Operation Manual
Het type vaste windsturing instellen
Voordat u het type vaste windsturing kunt inschakelen, moet u
een
NMEA 2000 of NMEA 0183 windsensor aansluiten op de
stuurautomaat.
Raadpleeg voor geavanceerde instellingen van de
stuurautomaat de installatie-instructies van uw stuurautomaat.
1
Selecteer in het stuurautomaatscherm Menu >
Stuurautomaat instellen > Typ. vaste wind.
2
Selecteer Schijnbaar of
Waar.
Vaste windsturing inschakelen
Voordat u het type vast windsturing kunt inschakelen, moet u
een
NMEA 2000 of NMEA 0183 windsensor aansluiten op de
stuurautomaat.
Selecteer terwijl de stuurautomaat in de stand-bymodus staat
Vaste windsturing.
Vaste windsturing inschakelen vanuit een vaste
voorliggende koers
Voordat u het type vast windsturing kunt inschakelen, moet u
een NMEA 2000 of
NMEA 0183 windsensor aansluiten op de
stuurautomaat.
Selecteer terwijl een vaste voorliggende koers is
ingeschakeld
Menu
> Vaste windsturing
.
De hoek voor vaste windsturing met de stuurautomaat
aanpassen
Wanneer vaste windsturing is ingeschakeld, kunt u met de
stuurautomaat de hoek aanpassen.
• Selecteer of om de hoek voor vaste windsturing in
stappen van 1° aan te passen.
• Houd of ingedrukt om de hoek voor vaste windsturing in
stappen van 10° aan te passen.
Overstag gaan en gijpen
U kunt de stuurautomaat tevens zo instellen dat deze overstag
gaat of gijpt wanneer het aanhouden van een vaste
voorliggende koers of een vaste windsturing is ingeschakeld.
Overstag gaan en gijpen vanuit een vaste voorliggende
koers
1
Schakel een vaste voorliggende koers in (De stuurautomaat
inschakelen,
pagina
32).
2
Selecteer Menu
> Overstag/gijp
.
3
Selecteer een richting.
De stuurautomaat stuurt uw boot door een overstag- of
gijpmanoeuvre.
Overstag gaan en gijpen vanuit een vaste windsturing
Voordat u vaste windsturing kunt inschakelen, moet er een
windsensor zijn geïnstalleerd.
1
Schakel vaste windsturing in (Vaste windsturing inschakelen,
pagina 19).
2
Selecteer Menu
> Overstag/gijp
.
3
Selecteer
Overstag of Gijp.
De stuurautomaat stuurt uw boot door een overstag- of
gijpmanoeuvre en informatie over de voortgang van de
overstag- of gijpmanoeuvre wordt weergegeven op het
scherm.
Een overstag-/gijpvertraging instellen
Met behulp van de overstag- en gijpvertraging kunt u een
overstag- en gijpmanoeuvre vertragen nadat u de manoeuvre
initieert.
1
Selecteer in het stuurautomaatscherm Menu >
Stuurautomaat instellen
> Zeilinstellingen >
Overstagvrtrag.
.
2
Selecteer de lengte van de vertraging.
3
Selecteer zo nodig OK
.
De gijpbegrenzer inschakelen
OPMERKING:
De gijpbegrenzer weerhoudt u er niet van
handmatig te gijpen met gebruik van het roer of de
koerswijzigingsstap.
De gijpbegrenzer voorkomt dat de stuurautomaat gijpt.
1
Selecteer in het stuurautomaatscherm Menu >
Stuurautomaat instellen >
Zeilinstellingen >
Gijpbegrenzer
.
2
Selecteer Aan
.
Echolood
Als uw kaartplotter goed is aangesloten op een Garmin
echoloodmodule en een transducer, kunt u uw compatibele
toestel gebruiken om vis op te sporen. Er zijn verschillende
echoloodweergaven waarmee u de vis in het gebied kunt
weergeven.
Welke aanpassingen die u in elke echoloodweergave kunt
instellen, is afhankelijk van de gebruikte weergave en het
kaartplottermodel en de aangesloten echoloodmodule en
transducer.
Ga voor meer informatie over welke transducer het beste
voldoet aan uw eisen naar
www.garmin.com/transducers.
Echoloodweergaven
Welke echoloodweergaven beschikbaar zijn, is afhankelijk van
het type transducer en de optionele echoloodmodule die zijn
aangesloten op de kaartplotter. U kunt bijvoorbeeld de
echoloodweergave met gesplitste frequenties alleen gebruiken
als u een transducer met dubbele frequentie hebt aangesloten.
Er zijn vier basisstijlen voor echoloodweergaven beschikbaar:
Een weergave op volledig scherm, een weergave met een
gesplitst scherm waarin twee of meer weergaven worden
gecombineerd, een gesplitste zoomweergave en een gesplitste
frequentieweergave waarin twee frequenties worden
weergegeven. U kunt de instellingen voor elke weergave in het
scherm aanpassen. Als u zich bijvoorbeeld in de gesplitste
frequentieweergave bevindt, kunt u de versterking voor elke
frequentie apart instellen.
Als u geen combinatie van echoloodweergaven ziet die aansluit
op uw behoeften, kunt u een aangepast combinatiescherm
maken (
Een aangepast combinatiescherm toevoegen, pagina 3)
or a SmartMode layout (Een
SmartMode lay-out toevoegen,
pagina
3)
.
Traditioneel echoloodweergave
Er zijn diverse weergaven op volledig scherm beschikbaar,
afhankelijk van de aangesloten apparatuur.
In de
Traditioneel echoloodweergave op volledig scherm worden
de echoloodgegevens van een transducer groot weergegeven.
De diepteschaal rechts op het scherm geeft de diepte van de
waargenomen objecten weer, terwijl het scherm van rechts naar
links schuift.
À
Dieptegegevens
Á
Zwevende doelen of vissen
Â
Bodem van het water
Echolood 19