Operation Manual

82
De menu’s gebruiken: Opnamestanden
F
F
FILMSCHERPSTELLING [
FILMSCHERPSTELLING [
u
u
]
]
Deze optie bepaalt hoe de camera het scherpstel-
gebied voor  lms selecteert.
Optie
Optie
Beschrijving
Beschrijving
r
r
AF (CENTRUM)
AF (CENTRUM)
De camera stelt scherp op het onder-
werp dat zich in het midden van het
frame bevindt.
u
u
CONTINU AF
CONTINU AF
De camera stelt continu scherp om wijzi-
gingen in de afstand tot het onderwerp
in het scherpstelframe te overwegen.
1 Opmerking
Hierbij moet worden opgemerkt, dat in de stand u de
camera de scherpstelling continu aanpast, waardoor de
batterij extra wordt belast. Bovendien kan het voortdu-
rend scherpstellen van de camera geluid maken.
W
W
FILMMODUS [
FILMMODUS [
i
i
]
]
Kies een beeldformaat voor  lms (P 62).
J
J
AE BKT EV-STAPPEN [±
AE BKT EV-STAPPEN [±
]
]
Hiermee bepaalt u de intervalwaarde voor de
belichtingstrap wanneer de stand O (AE BKT.) als
continustand is geselecteerd (P 44).
U heeft keuze uit ±
1
/
3 EV, ±
2
/
3 EV en ±1 EV (de camera
is mogelijk niet in staat de geselecteerde bracke-
tingstappen te gebruiken wanneer de hoeveel-
heid over- of onderbelichting de grenzen van het
belichtingsmeetsysteem overschrijdt).
I
I
FLITSLICHT [±0]
FLITSLICHT [±0]
Om de lichtsterkte van de itser in te stellen. Kies
uit waarden tussen +
2
/
3 EV en –
2
/
3 EV. De standaard
instelling is ±0. Hierbij moet worden opgemerkt dat
de resultaten in grote mate afhankelijk zijn van de
heersende omstandigheden en de afstand tot het
onderwerp.