FordFiesta Instructieboekje Feel the difference
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties, ontwerpen of onderdelen zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen te wijzigen. Deze publicatie, of een deel daarvan, mag niet worden gereproduceerd of vertaald zonder onze toestemming. Fouten of omissies uitgesloten. © Ford Motor Company 2008 Alle rechten voorbehouden.
Inhoudsopgave Inleiding Motorstartblokkering Over deze handleiding..............................7 Overzicht van symbolen...........................7 Onderdelen en accessoires....................7 Werking.....................................................38 Gecodeerde sleutels..............................38 Immobilisatiesysteem inschakelen......38 Immobilisatiesysteem uitschakelen.....38 Kort overzicht Kort overzicht...........................................
Inhoudsopgave Wegenkaartopbergvakken...................85 Glashouder .............................................85 Paslezer tolwegen .................................85 Aansluiting Auxiliary ingang (AUX IN) ................................................................86 USB-poort................................................86 Houder satelliet-navigatie-unit..............86 Ruiten en spiegels Elektrisch bedienbare ruiten..................57 Buitenspiegels.........................................
Inhoudsopgave Parkeerhulp Bergen van de auto Werking....................................................101 Gebruik maken van de parkeerhulp Auto's met Parkeerhulp achteruit.....101 Gebruik maken van de parkeerhulp Auto's met Parkeerhulp voor en achter ..................................................102 Sleeppunten............................................121 Auto op vier wielen slepen...................121 Onderhoud Algemene informatie............................123 De motorkap openen en sluiten...
Inhoudsopgave Verzorging van banden........................149 Gebruik van winterbanden..................150 Gebruik van sneeuwkettingen............150 Technische specificatie........................150 Alternatieve frequenties.......................167 Nieuwsberichten...................................168 CD-speler Belangrijke audio-informatie................158 CD afspelen............................................169 Nummer selecteren..............................169 Versneld vooruit/achteruit......
Inhoudsopgave Verbinding Algemene informatie.............................197 Extern apparaat aansluiten .................198 USB-apparaat gebruiken ....................199 iPod gebruiken .....................................200 Introductie navigatie Rijveiligheid ............................................202 Navigatiesysteem Introductie .............................................203 Bijlagen Typegoedkeuringen.............................205 Typegoedkeuringen.............................
6
Inleiding OVER DEZE HANDLEIDING LET OP U riskeert beschadiging van uw auto wanneer u niet de instructies opvolgt waarop u door dit waarschuwingssymbool wordt geattendeerd. Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. Wij raden u aan de tijd te nemen om uw auto goed te leren kennen door dit instructieboekje zorgvuldig te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede.
Inleiding Originele Ford Onderdelen voldoen aan de strenge veiligheidseisen en hoge eisen ten aanzien van pasvorm, afwerking en betrouwbaarheid. Eenvoudig gezegd: zij staan in voor de laagst mogelijke reparatiekosten, inclusief onderdelen en arbeidsloon. Het is nu eenvoudiger te bewijzen dat werkelijk Originele Ford Onderdelen zijn gebruikt. Het Ford logo is duidelijk op de volgende onderdelen zichtbaar wanneer Originele Ford Onderdelen zijn gebruikt.
Inleiding E102436 E89939 Buitenspiegel Verlichting • • Achterlichtunits Koplampen E102437 Ruit • • • Achterruit Zijruiten Voorruit E102438 9
Kort overzicht KORT OVERZICHT Overzicht instrumentenpaneel Stuur links A S B R Q C P D O E N M E102562 10 F L G K H J I
Kort overzicht Stuur rechts H I G J F L B K D Q C O P E M A N R S E102559 A Luchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 74). B Multifunctionele hendel: Richtingaanwijzers. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 50). Grootlicht. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 47). Zie Spraaksturing (bladzijde 41). Zie Tripcomputer (bladzijde 69). C Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 60). Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 60). D Startknop.
Kort overzicht H Portiervergrendelingsknop. Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 33). I Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Zie Waarschuwingsknipperlichten (bladzijde 50). J Toetsen van klimaatregeling. Zie Klimaatregeling (bladzijde 74). K Kaarthouder. of Controlelamp parkeerhulp of schakelaar. Zie Parkeerhulp (bladzijde 101). L Kaarthouder. of Controlelamp deactivering passagiersairbag. Zie Passagiersairbag uitschakelen (bladzijde 30). M Contactslot.
Kort overzicht Vergrendelen en ontgrendelen Sleutelloze toegang Auto ontgrendelen A B C E78276 A Ontgrendelen B Vergrendelen Voor het passief vergrendelen en ontgrendelen is een geldige passive key nodig die zich in de omgeving van een van de drie externe detectiezones bevindt. C Achterklep ontgrendelen Auto vergrendelen E71963 Druk de ontgrendelknop eenmaal in om de auto te ontgrendelen. Zie Programmeren van de afstandsbediening (bladzijde 31).
Kort overzicht Auto ontgrendelen Motor starten bij uitvoeringen met handgeschakelde versnellingsbak N.B.: Door tijdens het starten het koppelingspedaal op te laten komen, wordt de startmotor uitgeschakeld maar blijft het contact aan. 1. Druk het koppelingspedaal volledig in. 2. Druk de startknop kortstondig in. Zie Sleutelloos starten (bladzijde 88). Stuurwiel instellen E87384 WAARSCHUWING Druk een vergrendelknop eenmaal in. Verstel het stuurwiel nooit wanneer de auto in beweging is.
Kort overzicht Aanbevolen instellingen voor verwarming E112146 3 Sluit de middelste luchtroosters en open de luchtroosters aan de zijkant. E95179 Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 40). Richt de luchtroosters aan de zijkant op de zijruiten Handmatige klimaatregeling Zie Handmatige klimaatregeling (bladzijde 75). Aanbevolen instellingen voor koeling Automatische klimaatregeling Aanbevolen instellingen voor koeling E112145 Open de luchtroosters in het midden en aan de zijkant.
Kort overzicht Aanbevolen instellingen voor verwarming Richtingaanwijzers E112148 E102016 Stel de temperatuur in op 22 °C. Indien de hendel licht naar boven of naar beneden wordt bewogen knipperen de richtingaanwijzers driemaal. Open de luchtroosters in het midden en aan de zijkant. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 50). Richt de middelste luchtroosters naar boven en de luchtroosters aan de zijkant op de zijruiten. Automatisch wissen B Zie Automatische klimaatregeling (bladzijde 77).
Kort overzicht Airbag Handmatig verstelbare stoelen Rugleuning neerklappen - 3-deurs uitvoering 1 2 E69213 WAARSCHUWING Om het risico van fataal letsel of ernstige verwonding te vermijden, mag nooit een kinderzitje achterwaarts op een voorstoel worden geplaatst, tenzij de airbag is uitgeschakeld. 3 E112675 1. Trek aan de vergrendelhendel om de rugleuning te ontgrendelen. Zie Veiligheidsuitrusting voor kinderen (bladzijde 20). N.B.: Houd de vergrendelhendel niet vast.
Kort overzicht Klep van brandstofvulopening Rugleuning opklappen - 3-deurs uitvoering WAARSCHUWINGEN Voorkom dat tijdens het tanken brandstof wordt gemorst, die zich in het vulpistool bevindt. 2 Wij raden aan minimaal 10 seconden te wachten alvorens het vulpistool uit de vulbuis te halen, zodat alle achtergebleven brandstof in de brandstoftank kan stromen. 3 1 E112676 WAARSCHUWING Plaats geen voorwerpen achter de rugleuning die het vergrendelen zouden kunnen belemmeren. 1.
Kort overzicht Zie Tankklep (bladzijde 92).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het gebruik van kinderzitjes zijn per land verschillend. KINDERZITJES Alleen kinderzitjes die volgens ECE-R44.03 (of later) gecertificeerd zijn, zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in uw auto. Een aantal zijn leverbaar via uw dealer.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderveiligheidszitje PLAATSING VAN KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Wanneer een kinderzitje met steunpoot wordt gebruikt, dan moet de steunpoot stevig op de vloer rusten. Wanneer een kinderzitje met een gordel wordt gebruikt, dan mag de gordel niet slap hangt of is gedraaid. LET OP Het kinderzitje moet stevig tegen de stoel aan rusten. De hoofdsteun moet wellicht worden opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 80).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen U¹ Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd kinderzitje te gebruiken dat op de achterbank is geplaatst. UF¹ Geschikt voor universele, voorwaarts gekeerde kinderzitjes, die zijn goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep. Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd kinderzitje te gebruiken dat op de achterbank is geplaatst.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderzitje (groep 2) ZITVERHOGERS WAARSCHUWINGEN Bevestig een kinderzitje of een zitverhoger nooit alleen met de heupgordel. Bevestig een kinderzitje of een zitverhoger niet met een veiligheidsgordel die niet gespannen is of gedraaid zit. Leg de schoudergordel niet onder de arm of achter de rug van het kind langs. Gebruik geen kussens, boeken of handdoeken om het kind hoger te laten zitten.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderzitje met een veiligheidsriem aan de bovenzijde bevestigen ISOFIX VERANKERINGSPUNTEN WAARSCHUWING WAARSCHUWING Gebruik bij toepassing van het ISOFIX systeem een voorziening dat voorkomt dat de veiligheidsgordel kan draaien. Wij raden het gebruik van een veiligheidsgordel aan de bovenzijde of met een voet aan. Bevestig de veiligheidsgordel aan de bovenzijde aan geen ander punt dan aan het verankeringspunt dat hiervoor is bestemd. N.B.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen WAARSCHUWING Controleer of de rugleuning van de zitplaats achterin stevig vastzit en goed is vergrendeld. 4. Druk de rugleuning weer in verticale stand. E112197 Linkerzijde Draai linksom om te vergrendelen en rechtsom om te ontgrendelen. E87145 Rechterzijde 5. Druk het kinderzitje stevig naar achteren zodat de onderste ISOFIX verankeringspunten goed aangrijpen. 6. Bevestig de veiligheidsgordel volgens de instructies van de fabrikant van het kinderzitje.
Bescherming van inzittenden N.B.: Het opblazen van een airbag gaat gepaard met een luide knal en u ziet een onschadelijke, poederachtige stofwolk. Dit is normaal. WERKING Airbags WAARSCHUWINGEN Wijzig de voorzijde van de wagen op geen enkele wijze. Dit zou nadelige gevolgen voor het ontvouwen van de airbags kunnen hebben. N.B.: Reinig de panelen van de airbags met een vochtige doek. Airbags voor de bestuurder en passagier, voorin Oorspronkelijke tekst volgens ECE R94.
Bescherming van inzittenden De knieairbag voor de bestuurder treedt in werking bij zware frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen binnen een hoek van maximaal 30 graden van links of van rechts. De airbag wordt in enkele milliseconden opgeblazen en stroomt weer leeg zodra hij in contact komt met het lichaam van de inzittende, waardoor hij een kussen vormt tussen de knieën van de bestuurder en de stuurkolom.
Bescherming van inzittenden Veiligheidsgordels WAARSCHUWINGEN Draag een veiligheidsgordel en houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel. Alleen wanneer u de veiligheidsgordel op de juiste wijze draagt, kan deze u op uw plaats houden, waardoor de airbag zijn maximale bescherming kan bieden. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 80). Gebruik een veiligheidsgordel nooit voor meer dan een persoon. Gebruik voor iedere stoel het juiste gordelslot.
Bescherming van inzittenden De lamp van het herinneringssysteem gaat branden en er klinkt een akoestisch signaal wanneer een veiligheidsgordel niet is omgedaan en de auto sneller rijdt dan een relatief lage snelheid. De lamp gaat ook branden wanneer een van de veiligheidsgordels wordt losgemaakt als de auto in beweging is. Het akoestisch signaal wordt na ongeveer vijf minuten uitgeschakeld, maar de lamp van het herinneringssysteem blijft branden tot de veiligheidsgordel is omgedaan.
Bescherming van inzittenden N.B.: De sleutelschakelaar wordt in het handschoenenkastje gemonteerd en op het instrumentenpaneel wordt een controlelamp aangebracht. De heupgordel moet comfortabel over de heupen liggen aan de onderzijde van uw zwangere buik. Leg de schoudergordel tussen uw borsten, boven en aan de zijkant van uw zwangere buik. Wanneer de controlelamp van de airbag tijdens het rijden gaat branden of knipperen, duidt dit op een storing. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 60).
Sleutels en afstandsbediening ALGEMENE INFORMATIE OVER RADIOFREQUENTIES PROGRAMMEREN VAN DE AFSTANDSBEDIENING U kunt maximaal acht afstandsbedieningen voor uw auto programmeren (inclusief die met uw auto werd meegeleverd). Vraag uw dealer om instructies. LET OP De radiofrequentie van de afstandsbediening kan ook worden gebruikt door andere zenders met een klein bereik (bijvoorbeeld zendamateurs, medische apparatuur, draadloze hoofdtelefoons, afstandsbedieningen en alarmsystemen).
Sleutels en afstandsbediening Afstandsbediening zonder inklapbaar sleutelblad 2 E74384 2. Draai de schroevendraaier in de afgebeelde richting om een begin te maken de twee huishelften van de afstandsbediening van elkaar te scheiden. E74386 1. Steek een schroevendraaier in de uitsparing aan de achterzijde van de sleutel en verwijder het sleutelblad. 2. Maak de klemmen met de schroevendraaier los en scheid de twee huishelften van de afstandsbediening. 3 E74385 LET OP 3.
Sloten Portieren met de sleutel vergrendelen en ontgrendelen VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN Draai de bovenzijde van de sleutel in de richting van de voorzijde van de auto om het portier te vergrendelen. Draai de bovenzijde van de sleutel in de richting van de achterzijde van de auto om het portier te ontgrendelen. Centrale vergrendeling U kunt de portieren alleen centraal vergrendelen wanneer alle portieren zijn gesloten. N.B.: Het bestuurdersportier kan met de sleutel worden ontgrendeld.
Sloten De portieren van binnenuit vergrendelen en ontgrendelen Voor locatie. Zie Kort overzicht (bladzijde 10). E102566 Achterklep Achterklep openen met de afstandsbediening Druk toets C op de afstandsbediening tweemaal binnen drie seconden in. De achterklep sluiten E112203 Linkerzijde Draai rechtsom om te vergrendelen. Rechterzijde Draai linksom om te vergrendelen. Ontgrendelen N.B.
Sloten Automatisch opnieuw vergrendelen De portieren worden automatisch opnieuw vergrendeld wanneer u niet binnen 45 seconden na het ontgrendelen met de afstandsbediening een portier opent. De portieren worden vergrendeld en de alarminstallatie keert terug in de vorige stand. Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren E78276 Voor het passief vergrendelen en ontgrendelen is een geldige passive key nodig die zich in de omgeving van een van de drie externe detectiezones bevindt.
Sloten Auto ontgrendelen WAARSCHUWING De auto wordt niet automatisch vergrendeld. Indien er geen vergrendelknop wordt ingedrukt blijft de auto ontgrendeld. N.B.: Indien de auto langer dan drie dagen niet wordt ontgrendeld, schakelt de sleutelloze toegang over op een energiebesparende modus. Hierdoor wordt voorkomen dat de accu leegraakt. Wanneer de auto in deze modus wordt ontgrendeld kan de reactietijd enigszins langer zijn dan normaal.
Sloten Portieren met de sleutelbaard vergrendelen en ontgrendelen Als het bestuurdersportier als eerste wordt geopend blijven de andere portieren vergrendeld. Alle andere portieren kunnen vanuit het interieur worden ontgrendeld door de ontgrendeltoets op het instrumentenpaneel in te drukken. Voor locatie: Zie Kort overzicht (bladzijde 10). De portieren kunnen afzonderlijk worden ontgrendeld door vanuit het interieur de portierkruk van het betreffende portier uit te trekken.
Motorstartblokkering De controlelamp in de instrumentengroep brandt ongeveer drie seconden en gaat vervolgens uit. Wanneer de controlelamp langer dan een minuut blijft branden of knipperen en vervolgens met onregelmatige intervallen gaat branden, dan is uw sleutel niet herkend. Neem de sleutel uit het slot en probeer het nogmaals. WERKING Het immobilisatiesysteem is een diefstalbeveiligingssysteem dat voorkomt dat iemand de motor van uw auto met een onjuist gecodeerde sleutel kan starten.
Alarm Bij elke poging de auto zonder een geldige sleutel te starten of om de audio-installatie te verwijderen gaat het alarm opnieuw af. WERKING Het alarm is een afschrikmiddel voor personen die ongeoorloofd de portieren en de motorkap proberen te openen. Het beveiligt ook de audio-installatie. Automatische vertraging van het inschakelen Alarm activeren De vertraging van 12 seconden treedt in werking zodra de motorkap, de bagageruimte en alle portieren gesloten zijn.
Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN WAARSCHUWING Duw de ontgrendelingshendel helemaal op zijn plaats wanneer u deze weer in de oude stand zet. WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als de auto in beweging is. AUDIOBEDIENING N.B.: Controleer of u in de juiste positie zit. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 80).
Stuurwiel • • af te stemmen op het volgende radiostation op een hogere of lagere frequentie het volgende of vorige nummer op de CD af te spelen. Druk de seek toets in en houd deze ingedrukt om: • • af te stemmen op een radiostation op een hogere of lagere frequentie door een CD nummer te zoeken SPRAAKSTURING E102756 Druk op de toets om de spraakbesturing in of uit te schakelen. Voor meer informatie Zie Spraaksturing (bladzijde 181).
Ruitenwissers en ruitensproeiers Automatisch wissen VOORRUITWISSERS B D C B E102034 WAARSCHUWINGEN Vervang de ruitenwisserbladen zodra deze strepen water en vuil achterlaten of wanneer ze het water niet meer volledig verwijderen. Indien de ruitenwisserbladen niet worden vervangen, zal de regensensor water op de voorruit blijven waarnemen. Dit heeft tot gevolg dat de ruitenwissers blijven werken terwijl het grootste gedeelte van de voorruit droog is.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Automatisch ruitenwissersysteem N.B.: De automatische ruitenwisserfunctie moet niet worden ingeschakeld bij sneeuw, mist of wanneer de wegen zijn gepekeld. Kies onder deze weersomstandigheden zonodig stand A, C of D. Sommige uitvoeringen zonder een automatisch ruitenwissersysteem zijn uitgerust met een snelheidsafhankelijk ruitenwissersysteem voor de voorruit.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Ruitensproeier, achter Na het loslaten van de knop of de hendel blijven de ruitenwissers nog kortstondig in werking. ACHTERRUITWISSERS EN SPROEIERS Intervalwissen E102053 WAARSCHUWING Schakel de ruitensproeiers niet langer dan tien seconden achtereen in; schakel de ruitensproeiers nooit in als het reservoir leeg is. E102052 Wanneer de hendel naar het stuurwiel wordt getrokken treden zowel de sproeier als de ruitenwissers in werking.
Ruitenwissers en ruitensproeiers RUITENWISSERBLADEN VERVANGEN VOORRUITSPROEIERS AFSTELLEN Voorruitwisserbladen 2 1 E72899 1. Druk de lip in. 2. Verwijder het ruitenwisserblad. N.B.: Zorg ervoor dat het ruitenwisserblad goed op zijn plaats komt te zitten. E73425 De ruitensproeiers kunnen worden afgesteld door een speld in de kogelvormige sproeierkoppen te steken en de sproeiers in de gewenste stand te draaien. 3. Breng de eerder verwijderde onderdelen in omgekeerde volgorde aan.
Ruitenwissers en ruitensproeiers 3. Maak het ruitenwisserblad los van de wisserarm. 4. Verwijder het ruitenwisserblad. N.B.: Zorg ervoor dat het ruitenwisserblad goed op zijn plaats komt te zitten. 5. Breng de eerder verwijderde onderdelen in omgekeerde volgorde aan.
Verlichting Grootlicht en dimlicht VERLICHTINGSBEDIENING Standen van de lichtschakelaar A B C E101829 Trek de hendel geheel naar het stuurwiel toe om tussen grootlicht en dimlicht te wisselen. Lichtsignaal E70718 A Off (uit) B Stads- en achterlichten C Koplampen Trek de schakelaarhendel naar het stuurwiel toe. Home safe verlichting Schakel de verlichting uit en trek de richtingaanwijzer naar het stuurwiel toe om de koplampen in te schakelen. Er klinkt kort een signaal.
Verlichting AUTOMATISCH IN- EN UITSCHAKELENDE VERLICHTING MISTACHTERLICHTEN E70720 WAARSCHUWINGEN Gebruik de mistachterlichten alleen wanneer het zicht minder dan 50 meter bedraagt. E70719 Schakel de mistachterlichten niet in bij regen of sneeuwval en wanneer het zicht meer dan 50 meter bedraagt. N.B.: Wanneer u de automatisch in-/uitschakelende verlichting hebt ingeschakeld, kunt u alleen het grootlicht inschakelen wanneer de functie de koplampen heeft ingeschakeld.
Verlichting KOPLAMPHOOGTE AFSTELLEN A Hoge stand van de koplamplichtbundels B Lage stand van de koplamplichtbundels U kunt de hoogte van de koplamplichtbundels aanpassen aan de belading van de auto. A B E70722 Aanbevolen regelknopstanden Belading Voorstoelen Gewicht in bagageruimte Achterbank 1 Regelknopstand 1-2 - - 0 1-2 3 - 2 1-2 3 Max. 2,5 - Max. 3.
Verlichting Belading 1 Gewicht in bagage- Voorstoelen Achterbank ruimte 1 - Max. Regelknopstand 1 4 Zie Voertuigidentificatieplaatje (bladzijde 153). 2 Alleen gesloten bestelwagen. INTERIEURVERLICHTING WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN Interieurverlichting A B C E71943 Voor locatie: Zie Kort overzicht (bladzijde 10).
Verlichting Wanneer u bij afgezet contact de schakelaar in stand C zet, gaat de interieurverlichting branden. De verlichting gaat korte tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact even aan om de verlichting weer in te schakelen. 3 4 Leeslampen E102590 3. Trek de stekker los. 4. Verwijder de koplamp. E112208 Wanneer u het contact afzet, gaan de leeslampen korte tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt.
Verlichting 3. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 4. Verwijder de gloeilamp. Grootlicht 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 51). 4 2 E102593 4 2. Verwijder het paneel. 3. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 4. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. 2 Koplamp, dimlicht E102597 1. 2. Verwijder het paneel. 3. Maak de klem los. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 4.
Verlichting 3 3 2 E112778 3. Verwijder de gloeilamp en de lamphouder. Verwijder de gloeilamp. E102596 Voormistlichten 2. Verwijder het paneel. 3. Trek aan de lamphouder en verwijder deze. Verwijder de gloeilamp. N.B.: De voormistlichten voor kunnen niet worden gerepareerd, raadpleeg bij defecten uw dealer. Zijknipperlichten Achterlichtunits 1 1 2 E102854 1. Verwijder de schroeven. E112777 1. Druk de zijkant van het paneel in om de klemmen los te maken. 2. Verwijder het paneel.
Verlichting 5 4 E112775 E102620 2. Til de afdichting van de bagageruimte op. 4. Verwijder de vleugelmoer. 5. Verwijder de achterlichtunit en maak de lamphouder los. A B E112776 C 3. Verwijder de vloerbedekking. E102621 A Rem- en achterlicht B Achteruit C Controlelampje 4. Verwijder de gloeilamp. Achtermistlichten N.B.: De achtermistlichten kunnen niet worden gerepareerd, raadpleeg bij defecten uw dealer.
Verlichting Derde remlicht Leeslampen N.B.: De LED verlichting kan niet worden gerepareerd, raadpleeg bij defecten uw dealer. 2 Kentekenplaatverlichting 3 2 1 E99453 1 3 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. E72789 1. Maak voorzichtig de klemveer los. 2. Verwijder het lamphuis. 3. Verwijder de gloeilamp. Verlichting bagagecompartiment Interieurverlichting 2 3 1 E99452 E72784 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2.
Verlichting GLOEILAMPENTABEL Lampje Specificatie Vermogen (watt) PY21W 21 Grootlicht H1 55 Koplamp, dimlicht H7 55 Richtingaanwijzer, voor Zijknipperlicht WY5W 5 H11 55 W5W 5 Richtingaanwijzer, achter PY21W 21 Remlicht en achterlicht Mistlamp, vóór Stadslicht P21/5W 21/5 Mistachterlicht P21W 21 Achteruitrijlamp W16W 16 Kentekenplaatverlichting W5W 5 Interieurverlichting W6W 6 Leeslamp W5W 5 Verlichting bagagecompartiment W5W 5 56
Ruiten en spiegels Veiligheidsschakelaar voor de achterste ruiten ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN N.B.: U kunt altijd de ruiten achterin vanaf het bestuurdersportier bedienen. WAARSCHUWING Schakel de elektrisch bedienbare ruiten niet in tenzij deze vrij zijn van obstructies. N.B.: Wanneer de ruiten gedurende korte tijd vaak worden bediend kan het systeem een bepaalde tijd buiten werking treden om schade door oververhitting te voorkomen.
Ruiten en spiegels Antiklemfunctie uitschakelen 2. Laat de schakelaar los en trek hem twee tot drie keer opnieuw een seconde lang omhoog. 3. Open de ruit en probeer hem automatisch te sluiten. 4. Herhaal de procedure wanneer de ruit niet automatisch sluit. LET OP Wanneer u de ruit voor de derde keer sluit, wordt de antiklemfunctie uitgeschakeld. Controleer of er geen obstakels in de weg zitten.
Ruiten en spiegels De spiegels klappen automatisch uit wanneer u de auto vergrendelt met behulp van de sleutel, de afstandsbediening of een verzoek van de sleutelloze toegang. De spiegels klappen uit wanneer u de auto ontgrendelt met behulp van de sleutel, de afstandsbediening, een verzoek van de sleutelloze toegang, de binnenhandgreep van het bestuurdersportier of door de motor te starten.
Instrumenten METERS A B E C D E102660 A Toerenteller B Informatiedisplay C Snelheidsmeter D Brandstofpeilmeter E Terugsteltoets dagteller • • • • • • • Brandstofpeilmeter De pijl naast het symbool van de benzinepomp duidt aan, aan welke zijde zich de brandstofvulklep bevindt. WAARSCHUWINGS- EN INDICATIELAMPEN Indien een van deze waarschuwings- of controlelampen niet gaat branden wanneer het contact wordt aangezet, duidt dit op een storing.
Instrumenten Controlelamp airbag Waarschuwingslamp koelvloeistoftemperatuur Wanneer deze lamp tijdens het rijden brandt, duidt dit op een storing. Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren. LET OP Hervat uw reis niet wanneer de waarschuwingslamp gaat branden terwijl het peil correct is. Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren.
Instrumenten Controlelampen motor Controlelamp 'Vorst' Controlelamp motorstoring WAARSCHUWING Ook wanneer de temperatuur tot boven + 4 ºC stijgt, is dit nog geen garantie dat de weg vrij is van gevaren die door plotselinge weersveranderingen kunnen ontstaan. Controlelamp aandrijflijn De lamp gaan branden en wordt oranje wanneer de buitentemperatuur tussen 4 ºC en 0 ºC ligt. De lamp wordt rood wanneer de temperatuur lager is dan 0 ºC.
Instrumenten Controlelamp laag brandstofniveau Controlelamp stuurbekrachtiging Wanneer deze lamp brandt, ga dan zo spoedig mogelijk tanken. Deze lamp gaan branden wanneer zich een storing in het stuurbekrachtigingssysteem voordoet. De auto blijft bestuurbaar, maar hiervoor is meer kracht vereist. Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide monteur controleren. Controlelamp grootlicht De controlelamp gaat branden wanneer u het grootlicht inschakelt.
Instrumenten AKOESTISCHE WAARSCHUWINGSSIGNALEN EN -INDICATIES WAARSCHUWINGEN Ga niet op een in het gordelslot gestoken veiligheidsgordel zitten om te voorkomen dat het herinneringssysteem wordt geactiveerd. Het veiligheidssysteem voor inzittenden biedt alleen optimale veiligheid wanneer u de veiligheidsgordel correct gebruikt. Automatische transmissie Indien de keuzehendel niet in de stand P staat klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal wanneer het bestuurdersportier wordt geopend.
Infodisplays Instellingen ALGEMENE INFORMATIE N.B.: Het informatiedisplay blijft nadat u het contact hebt afgezet gedurende enkele minuten aan. Bedieningstoetsen Meerdere systemen kunnen geprogrammeerd worden m.b.v. de bedieningselementen van de audio-unit. Lijst met componenten Het gemarkeerde pictogram geeft de functie weer die momenteel in gebruik is. E103626 CD-speler Druk op de pijltoetsen omhoog en omlaag om door de opties in het menu te scrollen en deze te selecteren.
Infodisplays RADIO AUT/HAND HANDM. AFSTELLEN SCAN AUTOM. OPSLAAN CD OPTIE NORMAAL Herh. SHUFFLE SCAN MP3 OF CD OPTIE NORMAAL Herh. SHUFFLE SCAN AUDIO MENU AVC NIVEAU GELUID DSP BEZETTING DSP EQUALISER NIEUWS ALTERNAT. FREQ. RDS REGIONAAL VOERTG INSTELL. SLOT/SPIEG INKLAP RICHT. AANW. -BOCHT SFEERVERLICHTING WAARSCH. SIGNALEN INFO. SIGNALEN INSTELLING KLOK TIJD INSTELLEN DATUM INSTELLEN 12/24-UURSMODUS SCHERMINSTELL.
Infodisplays Type 2 Gebruik de knop MENU en de linker pijltoets om toegang tot de menu's te krijgen. N.B.: Het telefoonmenu hangt af van de telefoonfuncties, de gespreksstatus, etc.
Infodisplays CD Radio AUX Telefoon Map / Tracks Zenders Zenders Zenders Zenders Afspeellijsten Artiesten Albums Nummers Genres Map / Tracks FM FM AST AM AM AST iPOD USB Audio-ingang Nummer kiezen Actief gesprek Opnieuw kiezen Telefoonboek Oproepen Gemiste oproepen Ontv. Oproepen Uitg. Oproepen Telefoon kiezen Bluetooth aan Alles weigeren Menu Aanpassing volume Geluid DSP-instelling DSP equalizer Nieuws Alternat. freq. RDS regionaal Slot/spieg inkl. Ri. aamw. rijstr.
Infodisplays Actieradius tot de brandstoftank leeg is TRIPCOMPUTER B Duidt bij benadering de afstand aan die nog kan worden afgelegd voordat de tank leeg is. De waarde zal variëren naarmate de rijomstandigheden veranderen. C Gemiddeld brandstofverbruik A Geeft het gemiddelde brandstofverbruik aan vanaf het moment dat de functie op nul werd teruggesteld.
Infodisplays Gong uitschakelen • • De volgende geluidssignalen kunnen worden uitgeschakeld: Waarschuwingsmeldingen. Informatiemeldingen. INFOBERICHTEN Niet goed gesloten portier(en) Mededeling Controlelamp Systeem Driver door open rood Sloten. Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit het portier. Driver rear door open rood Sloten. Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit het portier. Passenger door open rood Sloten.
Infodisplays Sleutelloze toegang Mededeling Immobiliser malfunction service now Controlelamp Systeem rood Sleutelloze toegang. Key not detected oranje Sleutelloze toegang. Key outside car oranje Sleutelloze toegang. Key battery low replace battery oranje Sloten. Turn ignition off use POWER button oranje Sleutelloze toegang. To start press brake - Sleutelloze toegang. To start press clutch - Sleutelloze toegang. Close boot or use spare key - Sleutelloze toegang.
Infodisplays Mededeling Engine oil change due next service Controlelamp - Systeem Motor. Onderhoudsindicatie. Stuurinrichting Mededeling Controlelamp Steering malfunction service now rood Stuurinrichting Steering malfunction stop safely rood Stuurinrichting Power steering malfunction service now oranje Steering locked retry unlock - Systeem Stuurbekrachtiging. De auto blijft bestuurbaar, maar hiervoor is meer kracht vereist.
Infodisplays Mededeling Controlelamp Systeem To start select N - Transmissie. Door open apply brake - Transmissie. Stabiliteitsregeling (ESP) Mededeling Controlelamp Systeem ABS malfunction service now oranje Stabiliteitsregeling (ESP). ESP malfunction next service - Stabiliteitsregeling (ESP). ESP off - Stabiliteitsregeling (ESP). Motor Mededeling Engine preheating Controlelamp oranje Systeem Motor (alleen diesel).
Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling in het interieur WERKING Buitenlucht Sluit alle ruiten. Houd de luchtinlaten voor de voorruit vrij van belemmeringen (sneeuw, bladeren, enz.) zodat het klimaatregelsysteem effectief kan werken. Het interieur verwarmen Laat de lucht naar de beenruimten stromen. Laat, bij koud of vochtig weer, een geringe hoeveelheid lucht naar de voorruit en de portierruiten stromen.
Klimaatregeling Luchtrooster aan de zijkant Ventilator A E71942 HANDMATIGE KLIMAATREGELING E102390 A Toetsen voor luchtverdeling N.B.: Wanneer u de aanjager uitschakelt kan de voorruit beslaan. A Gerecirculeerde lucht B E Off (uit) Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en het recirculeren van de in het interieur aanwezige lucht. Systeeminstellingen D C N.B.: Stel alle bedieningen in op de afgebeelde posities.
Klimaatregeling Ventilatie Interieur snel afkoelen E102394 E102396 Stel de regelknoppen van de luchtstroom, de aanjager en luchtroosters naar wens in. Voorruit ontdooien en ontwasemen Airconditioning in- en uitschakelen Wanneer u de aanjager uitschakelt, wordt ook de airconditioning uitgeschakeld. Wanneer u de aanjager weer inschakelt, schakelt de airconditioning automatisch in. E102397 Wanneer de temperatuur hoger is dan 4 °C, schakelt de airconditioning automatisch in.
Klimaatregeling Temperatuur instellen Luchtvochtigheid in het interieur verlagen E102706 U kunt de temperatuur tussen 16 ºC en 28 ºC met stappen van of 0,5 ºC instellen. In de stand LO (lager dan 16 ºC) schakelt het systeem over op continu koelen, in de stand HI (hoger dan 28 °C) op continu verwarmen en wordt de temperatuur niet geregeld.
Klimaatregeling Airconditioning in- en uitschakelen A B E91393 C Druk op de A/C toets om de airconditioning in of uit te schakelen. A/C OFF verschijnt op het display wanneer de airconditioning is uitgeschakeld. E70308 A Beenruimte B Hoofdniveau C Voorruit A/C ON verschijnt op het display wanneer de airconditioning wordt ingeschakeld. Gerecirculeerde lucht Wanneer u voorruit ontdooien en ontwasemen kiest schakelen A, B en C automatisch uit en wordt de airconditioning ingeschakeld.
Klimaatregeling VERWARMDE RUITEN EN SPIEGELS Verwarmbare ruiten Schakel de ruitverwarming in om de voorof achterruit te ontdooien of ontwasemen. N.B.: De ruitverwarming werkt alleen bij een draaiende motor. Verwarmde voorruit E103392 Verwarmde achterruit E72507 Verwarmbare buitenspiegels In de elektrisch bedienbare buitenspiegels is een verwarmingselement gemonteerd dat het spiegelglas ontdooit of ontwasemt. Wanneer u de achterruitverwarming inschakelt, worden deze elementen automatisch ingeschakeld.
Stoelen • DE JUISTE ZITPOSITIE INNEMEN • • • voldoende afstand houdt tussen uzelf en het stuurwiel. minimaal 250 mm (10 inch) tussen uw borstbeen en de kap van de airbag aanhoudt. het stuurwiel met licht gebogen armen vasthoudt. uw benen licht buigt zodat u de pedalen volledig kunt indrukken. de schoudergordel over het midden van uw schouder en de heupgordel strak over uw heupen legt. Zorg ervoor dat uw zitpositie comfortabel is en dat u de volledige controle over de auto hebt.
Stoelen Hoofdsteun verwijderen WAARSCHUWING Schuif de stoel naar voren en naar achteren nadat u de hendel hebt losgelaten om ervoor te zorgen dat de stoel weer goed wordt vergrendeld. Druk de knoppen in en verwijder de hoofdsteun. HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN Lendensteun instellen WAARSCHUWINGEN Breng geen extra stoelhoezen aan die niet speciaal zijn ontwikkeld voor het gebruik op stoelen met zij-airbags. Laat het aanbrengen van deze stoelhoezen over aan de gedegen getrainde monteurs.
Stoelen Hellingshoek van de rugleuning instellen 1 1 2 E102532 1. Druk de ontgrendelknoppen naar beneden en houd ze in deze stand. 2. Druk de rugleuning naar voren. E70731 ACHTERBANK WAARSCHUWINGEN Zorg er bij het omhoog klappen van de rugleuningen voor dat de gordels zichtbaar zijn voor de inzittende en niet achter de bank bekneld raken. Rugleuningen neerklappen WAARSCHUWING Wanneer u de rugleuningen neerklapt, let er dan op dat uw vingers niet tussen de rugleuning en het stoelframe komen.
Stoelen E112664 De stoelverwarming werk alleen met ingeschakeld contact. De maximum temperatuur wordt bereikt na vijf tot zes minuten. De temperatuur wordt door een thermostaat geregeld. De stoelverwarming blijft werken tot de schakelaart van de stoelverwarming of het contact wordt uitgeschakeld.
Gemaksfuncties N.B.: U kunt het elektrische aansluitpunt gebruiken voor 12 volt accessoires met een maximum vermogen van 15 ampère. Gebruik alleen Ford stekkers of stekkers die geschikt zijn voor gebruik in SAE gestandaardiseerde aansluitingen. ZONNEKLEPPEN E72973 KLOK E103382 N.B.: U kunt de klok instellen met de uur en minuten toetsen naast het display. Druk op resp. op de H en M toetsen om de tijd in te stellen. Druk het verwarmingselement in om de aansteker te laten gloeien.
Gemaksfuncties GLASHOUDER E72980 E75193 WEGENKAARTOPBERGVAKKEN PASLEZER TOLWEGEN 120 40 70 13 E74686 E99272 Bij auto's met een warmtewerende voorruit moet de transponder zoals afgebeeld worden aangebracht (alle maten zijn in millimeters weergegeven), anders kan de chipkaart bij de tolpoorten niet goed worden afgelezen.
Gemaksfuncties De transponder moet aan passagierszijde worden aangebracht om te voorkomen dat het zicht van de bestuurder wordt belemmerd (bijv. verkeerslichten). HOUDER SATELLIETNAVIGATIE-UNIT Navigatie-unit aanbrengen AANSLUITING AUXILIARY INGANG (AUX IN) 2 1 E112710 Breng de navigatie-unit in de houder aan tot u een duidelijke klik hoort. Houder instellen 1 E102671 Zie Ingangsaansluiting (AUX IN) (bladzijde 174). 3 USB-POORT 2 E112711 1. Ontgrendelen 2.
Gemaksfuncties N.B.: Zorg dat de houder van de navigatie-unit in de juiste positie wordt vergrendeld.
De motor starten ALGEMENE INFORMATIE Algemene opmerkingen over het starten Als de accu losgekoppeld is geweest kan de motor, nadat de accukabels weer zijn aangesloten, een afwijkende draaikarakteristiek vertonen gedurende ca. 8 kilometer. E85766 Contact aan De oorzaak is, dat het motormanagement zich weer aan de motor moet aanpassen. Ongebruikelijke rijkarakteristieken tijdens deze periode moeten worden genegeerd. Druk eenmaal de startknop in.
De motor starten N.B.: Houd het koppelings- of rempedaal ingetrapt tot de motor wordt gestart. STUURWIELBLOKKERING WAARSCHUWING Motor slaat niet aan. Controleer altijd voordat u probeert uw auto in beweging te brengen of het stuurslot is uitgeschakeld. Het startsysteem met passive key werkt niet indien: • De frequenties van de passive key worden verstoord. • De batterij in de passive key leeg is.
De motor starten Koude of warme motor 2. Druk het gaspedaal volledig in en houd het ingedrukt. 3. Start de motor. Alle modelvarianten LET OP Uitvoeringen met automatische transmissie Zet, wanneer de temperatuur lager dan -20 ºC is, het contact minimaal één seconde aan voordat u de motor start. Hierdoor zorgt u ervoor dat de maximale benzinedruk wordt opgebouwd voordat de motor wordt gestart. 1. Schakel park of neutral in. 2. Druk het gaspedaal volledig in en houd het ingedrukt. 3.
De motor starten EEN DIESELMOTOR STARTEN Regeneratie Koude of warme motor Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de wagen niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Het regeneratieproces werkt met bijzonder hoge uitlaatgastemperaturen en na het afzetten van de motor en tijdens en na regeneratie blijft de uitlaat een aanzienlijke hoeveelheid hitte uitstralen. Hierdoor ontstaat het gevaar van brand. WAARSCHUWING Alle modelvarianten N.B.
Brandstof en tanken VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWING Meng de dieselolie niet met olie, benzine of andere vloeistoffen. Deze kunnen een chemische reactie veroorzaken. WAARSCHUWINGEN Stop met tanken nadat het vulpistool voor de tweede keer is afgeslagen. Alle brandstof die u dan nog toevoegt vult de expansieruimte in de brandstoftank, hetgeen er toe kan leiden dat de brandstof overstroomt. Het morsen van brandstof kan gevaarlijk zijn voor andere weggebruikers.
Brandstof en tanken KATALYSATOR Rijden met een auto met katalysator LET OP Zorg ervoor dat u de tank niet leeg rijdt. Schakel de startmotor niet langdurig achtereen in. E103203 Laat de motor niet met een losgekoppelde bougiekabel draaien. Druk op de klep om deze te openen. Open de klep volledig tot hij vergrendelt. Sleep of duw de auto niet aan. Gebruik hulpstartkabels. Zie Gebruik van startkabels (bladzijde 138).
Brandstof en tanken Deze gegevens zijn bedoeld voor het vergelijken van merken en modellen. Ze zijn niet bedoeld als weergave van het werkelijke brandstofverbruik van uw wagen. Het werkelijke brandstofverbruik wordt door vele factoren bepaald, waaronder de rijstijl, rijden met hoge snelheden, starten/stoppen, gebruik van de airconditioning, de gemonteerde accessoires, rijden met een aanhanger, enz.
Brandstof en tanken Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 1.6L Duratorq-TDCi (DV6) Diesel (90 pk) - handgeschakelde versnellingsbak 5,2 (54,3) 3,6 (78,5) 4,2 (67,3) 110 1.
Versnellingsbak/transmissie Standen van transmissiehendel HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Alle modelvarianten LET OP Schakel de achteruit niet in wanneer de wagen in beweging is. Dit kan inwendige schade aan de versnellingsbak veroorzaken. Oefen een onnodige zijdelingse kracht uit op de schakelhendel wanneer u van de 5e naar de 4e versnelling schakelt. Hierdoor kan per ongeluk de 2e versnelling worden ingeschakeld, waardoor de versnellingsbak kan worden beschadigd.
Versnellingsbak/transmissie Selecteer handmatig schakelen om handmatig gebruik te maken van de voorwaartse versnellingen. Druk de keuzehendel naar voren om terug te schakelen en trek hem naar achteren om op te schakelen. WAARSCHUWINGEN Trek voordat u de wagen verlaat de handrem aan en schakel de parkeerstand in. Controleer of de keuzehendel is vergrendeld. WAARSCHUWING N.B.: Wanneer u het bestuurdersportier opent en de parkeerstand is niet ingeschakeld, klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal.
Versnellingsbak/transmissie Stoppen 1. Laat het gaspedaal opkomen en druk het rempedaal in. 2. Trek de handrem aan. Kickdown Druk het gaspedaal volledig in terwijl het keuzehendel in de rijstand staat om voor optimale prestaties de eerstvolgende lagere versnelling in te schakelen. Laat het gaspedaal los wanneer kickdown niet langer gewenst is. E78322 Druk met een geschikt voorwerp de vergrendelhendel in de opening en verplaats tegelijkertijd de keuzehendel uit de stand P.
Remmen WERKING PARKEERREM Schijfremmen Alle uitvoeringen Natte remschijven hebben een lagere wrijvingscoëfficiënt. Druk na het verlaten van een wasstraat het rempedaal even voorzichtig in om de waterfilm op de remschijven te laten verdampen. WAARSCHUWING Bij auto's met automatische transmissie moet de keuzehendel altijd in de stand P staan. ABS • • WAARSCHUWING ABS is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn.
Stabiliteitsregeling Het systeem zorgt ook voor een betere tractieregeling door het motorkoppel te verlagen wanneer de wielen bij het accelereren beginnen door te spinnen. Het verbetert de mogelijkheden om op gladde of losse oppervlakken te kunnen optrekken en het verbetert het comfort door wielspin in haarspeldbochten te beperken. WERKING Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) WAARSCHUWING ESP houdt niet in dat u niet langer voorzichtig en aandachtig hoeft te rijden.
Parkeerhulp N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Reinig de sensoren niet met scherpe voorwerpen. WERKING WAARSCHUWING N.B.: Wanneer de parkeerhulp een signaal registreert dat op dezelfde frequentie wordt uitgezonden als de sensoren gebruiken, of wanneer de auto maximaal is beladen, kan een vals signaal worden gegeven. Ondanks de parkeerhulp bent u verplicht voorzichtig en aandachtig te rijden.
Parkeerhulp Manoeuvreren met de parkeerhulp U hoort een onderbroken signaal wanneer de afstand tussen de achterbumper en een obstakel ca. 150 cm bedraagt of ca. 50 cm aan de zijkanten. Wanneer de afstand kleiner wordt, volgen de signalen elkaar sneller op. Een voortdurend signaal weerklinkt op een afstand van minder dan 30 centimeter tot de achterbumper. N.B.: Wanneer u drie seconden lang een hoge pieptoon hoort, duidt dit op een storing. Het systeem wordt uitgeschakeld.
Snelheidsregeling (cruise control) Snelheid instellen WERKING Met cruise control (automatische snelheidsregeling) kunt u met behulp van de schakelaars op het stuurwiel de rijsnelheid instellen. U kunt cruise control gebruiken bij snelheden hoger dan ongeveer 30 km/u. GEBRUIK MAKEN VAN SNELHEIDSREGELING (CRUISE CONTROL) E102680 Druk de schakelaar in om de huidige snelheid op te slaan en aan te houden. De controlelamp van de cruise control gaat branden. Zie Waarschuwingsen indicatielampen (bladzijde 60).
Snelheidsregeling (cruise control) Ingestelde snelheid opnieuw inschakelen A B E102681 A Accelereren (versnellen) E102682 B Decelereren (vertragen) De controlelamp van de cruise control gaat branden en het systeem zal proberen de auto met de eerder door u ingestelde snelheid te laten rijden. Ingestelde snelheid uitschakelen Cruise control uitschakelen E102682 Druk het rempedaal of de CAN RES schakelaar in. E102683 De eerder door u ingestelde snelheid blijft niet in het geheugen opgeslagen.
Transport ALGEMENE INFORMATIE 1 WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. Plaats bagage en ander voorwerpen zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte of de laadruimte. 2 E72512 Rijd niet met geopende achterklep of achterdeur. Uitlaatgassen kunnen de auto worden binnengezogen. DAKREKKEN EN BAGAGEDRAGERS Overschrijd niet de maximum vooren achterasbelasting voor uw auto.
Aanhangers trekken Steile hellingen TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWING Houd er rekening mee dat de oplooprem van een aanhanger niet door het ABS wordt geregeld. WAARSCHUWING Overschrijd het maximum toelaatbare totaalgewicht en het aanhangergewicht dat op het identificatieplaatje van de auto staat niet. Zie Voertuigidentificatieplaatje (bladzijde 153). Schakel terug voordat u een steile afdaling bereikt.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel aanbrengen Een 13 pins stekkerdoos en het bevestigingspunt voor de trekhaakkogel bevinden zich onder de achterbumper. Draai de stekkerdoos 90 graden tot hij in zijn eindstand wordt vergrendeld. Trekhaakkogel ontgrendelen 1 3 1 2 E71329 1. Verwijder de beschermkap (1). Steek de sleutel in het slot en draai hem rechtsom om hem te ontgrendelen (2). 2. Houd de trekhaakkogel vast. Trek het kartelwiel naar buiten en draai het rechtsom tot het klikt (3). 3.
Aanhangers trekken Rijden met een aanhanger Trekhaakkogel verwijderen A 3 B E71331 2 WAARSCHUWING Wanneer aan één van de onderstaande voorwaarden niet kan worden voldaan, gebruik dan de trekhaak niet en laat deze door een goed opgeleide monteur controleren. 1 E71332 Controleer voordat u gaat rijden of de trekhaakkogel goed is vergrendeld. Controleer of: • • • • 1. Koppel de aanhanger af. 2. Verwijder de beschermkap. Schuif de kap op de sleutel. Steek de sleutel in het slot en ontgrendel deze (1). 3.
Aanhangers trekken Rijden zonder aanhanger 1 E94771 1. Verwijder de trekhaakkogel. 2. Steek de stekker in de houder (1). WAARSCHUWING Ontgrendel de trekhaakkogel nooit terwijl een aanhanger is aangekoppeld. Onderhoud LET OP Verwijder voordat u uw auto met een hogedrukreiniger reinigt de afneembare trekhaakkogel en sluit de opening met de dop af. Houd het systeem schoon. Smeer de lagerpunten, glij-oppervlakken en vergrendelingskogels met harsvrij vet of olie. Smeer het slot met grafiet.
Tips voor het rijden In noodgevallen kan de auto door water worden gereden met een maximale diepte van 200 mm en een maximale snelheid van 10 km/u. Tijdens rijden door stromend water moet extra worden opgelet. INRIJDEN Banden WAARSCHUWING Nieuwe banden hebben een inlooptijd van ongeveer 500 kilometer (300 mijl). Gedurende deze periode kan de auto een andere rijkarakteristiek vertonen. Houd tijdens rijden in water een lage snelheid aan en zet de auto niet stil.
Nooduitrusting EERSTEHULPSET Er is ruimte in de reservewielkuip. GEVARENDRIEHOEK Er is ruimte in de reservewielkuip.
Staat na een aanrijding COMPONENTEN VAN VEILIGHEIDSSYSTEEM INSPECTEREN Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels die zijn belast ten gevolge van een aanrijding moeten worden vervangen en de verankeringen worden gecontroleerd. Deze werkzaamheden moeten door een correct hiertoe opgeleide monteur worden uitgevoerd.
Zekeringen PLAATSEN ZEKERINGENHOUDERS EENZEKERINGVERVANGEN WAARSCHUWINGEN Wijzig de elektrische installatie van uw auto op geen enkele wijze. Laat reparaties aan de elektrische installatie en het vervangen van relais en zekeringen voor hoge stroomsterktes door goed getrainde monteurs uitvoeren. Zekeringenkast in de motorcompartiment Zet het contact af en schakel alle elektrische onderdelen uit voordat u probeert een zekering te vervangen of deze aanraakt.
Zekeringen SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN Zekeringenkast in de motorcompartiment Zekering Ampère Beveiligde circuits 1 40 ABS-module 1 30 ABS/ESP-module 2 60 Hoog toerental ventilator koelsysteem 3 40 Ventilator koelsysteem 3 30 Laag toerental ventilator koelsysteem 4 30 Verwarmingsaanjager 5 60 Voeding zekeringenkast passagiersruimte (accu) 6 30 Carrosserieregelmodule (BCM) 7 60 Voeding zekeringenkast passagiersruimte (ontsteking) 8 60 Gloeibougies 9 60 Verwarmde voorr
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 22 15 Voeding verlichting 23 15 Voormistlichten 24 15 Richtingaanwijzers 25 10 Dagverlichting 26 7,5 Schakelaar buitenspiegels met elektrische afstelling, elektrisch inklapbare buitenspiegels, elektrisch bediende ruit (bestuurdersportier) 27 7,5 PCM 28 20 ABS-module, ESP 29 10 Koppeling van compressor airconditioning 30 - Niet in gebruik 31 - Niet in gebruik 32 20 Claxon, accuspaarvoorziening, module sleutelloosvoertuigsysteem
Zekeringen Relais Geschakelde circuits R5 Dimlicht R6 Dagverlichting R7 Koelventilateur R8 Startmotor R9 Koppeling van compressor airconditioning R10 Voormistlichten R11 Brandstofpomp, brandstofverwarming R12 Achteruitrijlicht R13 Verwarmingsaanjager Zekeringenkast passagiersruimte - Type 1 Zekering Ampère Beveiligde circuits 1 7,5 Ontsteking, regensensor, verwarmde voorruit 2 10 Remlichten 3 7,5 Achteruitrijlamp 4 7,5 Hoogteverstelling koplamplichtbundels 5 20 Ruitenwis
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 13 10 Ontsteking, elektrische stuurbekrachtiging (EPAS), instrumentengroep, passief anti-diefstalsysteem (PATS), ABS 14 7,5 PCM, keuzehendel, brandstofpomp, 15 7,5 Audiosysteem, instrumentengroep 16 7,5 Verwarmbare buitenspiegel 17 15 Contactslot 18 7,5 Instrumentengroep 19 15 Data link stekker 20 7,5 Multifunctioneel display, klok, interne scanner, paneel verwarming, ventilatie en airconditioning (HVAC) 21 15 Audiosysteem, Bluetoot
Zekeringen Zekeringenkast passagiersruimte - Type 2 Zekering Ampère Beveiligde circuits 1 7,5 Ontsteking, regensensor, verwarmde voorruit 2 10 Remlichten 3 7,5 Achteruitrijlamp 4 7,5 Hoogteverstelling koplamplichtbundels 5 20 Ruitenwissers 6 15 Achterruitwisser 7 10 Sproeierpomp 8 15 Parkeerhulp (auto's met parkeerhulp voorzijde) 9 10 Vooruit- en achteruitrijbeveiliging 10 7,5 Stoelverwarming 11 - Niet in gebruik 12 10 Airbagmodule 13 10 Ontsteking, elektrische stuur
Zekeringen Zekering Ampère 20 7,5 Multifunctionele display, klok, interne scanner, HVAC-paneel 21 15 Audiosysteem, Bluetooth 22 20 Aansteker, voorste voedingspunt 23 20 Aanhangermodule 24 - 25 30 26 - Niet in gebruik 27 - Niet in gebruik 28 - Niet in gebruik 29 - Niet in gebruik 30 - Niet in gebruik 31 30 Elektrisch bediende ruiten (achter) 32 30 Voorruitverwarming, linkerzijde 33 30 Voorruitverwarming, rechterzijde 34 20 Sleutelloze toegang 35 20 Sleutelloze t
Zekeringen Zekering Ampère 42 - Niet in gebruik 43 - Niet in gebruik 44 7,5 45 - Niet in gebruik 46 - Niet in gebruik 47 - Niet in gebruik 48 - Niet in gebruik 49 - Niet in gebruik Relais Beveiligde circuits Contactslotpositie 2 Geschakelde circuits R1 Contact R2 Elektrisch inklapbare buitenspiegel 1 R3 Elektrisch inklapbare buitenspiegel 2 R4 Niet in gebruik R5 Verwarmde voorruit R6 Sleutelloze toegang (accessoire) R7 Sleutelloze toegang (ontsteking) R8 Accuspaar
Bergen van de auto SLEEPPUNTEN AUTO OP VIER WIELEN SLEPEN Sleepoog, voor Alle uitvoeringen WAARSCHUWINGEN Zet het contact aan wanneer uw auto wordt gesleept. Bij afgezet contact treedt het stuurslot in werking en werken de richtingaanwijzers en de remlichten niet. De rem- en stuurbekrachtiging werken niet, tenzij de motor draait. Druk het rempedaal harder in en houd rekening met langere remafstanden en een zwaarder draaiend stuurwiel. E99490 Er is ruimte in de reservewielkuip.
Bergen van de auto LET OP Sleep uw wagen niet achterwaarts. Zet de versnellingsbak in neutraal wanneer uw auto wordt gesleept.
Onderhoud Controles bij het tanken ALGEMENE INFORMATIE • Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford Erkende Reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De speciaal opgeleide monteurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren.
Onderhoud Trek de motorkap iets omhoog en beweeg de veiligheidshaak naar links. DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN De motorkap openen E87786 Open de motorkap en ondersteun deze met de steunstang. De motorkap sluiten E102165 WAARSCHUWING Positie van onderdeel: Zie Kort overzicht (bladzijde 10). Zorg dat de motorkap goed wordt gesloten. Laat de motorkap zakken en vanaf een hoogte van 20 – 30 cm dichtvallen.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,25 L DURATEC-16V (SIGMA) /1,4 L DURATEC-16V (SIGMA) A B C D I E H G F E103505 * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 131). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 132). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 130). D Accu: Zie Accu van de auto (bladzijde 138).
Onderhoud H Luchtfilter: geen onderhoud vereist. I Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 130). 1 1 De vuldoppen en de motoroliepeilstaaf hebben een felle kleur voor een makkelijke herkenning. OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6 L DURATEC-16V TI-VCT (SIGMA) A B C D I E H G F E103507 * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 131).
Onderhoud * E Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur links) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 132). F Zekeringenkast in motorcompartiment: Zie Zekeringen (bladzijde 113). G Vloeistofreservoir voor de voor- en achterruitsproeiers : Zie Ruitensproeiervloeistof controleren (bladzijde 132). H Luchtfilter: geen onderhoud vereist. I Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 130). Zie Motorolie controleren (bladzijde 130).
Onderhoud * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 131). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 132). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 130). D Accu: Zie Accu van de auto (bladzijde 138). E Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur links) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 132).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL A B C D I H E G F E103509 * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 131). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 132). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 130). D Accu: Zie Accu van de auto (bladzijde 138).
Onderhoud H Luchtfilter: geen onderhoud vereist. I Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 130). 1 1 De vuldoppen en de motoroliepeilstaaf hebben een felle kleur voor een makkelijke herkenning.
Onderhoud Het oliepeil controleren MOTORKOELVLOEISTOF CONTROLEREN LET OP Controleer of het peil tussen de MIN en MAX merktekens staat. Koelvloeistofpeil controleren WAARSCHUWING N.B.: Controleer het peil voordat de motor wordt gestart. Voorkom dat de vloeistof in contact komt met de huid of de ogen. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw huisarts. N.B.: De wagen moet op een vlakke ondergrond staan. N.B.
Onderhoud CONTROLE VLOEISTOFPEIL KOPPELING EN REMSYSTEEM LET OP Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. Vul vloeistof bij die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 133). WAARSCHUWINGEN Voorkom dat de vloeistof in contact komt met de huid of de ogen. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw huisarts.
Onderhoud TECHNISCHE SPECIFICATIE Vloeistoffen Punt Aanbevolen vloeistof Ford of Motorcraft Formula E SAE 5W-30 Motorolie Specificatie WSS-M2C913-B * motorolie Koelvloeistof Motorcraft SuperPlus antivries Remvloeistof Ford of Motorcraft Super DOT 4 remvloeistof WSS-M97B44-D ESD-M6C57-A * Als alternatief kunt u SAE 5W-30 motorolie gebruiken, wanneer deze voldoet aan de specificatie WSS-M2C913-B. N.B.
Onderhoud Variant Nr. Inhoud in liter (gallons) 1.25L Duratec-16V (Sigma)Smeersysteem van de 82pk-handgeschakelde motor - inclusief oliefilter versnellingsbak 3,8 (0,8) 1.25L Duratec-16V (Sigma)Smeersysteem van de 82pk-handgeschakelde motor - exclusief oliefilter versnellingsbak 3,5 (0,8) 1.25L Duratec-16V (Sigma)82pk-handgeschakelde Koelsysteem versnellingsbak 5,5 (1,2) 1.25L Duratec-16V (Sigma)82pk-handgeschakelde Brandstoftank versnellingsbak 42 (9,2) 1.
Onderhoud Variant Nr. Inhoud in liter (gallons) 1.6L Duratec-16V Ti-VCT Smeersysteem van de (Sigma)-120pk-handgeschamotor - inclusief oliefilter kelde versnellingsbak 4,1 (0,9) 1.6L Duratec-16V Ti-VCT Smeersysteem van de (Sigma)-120pk-handgeschamotor - exclusief oliefilter kelde versnellingsbak 3,8 (0,8) 1.6L Duratec-16V Ti-VCT (Sigma)-120pk-handgescha- Koelsysteem kelde versnellingsbak 5,5 (1,2) 1.6L Duratec-16V Ti-VCT (Sigma)-120pk-handgescha- Brandstoftank kelde versnellingsbak 42 (9,2) 1.
Verzorging van de auto Achterruit reinigen REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO LET OP Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen op de binnenzijde van de achterruit te reinigen. WAARSCHUWING Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit. Gebruik een schone, niet pluizende doek of een vochtige zeem om de binnenzijde van de achterruit te reinigen.
Verzorging van de auto Lakbeschadigingen door steenslag of kleine krasjes moeten zo spoedig mogelijk worden hersteld. Uw Ford dealer heeft een grote keuze aan producten. Lees en volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant op. REINIGEN VAN BINNENZIJDE AUTO Veiligheidsgordels WAARSCHUWINGEN Gebruik voor het reinigen geen schurende middelen of chemische oplosmiddelen. Let er op dat geen vocht in het oprolmechanisme komt. Reinig de veiligheidsgordels met een interieurreiniger of water met een zachte spons.
Accu van de auto 1. Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar niet raken. 2. Zet het contact van beide wagens af en schakel alle stroomverbruikers uit. 3. Verbind de plus (+) pool van auto B met de plus (+) pool van auto A (kabel C). 4. Verbind de min (-) pool van auto B met de massa-aansluiting van auto A (kabel D). Zie Aansluitpunten van de accu (bladzijde 139). GEBRUIK VAN STARTKABELS LET OP Verbind alleen accu's met dezelfde nominale spanning met elkaar.
Accu van de auto AANSLUITPUNTEN VAN DE ACCU E102923 LET OP Sluit de kabel niet aan op de minpool (–) van de ontladen accu.
Velgen en banden ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWINGEN Leg zo kort mogelijke afstanden af. LET OP Gebruik uitsluitend banden en velgen met de goedgekeurde maat. Het gebruik van andere maten kan schade aan de auto tot gevolg hebben en kan de typegoedkeuring ongeldig maken. Monteer nooit meer dan één reservewiel tegelijk. N.B.: De auto kan enige ongewone rij-eigenschappen vertonen.
Velgen en banden Uitvoeringen zonder bandenreparatieset A A Boordkrik B Wielmoersleutel Uw boordkrik en wielmoersleutel bevinden zich in de reservewielkuip. Kriksteunpunten LET OP Gebruik uitsluitend de aangegeven kriksteunpunten. Wanneer u andere punten gebruikt kan dit de carrosserie, de stuurinrichting, de wielophanging, de motor, het remsysteem of de brandstofleidingen beschadigen.
Velgen en banden B A E102950 A Alleen voor gebruik in noodsituaties B Onderhoud 142
Velgen en banden WAARSCHUWINGEN Zorg ervoor dat de auto met de wielen in de rechtuitstand op een stevige, vlakke ondergrond staat. A Zet het contact af en schakel de parkeerrem in. Schakel de eerste versnelling of de achteruit in wanneer uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak. Selecteer stand 'P' wanneer deze met een automatische transmissie is uitgerust. E93184 Uitsparingen in de dorpels A duiden de kriksteunpunten aan. Laat de inzittenden uitstappen.
Velgen en banden 1. Steek het platte uiteinde van de wielmoersleutel tussen de velg en het wieldeksel en verwijder voorzichtig de naafdop of het wieldeksel. E113400 7. Krik de auto op tot de band vrij is van de grond. 8. Verwijder de wielmoeren en het wiel. Wiel aanbrengen E90922 WAARSCHUWINGEN Gebruik uitsluitend banden en velgen met de goedgekeurde maat. Het gebruik van andere maten kan beschadiging van de auto tot gevolg hebben en maakt de typegoedkeuring ongeldig.
Velgen en banden 2. Draai de wielmoeren handvast aan. WAARSCHUWING Laat het aanhaalmoment van de wielmoeren en de bandenspanning zo spoedig mogelijk controleren. N.B.: Wanneer het reservewiel een andere maat heeft of anders is geconstrueerd dan de overige wielen, laat deze dan zo spoedig mogelijk vervangen. BANDENREPARATIESET Uw wagen heeft eventueel geen reservewiel. In dat geval is er een bandenreparatieset aan boord, waarmee u één lekke band kunt repareren. E90922 3.
Velgen en banden • Let op het volgende bij het gebruik van de set: • • • • • Rijd voorzichtig en maak geen plotselinge stuurbewegingen, vooral wanneer de wagen zwaar is beladen of tijdens het rijden met een aanhanger. De set zorgt voor een tijdelijke reparatie, waardoor u uw reis tot de volgende dealer of bandenspecialist kunt voortzetten, of een afstand van maximaal 200 km (125 mijl) kunt afleggen. Rijd niet sneller dan maximaal 80 km/u (50 mph). Houd de set buiten het bereik van kinderen.
Velgen en banden WAARSCHUWINGEN Sla de bandwang gade. Wanneer u scheuren, knobbels en dergelijke ziet verschijnen, schakel dan de compressor uit en laat de lucht met behulp van het drukregelventiel ontsnappen I. Rijd niet verder met deze band. WAARSCHUWINGEN Wanneer de bandenspanning binnen 10 minuten lager wordt dan 1,8 bar (26 psi), kan de band ernstig zijn beschadigd, waardoor een tijdelijke reparatie onmogelijk is. Vervolg in een dergelijk geval uw reis niet met deze band.
Velgen en banden 1. C Slang voor fles afdichtmiddel D Flessenhouder E Drukmeter F Stekker met kabel G Compressorschakelaar H Slangreparatieset I Aflaatklep 12. Verwijder de bandenreparatieset uit de verpakking. 2. Trek het label A waarop de maximaal toelaatbare snelheid van 80 km/u vermeld staat van de fles afdichtmiddel en maak het binnen het gezichtsveld van de bestuurder vast op het instrumentenpaneel. Het label mag niets belangrijks aan het oog onttrekken. 3.
Velgen en banden N.B.: Bedenk dat een bandenreparatieset slechts voor tijdelijke mobiliteit zorgt. Voorschriften aangaande bandreparatie na gebruik van de bandenreparatieset kunnen per land verschillen. Raadpleeg een bandenspecialist voor advies. WAARSCHUWING Wanneer u heftige trillingen, onbalans in het stuurwiel of lawaai tijdens het rijden waarneemt, minder dan snelheid en rijd voorzichtig naar een plaats waar u veilig kunt stoppen. Controleer de band en de bandenspanning opnieuw.
Velgen en banden GEBRUIK VAN SNEEUWKETTINGEN LET OP Laat tijdens het parkeren de bandwangen niet langs trottoirbanden schuren. WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 50 km/h (30 mhp). Als u een stoeprand moet oprijden, doe het dan zo langzaam mogelijk en rijd zo mogelijk haaks met de wielen het trottoir op. Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij wegdek. Controleer regelmatig de banden op scheuren, vreemde voorwerpen of onregelmatige slijtage van het loopvlak.
Velgen en banden Bandenspanning (koude banden) Tot 80 km/h (50 mph) Normale belasting Uitvoering Alle Bandenmaat 175/65 R14 Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (psi) bar (psi) bar (psi) bar (psi) 3 (44) 3 (44) 3 (44) 3 (44) Tot 160 km/u Normale belasting Uitvoering Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (psi) bar (psi) bar (psi) bar (psi) Alle auto's met benzinemotor 175/65 R14 * 2,1 (31) 1,8 (26) 2,4 (35) 3,2 (46) Alle auto's met benzinemotor 19
Velgen en banden Normale belasting Uitvoering Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (psi) bar (psi) bar (psi) bar (psi) Alle auto's met dieselmotor 195/45 R16 2,3 (33) 1,8 (26) 2,4 (35) 3,2 (46) Alle auto's met dieselmotor 205/40 R17 2,3 (33) 1,8 (26) 2,4 (35) 2,8 (41) Alle auto's met dieselmotor 195/60 R15 2,1 (31) 1,8 (26) 2,4 (35) 2,6 (38) * Breng alleen sneeuwkettingen aan op gespecificeerde banden.
Voertuigidentificatie VOERTUIGIDENTIFICATIEPLAATJE B A E VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER (VIN) D C E85610 E87496 A Voertuig Identificatie Nummer B Maximaal toelaatbare totaalgewicht C Maximaal toelaatbaar treingewicht D Maximum voorasbelasting E Maximum achterasbelasting Het Voertuig Identificatie Nummer (chassisnummer) is rechtsvoor naast de voorstoel in de bodemplaat ingeslagen. Het is ook op de linkerzijde van het instrumentenpaneel vermeld.
Technische specificaties TECHNISCHE SPECIFICATIE Voertuigafmetingen 3-deurs, 5-deurs en gesloten bestelwagen D A C E B E101870 Nr.
Technische specificaties Nr.
Technische specificaties Afstanden trekhaak 3-deurs, 5-deurs en gesloten bestelwagen A B C E D F G E101872 Nr.
Technische specificaties Nr.
Inleiding audio-installatie Labels op de audio-installatie BELANGRIJKE AUDIOINFORMATIE WAARSCHUWINGEN Door technische verschillen kunnen opneembare CD’s (CD-R's) en opnieuw beschrijfbare CD’s (CD-RW's) mogelijk niet correct functioneren. E66256 Deze radio / CD-spelers spelen CD's af die voldoen aan de standaard audiospecificaties van het International Red Book. CD’s met een kopieerbeveiliging van sommige fabrikanten voldoen niet aan deze standaard en het afspelen ervan kan niet worden gegarandeerd.
Overzicht audio-installatie N.B.: Audio-units zijn voorzien van een geïntegreerd multifunctioneel display boven de CD-sleuf. Hierop wordt belangrijke informatie weergegeven over de bediening van de audio-unit. Daarnaast bevinden zich rondom het display diverse pictogrammen die oplichten wanneer een functie actief is (bijvoorbeeld CD, Radio of Aux.) OVERZICHT AUDIOINSTALLATIE Type 1 A B C D O E F N M L G K J I H E103293 A CD-uitwerptoets. Zie CD-speler (bladzijde 169).
Overzicht audio-installatie F Verkeersberichten. Zie Regeling functie verkeersinformatie (bladzijde 166). G Stationsvoorkeuzetoetsen. Zie Voorkeuzetoetsen (bladzijde 165). H Opwaarts zoeken. CD-nummerkeuze. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 164). Zie Nummer selecteren (bladzijde 169). I Aan of uit en volumeregelknop J Neerwaarts zoeken. CD-nummerkeuze. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 164). Zie Nummer selecteren (bladzijde 169). K Menu selecteren L Geluidsmenu selecteren.
Overzicht audio-installatie A B C D E F T S G R Q H P O N M L K J I E103294 A CD-uitwerptoets. Zie CD-speler (bladzijde 169). B Navigatiepijlen C CD-sleuf. Zie CD-speler (bladzijde 169). D OK E Informatie F Verkeersberichten. Zie Regeling functie verkeersinformatie (bladzijde 166). G Geluidsmenu selecteren. Zie Bass/treble (lage/hoge tonen) regeling (bladzijde 164). Zie Balance/fade (balans links/rechts, voor/achter) regeling (bladzijde 164).
Overzicht audio-installatie K Opwaarts zoeken. CD-nummerkeuze. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 164). Zie Nummer selecteren (bladzijde 169). L Aan of uit en volumeregelknop M Neerwaarts zoeken. CD-nummerkeuze. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 164). Zie Nummer selecteren (bladzijde 169). N Functie 2 O Functie 1 P Menu selecteren Q Telefoon selecteren. Zie Telefoon (bladzijde 176). R Extra ingang, USB en iPod selecteren. Zie Aansluiting Auxiliary ingang (AUX IN) (bladzijde 86).
Beveiliging van uw audio-installatie BEVEILIGINGSCODE Elke installatie heeft een unieke code die gekoppeld is aan het chassisnummer (VIN). Het systeem controleert automatisch of de audio-installatie en de auto overeenkomen, voordat het gebruik wordt toegestaan. Als een veiligheidscodemelding verschijnt, neem dan contact op met uw dealer.
Werking van de audio-installatie Het display geeft de gekozen instelling weer. Druk op de toets OK om de nieuwe instelling te bevestigen. AAN/UIT TOETS Druk op de aan/uit knop. Hierdoor kan het toestel nog een uur nadat het contact is afgezet worden gebruikt. GOLFBAND TOETS Na een uur schakelt het radiotoestel automatisch uit. Druk op de toets RADIO om een van de beschikbare frequentiebanden te selecteren.
Werking van de audio-installatie Type 2 • • • • • • Druk op functietoets 2. Druk vervolgens op één van de pijltjestoetsen om de golfband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om met grote stappen te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. Dit kan op elke golfband en voor iedere voorkeuzetoets worden herhaald.
Werking van de audio-installatie Volume van de verkeersberichten N.B.: De AutoStore-band kan, net als bij de andere golfbanden, ook worden gebruikt om radiostations handmatig op te slaan. Verkeersberichten onderbreken de normale geluidsweergave met een voorgeprogrammeerd volume dat gewoonlijk hoger is dan het gebruikelijke luistervolume.
Menu's audio-installatie Regionale modus OFF (uit): Hiermee kan een groter gebied worden ontvangen wanneer naburige regionale netwerken hetzelfde programma uitzenden, maar kan leiden tot overschakelen wanneer dit niet het geval is. AUTOMATISCHE VOLUMEREGELING Indien van toepassing, past de automatische volumeregeling (AVC) het geluidsvolume aan, om geluiden van de motor en het wegdek te compenseren. • • • • • • • • Druk op de MENU toets en kies AUDIO. Kies AVC LEVEL of ADAPTIVE VOL.
Menu's audio-installatie Wanneer een radiostation wordt gevonden wordt de weergave van het geluid hervat; wanneer er geen radiostation wordt gevonden, stemt het systeemautomatisch af op de oorspronkelijke frequentie. Indien geselecteerd wordt 'AF' op het display weergegeven. • • • • Druk op de MENU toets. Selecteer AUDIO. Blader naar ALTERNAT. FREQ. en schakel dit in of uit met de toets OK. Druk op de toets MENU om terug te keren.
CD-speler CD AFSPELEN VERSNELD VOORUIT/ACHTERUIT N.B.: Tijdens het afspelen wordt de CD, het nummer en de verstreken tijd van het nummer op het display weergegeven. • Druk tijdens radio-ontvangst eenmaal op de toets CD om de CD-weergave te starten. Houd de zoeken omlaag of omhoog toets ingedrukt om achteruit of vooruit binnen de nummers op de CD te gaan. Het afspelen start onmiddellijk wanneer een CD wordt geladen.
CD-speler CD-NUMMERS HERHALEN Type 2 Type 1 • • • • • Druk op de toets MENU en selecteer CD MODE. Selecteer REPEAT waarna de functie kan worden in- of uitgeschakeld. Het nummer wordt na afloop herhaald. Wanneer een MP3-CD wordt afgespeeld, bestaan de opties uit HERHALEN van het nummer of van alle nummers in de map. • MP3-BESTAND AFSPELEN Type 2 • • MP3 (MPEG 1 Audio Layer-3) is een standaard technologie en format voor het comprimeren van audiodata.
CD-speler • Elke folder kan maximaal 8 bomen bevatten. Denk aan deze beperkingen voor Joliet of Romeo in het geëxpandeerde format wanneer u de software voor uw CD-brander configureert. • Multi session Deze opnamemethode maakt het mogelijk gegevens met behulp van de Track-At-Once methode toe te voegen. Conventionele CD’s beginnen met een CD regelgebied waarvan het begin Lead-in wordt genoemd en het einde Lead-out.
CD-speler N.B.: Een map die geen MP3 bestand bevat wordt overgeslagen. • Tip voor het afspelen:om de gewenste volgorde van afspelen aan te duiden, moet vóór de map of de bestandsnaam, het volgnummer (bijv. “01,” “02”) worden ingevoerd, en daarna het nummer op de CD. (De volgorde verschilt afhankelijk van de software die voor het schrijven werd gebruikt.) • • Wanneer een deel van ID3 tag ver.2 (aan het begin van het nummer) wordt overgeslagen, wordt geen geluid weergegeven.
CD-speler N.B.: Hierdoor wordt niet de CD uitgeworpen; het weergeven van de CD wordt alleen onderbroken op de plaats waar de weergave van de radio werd hervat. MP3 WEERGAVE-OPTIES N.B.: Bij units van type 1 kan het nodig zijn meerdere keren op de toets INFO te drukken om alle beschikbare nummerinformatie weer te geven. Druk nogmaals op de CD toets om het afspelen van de CD te hervatten.
Ingangsaansluiting (AUX IN) INGANGSAANSLUITING (AUX IN) N.B.: Stel voor optimale prestaties bij het afspelen van een extra apparaat het volume daarvan hoog. Hierdoor worden storingen gereduceerd wanneer het apparaat wordt aangesloten op de aansluiting voor de sigarenaansteker in de auto. Via de extra ingang (AUX IN), indien aanwezig, kan een extra apparaat zoals een MP3-speler op de audio-installatie van de auto worden aangesloten. Het geluid kan via de luidsprekers in de auto worden weergegeven.
Storingen verhelpen audio-installatie STORINGEN VERHELPEN AUDIO-INSTALLATIE Display van de audio-installatie Rectificatie CONTROLEER CD Algemeen bericht voor storingen tijdens het afspelen van een CD, zoals 'cannot read the CD' (kan CD niet lezen), 'data-CD inserted' (data-CD aangebracht), enz. Controleer of de CD is aangebracht met de juiste zijde naar boven is gekeerd. Reinig de CD of reinig deze opnieuw of vervang de CD door een exemplaar met voor u bekende muziek.
Telefoon Telefoontoestellen met een Symbian bedieningssysteem ALGEMENE INFORMATIE LET OP N.B.: Om via Bluetooth toegang tot het telefoonboek te kunnen krijgen moet voor bepaalde telefoons eerst een speciaal bestand worden geïnstalleerd. Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. Dit bestand wordt een SIS-bestand genoemd en kan vanaf de Ford website www.ford-mobile-connectivity.com worden gedownload.
Telefoon Van een telefoon een actieve telefoon maken Telefoons bedienen Er kunnen maximaal zes Bluetooth apparaten aan het systeem in de auto worden gekoppeld. Wanneer het systeem voor het eerst wordt gebruikt, zijn er nog geen telefoons gekoppeld met het systeem. Bluetooth telefoon N.B.: Wanneer met de telefoon die als de nieuwe actieve telefoon wordt geselecteerd een gesprek wordt gevoerd, wordt het gesprek doorgeschakeld naar het audiosysteem in de auto.
Telefoon Bellen N.B.: Als de audiounit wordt uitgeschakeld, wordt een telefoongesprek verbroken. Wanneer de contactsleutel in de stand '0' wordt gezet, blijft de telefoonverbinding behouden. Een nummer kiezen m.b.v. spraakbesturing Telefoonnummers kunnen m.b.v. spraakbesturing worden gekozen. Zie Commando’s telefoon (bladzijde 190). BEDIENINGSELEMENTEN TELEFOON Een nummer kiezen m.b.v. het adresboek Afstandsbediening U kunt via Bluetooth toegang krijgen tot uw adresboek.
Telefoon N.B.: Als u bij het kiezen van een telefoonnummer een onjuist cijfer intoetst, druk dan op functietoets 3 om het laatste cijfer te wissen. Wanneer de toets lang wordt ingedrukt, wordt de complete serie cijfers gewist. 1. Druk op de toets PHONE. 2. Druk op de toets OK. 3. Druk op functietoets 2. Een inkomend gesprek ontvangen Een gesprek beëindigen Een inkomend gesprek beantwoorden Gesprekken kunnen worden beëindigd door op functietoets 4 te drukken.
Telefoon Microfoon dempen N.B.: Het is mogelijk om tijdens een gesprek de microfoon te dempen. Tijdens het dempen verschijnt er een bevestiging op het display. Druk op functietoets 1. Druk nogmaals op de toets om deze functie uit te schakelen. Van actieve telefoon veranderen N.B.: Voordat telefoons kunnen worden geactiveerd moeten ze bij het systeem worden aangemeld. N.B.: Nadat een telefoon aan het systeem is gekoppeld, wordt deze de actieve telefoon. 1. Druk op de toets PHONE. 2.
Spraaksturing Reactie van het systeem WERKING Wanneer u een gesproken commando geeft, antwoordt het systeem telkens met een piep wanneer het gereed is om door te gaan. LET OP Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. Probeer geen nieuwe commando's te geven voordat u de piep hebt gehoord. Het spraakbesturingssysteem herhaalt elk gesproken commando.
Spraaksturing Short cuts Spraaklabel Er zijn een aantal gesproken woorden (short cuts) mogelijk, waarmee u enkele functies van de auto kunt regelen zonder het complete commandomenu te hoeven volgen. Dit zijn: Het spraaklabel kan de telefoon, de audio-installatie en het navigatiesysteem ondersteunen door gebruik te maken van de "STORE NAME" functie (naam opslaan). U kunt spraaklabels toewijzen aan items zoals favoriete radiozenders en persoonlijke telefooncontacten.
Spraaksturing "CD PLAYER" "REPEAT FOLDER" ** "REPEAT TRACK" "REPEAT OFF" * Kan als short cut worden gebruikt. ** Alleen beschikbaar als de CD audiogegevensbestanden bevat, zoals MP3. Muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op de CD kiezen. Stappen Gebruiker zegt 1 "CD PLAYER" Systeem antwoordt "CD PLAYER" 2 "TRACK NUMBER PLEASE" "TRACK" 3 "" * ** "TRACK " * Kan als short cut worden gebruikt. ** Getallen kunnen ook als max.
Spraaksturing "RADIO" "HELP" "AM" "FM" "TUNE NAME" * "DELETE NAME" "DELETE DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" "STORE NAME" "PLAY" * Kan als short cut worden gebruikt. Afstemfrequentie Met deze functie kunt u met gesproken commando's afstemmen op radiostations. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "AM" "AM FREQUENCY PLEASE" "FM" 3 "FM FREQUENCY PLEASE" "TUNE " * "" * De frequentie kan op verschillende manieren worden ingevoerd.
Spraaksturing • • • • • Naam opslaan "Five thirty one" (531) "Nine hundred" (900) "Fourteen forty" (1440) "Fifteen zero three" (1503) "Ten eighty" (1080) Wanneer u op een radiostation hebt afgestemd, kunt u deze met een naam in het bestand opslaan.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 4 "YES" "DELETED" "NO" "COMMAND CANCELLED" Bestand afspelen Met deze functie kunt u het systeem alle opgeslagen radiostations laten opnoemen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY " Bestand wissen Met deze functie kunt u alle opgeslagen radiostations wissen.
Spraaksturing Auxiliary ingang Met deze functie laat u de audiobron overschakelen op het aangesloten apparaat met auxiliary ingang. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "EXTERNAL DEVICE" "EXTERNAL DEVICE" 2 "LINE IN" "LINE IN" Overzicht Externe apparaten - USB Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden.
Spraaksturing Afspelen USB Met deze functie laat u de audiobron overschakelen op het aangesloten USB-apparaat. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "EXTERNAL DEVICE" "EXTERNAL DEVICE" 2 "USB" "USB" 3 "PLAY" USB-muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op het USB-apparaat kiezen.
Spraaksturing "EXTERNAL DEVICE", "IPOD" ** "PLAYLIST" "SHUFFLE ALL" "SHUFFLE PLAYLIST" "SHUFFLE OFF" "REPEAT TRACK" "REPEAT OFF" * Kan als short cut worden gebruikt. ** Aan door spraakbesturing geactiveerde afspeellijsten moeten specifieke bestandsnamen worden toegewezen. Zie Algemene informatie (bladzijde 197). iPod-muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op de iPod kiezen in de lijst met alle titels.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 3 "PLAYLIST" "PLAYLIST NUMBER PLEASE" 4 "" "PLAYLIST " * * Aan door spraakbesturing geactiveerde afspeellijsten moeten specifieke bestandsnamen worden toegewezen. Zie Algemene informatie (bladzijde 197). Overzicht COMMANDO’S TELEFOON Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's.
Spraaksturing Een telefoonboek aanleggen Nieuwe spraaklabels kunnen worden opgeslagen met het commando "STORE NAME". Deze functie kan worden gebruikt voor het kiezen van een nummer door de naam in plaats van het complete telefoonnummer uit te spreken.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" Bestand wissen Met deze functie kunt u alle ingevoerde gegevens in één keer wissen.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "DIAL NUMBER" "NUMBER PLEASE" 3 "" " CONTINUE?" * 4 "DIAL" "DIALLING" "CORRECTION" " CONTINUE?" * Kan als short cut worden gebruikt. Naam kiezen Nadat het spraaklabel is uitgesproken kunnen telefoonnummers worden gekozen.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt "CONFIRM YES OR NO" 3 "YES" "DIALLING" "NO" "COMMAND CANCELLED" * Kan als short cut worden gebruikt. N.B.: DTMF kan alleen worden gebruikt tijdens een telefoongesprek. Druk op de toets VOICE en wacht op de systeemprompt. DTMF ('Tone' instelling) Met deze functie worden gesproken getallen in DTMF-tonen omgezet. Voor bijvoorbeeld het op afstand bedienen van het antwoordapparaat bij u thuis of voor het invoeren van PIN-nummer, enz.
Spraaksturing Overzicht COMMANDO’S KLIMAATREGELING Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden. Airconditioning Met gesproken commando's voor de klimaatregeling kunnen het aanjagertoerental, de temperatuur en de modus worden ingesteld. Niet alle functies zijn in alle autotypen beschikbaar.
Spraaksturing Ontdooien/ontwasemen Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "CLIMATE" "CLIMATE" "DEFROSTING ON/DEMISTING * ON" "DEFROSTING ON/DEMISTING ON" 2 "DEFROSTING OFF/DEMISTING * OFF" "DEFROSTING OFF/DEMISTING OFF" * Kan als short cut worden gebruikt. Temperatuur Met deze functie kunt u de temperatuur instellen.
Verbinding N.B.: Het kan voorkomen dat sommige USB-apparaten met een hoger stroomverbruik incompatibel zijn (bijvoorbeeld sommige grotere harde schijven). ALGEMENE INFORMATIE LET OP Ga voorzichtig te werk bij het omgaan met externe apparaten met blootliggende stekkers (zoals de USB-plug). Vervang altijd de beschermkap/beschermplaat (indien mogelijk). Er bestaat kans op elektrostatische ontlading, wat tot schade aan het apparaat kan leiden. N.B.
Verbinding Afspeellijsten moeten worden gemaakt in .m3u formaat. EXTERN APPARAAT AANSLUITEN Audiobestanden moeten worden gemaakt in .mp3 formaat. WAARSCHUWING Houd u aan het volgende: • 1000 items per map (bestanden, mappen en afspeellijsten) • 5000 mappen met USB-apparaat (inclusief afspeellijsten) • 8 submapniveau's. Zorg dat het externe apparaat stevig in de auto is bevestigd en dat bijbehorende aansluitingen de bedieningselementen voor het rijden niet blokkeren.
Verbinding USB-APPARAAT GEBRUIKEN Druk eenmaal op de pijltjestoets omhoog/omlaag of de OK toets om door de inhoud van het apparaat te bladeren. Verschillende pictogrammen worden gebruikt voor het herkennen van verschillende audiobestanden, mappen enz. De display toont de nummerinformatie en de volgende andere belangrijke informatie: • Een verticale schuifbalk aan de rechterzijde van de display geeft de huidige positie van het mapoverzicht aan.
Verbinding Houd de toetsen ingedrukt om snel achteruit/vooruit door een nummer te gaan. Algemene categorie iPod E100036 Algemeen mediabestand iPod Gebruik de functietoetsen om willekeurig afspelen en herhaald afspelen in te schakelen voor mappen en afspeellijsten. E100037 Druk op functietoets 3 om het volledige apparaat, de huidige map of een afspeellijst te scannen wanneer dit/deze actief is.
Verbinding Gebruik voor het navigeren door de inhoud van de iPod de pijltjestoets omhoog/omlaag om door de lijsten te bladeren en de pijltjestoets links/rechts om binnen de structuur omhoog of omlaag te bladeren. Druk op de OK toets om afspelen te selecteren nadat het gewenste nummer, album, genre of de gewenste afspeellijst of artiest is gemarkeerd. N.B.: Houd de pijltjestoets naar links ingedrukt als u naar het bovenste niveau van de inhoud van de iPod wilt navigeren.
Introductie navigatie RIJVEILIGHEID WAARSCHUWINGEN Het systeem levert informatie waarmee u veilig en snel uw bestemming kunt bereiken. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het systeem alleen bij stilstaande wagen programmeren. Het systeem biedt geen hulp met betrekking tot stopborden, verkeerslichten of wegwerkzaamheden en biedt evenmin andere belangrijke veiligheidsinformatie. Gebruik het systeem niet voordat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bediening ervan.
Navigatiesysteem Micro SD-kaart installeren INTRODUCTIE LET OP Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. 1 N.B.: Aan het versturen en ontvangen van tekstberichten zijn kosten verbonden. N.B.: Raadpleeg de handleiding bij uw telefoon voor alle telefoonfuncties en de werking van de functies. 2 N.B.: Bewaar de activeringscode (afgedrukt op de gebruikershandleiding) op een veilige plaats. E114212 N.B.
Navigatiesysteem E114213 2. Schakel uw mobiele telefoon in en start de Ford Mobile Navigation. 3. Kies Selecteer navigatie. 4. Kies Adres. 5. Wijzig de route-opties indien nodig en start de routebegeleiding. 6. De bochtinformatie wordt weergegeven in de voertuigdisplay. De gesproken instructies zijn hoorbaar via de voertuigluidsprekers. N.B.: Uw mobiele telefoon geeft uw huidige positie weer. 7. U kunt de applicatie verlaten en verder gaan met de routebegeleiding na het herstarten van de applicatie.
Bijlagen www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity TYPEGOEDKEURINGEN Het woord, het merk en de logo's Bluetooth zijn eigendom van Bluetooth SIG Inc. en de Ford Motor Company mag dergelijke merktekens onder licentie gebruiken. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectieve eigenaren zijn. FCC/INDUSTRY CANADA NOTICE Het apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-regelgeving.
Bijlagen E114220 WAARSCHUWINGEN ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT Radiofrequentie (RF) zenders (bijv. mobiele telefoons, amateur radiozenders, enz.) mogen alleen in uw wagen worden gemonteerd, wanneer deze volledig voldoen aan de parameters die in de onderstaande tabel zijn weergegeven. Er zijn geen bijzondere voorzieningen of voorwaarden voor het monteren of gebruik.
Bijlagen WAARSCHUWINGEN Bevestig geen antennekabels aan de originele bedrading, brandstofleidingen en remleidingen van de wagen. WAARSCHUWINGEN Houd antennekabels en stroomdraden minimaal 100 mm weg van elektronische modules en airbags.
Bijlagen Frequentieband MHz Maximum uitgangsvermogen in watt (piek RMS) Antenneplaatsen 2400 – 2500 0,1 W Alle plaatsen 1 Alleen voor GSM/3G mobiele telefoons met een patch antenne tegen de binnenzijde van de voorruit gemonteerd. N.B.: Controleer na het monteren van een RF zender of deze niet de overige elektrische uitrusting in de wagen stoort, zowel in de standby- als in de zendmodus.
Index A Zie: Remmen................................................99 Audiobediening.......................................40 Modus............................................................40 Seek (zoekfunctie).......................................40 Aan/uit toets...........................................164 Aanhangers trekken.............................106 Aansluiting Auxiliary ingang (AUX IN) .................................................................86 Aansluitpunten van de accu ..........
Index Zie: Batterij van afstandsbediening vervangen..................................................31 Commando’s klimaatregeling.............195 Batterij van afstandsbediening vervangen..............................................31 Commando’s telefoon.........................190 Airconditioning.............................................195 Een telefoonboek aanleggen....................191 Hoofdinstellingen........................................194 Telefoon.........................................
Index Een wiel vervangen...............................140 Gebruik maken van snelheidsregeling (cruise control)....................................103 Boordkrik......................................................140 Kriksteunpunten..........................................141 Uitvoeringen met een ruimtebesparend reservewiel..............................................140 Wiel aanbrengen.........................................144 Wielslotmoeren...........................................
Index Handmatige klimaatregeling.................75 Interieurverlichting...................................50 Gerecirculeerde lucht..................................75 Systeeminstellingen.....................................75 Toetsen voor luchtverdeling.......................75 Ventilator........................................................75 Interieurverlichting........................................50 Leeslampen...................................................51 Introductie ....................
Index Kort overzicht...........................................10 MP3 weergave-opties..........................173 Airbag..............................................................17 Automatische inschakeling van de verlichting...................................................16 Automatische klimaatregeling....................15 Automatisch wissen.....................................16 Handmatige klimaatregeling.......................15 Handmatig verstelbare stoelen..................
Index S Persoonlijke instellingen.........................69 Gong uitschakelen.......................................70 Maateenheden.............................................69 Setup Bluetooth.....................................177 Plaatsen zekeringenhouders...............113 Eisen voor een Bluetooth verbinding......177 Telefoons bedienen....................................177 Zekeringenkast in de motorcompartiment...............................113 Zekeringkast in de passagiersruimte.......
Index Specificatie-overzicht zekeringen.......114 Technische specificaties......................154 Zekeringenkast in de motorcompartiment...............................114 Zekeringenkast passagiersruimte - Type 1..................................................................116 Zekeringenkast passagiersruimte - Type 2.................................................................118 Technische specificatie.............................154 Telefoon Zie: Gebruik maken van de telefoon ......
Index Vergrendelen en ontgrendelen............33 Voorruitwissers........................................42 Achterklep.....................................................34 Automatisch opnieuw vergrendelen........35 Bevestiging van het vergrendelen en ontgrendelen............................................33 Centrale vergrendeling................................33 De portieren van binnenuit vergrendelen en ontgrendelen......................................34 Dubbel vergrendelen...........................
Index Winterbanden Zie: Gebruik van winterbanden................150 Z Zekeringen..............................................113 Zitverhogers.............................................23 Kinderzitje (groep 2)....................................23 Zitverhoger (groep 3)..................................23 Zonnekleppen.........................................
218
Feel the difference 9V2J-19A321-ACA (CG3545nl)