Operation Manual

Gebruikershandboek SEAT Portable System
- 128 - Voertuig
(Laden): het laden van de accu is geactiveerd.
Dag van de week: de bij het vastleggen van de vertrektijd
ingestelde dag van de week.
Tijd: de bij het vastleggen van de vertrektijd ingestelde tijd.
5 Wanneer foutmeldingen voor het laden van de accu of voor de airco
actief zijn, verschijnt hier Meldingen aanwezig.
Druk op de knop (Lijst), om de melding(en) weer te geven.
6 Opent het venster INSTELLINGEN. Deze instellingen zijn basisinstellingen
die voor alle laadlocaties gelden (zie "Instellingen", pagina 130).
Laadlocatie instellen
U kunt maximaal 10 laadlocaties vastleggen en opslaan. Opgeslagen
laadlocaties kunnen aan een vertrektijd worden toegewezen en later
worden bewerkt, herbenoemd of gewist. Een laadlocatie is al
vastgelegd, de instellingen ervan kunnen echter worden gewijzigd.
1. Druk in het venster
E-MANAGER op de knop (Lijst) rechts naast
de invoer Laadlocaties.
De lijst LAADLOCATIES wordt geopend.
2. Druk op Toevoegen.
3. Voer een naam voor de laadlocatie in.
4. Druk op (Opslaan).
Het venster LAADLOCATIE wordt geopend. Daar kunt u de volgende
instellingen voor de nieuwe laadlocatie vastleggen:
Airconditioning: Activeer het controlevakje naast deze
instelling, wanneer de temperatuur in het voertuig al op het
moment van vertrek een bepaalde waarde moet hebben
bereikt. Om de temperatuur vast te leggen, gaat u te werk zoals
beschreven in "Airconditioning binnentemperatuur", pagina 130.
Laden: Activeer het controlevakje naast deze instelling,
wanneer de accu van het voertuig bij het vertrek tot een
vastgelegd laadniveau moet zijn geladen. Het laadniveau komt
overeen met de waarde van de instelling Bovenste
acculaadgrens.
Bovenste acculaadgrens: Deze instelling is alleen actief,
wanneer de instelling Laden is geactiveerd. Hier legt u vast tot
welk laadniveau de accu bij het vertrek moet zijn geladen. Druk
op de instelling en kies de gewenste waarde (0 % - 100 %).