Operation Manual

2
Selecteer Instellingen > Activiteit.
3
Selecteer een activiteit.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
4
Selecteer Auto Lap.
5
Selecteer een afstand.
Telkens wanneer u een ronde voltooit, wordt er een bericht
weergegeven met de rondetijd. Het toestel laat ook een
pieptoon horen of trilt als geluidssignalen zijn ingeschakeld
(Algemene instellingen).
U kunt, indien gewenst, de gegevenspagina's aanpassen en
extra rondegegevens weergeven. (De gegevenspagina's
aanpassen).
UltraTrac
De UltraTrac functie is een GPS-instelling waarmee
spoorpunten en sensorgegevens minder vaak worden
geregistreerd. Door de UltraTrac functie in te schakelen, wordt
de batterijduur verlengd, maar neemt de kwaliteit van de
vastgelegde activiteiten af. U kunt de UltraTrac functie
gebruiken voor activiteiten die een langere levensduur van de
batterij vereisen en waarvoor regelmatige updates van de
sensorgegevens minder belangrijk zijn. Het standaardinterval
tussen spoorpunten is één punt per minuut. U kunt het interval
aanpassen.
3D-snelheid en -afstand
U kunt de 3D-snelheid en -afstand instellen om uw snelheid of
afstand te meten via zowel uw hoogtewijziging als uw
horizontale verplaatsing over de grond. U kunt deze functie
gebruiken tijdens activiteiten zoals skiën, klimmen, navigeren,
hiken, hardlopen of fietsen.
Sensorinstellingen
U kunt het interne kompas kalibreren en configureren
(Kompasinstellingen).
U kunt de interne barometrische hoogtemeter kalibreren en
configureren (Hoogtemeterinstellingen).
U kunt ANT+ sensors koppelen en configureren (ANT+
sensors).
Kompasinstellingen
Houd MENU ingedrukt en selecteer Instellingen > Sensors >
Kompas.
Scherm: Hiermee stelt u de koersweergave op het kompas in
op graden of milliradialen.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in (De noordreferentie instellen).
Modus: Hiermee stelt u in dat het kompas een combinatie van
GPS en de elektronische sensorgegevens gebruikt bij het
verplaatsen (Auto) of alleen GPS-gegevens (Uit).
Kalibreer: Hiermee kunt u de kompassensor handmatig
kalibreren (Het kompas kalibreren).
De noordreferentie instellen
U kunt de koersreferentie instellen die wordt gebruikt voor het
berekenen van de voorliggende koers.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Kompas >
Noordreferentie.
3
Selecteer een optie:
U kunt het geografische noorden instellen als
koersreferentie door Waar te selecteren.
U kunt automatisch de magnetische afwijking instellen
voor uw locatie door Magnetisch te selecteren.
U kunt het noorden van het grid (000º) instellen als
koersreferentie door Grid te selecteren.
U kunt de magnetische afwijking handmatig instellen door
Gebruiker te selecteren, de magnetische afwijking in te
voeren en OK te selecteren.
Het kompas kalibreren
KENNISGEVING
Kalibreer het elektronische kompas buiten. Zorg dat u zich niet
in de buurt bevindt van objecten die invloed uitoefenen op
magnetische velden, zoals voertuigen, gebouwen of
elektriciteitskabels.
Het toestel is al gekalibreerd in de fabriek en het maakt
standaard gebruik van automatische kalibratie. Als uw kompas
niet goed werkt, bijvoorbeeld nadat u lange afstanden hebt
afgelegd of na extreme temperatuurveranderingen, kunt u het
handmatig kalibreren.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Kompas > Kalibreer >
Start.
3
Volg de instructies op het scherm.
Hoogtemeterinstellingen
Houd MENU ingedrukt en selecteer Instellingen > Sensors >
Hoogtemeter.
Automatisch kalibreren: Hiermee voert de hoogtemeter
automatisch een kalibratie uit telkens wanneer u GPS-
tracering inschakelt.
Kalibreer: Hiermee kunt u de sensor van de hoogtemeter
handmatig kalibreren.
De barometrische hoogtemeter kalibreren
Uw toestel is al gekalibreerd in de fabriek. Standaard wordt
automatische kalibratie op het GPS-beginpunt gebruikt. U kunt
de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als de
juiste hoogte of de druk op zeeniveau u bekend is.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Hoogtemeter.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Automatisch kalibreren > Bij start als u het
toestel automatisch wilt kalibreren op het GPS-beginpunt.
Selecteer Automatisch kalibreren > Continu als u het
toestel automatisch wilt kalibreren met periodieke GPS-
kalibratie-updates.
Selecteer Kalibreer als u de huidige hoogte of druk op
zeeniveau wilt invoeren.
Bluetooth
®
communicatiefuncties
Het fēnix 2 toestel beschikt over een aantal Bluetooth
communicatiefuncties voor uw compatibele smartphone. Voor
sommige functies moet Garmin Connect Mobile of BaseCamp
Mobile op uw smartphone zijn geïnstalleerd. Ga naar
www.garmin.com/apps voor meer informatie.
Telefoonmeldingen: Hiermee worden telefoonmeldingen en
berichten weergegeven op uw fēnix 2 toestel.
LiveTrack: Geef uw vrienden en familie de gelegenheid om uw
races en trainingsactiviteiten in real-time te volgen. U kunt
volgers uitnodigen via e-mail of social media, waardoor zij
uw live-gegevens op een Garmin Connect volgpagina
kunnen zien.
Activiteiten uploaden naar Garmin Connect: Uw activiteit
wordt automatisch naar Garmin Connect verstuurd, zodra u
klaar bent met het vastleggen van de activiteit.
Activiteiten bekijken in BaseCamp Mobile: Hiermee kunt u
activiteiten verzenden naar de smartphone waarop uw
BaseCamp Mobile app wordt uitgevoerd. U kunt de
activiteiten in de app weergeven, inclusief de spoor- en
sensorgegevens.
14 Uw toestel aanpassen