GPSMAP® 702/902 SERIE Gebruikershandleiding
© 2016 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.
Inhoudsopgave Inleiding 1 Overzicht van het toestel Het aanraakscherm gebruiken Schermknoppen Tips en snelkoppelingen Het aanraakscherm vergrendelen Gebruikershandleidingen openen op de kaartplotter De handleidingen downloaden Meer informatie Geheugenkaarten plaatsen Software-update De nieuwe software op een geheugenkaart laden De software van het toestel bijwerken GPS-satellietsignalen De GPS-bron selecteren 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 De kaartplotter aanpassen 2 Startscherm Een item toevoegen aan fa
Een route omzetten in een grens Een spoor omzetten in een grens Een grens bewerken Een grensalarm instellen Een grens verwijderen Gebruikersgegevens synchroniseren op het Garmin Marine Network Alle opgeslagen waypoints, routes en sporen verwijderen 17 17 17 17 17 17 17 Zeilfuncties 17 Het type boot instellen Zeilrace Startlijnbegeleiding De startlijn instellen De startlijnbegeleiding gebruiken De racetimer starten De racetimer stoppen De afstand tussen de boeg en de GPS-antenne instellen Leylijninstelli
Een andere radarbron selecteren 32 Stuurautomaat 32 Het stuurautomaatscherm openen Het stuurautomaatscherm De grootte van de koerswijzigingstappen aanpassen De spaarstand instellen Shadow Drive™ inschakelen De stuurautomaat inschakelen De koers aanpassen met het roer De voorliggende koers wijzigen met de kaartplotter in de koerswijzigingsstapmodus Koerspatronen Het patroon 180 graden bocht volgen Het cirkelpatroon instellen en volgen Het zigzagpatroon instellen en volgen Het Williamson turn-patroon volg
Informatie over orkanen Weerwaarschuwingen en weerberichten Weersverwachting Gegevens over de weersverwachting voor een andere tijdsperiode weergeven Weerfronten en drukcentra Een weersverwachting voor de scheepvaart of de verwachting voor buitengaats bekijken Verwachtingen voor steden Zeegang weergeven Oppervlaktewind Hoogte, duur en richting van de golven Informatie over de verwachte zeegang voor een andere tijdsperiode weergeven Visinformatie weergeven Gegevens over de oppervlaktedruk en de watertemperat
Inleiding WAARSCHUWING Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie. Op de Garmin website www.garmin.com vindt u recente informatie over uw product. Op de ondersteuningspagina's vindt u de antwoorden op veelgestelde vragen en kunt u software en kaartupdates downloaden. Tevens vindt u daar de contactgegevens van de Garmin ondersteuning voor als u vragen hebt.
De kaartplotter aanpassen Startscherm 4 Sluit de klep. Software-update Mogelijk moet u de toestelsoftware bijwerken wanneer u het toestel installeert of een accessoire toevoegt aan het toestel. Dit toestel ondersteunt een geheugenkaart tot 64 GB met de indeling FAT32. De nieuwe software op een geheugenkaart laden 1 Plaats een geheugenkaart in de kaartsleuf van de computer. 2 Ga naar www.garmin.com/support/software/marine.html. 3 Selecteer Downloaden naast GPSMAP serie met SD kaart.
• Als u het aantal getoonde functies en de lay-out van het scherm wilt wijzigen, selecteert u Indeling en vervolgens een optie. • Als u de functie van een gedeelte van het scherm wilt wijzigen, selecteert u het te wijzigen gedeelte en kiest u vervolgens een functie in de rechts weergegeven lijst. • Sleep de pijlen naar een nieuwe locatie om te wijzigen hoe de schermen worden gesplitst.
De schermverlichting aanpassen Navigatiekaart en buitengaatse viskaart 1 Selecteer Instellingen > Systeem > Geluiden en scherm > Schermverlichting. TIP: Selecteer > Schermverlichting in een willekeurig scherm om de instellingen voor schermverlichting te openen. 2 Selecteer een optie: • Pas de schermverlichting aan. • Selecteer Automatisch. OPMERKING: In sommige gebieden is de kaart voor diepzeevissen beschikbaar bij premiumkaarten.
Een via-punt op de kaart maken 1 Selecteer op een kaart of 3D-kaartweergave een locatie of object. 2 Selecteer Via-punt maken of . Informatie over locaties en objecten op een kaart weergeven Op de navigatiekaart of de viskaart kunt u informatie over een locatie of een object bekijken. OPMERKING: In sommige gebieden is de kaart voor diepzeevissen beschikbaar bij premiumkaarten. 1 Selecteer een locatie of een object op de navigatie- of viskaart.
Met optionele premiumkaarten, zoals BlueChart g2 Vision , haalt u het beste uit uw kaartplotter. Naast gedetailleerde navigatiekaarten kunnen premiumkaarten de volgende functies bevatten, die beschikbaar zijn in sommige gebieden. Mariner's Eye 3D: Geeft een panoramisch beeld van bovenaf en achter uw boot dat dient als visueel driedimensionaal navigatiehulpmiddel. Fish Eye 3D: Geeft een driedimensionale onderwaterweergave van de zeebodem aan de hand van de gegevens op de kaart.
Sommige kaartplottermodellen ondersteunen ook Blue Force Tracking. Schepen die met Blue Force Tracking worden gevolgd, worden op de kaartplotter aangeduid met een blauwgroene kleur. Symbolen van AIS-doelen koers van het object berekend op basis van de informatie over de koers over de grond en de richting van de koerswijziging.
2 Selecteer het type gevaar dat u in de lijst wilt opnemen. Een veilige zone voor aanvaringsgevaar instellen Voordat u een aanvaringsalarm kunt instellen, moet u een compatibele kaartplotter hebben verbonden met een AIS-toestel of radar. De veilige zone voor aanvaringsgevaar wordt alleen bij AIS en MARPA gebruikt. MARPA werkt bij radar. De veilige zone wordt gebruikt om aanvaringen met andere vaartuigen te voorkomen. Deze zone kan worden aangepast. 1 Selecteer Instellingen > Alarmen > Aanvar.alarm > Aan.
voor getijden en stromingen weergeven, pagina 6 en schakelt de schuifregelaar voor getijden en stromingen in, waarmee u de tijd kunt instellen voor welke getijden en stromingen worden vermeld op de kaart. Rozen: Toont een kompasroos rond uw boot, waarmee de kompasrichting wordt aangeven op basis van de koers van de boot. Een ware of schijnbare windrichting wordt weergegeven als de kaartplotter is aangesloten op een compatibele maritieme windsensor.
Handm. berekent de leylijnen met behulp van handmatig ingevoerde hoeken voor loefzijde en lijzijde. Hoek loefzijde: Hiermee kunt u een leylijn instellen op basis van de zeilhoek voor loefzijde. Hoek lijzijde: Hiermee kunt u een leylijn instellen op basis van de zeilhoek voor lijzijde. Getijdecorrect.: Hiermee corrigeert u de leylijnen op basis van het getijde. Leylijn-filter: Filtert de leylijngegevens gebaseerd op de ingevoerde tijdsinterval.
6 Open de map Quickdraw en selecteer het bestand met de naam ContoursLog.svy. Nadat het bestand is geüpload, kunt u het bestand ContoursLog.svy van uw geheugenkaart verwijderen om problemen met toekomstige uploads te voorkomen. Uw gegevens gaan niet verloren. Downloaden van Garmin Quickdraw Community kaarten U kunt Garmin Quickdraw Contours kaarten downloaden die andere gebruikers hebben gemaakt en gedeeld met de Garmin Quickdraw Community. 1 Plaats de geheugenkaart in uw computer.
Elementaire navigatievragen Vraag Antwoord Hoe kan ik ervoor zorgen dat Navigeer met Ga naar (Een directe koers instellen en volgen met behulp de kaartplotter mij in de richting wijst waarin ik wil gaan van Ga naar, pagina 13).
Naar een opgeslagen waypoint zoeken en navigeren VOORZICHTIG De functie Auto Guidance is gebaseerd op elektronische kaartgegevens. De gegevens garanderen niet dat de route vrij is van obstakels en dat deze diep genoeg is. Let tijdens het volgen van de koers altijd goed op en vermijd land, ondiep water en andere obstakels die u onderweg kunt tegenkomen. Wanneer u Ga naar gebruikt, kunnen een directe koers en een gecorrigeerde koers over land of door ondiep water lopen.
> Gebruik lijst met koerswijzigingen en selecteert u een waypoint in de lijst. • Als u een koerswijziging wilt selecteren, gaat u naar Wijzig koerswijzigingen > Gebruik kaart en selecteert u een locatie op de kaart. Naar een opgeslagen route zoeken en navigeren Voordat u een lijst met routes kunt doorzoeken en naar de gewenste route kunt navigeren, moet u ten minste één route maken en opslaan. 1 Selecteer Info > Gebruikersgegevens > Routes en Auto Guidance paden. 2 Selecteer een route.
3 4 5 6 TIP: Als u een Auto Guid. route volgt, selecteert u de route op de navigatiekaart en daarna Pad aanpassen. Selecteer een locatie op de route. Sleep het punt naar een nieuwe locatie. Selecteer zo nodig een punt en kies Verwijder. Selecteer OK. De uitvoering van een Auto Guid. berekening annuleren Selecteer in de navigatiekaart Menu > Annuleer. TIP: U kunt Terug selecteren om de berekening snel te annuleren. Een getimede aankomst instellen U kunt deze functie op een route of een Auto Guid.
Sporen Een spoor (track) is een registratie van de door uw boot afgelegde weg. Het spoor dat momenteel wordt geregistreerd is het actieve spoor. Dit kan worden opgeslagen. U kunt sporen weergeven op elke kaart of in elke 3D-kaartweergave. Sporen weergeven Selecteer in een willekeurige kaart of een 3D-kaartweergave Menu > Waypoints en sporen > Sporen > Aan. Een lijn achter uw boot op de kaart geeft uw route aan.
grenslijnen. U kunt een grensgebied maken met via-punten door een route te maken op basis van via-punten en de route om te zetten in een grenslijn. U kunt een grens selecteren die u wilt instellen als actieve grens. U kunt de actieve grensgegevens toevoegen aan de gegevensvelden op de kaart. Een grens maken 1 Selecteer Info > Gebruikersgegevens > Grenzen > Nieuwe grens. 2 Selecteer een grensvorm. 3 Volg de instructies op het scherm. OPMERKING: Deze functie is niet op alle toestellen beschikbaar.
2 Selecteer een optie: • Als u de startlijnmarkeringen aan stuurboord en bakboord wilt markeren bij het passeren, selecteert u Pingmarkeringen. • Als u de startlijnmarkeringen aan bakboord en stuurboord wilt markeren door hun coördinaten in te voeren, selecteert u Voer coördinaten in. • Als u de ingestelde bakboord- en stuurboordmarkeringen wilt verwisselen, selecteert u Wissel bakb/stuurb mark..
Het type vaste windsturing instellen Voordat u het type vaste windsturing kunt inschakelen, moet u een NMEA 2000 of NMEA 0183 windsensor aansluiten op de stuurautomaat. Raadpleeg voor geavanceerde instellingen van de stuurautomaat de installatie-instructies van uw stuurautomaat. 1 Selecteer in het stuurautomaatscherm Menu > Stuurautomaat instellen > Typ. vaste wind. Selecteer Schijnbaar of Waar.
Garmin ClearVü echoloodweergave OPMERKING: Als u Garmin ClearVü scanning sonar wilt ontvangen, hebt u een compatibele kaartplotter of viszoeker en een compatibele transducer nodig. Garmin ClearVü hoge-frequentie echolood geeft de visomgeving rond de boot in detail weer, inclusief gedetailleerde weergave van de structuren waar de boot overheen vaart. Traditionele transducers zenden een kegelvormige bundel uit.
Â Ã Ä Å Bereik Sporen Dropshot-rig Bodem LiveVü Forward echoloodweergave Deze echoloodweergave toont in tweedimensionale beelden wat zich voor de boot bevindt. U kunt in deze weergave ook ballen aas en scholen vis zien. À Á Â Ã Ä Å Boot À Á Â Ã Ä Bereik Vis Sporen Bodem RealVü 3D Forward echoloodweergave Deze echoloodweergave toont in driedimensionale beelden wat zich vóór de transducer bevindt.
Het kompas kalibreren Voordat u het kompas kunt kalibreren, moet de transducer op voldoende afstand van de trollingmotor op de as zijn geplaatst om magnetische interferentie te voorkomen, en in het water zijn geplaatst. De kalibratie moet voldoende nauwkeurig zijn om het interne kompas te kunnen gebruiken. OPMERKING: U moet de transducer op de as monteren om het kompas te gebruiken. Het kompas werkt niet wanneer u de transducer op de motor monteert.
De kleurintensiteit aanpassen U kunt de intensiteit van kleuren aanpassen en bepaalde gebieden op het echoloodscherm markeren door de kleurversterking voor traditionele transducers of het contrast voor Garmin ClearVü en SideVü/ClearVü transducers aan te passen. Deze instelling werkt het beste nadat u het niveau van de details die op het scherm worden weergegeven, hebt aangepast met de versterkings- of helderheidsinstellingen.
Frequenties selecteren OPMERKING: U kunt niet de frequentie voor alle echoloodweergaven en transducers aanpassen. U kunt opgeven welke frequenties in het echoloodscherm worden weergegeven. 1 Selecteer in een echoloodweergave Menu > Frequentie. 2 Selecteer een frequentie die is afgestemd op uw behoeften en waterdiepte. Zie Echoloodfrequenties, pagina 23 voor meer informatie over frequenties. Een frequentievoorinstelling maken OPMERKING: Niet voor alle transducers beschikbaar.
Echoloodinstelling OPMERKING: Niet alle opties en instellingen zijn van toepassing op alle modellen, echoloodmodules en transducers. Echoloodinstellingen OPMERKING: Deze instellingen zijn niet van toepassing op Panoptix transducers. Zie RealVü echoloodinstellingen, pagina 25 en LiveVü echoloodinstellingen, pagina 25. Selecteer in een echoloodweergave Menu > Echoloodinstelling.
twee kolommen met informatie op het scherm getekend voor ieder signaal dat retour wordt ontvangen van het echolood en dit systeem wordt voortgezet bij de instellingen 4/1 en 8/1. Instellingen voor echoloodwaarschuwingen OPMERKING: Sommige instellingen vereisen externe accessoires. Selecteer Instellingen > Alarmen > Echolood. Ondiep water: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als de diepte onder de opgegeven waarde komt.
De echoloodopname stoppen 4 Selecteer een radarmodus. Voordat u een echoloodopname kunt stoppen, moet u de opname eerst starten (De weergave van echoloodgegevens opnemen, pagina 26). Selecteer in een echoloodweergave Menu > Echoloodinstelling > Echoloodopname > Stop opnemen. Tijdens het opstarten van de radar wordt er een aftelbericht weergegeven. 5 Selecteer Menu > Radar zenden. Een echoloodopname verwijderen 1 Plaats een geheugenkaart in de kaartsleuf.
schip goed te kunnen interpreteren. Bij regen kunt u met radarsignalen met een kort bereik objecten in de buurt duidelijker zien, mits de instelling voor regenruis optimaal is geconfigureerd. • Selecteer het kortste effectieve bereik voor de radar, gebaseerd op de reden van uw gebruik van de radar en de op dat moment geldende omstandigheden. Het radarscherm in- en uitzoomen • Knijp twee vingers samen om uit te zoomen. • Spreid twee vingers uit elkaar om in te zoomen.
Doel is verdwenen. Een effen groene cirkel met een X erin geeft aan dat de radar niet op het doel kon worden vastgezet. Dichtstbijzijnd punt van nadering en tijd tot dichtstbijzijnd punt van nadering voor een gevaarlijk doel. Een MARPA-tag aan een object toewijzen Voordat u MARPA kunt gebruiken, moet een koerssensor zijn verbonden en moet een actief GPS-signaal beschikbaar zijn. De koerssensor moet het NMEA 2000-parametergroepsnummer (PGN) 127250 of het NMEA 0183-uitvoertelegram HDM of HDG aanleveren.
Echosporen inschakelen Selecteer in een radarscherm Menu > Radaropties > Echosporen > Scherm. De lengte van echosporen aanpassen 1 Selecteer in een radarscherm of de radaroverlay Menu > Radaropties > Echosporen > Tijd. 2 Selecteer de lengte van het spoor. De echosporen wissen U kunt de echosporen op het radarscherm wissen om de schermweergave overzichtelijker te maken. Selecteer in een radarscherm Menu > Radaropties > Echosporen > Wis sporen.
Zeeruis op het radarscherm handmatig aanpassen U kunt de weergave aanpassen van ruis die wordt veroorzaakt door een ruwe zee. De instelling voor zeeruis heeft meer invloed op de weergave van ruis en objecten in de buurt van uw schip dan op de weergave van ruis en objecten op grotere afstand.
Antenneconfiguratie: Hier kunt u het formaat van de radarantenne opgeven en instellen in welke positie de radar stopt (Een aangepaste parkeerstand instellen, pagina 32). Radarvrijezone inschak.: Stelt de zone in waarin de radar geen signalen uitzendt (Een radarvrije zone inschakelen en aanpassen, pagina 27). Boegcorrectie De boegcorrectie compenseert de fysieke locatie van de radarscanner op het schip als de radarscanner niet op één lijn ligt met de boegas.
De koers aanpassen met het roer Het Williamson turn-patroon volgen OPMERKING: U moet de functie Shadow Drive inschakelen voordat u de koers kunt aanpassen met het roer (Shadow Drive™ inschakelen, pagina 32). Bestuur de boot handmatig met de stuurautomaat ingeschakeld. De stuurautomaat activeert de modus Shadow Drive. Wanneer u het roer loslaat en gedurende een paar seconden handmatig een bepaalde koers aanhoudt, schakelt de stuurautomaat automatisch een vaste voorliggende koers in op de nieuwe koers.
• De kaartplotter kan DSC (Digital Selective Calling)noodoproepen en positiegegevens ontvangen van de marifoon. • De kaartplotter kan de posities bijhouden van schepen die positierapporten verzenden. Als een Garmin NMEA 2000 marifoon is aangesloten op uw kaartplotter, zijn deze functies ook ingeschakeld. • Met de kaartplotter kunt u snel informatie over persoonlijke standaardoproepen instellen en verzenden naar uw Garmin marifoon.
• Selecteer Symbool om een nieuw symbool te selecteren, indien beschikbaar. • Selecteer Opmerking om een opmerking in te voeren. • Selecteer Sporen om een lijn weer te geven die het spoor van het schip aangeeft als uw marifoon de positie van het schip bijhoudt. • Selecteer Lijn van spoor om een kleur voor de lijn van het spoor te kiezen. Een oproep met een positiemelding verwijderen 1 Selecteer Info > DSC-lijst. 2 Selecteer een oproep met een positiemelding. 3 Selecteer Bekijk > Wis rapport.
Motor- en brandstofmeters weergeven Voordat u motor- en brandstofmeters kunt weergeven, moet u verbinding hebben met een NMEA 2000 netwerk dat motor- en brandstofgegevens kan waarnemen. Zie de installatie-instructies voor meer informatie. Selecteer A/V, meters, bed. > Motoren. Het aantal motoren selecteren dat door de meters wordt weergegeven U kunt informatie voor maximaal vier motoren weergeven. 1 Selecteer in het motormeterscherm Menu > Installatie > Motorselectie > Aantal motoren.
wordt weergegeven, selecteert u Wijzig schaal wind mee en stelt u de hoeken in. • Als u de ware of schijnbare wind wilt weergeven, selecteert u Wind en daarna een optie. Tripmeters weergeven Tripmeters bevatten gegevens over de afgelegde kilometers, snelheid, tijd en brandstof voor de huidige trip. Selecteer Info > Reis en grafieken > Trip. De tripmeters opnieuw instellen 1 Selecteer Info > Reis en grafieken > Trip.
Waarschuwingsbeheer Berichten weergeven 1 Selecteer Info > Waarschuwingsbeheer. 2 Selecteer een bericht. 3 Selecteer Bekijk. Berichten sorteren en filteren 1 Selecteer Info > Waarschuwingsbeheer > Sorteren/ Filteren. 2 Selecteer een optie om de lijst met berichten te filteren of te sorteren. Berichten opslaan op een geheugenkaart 1 Plaats een geheugenkaart in de kaartuitsparing. 2 Selecteer Info > Waarschuwingsbeheer > Opslaan op kaart.
Om DAB-stations te kunnen beluisteren, moet u beschikken over de juiste apparatuur (DAB afspelen, pagina 39). Raadpleeg de installatie-instructies bij uw adapter en antenne voor instructies voor het aansluiten van een DAB-adapter en antenne. De tunerregio instellen 1 Selecteer in het mediascherm Menu > Installatie > Tunerregio. 2 Selecteer een optie. Een ander radiostation kiezen 1 Selecteer in het mediascherm een geschikte bron, zoals FM. 2 Selecteer of om op een station af te stemmen.
1 Als u de SiriusXM bron hebt geselecteerd, stemt u af op 2 3 4 5 kanaal 1. U hoort dan het preview-kanaal. Zo niet, controleer dan de SiriusXM Connect Tuner, de antenne-installatie en de aansluitingen en probeer het nogmaals. Stem af op kanaal 0 om de radio-id te zoeken. Neem telefonisch contact op met SiriusXM ondersteuning voor luisteraars op (866) 635-2349 of ga naar www.siriusxm.com/activatenow om u te registreren indien u in de Verenigde Staten woont.
Vereisten voor SiriusXM uitrusting en abonnement OPMERKING: Deze functies is niet op alle toestellen en in alle abonnementen beschikbaar. Als u weersinformatie via de satelliet wilt ontvangen, hebt u een compatibele satellietweerontvanger nodig. Om SiriusXM Satellite Radio te kunnen gebruiken, hebt u een compatibele satellietradio-ontvanger nodig. Ga naar www.garmin.com voor meer informatie. U moet ook beschikken over een abonnement om weer en radio via de satelliet te kunnen ontvangen.
De richting van de golven wordt op de kaart met rode pijlen aangegeven. De richting van elke pijl geeft de richting aan waarin de golf gaat. DrukcenBeschrijving trumsymbo ol Geeft een lagedrukcentrum aan. Dit is een gebied met een relatief lage luchtdruk. De luchtdruk wordt hoger naarmate de afstand tot het lagedrukcentrum groter wordt. Op het noordelijk halfrond draait de wind tegen de wijzers van de klok in rond lagedrukcentra. Geeft een hogedrukcentrum aan.
Onderlimiet of Bovenlimiet en voert u de minimale of maximale waarde in. Zichtgegevens Zicht is het verwachte, maximale horizontale zicht aan het oppervlak, zoals wordt aangegeven in de legenda links op het scherm. Variaties in de zichtarcering geven de verwachte verandering in het zicht aan de oppervlakte aan. OPMERKING: Deze functies is niet op alle toestellen en in alle abonnementen beschikbaar. Selecteer Grafieken > Zicht.
Voordat u videotoestellen, zoals IP-camera's, encoders en thermische camera's, op uw kaartplotter kunt weergeven en bedienen, moet op uw kaartplotter een compatibel videotoestel zijn aangesloten en moet u een maritieme netwerkkabel met Power over Ethernet (PoE) Isolation Coupler hebben geïnstalleerd. Ga naar www.garmin.com voor een lijst met compatibele toestellen of om een PoE Isolation Coupler aan te schaffen.
TIP: Met deze technologie is het mogelijk om de videocamera met gebaren te bedienen zonder dat de videoknoppen worden weergegeven. 1 Tik in een videoscherm op het scherm. 2 Selecteer een optie: • Gebruik zoomgebaren om met de camera in en uit te zoomen. • Veeg over het scherm in de gewenste richting om de camera te draaien of te kantelen. Een combinatiescherm met videofuncties maken U kunt maximaal vier videofuncties opnemen in een aangepast combinatiescherm.
U kunt de knoppenbalk van de VIRB actiecamera toevoegen aan andere schermen. U kunt dan vanuit andere functies op de kaartplotter video-opnamen starten en stoppen. 1 Open het scherm waaraan u de knoppenbalk van de VIRB actiecamera wilt toevoegen. 2 Selecteer Menu > Wijzig overlays > Onderste balk > VIRB balk. In een scherm met de bedieningsknoppen van de VIRB actiecamera kunt u selecteren om het scherm van de VIRB actiecamera volledig weer te geven.
Informatie over systeem en software weergeven U kunt de softwareversie, de basiskaartversie, alle aanvullende kaartinformatie (indien beschikbaar), de softwareversie van de optionele Garmin radar (indien beschikbaar) en de toestel-id weergeven. U kunt deze gegevens nodig hebben om de systeemsoftware bij te werken of aanvullende kaartgegevens aan te schaffen. Selecteer Instellingen > Systeem > Systeeminformatie.
3 Selecteer een bestemming waar u eerder naartoe bent gevaren. 4 Selecteer Navigeren naar > Auto Guid.. 5 Controleer de plaatsing van de Auto Guidance-lijn en bepaal of de lijn veilig om bekende obstakels heen gaat en of de route met koerswijzigingen een efficiënte route is. 6 Selecteer een optie: • Als u tevreden bent met de plaatsing van de Auto Guidance-lijn, selecteert u Menu > Navigatieopties > Navigatie stoppen en gaat u verder met stap 10.
Alarmen instellen Navigatiealarmen Selecteer Instellingen > Alarmen > Navigatie. Aankomst: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer u zich binnen een opgegeven afstand of tijd van een koerswijziging of bestemming bevindt. Krabbend anker: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer u een opgegeven afstand afdrijft terwijl u voor anker ligt. Koersfout: Hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de boot een opgegeven afstand van koers raakt.
Instellingen voor overige schepen Als uw compatibele kaartplotter is verbonden met een AIStoestel of marifoon, kunt u instellen hoe andere vaartuigen op de kaartplotter worden weergegeven. Selecteer Instellingen > Overige schepen. AIS: Schakelt ontvangst van AIS-signalen in en uit. DSC: Schakelt DSC (Digital Selective Calling) in en uit. Aanvar.alarm: Hiermee stelt u het aanvaringsalarm in (Een veilige zone voor aanvaringsgevaar instellen, pagina 8). AIS-EPIRB-testuitz.
• Formaat van de radarantenne Kaartinstellingen: • Kaartgrenzen • Gevarenkleuren • Koerslijn • Nut.punt. land • Lichtsectoren • Grootte van navigatiekenmerken • Type nav.kenm. • Fotopunten • Voorkeursdiepte • Ondiep-arcering • Servicepunten • Bootpictogram (Kan niet worden gesynchroniseerd tussen alle modellen) De fabrieksinstellingen van de kaartplotter herstellen OPMERKING: Tijdens deze procedure worden alle gegevens verwijderd die u hebt ingevoerd.
Draadloze windsensor Een draadloze sensor verbinden met de kaartplotter U kunt gegevens van een compatibele draadloze sensor op de kaartplotter weergeven. 1 Selecteer Instellingen > Communicatie > Draadloze toestellen. 2 Selecteer de windsensor. 3 Selecteer Schakel in. De kaartplotter begint naar de draadloze sensor te zoeken en maakt er verbinding mee. Voeg de gegevens toe aan een gegevensveld of een meter om gegevens van de sensor weer te geven.
3 Selecteer indien nodig de geheugenkaart waar u gegevens naartoe wilt kopiëren. 4 Selecteer een optie: • Als u een nieuw bestand wilt maken, selecteert u Voeg nieuw bestand toe en voert u een naam in. • Als u de informatie wilt toevoegen aan een bestaand bestand, selecteert u het bestand in de lijst. Geïntegreerde kaarten naar een geheugenkaart kopiëren U kunt kaarten van de kaartplotter kopiëren naar een geheugenkaart, zodat u deze kunt gebruiken met HomePort. 1 Plaats een geheugenkaart in de kaartsleuf.
4 Wacht enkele seconden totdat de miniatuurafbeeldingen zijn geladen. 5 Selecteer een afbeelding. 6 Gebruik de pijltjes om door de afbeeldingen te bladeren. 7 Selecteer zo nodig Menu > Start diavoorstelling. Schermafbeeldingen U kunt een opname maken van elk scherm dat op uw kaartplotter wordt weergegeven en dit opslaan als een bitmapbestand (.bmp). Vervolgens kunt u de schermafbeelding overzetten naar uw computer.
Type PGN Telegram Beschrijving 129025 Positie: Snelle update Beschrijving PGRMZ Z: Hoogte 129026 COG en SOG: Snelle update SDDBT DBT: Diepte onder transducer 129029 GNSS positiegegevens SDDPT DPT: Diepte 129540 GNSS satellieten in weergavemodus SDMTW MTW: Watertemperatuur 130306 Windgegevens SDVHW VHW: Watersnelheid en koers DPT Diepte 127258 Magnetische variatie DBT Diepte onder de transducer 129283 Koersfout MTW Watertemperatuur 129284 Navigatiegegevens VHW Watersnelheid en k
Index A aan-uitknop 1, 46 aankomstalarm 49 aanraakscherm 1 aanvaringsalarm 8, 50 afbeeldingen 53 afstand meten 22 kaarten 4 afstand tot kustlijn 15, 47 afstandcirkels 9 afstandsbediening 51 loskoppelen 51 AIS 6–9 doelzoeken 7, 8 gevaren 7, 29 inschakelen 50 noodsignaaltoestel 8 radar 29 SART 8 alarmen 17, 49 aankomst 49 aanvaring 8, 50 brandstof 36, 49 diep water 26, 49 echolood 26, 49 krabbend anker 49 meters 36 motor 36 navigatie 49 ondiep water 26, 49 van koers 49 watertemperatuur 26, 49 weer 49 AM 38, 3
mediaspeler 38–40 afstemmodus 39 alfabetisch zoeken 38 bron 38 DAB 39 dempen 38 FUSION-Link 38 herhalen 38 radio 39, 40 SiriusXM Satellite Radio 39 toestelnaam 40 tunerregio 39 VHF 38 voorinstelling 39 voorkeuze 44 willekeurige volgorde 38 zones 38 meters 35 brandstof 35, 36 limieten 35 motor 35, 36 statusalarmen 36 trip 37 wind 36 meters voor zeilen 36 MOB, toestel 8 motorboot 3, 17 motormeters 35, 36 configureren 36 statusalarmen 36 muziekspeler 38, 39, 41.
golfgegevens 42 kaarten 41, 43 navigatiekaart 43 neerslag 41 oppervlaktedruk 42 overlay 43 uitzendingen 41 viskaart 43 vissen 42 watertemperatuur 42 weersverwachting 41–43 wind 42 zeegang 42 zicht 43 Wi‑Fi technologie 51 windmeters 36 windsensor 52 Z zeilboot 3, 17 zeilen 9, 17, 18 racetimer 18 startlijn 17, 18 zeilenstartlijn 17 zon- en maanstanden 37 zoomen echolood 23 kaart 4 radar 28 zwevende doelen 10 58 Index
support.garmin.