Operation Manual
Table Of Contents
- Voorwoord
- Bediendelen en lezers
- Toegang tot het systeem met uw PIN-code en/of kaart
- Deur toegang
- Het systeem in- en uitschakelen
- Wanneer inschakelen
- Wanneer gedeeltelijk inschakelen
- Wanneer uitschakelen
- De uitlooptijd voor het verlaten van het pand na inschakelin
- De inlooptijd voor uitschakeling
- Uitschakelen tijdens een alarm
- Wanneer in- of uitschakelen niet mogelijk is
- Gebieden inschakelen met het LCD-bediendeel
- Gebieden gedeeltelijk inschakelen met het LCD-bediendeel
- Gebieden uitschakelen met het LCD-bediendeel
- Gebieden inschakelen met een bediendeel zonder LCD
- Gebieden uitschakelen met een bediendeel zonder LCD
- Gebieden in-/uitschakelen met een kaartlezer
- Weergeven gebieden tijdens het in-/uitschakelen
- Wat te doen in een alarmsituatie
- Ingang overbruggen/overbrugging opheffen
- Status centrale bekijken
- Uw eigen PIN-code wijzigen
- Service functies
- Het Advisor Advanced menu
- 1 Ingangen overbruggen
- 4 Paneel status
- 5 PIN wijzigen
- 7 Service

De inlooptijd voor uitschakeling
Als het systeem is ingeschakeld, moet u het gebied uitschakelen binnen een vooraf
ingestelde tijd (“inlooptijd”) omdat anders het alarm wordt geactiveerd. De
hoofdgebruiker van het systeem dient iedereen op de hoogte te stellen van deze
inlooptijd.
Normaal hoort u een pieptoon gedurende de tijd die is toegewezen voor
uitschakeling.
Uitschakelen tijdens een alarm
Indien er zich een alarmtoestand voordoet terwijl u het systeem uitschakelt, wordt
het alarm hersteld. U moet eerst uitzoeken waardoor het alarm is veroorzaakt en
ervoor zorgen dat het zich niet nog een keer voordoet. Zie “Wat te doen in een
alarmsituatie” op pagina 15.
Het uitschakelen van het systeem tijdens een alarm wordt beschreven in “Een alarm
herstellen” op pagina 16.
Wanneer in- of uitschakelen niet mogelijk is
WAARSCHUWING
Geen toegang
U hebt mogelijk geen rechten om specifieke gebieden van het pand in of uit te
schakelen omdat:
• Uw bediendeel is geprogrammeerd om alleen bepaalde gebieden van het pand in
of uit te schakelen. Zorg ervoor dat u weet welk bediendeel u moet gebruiken
indien er meerdere zijn geïnstalleerd in uw pand.
• Uw PIN-code en/of kaart zijn geprogrammeerd om alleen bepaalde gebieden van
het pand in of uit te schakelen. Zorg ervoor dat u precies weet welke gebieden u
mag in-/uitschakelen.
• Mogelijk beschikt uw alarmsysteem over meer dan één centrale. In dat geval is
uw bediendeel geprogrammeerd om alleen bepaalde gebieden van het pand in of
uit te schakelen. Zorg ervoor dat u het juiste bediendeel gebruikt voor de
gebieden die u wilt in-/uitschakelen.
Verstoorde ingangen
U kunt tevens een gebied niet inschakelen als dit een ingang bevat die verstoord is,
zoals magneet contacten van een deur of een raam. Voordat u het systeem
inschakelt, moet u dus controleren of alle deuren en ramen goed gesloten zijn.
Indien een ingang geopend is terwijl u het systeem probeert in te schakelen, wordt
het volgende bericht weergegeven:
CHECK SYSTEM
Alarmen
8 Advisor Advanced Gebruikershandleiding