>Rap.manier n>Backup selectie en druk op OK.
Centrale/ GSM/GPRS-module als backup voor de GSM/GPRS-module Backup-rapporten worden verzonden als de GSM/GPRS-module er niet in slaagt primaire rapporten te verzenden. Backup-rapporten kunnen worden verzonden door een andere rapporteermanier op de module of door een andere module binnen het systeem. Andere rapporteermanier van de GSM/GPRS-module als backup • Stel een rapporteermanier in op Rapporteren als>Altijd rapporteren.
NX-10 Installateurhandleiding verbinding. 3. Nadat de verbinding is verbroken start de NX-7002 een up-/downloadsessie. Polling configureren U kunt de GSM/GPRS-module zodanig configureren dat deze zo nu en dan bij een ontvanger meldt dat deze nog steeds actief is. Dit wordt polling genoemd. Polling vindt vaker plaats dan een dagelijkse testmelding, maar minder vaak dan permanente bewaking.
GPRS-verbinding. De verbinding wordt tot stand gebracht via een TCP/IP-netwerk. In plaats van een telefoonnummer wordt een IP-adres ingesteld. De opties Terugbellen vereist? en Oproep Beantw. van worden genegeerd. 1. Ga met de toetsen ½¾ naar Up/Download>Verbindingstype>TCP/IP. Hiermee stelt u het verbindingstype in. Dit moet worden gedaan voordat het telefoonnummer en IP-adres kunnen worden geprogrammeerd. 2. Ga met de toetsen ½¾ naar NX-7002 GPRS/GSM>Up/Download>IP Adres en druk op OK. 3.
NX-10 Installateurhandleiding Rapporttype XSIA via SMS Informatie vereist 197 Menuoptie SMS Service Centrale Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Opties>GSM>SMS Service Centrale nr. Telefoonnummer Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Rapportering>SMS>IP Ontvanger n>Telefoonnummer. Klantnummer Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Rapportering>SMS>IP Ontvanger n>Klantnummer. XSIA activeren Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Rapportering>XSIA Doormeldselectie Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Rapportering>Rapporteermanier> Rap.
Rapporttype SMSTekst controle Informatie vereist Menuoptie Onbekende SMSberichten naar de beheerder sturen. Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Opties>SMSText>Zend onbekende SMS naar Admin. Code instellen Gebruikersmenu>Gebruikers>Code n>Code instellen Wanneer SMSText-controle is ingeschakeld, kunt u uw alarmsysteem controleren aan de hand van SMS-berichten op uw mobiele telefoon. Opmerking: Telefoon 1 is de beheerderstelefoon.
NX-10 Installateurhandleiding Rapporttype TCP/IP-netwerkverbinding Informatie vereist 199 Menuoptie GPRS-toegangspuntnummer Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Opties>Netwerk>GPRS APN. PPP-aanmelding Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Opties>Netwerk>PPP User ID. PPP Paswoord Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Opties>Netwerk>PPP Paswoord. IP Alarm Poort Selecteer NX-7002 GPRS/GSM>Opties>Netwerk>Poortnummers> IP Alarm Poort. Dit moet overeenkomen met het poortnummer aan de kant van de ontvanger.
Rapporttype Informatie vereist Spraak berichtnummer Telefoonnummer Menuoptie Selecteer Installateurmenu>Centrale>Systeem items>Opties>Overige>GSM Backup bij lijnfout. Opmerking: Dit kan alleen worden gebruikt wanneer de telefoonlijncontrole is geactiveerd in de centrale. Als u de Spraak via GSM wilt gebruiken als de primaire rapporteermanier, programmeert u een ‘10’ voor het telefoonnummer. Gebruik de meest recente software voor de centrale. Alle programmering wordt via de centrale gedaan.
NX-10 Installateurhandleiding Voeding 201 Bericht Beschrijving GPRS Connectie De module communiceert met het GPRS-netwerk. RSSI Goed Een goed niveau ontvangstsignaal. Accu Storing Er is een probleem met de hoofdaccu. Fout GSMvoeding Er is een probleem met de 3,8 V voeding voor het GPRS-modem, veroorzaakt door een probleem met de hoofdaccu. Fout Busspanning Er is een probleem met de 13,8 V voeding die via de bus aan het GPRSmodem wordt geleverd. Problemen oplossen Tabel 23.
(indien geactiveerd) bij gebruik van SIA- en Contact ID-formaten. Het zone-, gebruikers- of modulenummer, tussen haakjes, is het nummer dat als een getal achter de rapporteringscode wordt gerapporteerd. Als er geen zone-, gebruikers- of modulenummer is, wordt het getal 0 gerapporteerd. Een sterretje geeft het eerste karakter aan van de rapporteringscode van de zone die geblokkeerd of in storing is. Tabel 24. Rapportcodes Rapport Contact ID SIA Rapport Contact ID SIA Handmatige test 601 RX Sab.
NX-10 Installateurhandleiding Rapport Contact ID SIA Rapport Contact ID SIA Netspanning herstel (modulenummer) 301 AR Branddetector CleanMe herstel 393 YZ Sabotage behuizing (modulenummer) 137 TA Sabotage behuizing herstel (modulenummer) 137 TR Speciale rapporten Tabel 25.
Toetsformaat Beschrijving nnn Een driecijferig nummer, bijvoorbeeld een zonenummer. Rin Partitiemodifier, 'Ri' is letterlijk, ‘n’ is het partitienummer. . Het teken voor het sluiten van het bericht. / Scheidingsteken [X] X is optioneel [X …] X is optioneel en kan één of meerdere keren worden herhaald. De instellingen en gebeurtenissen in Tabel 27 worden verstuurd in de volgende berichten. • >123456 BA001 BA003. • >987654 YT000. • >345678 TA030. Tabel 27.
NX-10 Installateurhandleiding • 205 > 987654 BA001/Ri1 BA003/Ri1 YT000 TA030/Ri3. Contact-ID-rapportering via SMS Elk SMS-bericht bevat slechts één gebeurtenis. De informatie in het bericht is dezelfde als een Contact ID-bericht dat wordt verstuurd via de PSTN met de cijfers gecodeerd in ASCII in plaats van DTMF. De volgende syntaxis wordt gebruikt. • aaaa18qnnnggppp Tabel 28. Rapporteringsyntaxis voor Contact ID Toetsformaat Beschrijving aaaa Klantnummer voor de daaropvolgende gebeurtenis.
ontvangen van het beveiligingssysteem. Berichtformaat Berichten kunnen uit een geregistreerd telefoonummer dat is toegewezen aan een bepaalde gebruiker, een wachtwoord, commando's en waarden bestaan. Bij al deze elementen wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Natioanle tekens zijn niet toegestaan en mogen niet worden gebruikt (niet in commando's en niet in waarden), bijvoorbeeld, u moet espanol invoeren in plaats van Español.
NX-10 Installateurhandleiding Voor deze bewerking Het systeem gedeeltelijk inschakelen Stuurt u deze opdracht gedeeltelijk in [partitielijst] Verklaring Schakelt het systeem op afstand gedeeltelijk in.
Voor deze bewerking Stuurt u deze opdracht Verklaring Voorbeeld Rapportering staken totdat het systeem opnieuw wordt ingeschakeld stop rapportering Stopt de rapportering vanaf de NX7002 totdat het systeem weer wordt ingeschakeld. stop rapportering Rapportering staken totdat u deze weer start stop rapportering permanent Stopt de rapportering vanaf de NX7002 totdat de opdracht start rapportering wordt verzonden.
NX-10 Installateurhandleiding 209 SMS-berichten ontvangen van een beveiligingssysteem SMSText kan worden ingesteld voor het verzenden van twee typen SMS-berichten op de telefoon van een gebruiker. • Bevestigingsberichten worden verzonden nadat een bericht is ontvangen. Hiermee wordt de gebruiker geïnformeerd dat het bericht is ontvangen en dat de opdracht is uitgevoerd. • Rapporteringsberichten worden verzonden na een gebeurtenis.
Woordenlijst Term Definitie A Klantnummer Een rapporteringsinstelling voor het configureren van SIA- of Contact ID-klantnummers voor de geselecteerde rapportontvanger. SIA-klantnummers zijn 6 cijfers lang. Contact ID-klantnummers zijn 4 cijfers lang. In de klantnummers kunt u ook de letters A, B, C, D, E en F gebruiken. Alarm herstel Een rapporteringsinstelling waarmee een rapport naar de geselecteerde rapporteringsinstelling wordt gestuurd wanneer het alarm is hersteld na een alarm.
NX-10 Installateurhandleiding 211 Term Definitie CID Rapporteringsprotocol Contact ID Communicatie Een menuoptie in Rapportering waarin de communicatiegebeurtenissen zijn gegroepeerd die aan de geselecteerde rapporteermanier worden gerapporteerd. Verbindingsfout Een menuoptie in Opties die verbindingsfoutopties groepeert. Een verbindingsfout treedt op wanneer de module zich niet kan aanmelden op het GSM-netwerk.
Term Definitie Fout max. kiespogingen Een Rapportering-instelling voor het configureren van het aantal pogingen dat wordt verricht naar een bepaalde rapporteermanier alvorens een communicatiefout wordt gemeld. Deze waarde kan worden ingesteld van 1 tot 15. G RSSI Goed Een Opties instelling die aangeeft dat het huidige RSSI-niveau gelijk is aan of hoger is dan het vereiste signaalniveau dat is geconfigureerd in Lijnfout RF Waarde.
NX-10 Installateurhandleiding 213 Term Definitie Lijnfout Een Rapportering-instelling waarmee de weergave van GSM/GPRS-lijnfouten wordt ingeschakeld. Lijnfout Rpt Een Rapportering-instelling waarmee de rapportering van GSM/GPRS-lijnfouten wordt ingeschakeld. Lijnfout RF-waarde Een Opties instelling voor het instellen van het minimaal aanvaardbare niveau van het RSSI-signaal. Als het signaal onder dit niveau valt voor de tijd die is opgegeven bij Vertraging lijnfout, wordt een lijnfout gegenereerd.
Term Definitie Operator selectie Een Opties-instelling waarmee de GSM-netwerkoperator wordt geconfigureerd die wordt gebruikt door de NX-7002. Als dit is ingesteld op 00000, kiest de SIM-kaart automatisch een netwerkoperator. Het is ook mogelijk een operator-ID in te voeren om zelf een netwerkprovider te selecteren. Het bericht Aangemeld op GSM-net verschijnt niet als een ongeldige selectie is gemaakt of als het netwerk onbereikbaar is. Opties Een menuoptie waarin de NX-7002-opties zijn gegroepeerd.
NX-10 Installateurhandleiding 215 Term Definitie Toegang Geregistr. Tel.Nrs Een menuoptie in Rapportering waarmee een overzicht wordt gegeven van alle gebruikers met machtigingen voor het versturen van SMSText-commando's vanaf een telefoon die is geregistreerd voor het systeem. Opmerking: Alleen gebruikers die hier worden vermeld beschikken over machtigingen om SMSTextcommando's naar het systeem te sturen.
Term Definitie RSSI Waarde Received Signal Strength Indication Value. Dit is een maat voor de RF ontvangst en is vergelijkbaar met de ontvangstindicator op een mobiele telefoon. Een Opties-instelling die de huidige RSSI-waarde weergeeft. De RSSI-waarde wordt periodiek bijgewerkt wanneer u bij het netwerk bent aangemeld. De RSSI-waarden lopen van 0 tot 31 (99 = onbekend). S Secundaire rapportering Medium voor het rapporteren van gebeurtenissen die de centrale niet kan rapporteren.
NX-10 Installateurhandleiding 217 Term Definitie Sabotage en herstel Een Rapportering-instelling waarmee een rapport naar de geselecteerde rapporteermanier wordt gestuurd wanneer een sabotage optreedt. Er wordt eveneens een herstelmelding verstuurd wanneer de sabotage niet langer actief is. IP Alarm Poort Een Opties-instelling die het nummer van de TCP/IP-poort waaraan polling en alarmen worden gerapporteerd.
Adresprogrammeringstabellen GSM/GPRS-module In de onderstaande tabel vindt u alle data die zijn vereist voor adresprogrammering. Om te kunnen programmeren in de GSM/GPRS-module, moet u de volgende procedure volgen: 4. Druk op OK om de programmeermode te activeren. 5. Typ vervolgens uw installateurcode. Druk bij de prompt OK=ADR op OK. De prompt “Voer modulenr. in” wordt weergegeven. De programmeermode is nu actief en u kunt de module kiezen die u wilt programmeren. 6.
NX-10 Installateurhandleiding ADR BESCHRIJVING 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Gereserveerd Gereserveerd STANDAARD 7 8 PROGRAMMEERDATA 3-DES-codering gebruiken Up/downloaden via GSM CSD (GSM GPRS indien uitgeschakeld) 0 0 ADRESSELECTIE VOOR RAPPORTEERMANIER 1 BACKUP ADRESSELECTIE VOOR RAPPORTEERMANIER 1 0 RAPPORTEERVERTRAGING VOOR RAPPORTEERMANIER 1 GEBEURTENISSELECTIE VOOR RAPPORTEERMANIER 1 (PER PARTITIE) Segment 1 1-2-3-4-5-6-7-8 Alarmen en herstel Segment 2 1-2-3-4-5-6-7-8 In/Uitschakelen Segment
ADR 12 13 14 15 16 17 18 19 20 BESCHRIJVING STANDAARD PROGRAMMEERDATA GEBEURTENISSELECTIE VOOR RAPPORTEERMANIER 3 (PER PARTITIE) Segment 1 0-0-0-0-0-0-0-0 Alarmen en herstel Segment 2 0-0-0-0-0-0-0-0 In/Uitschakelen Segment 3 0-0-0-0-0-0-0-0 Blokkeren Segment 4 0-0-0-0-0-0-0-0 Zonestoring Segment 5 0-0-0-0-0-0-0-0 Voedingsfouten (netspanningsfout / accustoring) Segment 6 0-0-0-0-0-0-0-0 Sirenefout & Telefoonlijnfout Segment 7 0-0-0-0-0-0-0-0 Autotest 0-0-0-0-0-0-0-0 Segment 8 Programmeren, Downloaden
NX-10 Installateurhandleiding ADR BESCHRIJVING Segment 8 21 22 23 24 25 26 - 31 32 33 34 STANDAARD PROGRAMMEERDATA 0-0-0-0-0-0-0-0 Programmeren, Downloaden en Logboek vol Segment 9 0-0-0-0-0-0-0-0 Sabotage (zones en behuizing) Segment 10 0-0-0-0-0-0-0-0 Voedingsfout Segment 11 0-0-0-0-0-0-0-0 Sensor Zoek Segment 12 0-0-0-0-0-0-0-0 Sensor Batt.
ADR 35 – 59 60 61 62 63 64 - 100 101 102 103 104-108 109 110-118 119 120 121-138 139 140 141 142 143 144 145 146 147-153 154 155 156 157 162 163 164 165 BESCHRIJVING STANDAARD GERESERVEERD Naam van GPRS-toegangspunt – APN (karakters 1 - 16) Naam van GPRS-toegangspunt – APN (karakters 17 - 32) Naam van GPRS-toegangspunt – APN (karakters 33 - 48) Naam van GPRS-toegangspunt – APN (karakters 49 - 64) GERESERVEERD 0.0.0.0 NX-7002 toegewezen IP-adres (DHCP) 0.0.0.0 IP-adres voor TCP/IP-ontvanger 1 0.0.0.
NX-10 Installateurhandleiding ADR BESCHRIJVING STANDAARD 0 14-14-14-14-14-14-14-1414-14-14-14-14-14-14-1414-14-14-14-14 14-14-14-14-14-14-14-1414-14-14-14-14-14-14-1414-14-14-14-14 10-10-10-10-10-10-10-10 0-0-0-0-0-0 (naam van operator) 99 99 PROGRAMMEERDATA 166 167 SMS 2 Indeling SMS Service Centre Address (telefoonnummer) 168 U/D terugbelnummer (voor CSD GSM) 169 170 171 172 173 174 GSM SIM pincode GSM-operatorselectie huidige GSM operator (alleen-lezen) Huidige GSM RSSI (alleen-lezen) huidige
ADR BESCHRIJVING 8 201 202 203 204-215 216 217-224 225 226 227 228 STANDAARD Gereserveerd Segment 3 1 Aan = GSM/GPRS-lijnfoutindicatie op bediendeel uitschakelen 2 Aan = GSM/GPRS-lijnfoutrapportering uitschakelen 3 Aan = RSSI verzenden in combinatie met testoproep 4-8 Gereserveerd Segment 4 - 8 Gereserveerd Gereserveerd Segment 1 Aantal ongelige pogingen 5 waarna SMSTekst controle voor een telefoon wordt uitgeschakeld Segment 2 Adres lcd-bediendeel voor 192 zonetekst Segment 3 Gereserveerd 3 Herstel
NX-10 Installateurhandleiding ADR BESCHRIJVING Segment 2 229 230-231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 STANDAARD 0-0-0-0-0-0-0-0 Toegewezen rapporteringsgroepen voor telefoon 2 Segment 3 0-0-0-0-0-0-0-0 Toegewezen rapporteringsgroepen voor telefoon 3 Segment 4 0-0-0-0-0-0-0-0 Toegewezen rapporteringsgroepen voor telefoon 4 Segment 5 0-0-0-0-0-0-0-0 Toegewezen rapporteringsgroepen voor telefoon 5 Segment 6 0-0-0-0-0-0-0-0 Toegewezen rapporteringsgroepen voor telefoon 6 Segment 7 0-0-0-0-0-0-0
ADR BESCHRIJVING 241 SMSTekst telefoonnummer 10 242 SMSTekst telefoonnummer 11 243 SMSTekst telefoonnummer 12 244 SMSTekst telefoonnummer 13 245 SMSTekst telefoonnummer 14 246 SMSTekst telefoonnummer 15 247 SMSTekst telefoonnummer 16 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 SMSTekst wachtwoord voor telefoonnummer 1 SMSTekst wachtwoord voor telefoonnummer 2 SMSTekst wachtwoord voor telefoonnummer 3 SMSTeks
NX-10 Installateurhandleiding ADR BESCHRIJVING Kies uit 280-282 283 284 taal Deens Nederlands English (Engels) Fins Frans Duits STANDAARD ISO 639 ID dan nla eng fin fra deu taal Italiaans Noors Pools Portugees Spaans Zweeds PROGRAMMEERDATA ISO 639 ID ita nor pol por esl sve Gereserveerd X-10 HUISCODE VOOR UITGANGEN 1 – 10 (SMSTEKST CONTROLE) Segment 1 0 X-10 Huiscode uitgang 0 1 Segment 2 X-10 Huiscode voor uitgang 1 Segment 3 2 X-10 Huiscode voor uitgang 2 Segment 4 3 X-10 Huiscode voor uitgang
Hoofdstuk B7 Modules registreren Figuur 25. 17.1 17.2 Het menu Registreren Nu Registreren Aantal Modules Voor het registreren en resetten van de systeemmodules moet u het menu Geavanceerd inschakelen. Selecteer Onderhoud>Geavanc. Menu>Actief en druk op OK. De systeemmodules registreren Wanneer u de optie Registreren modules selecteert, worden nieuwe modules zowel op de centrale als op het bediendeel geregistreerd.
NX-10 Installateurhandleiding Woordenlijst Adres Term Definitie 17 Registreren modules Een menuoptie die de functie activeert dat alle op de databus aangesloten bediendelen en modules door de centrale worden ingelezen en hiervan een interne lijst van wordt gemaakt. 17.1 Nu Registeren Menu waarin informatie over het registeren van modules is bijeengebracht. 17.2 Aantal modules Menuoptie waarbij het totale aantal geregistreerde modules wordt vermeld.
Hoofdstuk B18 Het logboek lezen Overzicht Figuur 26. Menustructuur Onderhoudsmode 18.1 Zonestatus 18.2 Logboek 18.3 Alarm memo 18.4 Storingmelding 18.5 Herstel brand 18.6 X-10 Modules 18.7 Geavanc. Menu Het logboek bevat de details van alle gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het systeem. In het logboek worden maximaal 512 gebeurtenissen bijgehouden. Ga als volgt te werk als u het logboek wilt uitlezen: 1. Druk op OK als de systeemprompt zichtbaar is en voer uw installateurcode in.
NX-10 Installateurhandleiding Tabel 32. Gebeurtenisbeschrijving Gebeurtenisbeschrijving Verklaring L1 Gebeurtenis PN Partitienaam L2 UU:MM DD/MM GN/ZN Zone/Gebruikersnaam LOG Gebeurtenistype Het type gebeurtenis dat zich heeft voorgedaan. PN Het nummer van de partitie waarin de gebeurtenis plaatsvond. Partitienaam De naam van de partitie waarin de gebeurtenis plaatsvond. Zone/User Name De naam van de zone of de gebruiker. UN/ZN Het nummer van de gebruiker, zone of module.
Gebeurtenisbericht Verklaring Blokkeren Er een zone geblokkeerd. Deblokkering Zie het gebeurtenisbericht Blokkeren. Annuleren De rapportering aan de centrale is geannuleerd. Dit gebeurt wanneer een gebruiker een code invoert na een alarm. CleanMe Een rookmelder is vuil. Herstel CleanMe Zie het gebeurtenisbericht Cleanme. Klok ingesteld Een gebruiker heeft datum en tijd ingesteld. Inschakeling Inschakeling door een specifieke gebruiker.
NX-10 Installateurhandleiding Gebeurtenisbericht Verklaring Brand Er is een brandalarm geactiveerd Herstel brand Zie het gebeurtenisbericht Brand. Eerste uitschakeling Het tijdstip waarop de eerste partitie is uitgeschakeld. Geforc.Deuralarm De deur is geopend zonder toestemming van het systeem. Geforc.Deuralarm Herstel Zie het gebeurtenisbericht Geforc.Deuralarm. Aardingsfout Er is een aardingsfout opgetreden. Herstel aardfout Zie het gebeurtenisbericht Aardingsfout. Sab.
Gebeurtenisbericht Verklaring Paniek Een paniekalarm dat wordt geactiveerd door het indrukken van de functietoets op het bediendeel. Gedeeltelijk inschakelen Gedeeltelijke inschakeling van het systeem door een specifieke gebruiker. Pulsteller Geeft de pulsteller weer van een schokdetectorzone en het zonenummer na een alarm. RAM controle fout Controlefout van het RAM-geheugen. Recente inschakeling Er is een alarm opgetreden binnen de eerste vijf minuten nadat de centrale is ingeschakeld.
NX-10 Installateurhandleiding Gebeurtenisbericht Verklaring RF-ontvanger heeft verzonden. Zie bijlage 5. Herstel Sensor RF zoek Zie het gebeurtenisbericht RF Sensor afwezig. Opmerking: Soaktestgebeurtenissen worden opgenomen in het logboek met een sterretje naast de ingang. Ze worden niet gerapporteerd. Woordenlijst Adres Term Definitie 18 Onderhoud Een menuoptie die opties groepeert, met betrekking tot het geven van commando's door de installateur. 18.
Adres Term Definitie 18.7 X-10 Modules Een menuoptie die een overzicht geeft van de X-10 modules die AAN/UIT kunnen worden geschakeld. 18.8 Geavanc. Menu Een menuoptie die bepaalde opties in de Installateursmenustructuur activeert.
NX-10 Installateurhandleiding Hoofdstuk B9 NX-586E Overzicht De NX-586 E Direct Connect-module is een optionele module die wordt gebruikt om de up/download software rechtstreeks op de centrale aan te sluiten als de geïntegreerde seriële poort niet beschikbaar is. De NX-586E Direct Connect-module heeft vier programmageheugens. De NX-586E kan maximaal vier (4) NetworX-alarmcentraleconfiguraties (alleen centrale, geen modules) opslaan in het interne, niet-vluchtige geheugen.
Tabel 34. Seriële aansluiting NX-586E Direct Connect-module Sub D9 D25 RXD PIN 2 PIN 3 TXD PIN 3 PIN 2 GND PIN 5 PIN 7 7. Sluit de kabel aan op de NX-586E Direct Connect-module. • Strip de draden en verbind de kabel met krokodillenklemmen als volgt met een NX-10-centrale: Rood naar POS • Zwart naar COM • Groen naar DATA 8.
NX-10 Installateurhandleiding De NX-586E aansluiten op een centrale Verbind de kabel met krokodillenklemmen als volgt met een NX-10-centrale: • Rood naar POS • Zwart naar COM • Groen naar DATA De NX-586E Direct Connect-module programmeren Figuur 29. 13.1 Menustructuur NX-586E Bestanden 13.1. Bestand 1 Bestanden 2 - 4 Gelijk als bovenstaande 13.2 Opties 13.2.1 13.1.1. 13.1.1.2 13.1.1.
de huidige centrale. De LED voor Gegevensverzending op de NX-586E Direct Connect-module knippert terwijl de gegevens worden verstuurd. De zoemer van het bediendeel klinkt wanneer de bewerking is geslaagd. 8. U hoort een drievoudige pieptoon wanneer een fout optreedt tijdens het lezen of verzenden van gegevens. Geheugenoverdracht van centrale naar computer met DL900-software 1. Start de DL900 up-/downloadsoftware. 2. Selecteer: Programma>Instellingen>Direct Connect-instellingen. 3.
NX-10 Installateurhandleiding 3. Selecteer het juiste poortnummer en de baudrate. Het protocol moet binair zijn (standaard). De baudrate moet overeenkomen met de NX-586E. De standaardinstelling is 9600. Klik op OK. 4. Selecteer de account die u wilt gebruiken. 5. Selecteer: Up/Download>Centralegegevens van 586 lezen. 6. Selecteer het adres in de NX586E waaruit de data moet worden opgehaald. 7. Er wordt een scherm geopend dat aangeeft dat de data wordt gelezen.
Woordenlijst Adres Term Definitie 13 NX-586E Direct Connect-module Een menugestuurde module die wordt gebruikt om de up/download software rechtstreeks op de centrale aan te sluiten als de geïntegreerde seriële poort niet beschikbaar is. 13.1 Bestanden Een menuoptie waarin de vier programmageheugens in de Direct Connet-module zijn gegroepeerd. 13.1.1 Bestand 1 Een menuoptie die de programmageheugens selecteert in de Direct Connect-module. Er zijn vier mogelijke programmageheugens. 13.1.1.
NX-10 Installateurhandleiding Hoofdstuk B10 Programmeren met de DL900-software Overige programmeermethodes U kunt het systeem programmeren met het NX-1048-bediendeel of met de DL900-software. Met deze software kunt u de programmeergegevens van de centrale uploaden naar de computer waarop de DL900software wordt uitgevoerd, deze gegevens vervolgens wijzigen en de wijzigingen weer downloaden van de computer naar de centrale. Het is ook mogelijk om het programma- en gebeurtenissenlogboek te bekijken.
Up/Download>Verbinding verbreken. Opmerking: De standaard operatornaam is Caddx en het standaardwachtwoord is 1234. Het is mogelijk dat u dit tweemaal moet invoeren. Aansluiten via een modem U kunt de centrale op afstand met de computer verbinden via een modem. Dit kan nuttig zijn wanneer u niet ter plaatse bent en toch een verbinding wilt maken met het alarmsysteem. U kunt de verbinding op de normale manier tot stand brengen of met Negeer antwoordapparaat (AMD).
NX-10 Installateurhandleiding De gegevens die worden gedownload en de downloadsnelheid zijn afhankelijk van de instellingen voor Alles verzenden/Alles lezen. Het standaard aantal tekenreeksen dat naar het bediendeel wordt verstuurd is 192, maar het is mogelijk om het aantal verzonden tekenreeksen te beperken. Als het standaard aantal wordt verlaagd, neemt de downloadtijd af. Voor meer informatie over het instellen van de up/download opties raadpleegt u de DL900 Online Help.
Taak DL900-menuoptie Een klantrecord verwijderen Beeld>Klanten>Afzonderlijke klant Het logboek wissen Up/Download>Logboek>Wissen logboek Up/Download Download>Alles versturen De modulelijst downloaden en bijwerken Download>Lijst modules>Registreren modules Het logboek downloaden Up/Download>Logboek>Volledig logboek lezen Een database exporteren Hulpprogramma's>Exporteren database Een database importeren Hulpprogramma's>Importeren database De standaardwaarden laden Centrale>Standaard controle
NX-10 Installateurhandleiding Taak DL900-menuoptie De uitgangen programmeren Centrale>Geavanceerd>Extra uitgangen De TCP/IP instellingen instellen Programma>Instellingen>TCP/IP instellingen De tijdsfuncties programmeren Centrale>Geavanceerd>Autotest en klok Het zonetype programmeren Centrale>Geavanceerd>Zonetypes Een klantrecord instellen Beeld>Klanten>Afzonderlijke klant Het modem instellen Programma>Instellingen>Instellingen modem Negeren antwoordapparaat instellen Programma>Instellingen>I
Hoofdstuk B11 Firmware bijwerken Overzicht U kunt de indien noodzakelijk de firmware van het NX-10-systeem bijwerken. Bijwerken naar een nieuwe versie kan noodzakelijk zijn om nieuwe functionaliteit toe te voegen aan het systeem, een andere interfacetaal en extra menuopties toe te voegen, of om mogelijke problemen te herstellen. Om de firmware bij te werken, moet u over het volgende beschikken: • PC met Windows-besturingssysteem en .NET Framework 2.
NX-10 Installateurhandleiding 6. Open de behuizing van de centrale of het bediendeel en sluit de mini-USB-stekker aan op de mini-USB-aansluiting op de centrale (zieafbeelding 1, positie I ) of op de printplaat van het bediendeel. 7. Indien de NX-9104 VVMIQ-module is geïnstalleerd, maakt u de voedingsaansluiting los (zowel de netvoeding als de batterij), maakt u de lintkabel los waarmee de VVMIQ-module is aangesloten op de centrale, en sluit u de voeding weer aan. 8.
Sectie C Referenties
NX-10 Installateurhandleiding Bijlage 1: Rapportering van vaste codes in Contact ID of SIA Tabel 37 Gebeurteniscodes geeft een overzicht van de gebeurteniscodes die voor verschillende rapporteringen worden verstuurd (indien geactiveerd) bij gebruik van Contact ID en SIA-indelingen. Het zonenummer, tussen haakjes, is het nummer dat als een getal achter de gebeurteniscode wordt gerapporteerd. Als er geen haakjes zijn, is de zone 0.
Contact ID SIA Rapport Contact ID SIA Aux.
NX-10 Installateurhandleiding 22 FA Manueel Brandalarm De NX-10 heeft de mogelijkheid om Contact ID rapporteringen te sturen. Elk Contact ID rapport bestaat uit een “Event Code” gevolgd door een “Zone-Identificatie”. De “zone-identificatie” is het nummer van de zone in alarm. De “event code” kan gekozen worden uit onderstaande tabel en moet geprogrammeerd worden als rapporteringscode van de zoneconfiguratiegroep. Tabel 39.
Bijlage 2: Overzicht van de modulenummers Elk bediendeel, elke uitbreidingsmodule en elke draadloze-ontvangstmodule heeft een modulenummer. Tabel 40. Modulenummers Module Modulenummer NX-10 centrale 0 NX-507E/NX-508E Uitgangsmodules 24-31 Draadloze ontvangers 32-39 Opmerking: NX-10 ingebouwde ontvanger heeft adres 32. NX-534E Inluistermodule 64 NX-535 Spraakmodule 77 NX-7002 GPRS-module 78 Opmerking: De NX-10 kan over een ingebouwde GSM/GPRSinterface beschikken.
NX-10 Installateurhandleiding Bediendelen Tabel 42.
Bijlage 3: Communicatieprotocollen Er kunnen verschillende communicatieprotocollen worden gebruikt voor de doormelding naar een ontvanger die is aangesloten op telefoonnummer 1. Raadpleeg de instructies van uw doormeldnummers om te bepalen welk protocol compatibel is. Tabel 43 Communicatieprotocollen geeft een overzicht van de mogelijke communicatieprotocollen. Tabel 43.
NX-10 Installateurhandleiding Bijlage 4: Serviceboodschappen Het bediendeel geeft serviceboodschappen weer naar aanleiding van handmatige en automatische systeemtests van de centrale. Tabel 44 Serviceboodschappen biedt een overzicht van de verschillende berichten en geeft aan wat u moet doen om het probleem op te lossen. Wanneer het bediendeel een pieptoon laat horen als gevolg van een foutconditie, kunt u op de toets # drukken om informatie over de foutconditie te laten weergeven. Tabel 44.
Bericht Definitie Actie Module Accufout De standby-batterij van de uitbreidingsmodule is niet in orde of niet aangesloten. Mogelijk moet de accu worden vervangen. Dit kan ook een tijdelijke toestand zijn als gevolg van een lange stroomstoring. Module Overstroom De uitbreidingsmodule heeft een overmatige stroomafname waargenomen via een van de uitgangen en heeft deze uitgang preventief afgeschakeld. Controleer de module op fouten in de bedrading.
NX-10 Installateurhandleiding Bericht Definitie RF kort afwezig Actie Het systeem heeft sinds kort geen supervisiesignalen meer ontvangen van een RF detector. Deze toestand belemmert de inschakeling. Controleer of de batterijvoeding van de draadloze zonemodule in orde is en of deze niet is gesaboteerd. Herstel eventuele storingen.
Bijlage 5: Taakoverzicht Gebruikers met verschillende machtigingen mogen verschillende taken uitvoeren in het systeem. Tabel 45 Systeemtaken geeft een overzicht van elke taak. Zwarte velden geven taken aan die niet op een bepaald niveau mogen worden uitgevoerd, terwijl witte velden acties bevatten die wel zijn toegestaan. Vinkjes geven taken aan die onder bepaalde voorwaarden mogen worden uitgevoerd, en de vereiste voorwaarden worden uitgelegd in de kolom Voorwaarde. Tabel 45.
NX-10 Installateurhandleiding 261 Bijlage 6: Woordenlijst Tabel 46.
Index A Communicatie.............................................. 59 Aansluiting Communicatieprotocollen.......................... 267 testen .......................................................195 Contact ID.................................... 14, 210, 262 Alarmbegrensteller .......................................54 Contact ID via SMS................................... 204 AMD...........................................255, 256, 258 D Audiorapportering ......................................
NX-10 Installateurhandleiding Installateur Partitie berichten .................................................161 instellingen ............................................... 63 code...........................................................57 tijden ........................................................ 63 J Polling........................................................ 203 K Primaire rapportering................................. 200 L Problemen oplossen ...................................
SIM-kaart installeren................................................194 Teksteditor ................................................... 42 Telefoon Sirenes nummers................................................... 41 installeren..................................................30 SMS SIA afzonderlijke gebeurtenissen...................212 voorkiesnummers ..................................... 41 Tijdsroosters ................................................ 67 Toetsen gecombineerde gebeurtenissen ....