FORD FUSION Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties, ontwerpen of onderdelen zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen te wijzigen. Deze publicatie, of een deel daarvan, mag niet worden gereproduceerd of vertaald zonder onze toestemming. Fouten of omissies uitgesloten. © Ford Motor Company 2011 Alle rechten voorbehouden.
Inhoudsopgave Inleiding Immobilisatiesysteem uitschakelen.......30 Over deze handleiding ...................................5 Overzicht van symbolen.................................5 Onderdelen en accessoires..........................6 Alarm Alarm inschakelen..........................................31 Alarm uitschakelen.........................................31 In één oogopslag Stuurwiel In één oogopslag ..............................................8 Stuurwiel afstellen............................
Inhoudsopgave Brandstofkwaliteit - Diesel.........................78 Katalysator........................................................79 Tankklep.............................................................79 Tanken................................................................79 Brandstofverbruik..........................................79 Technische specificatie...............................80 Infodisplays Algemene informatie....................................55 Persoonlijke instellingen............
Inhoudsopgave Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren...................................................115 Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem.................................................116 Ruitensproeiervloeistof controleren......116 Technische specificatie...............................117 Voorzorgsmaatregelen voor koude weersomstandigheden............................97 Door water rijden............................................97 Wat te doen bij pech Eerstehulpset...................
Inhoudsopgave Shuffle/random (door elkaar/willekeurig)....................................161 CD-nummers comprimeren......................161 CD-nummers scannen...............................162 CD's uitwerpen..............................................162 CD-nummers herhalen...............................162 Afspelen CD beëindigen............................163 Meerdere CD's uitwerpen..........................163 Beveiliging van uw audioinstallatie Beveiligingscode.......................................
Inleiding Bovendien beschermt een extra pollenfilter de passagiers tegen allergie opwekkende deeltjes in de buitenlucht. OVER DEZE HANDLEIDING Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. We adviseren u, enige tijd te nemen om met uw auto kennis te maken door deze handleiding te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede. Neem voor meer informatie contact op met TÜV via www.tuv.com.
Inleiding • • ONDERDELEN EN ACCESSOIRES Portieren Achterklep Nu kunt u er zeker van zijn dat uw Ford onderdelen Ford onderdelen zijn. U Ford is volgens de hoogste normen gebouwd met gebruik van Originele Ford onderdelen van hoge kwaliteit. Met als resultaat dat u er vele jaren met plezier in kunt rijden. Mocht het onverwachte plaatsvinden en een belangrijk onderdeel moet worden vervangen, dan raden wij u aan met niets minder dan Originele Ford Onderdelen genoegen te nemen.
Inleiding E89939 Verlichting • • Achterlichtunits Koplampen E89940 7
In één oogopslag IN ÉÉN OOGOPSLAG Overzicht instrumentenpaneel Stuur links A B V U C D T E S F R E89017 8 Q G P H I J O K N L M
In één oogopslag Stuur rechts K M L J N I O G S H D R E Q F P T C B A U V E102295 A Ontwasemingsrooster. B Luchtrooster. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 60). C Ontgrendeling bagageruimte. D Groot licht, richtingaanwijzers, lichtsignaal en bedieningstoetsen informatiedisplay. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 38). Zie Algemene informatie (bladzijde 55). E Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 51). F Ruitenwisserschakelaar.
In één oogopslag J Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Zie Waarschuwingsknipperlichten (bladzijde 40). K Schakelaar stabiliteitsregeling of muntenhouder. Zie Stabiliteitsregeling (bladzijde 87). L Controlelamp airbag uitgeschakeld of muntenhouder. Zie Passagiersairbag uitschakelen (bladzijde 23). M Audio- of navigatiesysteem. Zie afzonderlijke handleiding. N Toetsen klimaatregeling. Zie Klimaatregeling (bladzijde 60). O Sensor interieurtemperatuur. P Contactslot.
In één oogopslag Richt de middelste luchtroosters naar boven en de luchtroosters aan de zijkant op de zijruiten. Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 75). Informatiedisplays Aanbevolen instellingen voor verwarming E70436 E116252 Druk op de toets om door de displays te scrollen en houd de toets ingedrukt om te resetten, een submenu te selecteren of een instelling te veranderen. Het informatiedisplay vertelt u of u voor de diverse opties kort of lang op de toets moet drukken.
In één oogopslag Richt de middelste luchtroosters naar boven en de luchtroosters aan de zijkant op de zijruiten. Portieren vergrendelen Aanbevolen instellingen voor verwarming Portieren dubbel vergrendelen Druk toets B eenmaal in. Druk toets B tweemaal binnen drie seconden in. Kofferdeksel/ achterklep ontgrendelen Druk toets C tweemaal binnen drie seconden in. Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 28).
In één oogopslag Auto's met automatische verlichting 6. Druk op de CLOCK toets om deze modus te verlaten en de nieuwe datum en tijd op te slaan. a. Schakel de automatische verlichting in en schakel deze binnen twee seconden weer uit. b. Schakel de automatische verlichting uit en schakel deze binnen twee seconden weer in. Automatisch in-/uitschakelende verlichting Zie Verlichting (bladzijde 38).
In één oogopslag Elektrisch inklapbare spiegels E72184 Automatisch in- en uitklappen De spiegels klappen automatisch in wanneer u de portieren met de afstandsbediening vergrendelt. De spiegels klappen uit wanneer u de portieren met de sleutel of de afstandsbediening ontgrendelt. Zie Elektrisch verstelbare buitenspiegels (bladzijde 49). Een vlakke laadvloer maken 1 2 3 E91009 1. Til de zitting op. 2. Trek aan de ontgrendelhendel en druk de rugleuning naar voren. 3.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Laat kinderen niet zonder toezicht in uw auto achter. Wanneer uw auto bij een aanrijding betrokken is geweest, dient u het kinderzitje door een hiertoe opgeleide monteur te laten controleren. N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het gebruik van kinderzitjes zijn per land verschillend. E133140 Alleen kinderzitjes die volgens ECE-R44.03 (of later) gecertificeerd zijn, zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in uw auto.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderveiligheidszitje WAARSCHUWINGEN Laat kinderen met een lichaamsgewicht van meer dan 15 kilogram, maar met een lengte van minder dan 150 centimeter in een kinderzitje of op een zitverhoger plaatsnemen. LET OP Wanneer u een kinderzitje op de achterbank gebruikt, zorg dan dat het kinderzitje stevig tegen de stoel rust. De hoofdsteun moet wellicht worden opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 68).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Zitverhoger (Groep 3) WAARSCHUWINGEN Wanneer een kinderzitje met steunpoot wordt gebruikt, dan moet de steunpoot stevig op de vloer rusten. Wanneer een kinderzitje met een gordel wordt gebruikt, dan mag de gordel niet slap hangt of is gedraaid. LET OP Het kinderzitje moet stevig tegen de stoel aan rusten. De hoofdsteun moet wellicht worden opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 68). E68924 N.B.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Gewichtsgroepen Zitplaatsen Achterbank 0 0+ 1 2 3 Tot 10 kg Tot 13 kg 9 - 18 kg 15 - 25 kg 22 - 36 kg U U U U U X Niet geschikt voor kinderen van deze gewichtsgroep. U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. U¹ Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd kinderzitje te gebruiken dat op de achterbank is geplaatst.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERSLOTEN WAARSCHUWING Wanneer de kindersloten in werking zijn gesteld, kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend.
Bescherming van inzittenden Het systeem omvat: • een front-airbag aan bestuurderszijde • een front-airbag aan passagierszijde • zij-airbags • side curtains • een gordelspanner aan bestuurderszijde • een gordelspanner voor de passagier, voorin • crashsensoren • een controlelamp airbag • een herinneringssysteem voor de veiligheidsgordel • een elektronisch regel- en diagnosesysteem WERKING Airbags WAARSCHUWINGEN Wijzig de voorzijde van de wagen op geen enkele wijze.
Bescherming van inzittenden De front-airbags treden in werking bij zware frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen binnen een hoek van maximaal 30 graden van links of van rechts. De airbags worden in enkele milliseconden opgeblazen en stromen weer leeg zodra zij in contact komen met de lichamen van de inzittenden, waardoor de voorwaartse beweging wordt opgevangen.
Bescherming van inzittenden WAARSCHUWINGEN Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel niet slap of gedraaid zit. Draag geen dikke kleding. De veiligheidsgordels bieden optimale bescherming wanneer ze nauwsluitend worden gedragen. Leg de schoudergordel over het midden van de schouder en leg de heupgordel strak over uw heupen. De oprolmechanismen van de veiligheidsgordels voor de bestuurder en de passagier voorin zijn voorzien van een gordelspanner.
Bescherming van inzittenden HOOGTE VAN VEILIGHEIDSGORDELS AFSTELLEN WAARSCHUWING Breng de veiligheidsgordel voor uw eigen veiligheid, maar ook voor dat van uw ongeboren kind op correcte wijze aan. Draag niet alleen de heupgordel of de schoudergordel. De heupgordel moet comfortabel over de heupen liggen aan de onderzijde van uw zwangere buik. Leg de schoudergordel tussen uw borsten, boven en aan de zijkant van uw zwangere buik.
Bescherming van inzittenden Airbag aan passagierszijde inschakelen Schakelaar voor airbag aan passagierszijde monteren WAARSCHUWING WAARSCHUWING Wanneer u een kinderzitje op een stoel moet plaatsen, waarvoor zich een operationele airbag bevindt, laat dan een schakelaar monteren waarmee de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld. Raadpleeg uw dealer voor meer informatie.
Sleutels en afstandsbediening ALGEMENE INFORMATIE OVER RADIOFREQUENTIES LET OP De radiofrequentie van de afstandsbediening kan ook worden gebruikt door andere zenders met een klein bereik (bijvoorbeeld zendamateurs, medische apparatuur, draadloze hoofdtelefoons, afstandsbedieningen en alarmsystemen). Wanneer de frequenties worden gestoord, kunt u geen gebruik meer maken van uw afstandsbediening. De portieren kunt u met de sleutel vergrendelen en ontgrendelen.
Sleutels en afstandsbediening Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren BATTERIJ VAN AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN U kunt de ontgrendelfunctie dusdanig wijzigen dat wanneer u de ontgrendeltoets eenmaal indrukt het centraal vergrendelingssysteem of de dubbele vergrendeling en de alarminstallatie worden uitgeschakeld en alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld. Door de ontgrendeltoets binnen drie seconden tweemaal in te drukken, worden ook de andere portieren ontgrendeld.
Sleutels en afstandsbediening E68729 • Maak de batterij voorzichtig met een plat voorwerp los. Breng de nieuwe batterij tussen de contacten aan met het + merkteken naar beneden. Stel de zender in omgekeerde volgorde weer samen.
Sloten Portieren met de sleutel vergrendelen en ontgrendelen VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN Centrale vergrendeling B B Alleen wanneer alle portieren zijn gesloten kunnen deze centraal worden vergrendeld. Dubbel vergrendelen A WAARSCHUWINGEN Schakel de dubbele vergrendeling niet in wanneer zich personen of dieren in de wagen bevinden. A Wanneer de dubbele vergrendeling is ingeschakeld kunnen de portieren niet van binnenuit worden ontgrendeld.
Sloten Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren Portieren met de afstandsbediening vergrendelen en ontgrendelen A B U kunt de ontgrendelfunctie opnieuw programmeren zodat alleen het bestuurdersportier of alle portieren worden ontgrendeld. Druk bij afgezet contact de vergrendel- en ontgrendeltoets op de afstandbediening tegelijk vier seconden in. De richtingaanwijzers knipperen tweemaal ter bevestiging.
Motorstartblokkering Als de controlelamp een minuut continu blijft branden of ongeveer een minuut knippert en vervolgens herhaaldelijk met regelmatige intervallen gaat knipperen, heeft het systeem de sleutelcode niet herkend of is er sprake van een storing in het systeem. Neem de sleutel uit het slot en probeer het nogmaals. WERKING Het immobilisatiesysteem is een diefstalbeveiligingssysteem dat voorkomt dat iemand de motor van uw auto met een onjuist gecodeerde sleutel kan starten.
Alarm ALARM INSCHAKELEN Het systeem wordt geactiveerd zodra de auto is vergrendeld en beschermt uw auto tegen indringers die trachten de portieren, de motorkap of het bagagecompartiment te openen of de audio-installatie te verwijderen. Automatische vertraging van het inschakelen De twintig seconden vertraagde inschakeling begint wanneer de motorkap, laadruimte en alle portieren zijn gesloten en vergrendeld.
Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN AUDIOBEDIENING Kies de radio, CD of cassette modus op de audio-installatie. WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als de auto in beweging is. De volgende functies kunnen met de afstandsbediening worden bediend: N.B.: Controleer of u in de juiste positie zit. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 66). Volume 2 2 1 E70361 Hoger volume: trek de VOL+ schakelaar in de richting van het stuurwiel.
Stuurwiel Beweeg de SEEK schakelaar in de richting van het stuurwiel of het instrumentenpaneel: • • In de radio modus wordt het eerstvolgende radiostation op een hogere of lagere frequentie opgezocht. In de CD modus wordt het volgende of het vorige nummer gekozen. Mode E70363 Druk kort op de toets aan de zijkant: • • • In de radio modus wordt het volgende in het geheugen opgeslagen radiostation opgezocht. In de CD modus wordt de volgende CD gekozen wanneer een CD-wisselaar is gemonteerd.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Automatisch wissen VOORRUITWISSERS WAARSCHUWINGEN Let er bij vriezend weer op dat de voorruit geheel ontdooid is voordat u de automatische wisfunctie inschakelt. D C Schakel de automatische wisfunctie uit wanneer u een autowasserette binnenrijdt. B Vervang de ruitenwisserbladen zodra deze strepen water en vuil achterlaten of wanneer ze het water niet meer volledig van de voorruit verwijderen.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Wanneer de automatische wisfunctie wordt ingeschakeld maken de ruitenwissers één wisbeweging ongeacht of de voorruit nat of droog is. Daarna, of wanneer het contact wordt aangezet bij ingeschakelde automatische wisfunctie, maken de ruitenwissers geen wisbeweging meer tot water op de voorruit wordt vastgesteld. Zet als alternatief de hendel in een andere stand en kies vervolgens de automatische wisfunctie of schakel de ruitensproeiers in.
Ruitenwissers en ruitensproeiers • • • de achterruitwisser nog niet was ingeschakeld, de schakelaar in de stand C, of D in de stand B staat en de voorruitwissers werken. RUITENWISSERBLADEN CONTROLEREN De achterruitwisser volgt de interval van de voorruitwissers (bij wissen met intervallen of normale wissnelheid). Ruitensproeier E66644 Controleer met uw vingertoppen de rubber randen van de ruitenwisserbladen op oneffenheden. Reinig de ruitenwisserbladen met een in water gedrenkte, zachte spons.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Trek de ruitenwisserarm van de voorruit af en plaats het ruitenwisserblad in een rechte hoek ten opzichte van de arm. Druk de klem in de richting van de pijl en trek het wisserblad los van de arm.
Verlichting Afhankelijk van de lichtsituatie worden de koplampen automatisch in- en uitgeschakeld. VERLICHTINGSBEDIENING Standen van de lichtschakelaar Home safe verlichting A B U kunt de home safe verlichting tot 10 minuten nadat het contact is afgezet inschakelen. Uitvoeringen zonder automatische verlichting C Schakel de koplampen in en schakel ze vervolgens binnen twee seconden uit. Uitvoeringen met automatische verlichting a.
Verlichting De mistlampen, voor, mogen alleen worden ingeschakeld wanneer het zicht ernstig wordt belemmerd door mist, sneeuw of regen. Trek de hendel geheel naar het stuurwiel toe om tussen grootlicht en dimlicht te wisselen. Lichtsignaal MISTACHTERLICHTEN 1 E72168 Beweeg de schakelaarhendel naar het stuurwiel.
Verlichting KOPLAMPHOOGTE AFSTELLEN E65990 U kunt de hoogte van de koplamplichtbundels aanpassen aan de belading van de wagen. Aanbevolen regelknopstanden Belading 1 Lading in bagagecompartiment Stand regelknop Voorstoelen Stoelen, tweede zitrij 1-2 - - 0 1-2 3 - 1 1-2 3 Max 1 - Max Zie Voertuigidentificatieplaatje (bladzijde 135). WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN N.B.
Verlichting INTERIEURVERLICHTING RICHTINGAANWIJZERS Interieurverlichting A B C E71945 A Uit B Portiercontact C Aan A B C A B C E72167 Beweeg de richtingaanwijzerschakelaar kort omhoog of omlaag; de richtingaanwijzers knipperen dan driemaal.
Verlichting Wanneer u de schakelaar in stand B zet, gaat de interieurverlichting branden wanneer u een deur of de achterklep ontgrendelt of opent. Wanneer u bij afgezet contact een portier open laat staan, gaat de interieurverlichting enige tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact even aan om de verlichting weer in te schakelen. A B De interieurverlichting gaat ook branden wanneer u het contact afzet.
Verlichting LET OP Raak het glas van de gloeilamp niet aan. 3 Breng alleen gloeilampen met het juiste vermogen aan. Zie Gloeilampentabel (bladzijde 47). N.B.: De volgende instructies beschrijven hoe de gloeilampen moeten worden verwijderd. Breng de nieuwe gloeilamp in omgekeerde volgorde van verwijderen aan, tenzij anders is voorgeschreven. Grootlicht en dimlicht 1. E90593 Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 42).
Verlichting Zijknipperlichten 1 3 E91018 2 2. Verwijder de kap. 3. Werk voorzichtig de lamphouder los. 4. Verwijder de gloeilamp. E78869 Richtingaanwijzers, voor 1. 1. Verwijder voorzichtig het huis van het zijknipperlicht. 2. Pak de lamphouder beet, draai het huis linksom en verwijder het. 3. Verwijder de gloeilamp. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 42). Mistlampen, vóór E91019 1. Trek de stekker los. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. E91016 2.
Verlichting A B C D E91021 5. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. E91020 2. Verwijder vanuit de binnenzijde van het bagagecompartiment de vleugelmoer op de achterzijde van de achterlichtunit. 3. Verwijder de schroeven en verwijder de achterlichtunit. 4. Maak de klemmen los en verwijder de lamphouder.
Verlichting Kentekenplaatverlichting Derde remlicht 2 3 E90601 1. Draai de schroeven los en verwijder de lamp. 2. Verwijder de gloeilamp. 4 Interieurverlichting 1 E90600 1. Open de achterklep. 2. Verwijder het doorvoerrubber. 3. Maak de klemmen met een dun schroevendraaiertje los en verwijder de lamp. 4. Maak de lamphouder los en verwijder de gloeilamp.
Verlichting 1. Werk voorzichtig de lamp los. 2. Verwijder het glas. 3. Verwijder de gloeilamp. 1. Werk voorzichtig de lamp los. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. Leeslampen Verlichting bagagecompartiment 2 1 E73938 E72784 1. Werk voorzichtig de lamp los. 2. Verwijder de gloeilamp.
Verlichting Gloeilamp Specificatie Vermogen (watt) Richtingaanwijzer, achter P21W 21 Achteruitrijlamp P21W 21 Mistachterlicht P21W 21 Derde remlicht Kentekenplaatverlichting 16 ZW5 5 Interieurverlichting 10 Leeslamp 5 Verlichting bagagecompartiment 5 48
Ruiten en spiegels ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN BUITENSPIEGELS WAARSCHUWING WAARSCHUWING Vergis u niet in de afstand van voorwerpen die u in deze groothoekspiegel ziet. Voorwerpen die u in deze spiegels ziet, zien er kleiner uit en lijken verder weg te zijn dan in werkelijkheid het geval is. Schakel de elektrisch bedienbare ruiten niet in tenzij deze vrij zijn van obstructies. N.B.
Ruiten en spiegels Richtingen waarin de spiegel kan worden gekanteld E66486 A Op B Rechts C Neer D Links Elektrisch inklapbare spiegels E72184 Automatisch in- en uitklappen De spiegels klappen automatisch in wanneer u de auto met de afstandsbediening vergrendeld. De spiegels klappen weer uit wanneer u de auto met de sleutel of de afstandsbediening ontgrendeld.
Instrumentenpaneel METERS A B C D E E89015 A Toerenteller B Koelvloeistoftemperatuurmeter C Brandstofmeter D Snelheidsmeter E Informatiedisplay LET OP Koelvloeistoftemperatuurmeter Start de motor niet voordat de oorzaak voor de oververhitting is verholpen. Alle uitvoeringen Toont de temperatuur van de koelvloeistof. Bij normale bedrijfstemperatuur blijft de naald in het middengedeelte. Wanneer de wijzer in het rode gebied komt, is de motor oververhit.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslamp ABS Uitvoeringen met een informatiedisplay Als deze lamp brandt tijdens het rijden, dan wijst dit op een storing. De normale remwerking blijft gehandhaafd (zonder ABS). Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide monteur controleren. Bovendien verschijnt een waarschuwingsbericht op het display. Brandstofmeter De pijl naast het symbool van de pomp duidt aan aan welke zijde zich de klep van de brandstofvulopening bevindt.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslamp laadstroom Controlelamp portier niet goed gesloten Als deze lamp brandt tijdens het rijden, dan wijst dit op een storing. Schakel alle overbodige stroomverbruikers uit. Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren. Deze lamp gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld en blijft branden indien een portier, de motorkap of de bagageklep niet goed is gesloten.
Instrumentenpaneel Controlelamp stuurbekrachtiging Wanneer de waarschuwingslamp van de aandrijflijn bij draaiende motor gaat knipperen, dan wijst dit op een storing. Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan. Laat deze storing controleren voordat u uw reis hervat. Deze lamp brandt wanneer zich een storing in het stuurbekrachtigingssysteem voordoet. De auto blijft bestuurbaar, maar u zult meer kracht moeten uitoefenen om het stuurwiel te draaien.
Infodisplays Tijd instellen ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWING Bedien de toetsen van het informatiedisplay niet wanneer de auto in beweging is. N.B.: Het informatiescherm blijft nadat u het contact hebt afgezet gedurende enkele minuten aan. N.B.: Wanneer Sh on of SHIP ON wordt weergegeven is de transportmodus ingeschakeld. Laat uw dealer de transportmodus uitschakelen. E91004 N.B.: Bij sommige uitvoeringen kunt u de tijd alleen via de audio-installatie instellen.
Infodisplays C Buitentemperatuur Gemiddelde snelheid D Dagteller E Kilometerteller Geeft de gemiddelde snelheid van uw auto aan sinds het systeem voor het laatst op nul is teruggesteld. F Berichtenindicator Gemiddeld brandstofverbruik U kunt de instellingen van diverse functies via het informatiedisplay veranderen. Op het informatiedisplay verschijnen ook informatieberichten. Geeft het gemiddelde brandstofverbruik van uw auto aan sinds het systeem voor het laatst op nul is teruggesteld.
Infodisplays Akoestische waarschuwingen INFOBERICHTEN Sommige akoestische waarschuwingen kunt u uitschakelen. Taal De taal van het display kunt u naar uw wens instellen. E70436 Druk op de toets om te bevestigen en om enkele berichten van het informatiedisplay te verwijderen. Andere berichten worden korte tijd later automatisch verwijderd. Berichten blijven actief tot de oorzaak is verholpen.
Infodisplays Bericht Berichtenindicator Betekenis laat deze storing controleren voordat u uw reis hervat. Wanneer het bericht niet langer wordt weergegeven, kunt u uw reis hervatten. Laat deze storing zo spoedig mogelijk controleren. Auto´s met een Durashift EST transmissie: Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan. Schakel het contact uit en laat deze storing controleren voordat u uw reis hervat. Oranje De transmissie heeft een storing. Vermijd snel accelereren of krachtig afremmen.
Infodisplays Bericht Berichtenindicator Betekenis schakel dan het contact uit en laat deze storing controleren voordat u uw reis hervat. Wanneer het bericht niet langer wordt weergegeven, kunt u uw reis hervatten. Laat deze storing zo spoedig mogelijk controleren. RA LINKS LAMP DEFECT Oranje Een gloeilamp van de richtingaanwijzers, links, is defect. RA RECHTS LAMP DEFECT Oranje Een gloeilamp van de richtingaanwijzers, rechts, is defect. BEST.PORT.
Klimaatregeling Het interieur verwarmen WERKING Laat de lucht naar de beenruimten stromen. Laat, bij koud of vochtig weer, een geringe hoeveelheid lucht naar de voorruit en de portierruiten stromen. Buitenlucht Houd de luchtinlaten voor de voorruit vrij van belemmeringen (sneeuw, bladeren, enz.) zodat het klimaatregelsysteem effectief kan werken. Het interieur afkoelen Laat de lucht naar het hoofdniveau stromen.
Klimaatregeling Temperatuurregelknop De luchtverdeelknop kan in elke gewenste stand tussen de symbolen worden gezet. Een kleine hoeveelheid lucht stroomt altijd naar de voorruit. Voorruit ontdooien en ontwasemen E90445 Blauw Koud Rood Warm E90447 Schakel zo nodig de ruitverwarming in. Zie Verwarmde ruiten en spiegels (bladzijde 64).
Klimaatregeling Wanneer u de aanjager uitschakelt, wordt ook de airconditioning uitgeschakeld. Wanneer u de aanjager weer inschakelt, schakelt de airconditioning automatisch in. AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING Gerecirculeerde lucht E73059 Koelen met buitenlucht E72153 Het systeem regelt automatisch de temperatuur, de luchthoeveelheid en -verdeling en past deze afhankelijk van de rij- en weersomstandigheden aan. Door eenmaal op de AUTO toets te drukken, wordt de automodus ingeschakeld.
Klimaatregeling Luchtverdeling Temperatuur instellen A B C E70308 E72154 Blauw Verlaagt de temperatuur Rood A Beenruimte B Hoofdniveau C Voorruit N.B.: Wanneer u voorruit ontdooien en ontwasemen kiest, schakelen A, B en C automatisch uit en wordt de airconditioning ingeschakeld. Buitenlucht stroomt nu het interieur in. U kunt de recirculatiestand niet kiezen. Verhoogt de temperatuur U kunt de temperatuur instellen tussen 16°C en 28°C in stappen van 0,5°C.
Klimaatregeling Airconditioning in- en uitschakelen VERWARMDE RUITEN EN SPIEGELS Druk op de A/C toets om de airconditioning in of uit te schakelen. Verwarmbare ruiten Schakel de ruitverwarming in om de voorof achterruit te ontdooien of ontwasemen. Gerecirculeerde lucht Druk op de toets voor luchtrecirculatie om te wisselen tussen buitenlucht en gerecirculeerde lucht. N.B.: De ruitverwarming werkt alleen bij een draaiende motor. Voorruitverwarming N.B.
Klimaatregeling SCHUIFDAK E90558 E72189 65
Stoelen • DE JUISTE ZITPOSITIE INNEMEN • • het stuurwiel met licht gebogen armen vasthoudt. uw benen licht buigt zodat u de pedalen volledig kunt indrukken. de schoudergordel over het midden van uw schouder en de heupgordel strak over uw heupen legt. Zorg ervoor dat uw zitpositie comfortabel is en dat u de volledige controle over de auto hebt. HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN Stoelen naar voren en achteren schuiven E68595 WAARSCHUWINGEN Verstel de stoelen nooit tijdens het rijden.
Stoelen Hoogte van de bestuurdersstoel verstellen E68896 1. Kantel de stoel naar voren. E68895 Hellingshoek van de rugleuning instellen E91008 2. Draai het kartelwiel tot de rugleuning in horizontale stand staat. Trek de vergrendelhendel uit om de rugleuning weer in verticale stand te brengen. Zorg ervoor dat de rugleuning goed wordt vergrendeld.
Stoelen Een vlakke laadvloer maken WAARSCHUWINGEN Wanneer u de rugleuningen neerklapt, let er dan op dat uw vingers niet tussen de rugleuning en het stoelframe komen. 1 2 3 Zorg er bij het omhoog klappen van de rugleuningen voor dat de gordels zichtbaar zijn voor de inzittende en niet achter de bank bekneld raken. LET OP Laat de hoofdsteunen zakken. E91009 Rugleuningen neerklappen 1. Til de zitting op. 2. Trek de vergrendelhendel omhoog en druk de zitting naar voren. 3.
Stoelen VERWARMDE STOELEN Bestuurderszijde E81584 E90906 Hoofdsteun instellen Passagierszijde WAARSCHUWING Trek de hoofdsteun omhoog wanneer de achterbank door een passagier of voor een kinderzitje wordt gebruikt. Stel de hoofdsteun zo in, dat de bovenzijde ervan gelijkligt met de bovenzijde van uw hoofd. Hoofdsteun verwijderen Druk de knoppen in en verwijder de hoofdsteun. E90907 LET OP Wanneer de stoelverwarming bij stilstaande motor wordt ingeschakeld, wordt hierdoor de accu ontladen.
Stoelen ARMLEUNING, VOOR 1 3 2 E95256 70
Gemaksfuncties AANSTEKER DASHBOARDKASTJE A B B E78055 WAARSCHUWING C Houd de aansteker nooit ingedrukt, omdat hij hierdoor kan worden beschadigd. Verwijder de aansteker wanneer kinderen alleen in de auto achterblijven. E91002 De aansteker wordt ingeschakeld door hem in te drukken waarna hij automatisch in de uitgangspositie terugspringt De aansteker werkt ook bij afgezet contact.
Gemaksfuncties Kaartentassen A 1 2 3 B E91010 E91011 72 A Bestuurdersstoel B Achterbank
Gemaksfuncties De activity-console verwijderen ARMLEUNING ACHTERBANK Activity-console De activity-console aanbrengen E91014 1. Trek de hendel omhoog en verwijder de activity-console. E91012 1. Verwijder het middelste zitkussen. E91015 2. Breng het middelste zitkussen aan. E91013 2. Breng de activity-console aan.
Gemaksfuncties VLOERMATTEN WAARSCHUWING Wanneer de vloermatten worden gebruikt, zorg dan dat de vloermatten correct worden vastgemaakt met de correcte bevestigingselementen, zodat de matten geen invleod hebben op de bediening van de pedalen.
Motor starten en stoppen N.B.: Laat, om te voorkomen dat de accu leegraakt, de contactsleutel niet te lang in deze stand staan. ALGEMENE INFORMATIE Algemene opmerkingen over het starten II Het contact staat aan. Alle elektrische circuits zijn ingeschakeld. Waarschuwingsen controlelampen branden. Dit is de stand waarin de sleutel moet staan tijdens het rijden. U moet deze stand ook kiezen wanneer de auto wordt gesleept.
Motor starten en stoppen Wanneer de motor koud is, wordt het stationaire toerental automatisch verhoogd om de katalysator zo snel mogelijk op temperatuur te brengen. Hierdoor wordt de uitlaatgasemissie van de auto tot een absoluut minimum beperkt. 3. Start de motor. Alle auto's Wacht even wanneer de motor niet binnen 15 seconden aanslaat, en probeer het opnieuw. Is de motor na drie startpogingen nog niet aangeslagen, wacht dan tien seconden en ga te werk zoals is beschreven onder Verzopen motor.
Motor starten en stoppen 2. Druk het rempedaal volledig in. 3. Start de motor. MOTOR UITSCHAKELEN Auto's met turbocompressor LET OP Zet de motor niet af wanneer deze met een hoog toerental draait. Als de motor bij een hoog toerental wordt afgezet, zal de turbocompressor nog draaien nadat de oliedruk al tot nul is gedaald. Dit heeft vroegtijdige slijtage van de compressorlagers tot gevolg. Laat het gaspedaal los. Wacht tot de motor stationair draait en zet de motor af.
Brandstof en tanken BRANDSTOFKWALITEIT DIESEL VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Stop met tanken nadat het vulpistool voor de tweede keer is afgeslagen. Alle brandstof die u dan nog toevoegt vult de expansieruimte in de brandstoftank, hetgeen er toe kan leiden dat de brandstof overstroomt. Het morsen van brandstof kan gevaarlijk zijn voor andere weggebruikers. WAARSCHUWING Meng de dieselolie niet met olie, benzine of andere vloeistoffen. Deze kunnen een chemische reactie veroorzaken.
Brandstof en tanken KATALYSATOR TANKKLEP WAARSCHUWING Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de wagen niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Tijdens het gebruik van de motor en na het afzetten van de motor straalt het uitlaatsysteem veel warmte uit. Hierdoor ontstaat het gevaar van brand. A Rijden met een auto met katalysator B LET OP Zorg ervoor dat u de tank niet leeg rijdt. E75775 TANKEN Schakel de startmotor niet langdurig achtereen in.
Brandstof en tanken Deze gegevens zijn bedoeld voor het vergelijken van merken en modellen. Ze zijn niet bedoeld als weergave van het werkelijke brandstofverbruik van uw wagen. Het werkelijke brandstofverbruik wordt door vele factoren bepaald, waaronder de rijstijl, rijden met hoge snelheden, starten/stoppen, gebruik van de airconditioning, de gemonteerde accessoires, rijden met een aanhanger, enz. Uw Ford dealer dient u gaarne van advies hoe u het brandstofverbruik kunt verlagen.
Brandstof en tanken Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2-emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 1,6L Duratec-16V (Sigma) (74 kW/100 pk) Fase IV, automatische transmissie 10,2 (27,7) 6 (47,1) 7,5 (37,7) 179 1,4L Duratorq-TDCi (DV) (50 kW/68 pk) Fase IV, handgeschakelde 5versnellingsbak 5,7 (49,6) 3,9 (72,4) 4,5 (62,8) 120 1,6L Duratorq-TDCi (DV) (66 kW/90 pk) Fase IV, handgeschakelde 5versnellingsbak, 5,5 (51,4) 4 (70,6) 4,5 (62,8) 119 Variant 81
Versnellingsbak/transmissie Durashift EST HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Keuzehendelstanden Handgeschakelde 5versnellingsbak LET OP Oefen een onnodige zijdelingse kracht uit op de schakelhendel wanneer u van de 5e naar de 4e versnelling schakelt. Hierdoor kan per ongeluk de 2e versnelling worden ingeschakeld, waardoor de versnellingsbak kan worden beschadigd.
Versnellingsbak/transmissie 2. Laat het rempedaal opkomen en druk het gaspedaal in. 2 2e versnelling 1 1e versnelling Stoppen WAARSCHUWING 1. Laat het gaspedaal opkomen en druk het rempedaal in. 2. Trek de handrem aan. Druk het rempedaal in voordat u de keuzehendel verplaatst; houd het rempedaal ingedrukt tot u klaar bent om weg te rijden. Kickdown Druk het gaspedaal geheel in om voor optimale prestaties de op een na hoogste versnelling in te schakelen.
Versnellingsbak/transmissie Achteruit Kickdown Druk om voor optimale prestaties de op één na hoogste versnelling in te schakelen het gaspedaal volledig in terwijl het keuzehendel in de rijstand staat. Laat het gaspedaal los wanneer kickdown niet langer gewenst is. WAARSCHUWING Schakel de achteruit alleen in wanneer de auto stilstaat en de motor stationair draait. Neutraal Overdrive In deze stand wordt geen kracht op de aangedreven wielen overgebracht, maar de transmissie is niet geblokkeerd.
Versnellingsbak/transmissie Voorziening voor het ontgrendelen van de keuzehendel Gebruik de hefboom om bij een elektrische storing of bij een lege accu de keuzehendel uit de parkeerstand te zetten. E83166 1. Verwijder het paneeltje. 2. Steek een dun schroevendraaiertje in de opening. 3. Druk het schroevendraaiertje naar beneden zodat de hefboom vrijkomt; beweeg de keuzehendel uit de parkeerstand. 4. Breng het paneeltje aan.
Remmen WERKING PARKEERREM Schijfremmen Handrem aantrekken Natte remschijven hebben een lagere wrijvingscoëfficiënt. Druk na het verlaten van een wasstraat het rempedaal even voorzichtig in om de waterfilm op de remschijven te laten verdampen. ABS WAARSCHUWING E66567 ABS is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. WAARSCHUWING Controleer of de handrem is aangetrokken voordat u de hefboom vrijzet.
Stabiliteitsregeling WERKING Waarschuwingslamp stabiliteitsregeling (ESP) Elektronisch Stabiliteitsprogramma (ESP) Wanneer het systeem tijdens het rijden wordt geactiveerd, knippert de lamp. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 52). WAARSCHUWING Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn.
Stabiliteitsregeling Druk de schakelaar opnieuw in om het systeem in te schakelen. Telkens wanneer u het contact aan zet wordt het systeem automatisch ingeschakeld. Voor locatie: Zie In één oogopslag (bladzijde 8).
Parkeerhulp N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Reinig de sensoren niet met scherpe voorwerpen. WERKING WAARSCHUWING N.B.: Wanneer de parkeerhulp een signaal registreert dat op dezelfde frequentie wordt uitgezonden als de sensoren gebruiken, of wanneer de auto maximaal is beladen, kan een vals signaal worden gegeven. Ondanks de parkeerhulp bent u verplicht voorzichtig en aandachtig te rijden.
Parkeerhulp Manoeuvreren met de parkeerhulp E72902 N.B.: Wanneer een hoge, harde waarschuwingstoon drie seconden lang klinkt en het lampje in de schakelaar knippert, duidt dit op een storing. Het systeem wordt uitgeschakeld. Laat het systeem door goed opgeleide monteurs controleren. U hoort een onderbroken signaal wanneer de afstand tussen de achterbumper en een obstakel ongeveer 150 cm bedraagt, 80 cm tussen een obstakel en de voorbumper of 50 cm aan de zijkanten.
Transport ALGEMENE INFORMATIE 1 WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. Plaats bagage en ander voorwerpen zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte of de laadruimte. 2 E72512 Rijd niet met geopende achterklep of achterdeur. Uitlaatgassen kunnen de auto worden binnengezogen. DAKREKKEN EN BAGAGEDRAGERS Overschrijd niet de maximum vooren achterasbelasting voor uw auto.
Transport • • • voordat u vertrekt na 50 kilometer te hebben gereden met intervallen van 1000 kilometer.
Aanhangers trekken In streken op grotere hoogte boven 1000 meter moet het opgegeven maximaal toelaatbaar treingewicht met 10% worden verminderd voor elke extra 1000 meter. TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 100 km/h. Steile hellingen WAARSCHUWING De bandenspanningen moeten worden vermeerderd met 0,2 bar (3 psi) boven de specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 134). Houd er rekening mee dat de oplooprem van een aanhanger niet door het ABS wordt geregeld.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel aanbrengen Een 13 pins stekkerdoos en het bevestigingspunt voor de trekhaakkogel bevinden zich onder de achterbumper. Draai de stekkerdoos 90 graden naar beneden tot hij in zijn eindstand wordt vergrendeld. Wanneer de trekhaak niet wordt gebruikt, berg dan de trekhaakkogel stevig vastgezet in het bagagecompartiment op. Breng de dop in de opening aan.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel verwijderen Rijden met een aanhanger A 3 B E71331 2 WAARSCHUWING Wanneer aan één van onderstaande voorwaarden niet wordt voldaan, gebruik dan de trekhaak niet en laat hem door een deskundige controleren. 1 Controleer voordat u gaat rijden of de trekhaakkogel goed is vergrendeld. Controleer of: • • • • E71332 N.B.: Koppel de aanhanger af. de groene merktekens tegenover elkaar staan het kartelwiel (A) correct op de trekhaakkogel is aangebracht.
Aanhangers trekken 1. Verwijder de trekhaakkogel. 2. Breng de dop in de opening aan. Onderhoud WAARSCHUWING Verwijder voordat u uw wagen met een hogedrukreiniger reinigt de afneembare trekhaakkogel en sluit de opening met de dop af. Houd het systeem schoon. Smeer de lagerpunten, glij-oppervlakken en vergrendelingskogels met harsvrij vet of olie. Smeer het slot met grafiet. Noteer het sleutelnummer.
Tips voor het rijden ALGEMENE PUNTEN BIJ HET RIJDEN VOORZORGSMAATREGELEN VOOR KOUDE WEERSOMSTANDIGHEDEN Uitvoeringen met een dieselmotor De werking van sommige componenten en systemen kan worden beïnvloed bij temperaturen lager dan -30 °C. Wanneer de controlelamp laag brandstofniveau gaat branden, ga dan zo spoedig mogelijk tanken. Wanneer u blijft rijden zonder te gaan tanken, gaat de motor onregelmatig draaien. Dit duidt erop dat de brandstoftank bijna leeg is. Ga onmiddellijk tanken.
Wat te doen bij pech EERSTEHULPSET Er is ruimte vrijgemaakt in de bagageruimte. E87654 GEVARENDRIEHOEK Er is ruimte in de reservewielkuip.
Staat na een aanrijding Rechts stuur ONDERBREKINGSSCHAKELAAR BRANDSTOFTOEVOER Uitvoeringen met een Duratec motor Links stuur E90982 De brandstoftoevoer kan worden onderbroken als gevolg van een aanrijding of plotselinge trillingen (bijvoorbeeld wanneer u tijdens het parkeren ergens tegenaan rijdt). De schakelaar bevindt zich achter het handschoenenkastje. Open het handschoenenkastje en maak het leeg. Druk de zijwanden naar binnen en laat het handschoenenkastje naar beneden kantelen.
Staat na een aanrijding 3. Als u geen lekkage hebt geconstateerd, kunt u de knop op de veiligheidsschakelaar indrukken. 4. Draai de contactsleutel in de stand II. Wacht enkele seconden en draai de sleutel terug in de stand I. 5. Controleer het brandstofsysteem opnieuw op lekkage.
Zekeringen EEN ZEKERING VERVANGEN ZEKERINGLABELS WAARSCHUWINGEN Wijzig de elektrische installatie van de wagen op geen enkele wijze. Laat reparaties aan de elektrische installatie en het vervangen van relais en zekeringen voor hoge stroomsterktes door een goed opgeleide monteur uitvoeren. Zet het contact af en schakel alle stroomverbruikers uit voordat u een zekering aanraakt of probeert te vervangen.
Zekeringen Mistlampen Verlichting overdag Lichtschakelaar Automatische transmissie of Durashift EST Ruitenwissers Motormanagement (diesel) of katalysator Achterruitwisser Startmotor Voorruitverwarming Audio-installatie of diagnose-aansluiting Achterruitverwarming Motormanagement- of elektronische module Verwarmbare buitenspiegels Brandstofpomp Elektrisch verstelbare buitenspiegels Extra verwarming, gloeibougies en relais pomp benzine-injectiesysteem Elektrisch bedienbare ruiten Accu en laad
Zekeringen Trekhaakmodule Durashift EST Remlichten Achteruitrijlamp PLAATSEN ZEKERINGENHOUDERS Centrale zekeringenkast De centrale zekeringenkast bevindt zich achter het handschoenenkastje. Open het handschoenenkastje en maak het leeg. Druk de zijwanden naar binnen en laat het handschoenenkastje naar beneden kantelen.
Bergen van de auto SLEEPPUNTEN WAARSCHUWINGEN De rem- en stuurbekrachtiging werken niet, tenzij de motor draait. Druk het rempedaal harder in en houd rekening met langere remafstanden en een zwaarder draaiend stuurwiel. Sleepoog, voor LET OP Te veel spanning op de sleepkabel kan schade toebrengen aan uw en aan de trekkende wagen. Bevestig aan het voorste sleepoog geen sleepstang. Trek rustig en soepel zonder rukken op.
Bergen van de auto LET OP Zet de versnellingsbak in neutraal wanneer uw auto wordt gesleept.
Onderhoud Dagelijkse controles ALGEMENE INFORMATIE • • • Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford Erkende Reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De speciaal opgeleide monteurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren.
Onderhoud 2. Trek de motorkap iets omhoog en trek de veiligheidshaak naar u toe. DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN De motorkap openen 5 4 1 E90413 1. Trek aan de hendel. E78143 3. Open de motorkap en ondersteun deze met de steunstang. De motorkap sluiten N.B.: Zorg dat de motorkap goed wordt gesloten. 2 Laat de motorkap zakken en vanaf een hoogte van 20 - 30 cm dichtvallen.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,25 L DURATEC-16V (SIGMA)/1,4 L DURATEC-16V (SIGMA)/1,6 L DURATEC-16V (SIGMA) A B C J D I E H F G E90583 * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 114). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 116). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 114). D Zekeringenkast in motorruimte. Zie Zekeringen (bladzijde 101).
Onderhoud * E Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur links) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 116). F Accu: Geen onderhoud nodig. G Vloeistofreservoir voor de voor- en achterruitsproeiers: Zie Ruitensproeiervloeistof controleren (bladzijde 116). H Luchtfilter: geen onderhoud vereist. I Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 114). J Vloeistofreservoir stuurbekrachtiging: Zie Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren (bladzijde 115).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,4 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL A B C J D I E H F G E90585 * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 114). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 116). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 114). D Zekeringenkast in motorruimte. Zie Zekeringen (bladzijde 101).
Onderhoud G Vloeistofreservoir voor de voor- en achterruitsproeiers: Zie Ruitensproeiervloeistof controleren (bladzijde 116). H Luchtfilter: geen onderhoud vereist. I Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 114). J Vloeistofreservoir stuurbekrachtiging: Zie Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren (bladzijde 115). * * De vuldoppen en de motoroliepeilstaaf hebben een felle kleur voor een makkelijke herkenning.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL A B K C J D I E H F G E90586 * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 114). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 116). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 114). D Zekeringenkast in motorruimte. Zie Zekeringen (bladzijde 101).
Onderhoud F Accu: Geen onderhoud nodig. G Vloeistofreservoir ruitensproeiers voorruit en achterruit (stuur links): Zie Ruitensproeiervloeistof controleren (bladzijde 116). H Luchtfilter: geen onderhoud vereist. I Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 114). J Vloeistofreservoir stuurbekrachtiging: Zie Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren (bladzijde 115).
Onderhoud Verwijder de oliepeilstaaf en veeg deze met een schone, niet pluizende doek schoon. Breng de oliepeilstaaf weer aan en verwijder hem opnieuw om het oliepeil te controleren. OLIEPEILSTAAF - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL A B Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct bij. Bijvullen WAARSCHUWINGEN Vul alleen bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen.
Onderhoud LET OP LET OP Controleer of het peil tussen de MIN en MAX merktekens staat. Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. N.B.: Koelvloeistof zet bij verwarming uit. Daardoor kan het koelvloeistofpeil enkele millimeters boven het MAX merkteken staan. Vul bij met een mengsel van koelvloeistof en water (50/50) op basis van vloeistof die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 117).
Onderhoud Vul vloeistof bij die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 117). CONTROLE VLOEISTOFPEIL KOPPELING EN REMSYSTEEM WAARSCHUWINGEN Voorkom dat de vloeistof in contact komt met de huid of de ogen. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw huisarts. RUITENSPROEIERVLOEISTOF CONTROLEREN N.B.: De ruitensproeiers van de voor- en achterruit hebben een gemeenschappelijk reservoir.
Onderhoud TECHNISCHE SPECIFICATIE Vloeistoffen Onderdeel Motorolie Specificatie WSS-M2C913-C Stuurbekrachtigingsvloeistof WSS-M2C204-A2 Aanbevolen vloeistof * Castrol Engine Oil Ford of Motorcraft Power Steering Fluid Antivries WSS-M97B44-D Motorcraft SuperPlus Antifreeze Remvloeistof WSS-M6C57-A2 Ford of Motorcraft Super DOT 4 remvloeistof * U kunt tevens Ford Engine Oil motorolie of een andere motorolie gebruiken wanneer deze voldoet aan de specificatie WSS-M2C913-C.
Onderhoud Variant Nr.
Onderhoud Variant Nr.
Verzorging van de auto Achterruit reinigen REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO LET OP Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen op de binnenzijde van de achterruit te reinigen. WAARSCHUWING Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit. Gebruik een schone, niet pluizende doek of een vochtige zeem om de binnenzijde van de achterruit te reinigen.
Verzorging van de auto REINIGEN VAN BINNENZIJDE AUTO KLEINE LAKSCHADE REPAREREN Veiligheidsgordels LET OP Verwijder onmiddellijk ogenschijnlijk onschadelijke substanties van het lakwerk (bijvoorbeeld uitwerpselen van vogels, boomsappen, dode insecten, teervlekken, wegenzout en industriële neerslag). WAARSCHUWINGEN Gebruik voor het reinigen geen schurende middelen of chemische oplosmiddelen. Let er op dat geen vocht in het oprolmechanisme komt.
Accu van de auto Hulpstartkabels aansluiten STARTEN MET HULPSTARTKABELS LET OP Verbind alleen accu's met dezelfde nominale spanning met elkaar. Gebruik altijd hulpstartkabels met geïsoleerde klemmen en een voldoende dikke kern. Koppel de ontladen accu niet los van de elektrische installatie van de auto.
Accu van de auto 2. Start de motor van auto A. 3. Laat beide motoren minimaal drie minuten draaien alvorens de kabels los te koppelen. Uitvoeringen met een benzinemotor LET OP Sluit de kabel niet aan op de minpool (–) van de ontladen accu. LET OP Zorg ervoor dat de hulpstartkabels niet met draaiende onderdelen van de motor in aanraking kunnen komen. Schakel de koplampen tijdens het loskoppelen van de hulpstartkabels niet in. Door de spanningspiek kunnen de gloeilampen doorbranden. 1.
Velgen en banden ALGEMENE INFORMATIE EEN WIEL VERVANGEN LET OP Gebruik uitsluitend banden en velgen met de goedgekeurde maat. Het gebruik van andere maten kan beschadiging van de auto tot gevolg hebben en maakt de typegoedkeuring ongeldig. Wielslotmoeren Na het overleggen van het certificaat met het referentienummer kunt u bij uw Ford dealer een vervangings dopsleutel en vervangings wielslotmoeren verkrijgen.
Velgen en banden N.B.: Auto's met een bandenreparatieset zijn niet uitgerust met een boordkrik en een wielmoersleutel. De krik, de wielmoersleutel, het afneembare sleepoog en de wieldopverwijderaar zijn aangebracht in de reservewielkuip. Het verdient aanbeveling een hydraulische garagekrik te gebruiken wanneer u bijv. de zomerbanden door winterbanden vervangt. Kriksteunpunten LET OP N.B.: Gebruik een krik met een minimum hefvermogen van 1,5 ton en een krikkop met een diameter van minimaal 80 mm.
Velgen en banden Wielmoersleutel monteren Type 1 WAARSCHUWING A Let erop dat uw vingers niet vast komen te zitten wanneer de verlenging van de wielmoersleutel in de originele positie wordt teruggebracht. E93184 Uitsparingen in de dorpels A duiden de kriksteunpunten aan. N.B.: Zorg dat de wielmoersleutel volledig is verlengd. E122546 Verleng de wielmoersleutel. Type 2 LET OP E92932 Het afneembare sleepoog heeft linkse schroefdraad. Draai het linksom om het vast te zetten.
Velgen en banden Wieldop verwijderen WAARSCHUWINGEN Schakel het contact uit en schakel de parkeerrem in. Type 1 Steek het platte einde van de wielmoersleutel tussen de velg en de wieldop en verwijder de wieldop voorzichtig. Schakel de eerste versnelling of de achteruit in wanneer uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak. Is de auto met een automatische transmissie uitgerust, selecteer dan de stand 'P'.
Velgen en banden WAARSCHUWINGEN Laat geen run flat banden monteren als de auto hiermee oorspronkelijk niet was uitgerust. Raadpleeg uw dealer voor meer informatie over de geschiktheid van banden. Let erop dat bij richting gebonden banden de pijlen in de draairichting wijzen wanneer de auto vooruit rijdt. Wanneer een reservewiel moet worden gemonteerd waarvan de pijlen tegengesteld aan de draairichting wijzen, laat dan de band zo spoedig mogelijk door een deskundige in de juiste richting monteren.
Velgen en banden Algemene informatie 3 1 WAARSCHUWINGEN Afhankelijk van het type en de omvang van de beschadiging kunnen sommige banden slechts gedeeltelijk of soms geheel niet worden gedicht. Een te lage bandenspanning kan het weggedrag van de auto beïnvloeden, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen. 2 4 Gebruik de bandenreparatieset niet wanneer de band al beschadigd is door het rijden met een te lage bandenspanning. E90589 4. Zet de wielmoeren in de aangegeven volgorde voorlopig vast.
Velgen en banden • • Houd de set buiten het bereik van kinderen. Gebruik de set bij omgevingstemperaturen van –30 °C tot +70 °C. • • Gebruik van de bandenreparatieset WAARSCHUWINGEN Samengeperste lucht kan zich gedragen als een explosief of drijfmiddel. Band oppompen WAARSCHUWINGEN Controleer de bandwang voordat u het afdichtmiddel in de band pompt. Wanneer u scheuren, knobbels of dergelijke ziet, probeer dan niet de band op te pompen.
Velgen en banden I 2. Trek het label A waarop de maximaal toelaatbare snelheid van 80 km/u vermeld staat van de fles afdichtmiddel en maak het binnen het gezichtsveld van de bestuurder vast op het instrumentenpaneel. Het label mag niets belangrijks aan het oog onttrekken. 3. Haal de slang H met de aflaatklep I en de stekker met kabel F uit de set. 4. Sluit de slang H met de aflaatklep I aan op de fles afdichtmiddel B. 5. Zet de fles afdichtmiddel K in de flessenhouder D. 6.
Velgen en banden 13. 14. 15. 16. 17. 22. Laat slang C en H aangesloten op de fles afdichtmiddel B en berg de set veilig op. 23. Rijd naar de dichtstbijzijnde bandenspecialist om de beschadigde band te laten vervangen. Vertel, voordat de band van de velg wordt afgenomen, de bandenspecialist dat de band een afdichtmiddel bevat. Vervang de fles afdichtmiddel B en slang C zo snel mogelijk na gebruik. N.B.: Bedenk dat een bandenreparatieset slechts voor tijdelijke mobiliteit zorgt.
Velgen en banden Om ervoor te zorgen dat de banden van de voor- en achterwielen van uw auto gelijkmatig slijten en een langere levensduur hebben, adviseren we de wielen met regelmatige intervallen tussen 5000 en 10000 kilometer van voor naar achter en vice versa te wisselen. GEBRUIK VAN SNEEUWKETTINGEN WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 50 km/h (30 mhp). LET OP Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij wegdek. Laat tijdens het parkeren de bandwangen niet langs stoepbanden schuren.
Velgen en banden TECHNISCHE SPECIFICATIE Aanhaalmoment wielmoeren Voorgeschreven aanhaalmoment in Nm (lbft) Uitvoering Alle 110 (81) Bandenspanning (koude banden) Tot 80 km/h Normale belasting Uitvoering Alle Bandenmaat 175/65 R14 Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (lbf/ in²) bar (lbf/ in²) bar (lbf/ in²) bar (lbf/ in²) 3 (44) 3 (44) 3 (44) 3 (44) Alle snelheden Normale belasting Uitvoering Bandenmaat * Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (lbf/ in²) bar (lbf/
Voertuigidentificatie VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER VOERTUIGIDENTIFICATIEPLAATJE N.B.: Het ontwerp van het identificatieplaatje kan afwijken van het getoonde plaatje. N.B.: De informatie op het identificatieplaatje is afhankelijk van de vereisten per land. B A E87496 E D Het Voertuig Identificatie Nummer (chassisnummer) is rechtsvoor naast de voorstoel in de bodemplaat ingeslagen. Het is ook op de linkerzijde van het instrumentenpaneel vermeld.
Inhouden en specificaties AFMETINGEN Voertuigafmetingen D A C E B E91022 136
Inhouden en specificaties Nr.
Inhouden en specificaties Afmetingen trekhaak A B C E D F G E90357 Nr.
Inhouden en specificaties Nr.
Inleiding audio-installatie Labels op het audiotoestel BELANGRIJKE AUDIOINFORMATIE WAARSCHUWINGEN Door technische verschillen kunnen opneembare CD’s (CD-R's) en opnieuw beschrijfbare CD’s (CD-RW's) mogelijk niet correct functioneren. E66256 Op deze toestellen kunnen CD's worden afgespeeld die aan de International Red Book standaard audiospecificatie voldoen.
Overzicht audio-installatie OVERZICHT AUDIO-INSTALLATIE 6000CD A C B D E O F G G N H M L K J I E138367 A CD selecteren. Zie CD-speler (bladzijde 159). B CD-sleuf. Zie CD's aanbrengen (bladzijde 159). C CD uitwerpen. Zie CD's uitwerpen (bladzijde 162). Zie Meerdere CD's uitwerpen (bladzijde 163). D Aan, uit en volumeregeling. Zie Aan/uit toets (bladzijde 148). E Golfband selecteren. Zie Golfband toets (bladzijde 151). F Klok.
Overzicht audio-installatie M Balans- en fade-regeling. Zie Balance/fade (balans links/rechts, voor/achter) regeling (bladzijde 148). N Lage- en hoge-tonenregeling. Zie Bass/treble (lage/hoge tonen) regeling (bladzijde 148). O Extra ingang selecteren. Zie Ingangsaansluiting (AUX IN) (bladzijde 164). 6006CDC A E D C B F P G H H O I E138369 N M L K J A CD selecteren. Zie CD-speler (bladzijde 159). B CD-sleuf. Zie CD's aanbrengen (bladzijde 159). C CD uitwerpen.
Overzicht audio-installatie K Opwaarts zoeken. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 153). L Menu. Zie Bediening van de audio-installatie (bladzijde 149). M Neerwaarts zoeken. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 153). N Balans- en fade-regeling. Zie Balance/fade (balans links/rechts, voor/achter) regeling (bladzijde 148). O Lage- en hoge-tonenregeling. Zie Bass/treble (lage/hoge tonen) regeling (bladzijde 148). P Extra ingang selecteren. Zie Ingangsaansluiting (AUX IN) (bladzijde 164).
Overzicht audio-installatie F DSP selecteren. Zie Digitale signaalverwerking (DSP) (bladzijde 155). G Automatisch opslaan. Zie Autostore toets (bladzijde 151). H Menu. Zie Bediening van de audio-installatie (bladzijde 149). I Verkeersberichten. Zie Regeling functie verkeersinformatie (bladzijde 151). J Aan/uit-regeling. Zie Aan/uit toets (bladzijde 148). K Balans- en fade-regeling. Zie Balance/fade (balans links/rechts, voor/achter) regeling (bladzijde 148). L Oproep beëindigen.
Beveiliging van uw audio-installatie Sony CD BEVEILIGINGSCODE 1. Voer de unieke code in met behulp van de stationsvoorkeuzetoetsen. 2. Maakt u een fout bij het invoeren van de code, voer de cijfers dan opnieuw in door de toetsen 0-9 te blijven gebruiken. Het display gaat van cijferpositie 1 naar 4 en vervolgens weer terug. 3. Zorg ervoor dat de complete code correct is voordat u op de voorkeuzetoets * of de toets tussen de navigatietoetsen drukt om uw selectie te bevestigen.
Audiodisplays met tijd- en datumaanduiding 12/24 uurs modus TIJD EN DATUM VAN DE AUDIO-INSTALLATIE INSTELLEN 1. Druk enkele malen op de MENU toets totdat het 12/24 symbool in het display verschijnt. 2. Gebruik de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om de gewenste instelling te kiezen. 3. Druk enkele malen op de MENU toets of laat het menu de functie afbreken om uw selectie te bevestigen. 6000CD en 6006CDC Datum en tijd veranderen Druk op de CLOCK toets om de datum en tijd weer te geven. N.B.
Audiodisplays met tijd- en datumaanduiding 3. Druk op de linker of rechter navigatietoets om de gewenste instelling te selecteren. 4. Druk op de MENU toets of de toets tussen de navigatietoetsen om uw selectie te bevestigen.
Werking van de audio-installatie BALANCE/FADE (BALANS LINKS/RECHTS, VOOR/ACHTER) REGELING AAN/UIT TOETS Druk op de aan/uit knop. Hierdoor kan het toestel nog een uur nadat het contact is afgezet worden gebruikt. Na een uur schakelt het radiotoestel automatisch uit. De balansfunctie wordt gebruikt om de geluidsverdeling tussen de linker en rechter luidsprekers aan te passen.
Werking van de audio-installatie Gebruik de MENU toets om toegang te verkrijgen tot functies die niet direct via een van de bedieningstoetsen gekozen kunnen worden. Druk op de MENU toets voor functies op het eerste niveau, of op de MENU toets en houd deze ingedrukt voor functies op het tweede niveau (niet leverbaar op Sony of Sony DAB toestellen).
Werking van de audio-installatie Menufuncties Tijdens radio-ontvangst Tijdens het afspelen van een CD Nieuws AAN/UIT Nieuws AAN/UIT 1 AVC AVC 2 1 2 AF AF TA volume TA volume Lokale of algemene verkeersberichten Lokale of algemene verkeersberichten Regionaal AAN/UIT Shuffle 3 3 - Herhalen - Comp AAN/UIT N.B.: De volgorde waarin functies verschijnen, kan verschillen afhankelijk van het audiotoestel of het voertuig. 1 Automatische volumeregeling. 2 Alternatieve frequenties.
Werking van de audio-installatie N.B.: Deze functie kan ook worden gebruikt om radiostations handmatig op te slaan op dezelfde wijze als andere golfbanden. VOORKEUZETOETSEN Met deze voorziening kunt u uw favoriete radiostations opslaan, zodat u later direct hierop kunt afstemmen door de juiste golfband te selecteren en op de betreffende voorkeuzetoets te drukken. N.B.: De krachtigste beschikbare signalen op de gekozen golfband worden opgeslagen.
Werking van de audio-installatie Indien u reeds heeft afgestemd op een radiostation dat verkeersinformatie uitzendt, wordt ook TP in het display weergegeven. Anders zoekt het toestel naar een verkeersprogramma en wordt tijdens het zoeken TP SEEK weergegeven. Kan het toestel een dergelijk radiostation niet vinden, dan wordt NOT FOUND in het display weergegeven. N.B.
Werking van de audio-installatie Volume van de verkeersberichten N.B.: Via service linking zijn kruisreferenties naar andere betreffende frequenties van hetzelfde radiostation mogelijk, bijvoorbeeld FM en andere DAB-ensembles. Verkeersberichten onderbreken de normale geluidsweergave met een voorgeprogrammeerd volume dat gewoonlijk hoger is dan het gebruikelijke luistervolume. Instellen van het voorgeprogrammeerde volume N.B.
Werking van de audio-installatie Sony CD 6000CD en 6006CDC Kies een golfband en druk kort op de navigatietoets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken. Het toestel stopt bij het eerste radiostation dat in de door u gekozen richting wordt gevonden. Druk enkele malen op de MENU toets totdat SCAN in het display wordt weergegeven. 2. Druk op de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om de gekozen golfband omhoog of omlaag af te zoeken. 3.
Menu's audio-installatie DSP-instellingen wijzigen AUTOMATISCHE VOLUMEREGELING 1. Druk eenmaal op de DSP toets voor bezette zitplaatsen en tweemaal voor de equalizer. 2. Gebruik de navigatietoets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om de gewenste instelling te kiezen. 3. Druk op de toets tussen de navigatietoetsen om uw keuze te bevestigen. Met deze functie regelt u het geluidsvolume ter compensatie van motorgeluiden en bandengeruis. 6000CD en 6006CDC 1.
Menu's audio-installatie Sony CD Wanneer AF-MAN is gekozen, werkt het toestel op dezelfde wijze als bij AF-AUTO of AF-ON, maar er wordt dan alleen naar alternatieve frequenties gezocht wanneer op een voorkeuzetoets wordt gedrukt. 1. Druk kort op de MENU toets. 2. Scroll met de navigatietoets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken door het display totdat CLIP in het display wordt weergegeven. 3. Druk enkele malen op de MENU toets of laat het systeem de functie afbreken om uw selectie te bevestigen.
Menu's audio-installatie Sony CD REGIONALE MODUS (REG) 1. Druk kort op de MENU toets. 2. Scroll met de navigatietoets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken door het display totdat REGIONAL in het display wordt weergegeven. 3. Druk enkele malen op de MENU toets of laat het systeem de functie afbreken om uw selectie te bevestigen. De functie REG (regionale modus) regelt het gedrag van AF door tussen regionale netwerken van een hoofdzender te schakelen.
Menu's audio-installatie 4. Gebruik de linker of de rechter navigatietoets om de functie in- of uit te schakelen. 5. Druk op de MENU toets of de toets tussen de navigatietoetsen om uw selectie te bevestigen.
CD-speler 3. Een CD-symbool met een nummer knippert in het display en LOAD wordt in het display weergegeven. Wanneer de CD is geladen, verschijnt een nummer bij één van de CD-symbolen om de plaats van de CD aan te geven. 4. Wanneer de boodschap verandert inWAIT en vervolgens in LOAD CD kunt u een andere CD laden. 5. Herhaal de laatste stap om meer CD's te laden of om het laden te onderbreken wanneer u klaar bent met CD's laden.
CD-speler Sony CD Druk eenmaal op de toets voor neerwaarts zoeken om het huidige nummer te herhalen. Wanneer binnen twee seconden vanaf het begin van een nummer op deze toets wordt gedrukt, dan wordt het vorige nummer gekozen. Druk tijdens radio-ontvangst eenmaal op de toets CD/AUX om het afspelen van de CD te starten. Het afspelen start direct zodra een CD is geladen. Druk meerdere malen op de toets voor neerwaarts zoeken om voorafgaande nummers te kiezen.
CD-speler Sony CD Sony CD Druk op de linker of rechter navigatietoets en houd deze ingedrukt om voorwaarts of achterwaarts te zoeken binnen de nummers van de CD. 1. Druk op de MENU toets. 2. Scroll met de navigatietoets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken door het display totdat SHUFFLE in het display wordt weergegeven. 3. Gebruik de linker of de rechter navigatietoets om de functie in- of uit te schakelen.
CD-speler 6006CDC CD-NUMMERS SCANNEN Druk op elk gewenst moment op de EJECT toets en verwijder de CD die wordt afgespeeld of gebruik een voorkeuzetoets om een CD te kiezen die u wilt verwijderen. SELECT of SELECT CD gevolgd door REMOVE CD wordt in het display weergegeven. Met behulp van de SCAN functie kunt u elk nummer ongeveer 10 seconden lang beluisteren. 6000CD en 6006CDC N.B.: Na de selectie verschijnt SCAN kort in het display aan het begin van elk nummer. Sony CD 1.
CD-speler 3. Kies met behulp van de linker of rechter navigatietoetsen REPEAT TRACK of REPEAT OFF. 4. Druk op de MENU toets om uw keuze te bevestigen. AFSPELEN CD BEËINDIGEN 6000CD en 6006CDC Druk op de AM/FM of AUX toets. N.B.: Hierdoor wordt de CD niet uitgeworpen; de CD-weergave wordt alleen onderbroken op de plaats waar de radio-weergave werd hervat. Druk opnieuw op de CD toets om het afspelen van de CD te hervatten. Sony CD Druk op de RADIO of CD/AUX toets. N.B.
Ingangsaansluiting (AUX IN) INGANGSAANSLUITING (AUX IN) N.B.: Stel voor optimale prestaties bij het afspelen van een extra apparaat het volume daarvan hoog. Hierdoor worden storingen gereduceerd wanneer het apparaat wordt aangesloten op de aansluiting voor de sigarenaansteker in de auto. Via de extra ingang (AUX IN), indien aanwezig, kan een extra apparaat zoals een MP3-speler op het audiotoestel van de auto worden aangesloten. Het geluid kan via de autoluidsprekers worden weergegeven.
Storingen verhelpen audio-installatie STORINGEN VERHELPEN AUDIO-INSTALLATIE Display van het audiotoestel Remedie CD ERROR PLEASE CHECK CD CDC ERROR Algemeen storingsbericht voor storingen tijdens het afspelen van een CD, bijv.: kan CD niet aflezen, data-CD aangebracht. Kan ook wijzen op een storing in het audiotoestel. Controleer of de CD correct geladen is, reinig de CD en laad deze opnieuw of vervang de CD door een voor u bekende muziek-CD. Zie CD's uitwerpen (bladzijde 162).
Storingen verhelpen audio-installatie Display van het audiotoestel KEYCODE.... ENTER KEYCODE.... INCORRECT Remedie Bericht dat u vraagt, de Keycode in te geven. Zie Beveiligingscode invoeren (bladzijde 145). Bericht dat u informeert dat de ingegeven Keycode onjuist is. Zie Onjuiste beveiligingscode (bladzijde 145).
Telefoon ALGEMENE INFORMATIE SETUP TELEFOON In dit hoofdstuk worden de functies en eigenschappen van de Bluetooth mobiele telefoon en Voice Control (spraakbesturingssysteem) beschreven. Aansluiting met behulp van een telefoonhouder Uw telefoon moet in een telefoonhouder zijn geplaatst voordat hij kan worden gebruikt als handsfree of spraakgestuurde telefoon. De juiste telefoonhouder is bij uw dealer verkrijgbaar.
Telefoon Telefoonboekcategorieën Bluetooth telefoon Afhankelijk van uw telefoonboekadres kunnen verschillende categorieën op de audio-installatie of het navigatiesysteem worden weergegeven. Nadat een Bluetooth telefoon met het systeem is gekoppeld, wordt deze de actieve telefoon. Raadpleeg voor meer informatie het menu van de telefoon.
Telefoon 4. Selecteer Ford Audio. 5. Het Bluetooth PIN nummer 0000 moet via de toetsen op de telefoon worden ingevoerd. SETUP BLUETOOTH Voordat u uw telefoon kunt gebruiken moet deze worden gekoppeld aan het telefoonsysteem in de wagen. N.B.: Wanneer het audio- of navigatiesysteem wordt uitgeschakeld, wordt een telefoongesprek verbroken. Wanneer de contactsleutel in de stand '0' wordt gezet, blijft de telefoonverbinding behouden.
Telefoon Voice en beantwoorden/weigeren toets BEDIENINGSELEMENTEN TELEFOON 1 Oproepen beëindigen of weigeren Door op een van de diverse functietoetsen op de audio-installatie of het navigatiesysteem te drukken (bijvoorbeeld: AM/FM, CD/AUX) kunnen actieve gesprekken worden beëindigd of oproepen worden geweigerd.
Telefoon Bellen Alleen Mode toets Een nummer kiezen U kunt toegang tot uw telefoonboekadres krijgen met hetzij de telefoon in de telefoonhouder of via Bluetooth. De namen en nummers verschijnen op het display van de audio-unit. 1. Druk op de toets PHONE of de toets 'beantwoorden'. 2. Druk op de MENU toets. 3. Houd de MENU toets ingedrukt tot PHONEBOOK verschijnt. 4. Druk op de zoektoetsen om het gewenste telefoonnummer te selecteren. N.B.
Telefoon • • • op één van de volgende toetsen van de audio-unit te drukken: PHONE, CD, AM/FM of ON/OFF op de MODE toets op de afstandsbediening drukken op de toets 'weigeren' te drukken. • • • op de PHONE toets te drukken op de MODE toets op de afstandsbediening drukken op de toets 'beantwoorden' te drukken Een oproep weigeren N.B.: Wanneer u over een audio-unit met een telefoontoetsenbord beschikt, kunt u een telefoongesprek alleen beëindigen door op de toets 'weigeren' te drukken.
Telefoon • • • Gekoppelde telefoon ontkoppelen op de toets 'weigeren' te drukken op de CD toets te drukken op de AM/FM toets te drukken. Een gekoppelde telefoon kan op elk gewenst moment uit het systeem worden gewist, behalve wanneer met deze telefoon een gesprek wordt gevoerd. N.B.: Wanneer u over een audio-unit met een telefoontoetsenbord beschikt, kunt u een telefoongesprek alleen weigeren door op de toets 'weigeren' te drukken. 1. Van actieve telefoon veranderen 2. N.B.
Telefoon Opbellen Een nummer herhalen - telefoon in telefoonhouder Een nummer kiezen - telefoon in telefoonhouder 1. Druk op de PHONE toets op de audio-installatie. 2. Druk op de MENU toets. 3. Selecteer de UITGAANDE GESPR. lijst, de INKOMENDE GESPR. lijst of OPNIEUW BEL. 4. Druk op de PHONE toets op de audio-installatie om het gewenste telefoonnummer te kiezen. Wanneer u de telefoon in de telefoonhouder gebruikt, heeft u toegang tot het telefoonboek in uw mobiele telefoon.
Telefoon • • • Van actieve telefoon veranderen op de toets 'weigeren' te drukken op één van de volgende toetsen van de audio-installatie te drukken: CD, AM/FM met behulp van de AFWIJZEN optie in het menu. N.B.: Voordat telefoons kunnen worden geactiveerd moeten ze aan het systeem worden gekoppeld. 1. Druk op de PHONE toets op de audio-installatie. 2. Selecteer met behulp van de ACTIEVE TELEFOON optie in het menu met de voorkeuzetoetsen de actvieve telefoon uit de lijst. N.B.
Spraaksturing Reactie van het systeem WERKING Wanneer u een gesproken commando geeft, antwoordt het systeem telkens met een piep wanneer het gereed is om door te gaan. Met spraakbesturing kunt u de audio-installatie bedienen zonder dat uw aandacht van de weg wordt afgeleid om bijvoorbeeld instellingen te veranderen of om reacties van het systeem te ontvangen. Probeer geen nieuwe commando's te geven voordat u de piep hebt gehoord. Het spraakbesturingssysteem herhaalt elk gesproken commando.
Spraaksturing SPRAAKGESTUURD REGELSYSTEEM GEBRUIKEN Werking van het systeem De volgorde en de inhoud van de spraaklabels zijn in de volgende lijst weergegeven. De tabel toont de volgorde van de spraaklabels van de gebruiker en de reacties van het systeem die voor iedere functie beschikbaar zijn. <> duidt een nummer of opgeslagen spraaklabel aan, die door de gebruiker moet worden opgeslagen.
Spraaksturing "CD" "HELP" "DISC" a "TRACK" b a) Kan alleen worden gebruikt voor een CD-wisselaar. b) Kan als short cut worden gebruikt. CD Wanneer u een CD-wisselaar hebt, kunt u het nummer van de CD kiezen Stappen Gebruiker zegt 1 "CD" Systeem antwoordt "CD" 2 "DISC NUMBER PLEASE" "DISC" 3 "" a "DISC " a) Kan als short cut worden gebruikt. Muzieknummer U kunt ook direct een muzieknummer op de CD kiezen.
Spraaksturing Overzicht Het overzicht toont de beschikbare gesproken commando's voor de bediening van uw radio. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu. "RADIO" "HELP" "AM" "FM" "TUNE NAME" a "DELETE NAME" "DELETE DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" "STORE NAME" a) Kan als short cut worden gebruikt. Afstemfrequentie Met deze functie kunt u met gesproken commando's afstemmen op radiostations.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "STORE NAME" "STORE NAME" "NAME PLEASE" 3 "" "REPEAT NAME PLEASE" 4 "" "STORING NAME" " STORED" Afstemmen op naam Met deze functie kunt u op een opgeslagen radiostation afstemmen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "TUNE NAME" "NAME PLEASE" 3 "" "TUNE " a a) Kan als short cut worden gebruikt.
Spraaksturing Bestand afspelen Met deze functie kunt u het systeem alle opgeslagen radiostations laten opnoemen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY " Bestand wissen Met deze functie kunt u alle opgeslagen radiostations wissen.
Spraaksturing "PHONE" "DIAL NAME" a "DELETE NAME" "DELETE DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" "STORE NAME" "REDIAL" a "ACCEPT CALLS" "REJECT CALLS" a) Kan als short cut worden gebruikt. b) Alleen mogelijk bij mobiele telefoons die met Bluetooth zijn aangesloten en voorzien zijn van Voice Control en opgeslagen spraaklabels. Een telefoonboek aanleggen Naam opslaan Nieuwe spraaklabels kunnen worden opgeslagen met het commando "STORE NAME".
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt "NUMBER STORED" Naam wissen Opgeslagen namen kunnen ook uit het bestand worden gewist. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "PHONE" "PHONE" 2 "DELETE NAME" "NAME PLEASE" 3 "" "DELETE " "CONFIRM YES OR NO" 4 "YES" " DELETED" "NO" "COMMAND CANCELLED" Bestand afspelen Gebruik deze functie om het systeem alle opgeslagen namen en nummers te laten opnoemen.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt "NO" "COMMAND CANCELLED" Telefoonfuncties Naam mobiele telefoon Met deze functie kunt u met een spraaklabel toegang krijgen tot de in uw mobiele telefoon opgeslagen telefoonnummers. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "PHONE" "PHONE" 2 "MOBILE NAME" a, b "MOBILE NAME" "" a) Kan als short cut worden gebruikt.
Spraaksturing Naam kiezen Nadat het spraaklabel is uitgesproken kunnen telefoonnummers worden gekozen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "PHONE" "PHONE" 2 "DIAL NAME" "NAME PLEASE" 3 "" "DIAL " "CONFIRM YES OR NO" 4 "YES" "DIALLING" "NO" "COMMAND CANCELLED" a a) Kan als short cut worden gebruikt. Nummer herhalen Deze functie maakt het mogelijk het laatst gekozen nummer te herhalen.
Spraaksturing Hoofdinstellingen Oproepen kunnen met Voice Control worden beantwoord of geweigerd. Oproepen beantwoorden en weigeren Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "PHONE" "PHONE" 2 "ACCEPT CALLS" "ACCEPT CALLS" "REJECT CALLS" "REJECT CALLS" COMMANDO’S KLIMAATREGELING COMMANDO’S NAVIGATIESYSTEEM Klimaat Raadpleeg de afzonderlijke handleiding van het navigatiesysteem voor meer informatie over de commandomenu's.
Spraaksturing Aanjager Met deze functie kunt u het aanjagertoerental instellen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "CLIMATE" "CLIMATE" a 2 3 "FAN" "FAN SPEED PLEASE" "MINIMUM" "FAN MINIMUM" "" "FAN " "MAXIMUM" "FAN MAXIMUM" a) Kan als short cut worden gebruikt. Bij auto's met een Engelse taalmodule is de short cut "FAN" niet beschikbaar.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt "MAXIMUM" "TEMPERATURE MAXIMUM" a) Kan als short cut worden gebruikt. Automatische modus Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "CLIMATE" "CLIMATE" 2 "AUTO MODE" a "AUTO MODE" a) Kan als short cut worden gebruikt. Kan worden uitgeschakeld door een andere temperatuur of een ander aanjagertoerental in te stellen.
Bijlagen ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT WAARSCHUWINGEN Monteer geen zender/ontvangers, microfoons, luidsprekers en dergelijke in het ontvouwbereik van de airbags. WAARSCHUWINGEN Uw auto is getest en gecertificeerd volgens de wetgeving betreffende elektromagnetische comptabiliteit (72/245/EEC, UN ECE Regeling 10 of andere geldende lokale vereisten). U dient ervoor te zorgen dat apparatuur die u heeft gemonteerd voldoet aan de betreffende lokale wetgeving.
Bijlagen Frequentieband MHz Maximum uitgangsvermogen in watt (piek RMS) Antenneplaatsen 30 – 54 50 W 1, 2, 3 68 – 87,5 50 W 1, 2, 3 142 – 176 50 W 1, 2, 3 380 – 512 50 W 1, 2, 3 806 – 940 10 W 1, 2, 3 1200 – 1400 10 W 1, 2, 3 1710 – 1885 10 W 1, 2, 3 1885 – 2025 10 W 1, 2, 3 N.B.: Controleer na het aanbrengen van een RF zender of deze niet de overige elektrische uitrusting in de wagen stoort, zowel in de standby- als in de zendmodus.
Index A Audiobediening...............................................32 Mode.........................................................................33 Seek (zoekfunctie)..............................................32 Volume.....................................................................32 A/C Zie: Klimaatregeling............................................60 Audiodisplays met tijd- en datumaanduiding.....................................146 Automatische klimaatregeling.................
Index Bandenspanningen CD's uitwerpen..............................................162 6000CD.................................................................162 6006CDC..............................................................162 Sony CD..................................................................162 Zie: Technische specificatie............................134 Banden Zie: Velgen en banden......................................124 CD afspelen....................................................
Index G De motorkap openen en sluiten.............107 De motorkap openen........................................107 De motorkap sluiten..........................................107 Gebruik maken van de parkeerhulp.......89 Digitale signaalverwerking (DSP)..........155 Manoeuvreren met de parkeerhulp..............90 Parkeerhulp in- en uitschakelen....................89 DSP-equalizer......................................................155 DSP-instellingen wijzigen................................
Index H In één oogopslag ..............................................8 Audio-installatie....................................................12 Automatische klimaatregeling..........................11 Automatisch in-/uitschakelende verlichting............................................................13 Automatisch wissen.............................................13 Een vlakke laadvloer maken.............................14 Elektrisch inklapbare spiegels..........................
Index L O Ladingsteunen 6006CD.................................................................163 Oliepeilstaaf - 1,25 l Duratec-16V (Sigma)/1,4 l Duratec-16V (Sigma)/1,6 l Duratec-16V (Sigma)..............................113 Oliepeilstaaf - 1,4 l Duratorq-TDCi (DV) diesel ..............................................................113 Oliepeilstaaf - 1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel ..............................................................114 Onderbrekingsschakelaar brandstoftoevoer............
Index Passagiersairbag uitschakelen..................23 Reinigen van buitenzijde auto..................120 Airbag aan passagierszijde inschakelen........................................................24 Airbag aan passagierszijde uitschakelen......................................................24 Schakelaar voor airbag aan passagierszijde monteren............................................................24 Achterruit reinigen..............................................
Index Tijd en datum van de audio-installatie instellen.........................................................146 Spiegels Zie: Ruiten en spiegels.......................................49 Zie: Verwarmde ruiten en spiegels................64 6000CD en 6006CDC.....................................146 Sony CD.................................................................146 Spraakgestuurd regelsysteem gebruiken.......................................................
Index W Vergrendelen en ontgrendelen.................28 Automatisch opnieuw vergrendelen............29 Bevestiging van het vergrendelen en ontgrendelen.....................................................28 Centrale vergrendeling.......................................28 Dubbel vergrendelen..........................................28 Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren.................................................29 Portieren met de afstandsbediening vergrendelen en ontgrendelen...................
(CG3441nl)