Installation Instructions

2
Breng de windtransducer binnen 2 m (6 voet) afstand van de
WSI en houd de witte knop op de printplaat ingedrukt totdat
het lampje uitgaat.
De oude koppelingsgegevens worden gewist uit de
windtransducer.
3
Selecteer op het scheepsinstrument in de NMEA 2000
instellingen de GND 10.
4
Selecteer Generieke configuratie.
5
Voer "UP" (UNPAIR = ontkoppelen) in en selecteer Gereed.
De oude koppelingsgegevens worden gewist uit de WSI.
6
Breng de windtransducer binnen 2 m (6 voet) afstand van de
WSI en druk op de witte knop op de printplaat, maar houd
deze niet ingedrukt, en kijk naar het lampje.
Wanneer het lampje twee keer knippert en dan uitgaat, is
de koppeling geslaagd.
Wanneer het lampje twee keer knippert en dan nog een
keer knippert gedurende circa een seconde, dan is de
koppeling mislukt. Breng het toestel dichter bij de WSI en
herhaal deze stap totdat de koppeling slaagt.
7
Plaats het batterijklepje op de windtransducer.
Specificaties
Specificatie Waarde
Afmeting wanneer bevestigd
(H×L)
345 mm (13,58 inch) × 610 mm
(24 inch)
Gewicht 350 g (12,35 oz.)
Bedrijfstemperatuur Van -20° tot 50°C (-4° tot 122°F)
Opslagtemperatuur Van 0° tot 35°C (van 32° tot 95°F)
Waterbestendigheid (wind
transducer)
IEC 60529 IPX-6 (beschermd
tegen zware zee)
Waterbestendigheid (WSI) IEC 60529 IPX-0 (geen speciale
bescherming)
Stroomverbruik (WSI en GND 10) 1,1 W
Nominale opgenomen stroom bij
12 V gelijkstroom (WSI en
GND 10)
95 mA
Windsnelheidsbereik Van 0,9 tot 90 knopen (van 0,9 tot
50 m/s)
29