Operation Manual

LET OP
Laat tijdens het parkeren de
bandwangen niet langs
trottoirbanden schuren.
Als u een stoeprand moet oprijden, doe
het dan zo langzaam mogelijk en rijd zo
mogelijk haaks met de wielen het trottoir
op.
Controleer regelmatig de banden op
scheuren, vreemde voorwerpen of
onregelmatige slijtage van het loopvlak.
Ongelijkmatige slijtage betekent dat de
wieluitlijning niet meer aan de specificaties
voldoet.
Controleer iedere twee weken de
bandenspanning (inclusief het
reservewiel) wanneer de banden koud
zijn.
GEBRUIK VAN
WINTERBANDEN
LET OP
Controleer of u de velgen met de
winterbanden met het correcte type
wielmoeren hebt bevestigd.
Indien winterbanden zijn gemonteerd,
controleer dan of de bandenspanning
correct is. Zie Technische
specificatie (bladzijde 150).
GEBRUIK VAN
SNEEUWKETTINGEN
WAARSCHUWINGEN
Rijd niet harder dan 50 km/h (30
mhp).
Rijd niet met sneeuwkettingen op
een sneeuwvrij wegdek.
Breng alleen sneeuwkettingen aan
op gespecificeerde banden. Zie
Technische specificatie
(bladzijde 150).
LET OP
Wanneer uw auto is uitgerust met
wieldeksels, verwijder deze dan
voordat u sneeuwkettingen
monteert.
N.B.:
Het ABS blijft normaal werken.
Gebruik alleen sneeuwkettingen met
kleine schakels.
Monteer alleen sneeuwkettingen op de
voorwielen.
Uitvoeringen met
stabiliteitsregeling (ESP)
Uitvoeringen met stabiliteitsregeling (ESP)
kunnen een wat ongebruikelijke
rijkarakteristiek vertonen, hetgeen kan
worden voorkomen door het systeem uit
te schakelen. Zie Gebruik maken van
stabiliteitsregeling (bladzijde 100).
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Aanhaalmoment wielmoeren
Nm (Ib-ft)Wieltype
110 (81)Alle
150
Velgen en banden