Installation Instructions

CS875-575-375-275-175 Installeurshandleiding met CS5500-bediendeel B.5.8
Wanneer u in Nederland of België een systeem installeert, moet u de supervisiewaarden instellen op 120
voor een lange supervisietijd. Stel de korte supervisietijd in België in op 15 en in Nederland op 20. De
supervisietijden voor draadloze rookmelders moeten worden ingesteld op 240.
Wanneer de optie Inschakelen met zoneverlies is ingeschakeld, kan de gebruiker het systeem altijd inschakelen,
zelfs als de draadloze PIR of contact niet een supervisiemelding heeft verzonden binnen de korte supervisietijd.
Rookmelders volgen de brand supervisietijd. 433 MHz en 868 MHz rookmelders rapporteren elke 64 minuten.
Rookmelders volgen alleen de brandsupervisietijd en rapporteren aan de meldbank wanneer ze geen
supervisiemelding versturen binnen de brand supervisietijd.
5.5 Draadloze detectors testen
5.5.1 RF433 MHz systeem
Het RF433 MHz systeem werkt op basis van een zendteller om de kwaliteit van de gegevensontvangst te
bepalen. Het toont het aantal rondes RF-gegevens die bij de laatste transmissie zijn ontvangen. In het volgende
voorbeeld wordt de laatste rondetelling getest op detectors die zijn geregistreerd op RF ontvanger 33.
1. Activeer een sabotagealarm en wacht vijf seconden alvorens de sabotage te herstellen om te voorkomen dat
bijkomende signalen worden geteld.
2. Ga met de toetsen µ¶ naar RF ontvangers>RF ontvanger 33 en druk op OK.
3. Ga naar RF signaal>Zendteller en druk op OK.
4. De zendteller wordt op het bediendeel weergegeven.
5.5.2 RF868 MHz systeem
De Remote Signal Strength Indication (RSSI) is een maat voor de RF ontvangst en is vergelijkbaar met de
ontvangstindicator op een mobiele telefoon. De waarde is gekoppeld aan de signaalsterkte tussen de draadloze
detectors en de RF ontvanger. Op een 868 MHz systeem slaat de RF ontvanger de signaalsterkte van de
transmissie die hij ontvangt van de RF detector uit een gegeven zone op. De waarden in deze zone luiden als
volgt:
Waarde van 1 tot 5: De detector zal niet goed werken en moet naar een andere locatie worden verplaatst.
Waarde van 6 tot 10: De detector zal werken, maar moet eigenlijk naar een andere locatie worden verplaatst.
Waarde van 11 tot 20: Dit is een lage waarde, maar de detector zal nog goed werken.
Waarde van 20 tot 50: Dit is een normale bedrijfswaarde voor detectors die zich op enige afstand van de
ontvanger bevinden.
Waarde boven 50: Uitstekende omstandigheden.
De RSSI-waarden kunnen veranderen door omgevingsomstandigheden zoals extra meubelen of metalen
constructies. In het volgende voorbeeld wordt de RSSI-waarde van zone 2 op ontvanger 32 getest.
1. Ga met de toetsen µ¶ naar RF ontvangers>RF ontvanger 32 en druk op OK.
2. Ga naar RF signaal>Zonenummer RSSI waarde>(2) Zone 2 en druk op OK.
3. Open en sluit zone 2.
4. Ga naar RSSI waarde en druk op OK.
5. De RSSI waarde wordt weergegeven op het bediendeel.
5.6 Detectors verwijderen
U kunt een ontvanger programmeren om een detector te negeren. Hierbij wordt de identificatie van de detector
niet uit het geheugen van de module verwijderd. De detector kan later opnieuw worden geactiveerd of er kan een