Operation Manual

8-1
Hebt u vragen? Zie pag. 10-10 voor instructies voor technische hulp.
Configuratie van de meter
De instellingen van de Precision Xceed Pro meter worden via het gegevensbeheersysteem gecongureerd. Deze
instellingen zijn op het draagbare apparaat te zien, maar kunnen er niet mee worden veranderd. De instellingen die via het
gegevensbeheersysteem kunnen worden gecongureerd:
Upload-interval
Tijdsduur tussen twee gegevensuploads.•
Of u met testen kunt doorgaan (Test toestaan of Waarschuwen) of niet (Blokkeren).•
Operator-ID
Bepalen of de operator-ID voor alle tests nodig is, optioneel is of niet wordt gebruikt.•
Het definiëren van de operator-ID opdracht.•
Het kleinste en grootste aantal (tussen 1 en 30) cijfers dat voor de operator-ID aanvaardbaar is. •
Bij handmatige invoer van de operator-ID bepalen of een controlecijfer nodig is (modulus 10 of 11).•
Beslissen over aanvaardbare formaten voor de streepjescode van de operator-ID. Zie de streepjescodespecificaties in •
hoofdstuk 12 voor beschikbare formaten.
De meter kan de eerste en/of de laatste cijfers van een operator-ID afkappen (negeren). De meter kan zodanig worden •
ingesteld dat specifieke cijfers van een operator-ID worden geselecteerd. Het aantal cijfers wordt geconfigureerd in het
gegevensbeheersysteem.
Patiënttests / Patiënt-ID
Bepalen of de patiënt-ID voor alle patiënttests nodig is, optioneel is of niet wordt gebruikt.•
Het definiëren van de patiënt-ID-opdracht.•
Het kleinste en grootste aantal (tussen 1 en 30) cijfers dat voor de patiënt-ID aanvaardbaar is.•
Toestemming voor handmatige invoer van de patiënt-ID.•
Bepalen of twee keer invoeren van een handmatig ingevoerde ID nodig is.•
Bij handmatige invoer van de patiënt-ID bepalen of een controlecijfer nodig is (modulus 10 of 11).•
Beslissen over aanvaardbare formaten voor de streepjescode van de patiënt-ID. Zie de streepjescodespecificaties in •
hoofdstuk 12 voor beschikbare formaten.
De meter kan de eerste en/of de laatste cijfers van een patiënt-ID afkappen (negeren). De meter kan zodanig worden •
ingesteld dat specifieke cijfers van een patiënt-ID worden geselecteerd. Het aantal cijfers wordt geconfigureerd in het
gegevensbeheersysteem.
Beslissen of de patiënt-ID bevestigd moet worden.•
Bepalen hoe de patiënt-ID bevestigd moet worden.•
Bepalen of een commentaarcode voor patiënttests binnen het voor de instelling en de teststrip aanvaardbare bereik •
nodig is, optioneel is of niet wordt gebruikt.
Bepalen of een commentaarcode voor patiënttests buiten het voor de instelling en de teststrip aanvaardbare bereik •
nodig is, optioneel is of niet wordt gebruikt.
Controletests
Instellen welke controleoplossingniveaus in uw instelling nodig zijn, optioneel zijn of niet worden gebruikt. De meter •
kan op het uitvoeren van iedere combinatie van lage, normale en hoge controleoplossingtests worden geconfigureerd.
Instellen of resultaten van controleoplossingtests numeriek of als OK/Fout worden weergegeven.•
Bepalen of een commentaarcode voor controletests binnen het voor de instelling en de teststrip aanvaardbare bereik •
nodig is, optioneel is of niet wordt gebruikt.
Bepalen of een commentaarcode voor controletests buiten het voor de instelling en de teststrip aanvaardbare bereik •
nodig is, optioneel is of niet wordt gebruikt.
QC-interval
Bepalen hoe vaak kwaliteitscontroletests moeten worden uitgevoerd. Dit kan worden ingesteld op een aantal uren of op •
maximaal drie specifieke tijdstippen van de dag.
Bepalen of de operator met testen door kan gaan (Test toestaan of Waarschuwen) of niet (Blokkeren) wanneer het •
kwaliteitscontrole-interval verstreken is.
Overzicht instellingen
Hoofdstuk 8: Overzicht instellingen