Installation Instructions
6
ONDERHOUD
1. Door de natuurlijke beweging van de ventilator kunnen sommige verbindingen loskomen. Een klikkend of
ratelend geluid wijst bijna zeker op losse bouten. Controleer de steunverbindingen, beugels en de bouten van
de bladen twee keer per jaar en draai waar nodig alle bouten aan.
2. Maak de ventilator regelmatig schoon. Gebruik uitsluitend een met mild reinigingsmiddel bevochtigde doek.
Stof af met een zachte doek of borstel.
3. De ventilator hoeft niet gesmeerd te worden, dankzij de permanent verzegelde lagers.
4. Zorg ervoor dat de stroomtoevoer is uitge
schakeld vóór u reparaties probeert uit te voeren.
PROBLEMEN VERHELPEN
DE VENTILATOR START NIET:
1. Controleer alle zekeringen of stroomverbrekers. Vervang waar nodig.
2. Schakel de stroomtoevoer uit en controleer alle elektrische aansluitingen van de ventilator en in de
schakelaarbehuizing.
3. Verzeker u ervan dat de batterijen in de afstandsbediening niet leeg zijn, vervang deze zonodig tevens zorg
ervoor dat de omkeerschakelaar omhoog of omlaag staat, niet ergens in het midden.
4. Als de ventilator niet start, dient u een bevoegd elektricien te raadplegen. Probeer de interne elektrische
aansluitingen niet zelf te repareren.
DE VENTILATOR MAAKT LAWAAI:
1. Geef elke ni
euwe ventilator een paar dagen de tijd om “in te lopen” tegen medium of hoge snelheid. Probeer
de exacte plaats van het geluid te identificeren door aandachtig te luisteren van verschillende kanten (bladen,
motor, lichtarmatuur, enz.). Een lawaaierige ventilator kan worden veroorzaakt door een lichtarmatuur.
2. Zorg ervoor dat alle bouten van de ventilatorconstructie en de lichtarmatuur correct zijn aangebracht en
goed vast zitten. Als dat niet het geval is, schroeft u ze los en draait u ze opnieuw vast. Draai deze bouten
tenminste één
keer per jaar vast. Zij kunnen namelijk na verloop van tijd loskomen en een klikkend geluid
veroorzaken.
3. Zorg ervoor dat de lichtarmatuur stevig op de ventilator is bevestigd.
4. Zorg ervoor dat de bevestigingsplaat goed op het plafond past en stevig is bevestigd.
5. Zorg ervoor dat de draadklemmen in de kap niet tegen elkaar of tegen een wand van de behuizing ratelen.
Breng elektrische tape aan waar nodig.
6. Zorg ervoor dat de kap het plafond niet raakt.
7. Zorg ervoor dat de bouten waarmee de bladen op de motor
zijn bevestigd, goed vast zitten en dat de daartoe
bestemde ringen ook daadwerkelijk zijn aangebracht.










