FordC-MAX Instructieboekje Feel the difference
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties, ontwerpen of onderdelen zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen te wijzigen. Deze publicatie, of een deel daarvan, mag niet worden gereproduceerd of vertaald zonder onze toestemming. Fouten of omissies uitgesloten. © Ford Motor Company 2010 Alle rechten voorbehouden.
Inhoudsopgave Inleiding Motorstartblokkering Over deze handleiding..............................7 Overzicht van symbolen...........................7 Onderdelen en accessoires....................7 Werking.....................................................49 Gecodeerde sleutels..............................49 Immobilisatiesysteem inschakelen......49 Immobilisatiesysteem uitschakelen.....49 Kort overzicht Kort overzicht...........................................
Inhoudsopgave Een koplamp verwijderen......................65 Gloeilampen vervangen.........................66 Gloeilampentabel....................................73 Gemaksfuncties Zonneschermen ...................................129 Dimmer instrumentenpaneelverlichting........130 Klok...........................................................131 Aansteker................................................131 Extra voedingsaansluitingen................131 Bekerhouders........................................
Inhoudsopgave Automatische transmissie....................147 Snelheidsbegrenzer Remmen Werking...................................................168 Snelheidsbegrenzer gebruiken ..........168 Werking....................................................151 Tips voor rijden met ABS.......................151 Parkeerrem.............................................151 Transport Algemene informatie............................169 Bagageverankeringspunten................170 Bagageafdekkingen...................
Inhoudsopgave Overzicht motorruimte - 1,6 l Duratec-16V (Sigma)/1,6 l Duratec-16V Ti-VCT (Sigma)............195 Overzicht motorruimte - 1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel ...............196 Overzicht motorruimte - 2,0 l Duratorq-TDCi (DW) diesel ..............197 Oliepeilstaaf - 1,6 l Duratec-16V Ti-VCT (Sigma)................................................198 Oliepeilstaaf - 1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel /2,0 l Duratorq-TDCi (DW) diesel ...................................................
Inhoudsopgave Werking van de audioinstallatie Telefoon Algemene informatie............................267 Setup Bluetooth....................................267 Setup telefoon......................................268 Bedieningselementen telefoon..........269 Gebruik maken van de telefoon .......269 Aan/uit toets..........................................255 Volumeknop..........................................255 Golfband toets......................................255 Station afstemtoetsen..................
6
Inleiding OVER DEZE HANDLEIDING LET OP U riskeert beschadiging van uw auto wanneer u niet de instructies opvolgt waarop u door dit waarschuwingssymbool wordt geattendeerd. Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. Wij raden u aan de tijd te nemen om uw auto goed te leren kennen door dit instructieboekje zorgvuldig te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede.
Inleiding Originele Ford Onderdelen voldoen aan de strenge veiligheidseisen en hoge eisen ten aanzien van pasvorm, afwerking en betrouwbaarheid. Eenvoudig gezegd: zij staan in voor de laagst mogelijke reparatiekosten, inclusief onderdelen en arbeidsloon. Het is nu eenvoudiger te bewijzen dat werkelijk Originele Ford Onderdelen zijn gebruikt. Het Ford logo is duidelijk op de volgende onderdelen zichtbaar wanneer Originele Ford Onderdelen zijn gebruikt.
Inleiding Buitenspiegel E130167 E130168 Ruit • • • Verlichting Achterruit Zijruiten Voorruit • • Achterlichtunits Koplampen E130169 9
Kort overzicht KORT OVERZICHT Overzicht instrumentenpaneel Stuur links A B W C V D U T E S F R Q E130098 10 P G O N H I M L K J
Kort overzicht Stuur rechts I J O N H G B C M L K P Q D V U T E S F A R W E130099 A Luchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 107). B Richtingaanwijzers. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 64). Grootlicht. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 61). C Bedieningstoetsen informatiedisplay (alle auto's behalve auto's met stuur rechts en spraakbesturing). Zie Infodisplays (bladzijde 89).
Kort overzicht E Bedieningstoetsen informatie- en entertainmentdisplay (alleen auto's met stuur links en spraakbesturing). Zie Audiobediening (bladzijde 53). E Bedieningstoetsen informatiedisplay (alleen auto's met stuur rechts en spraakbesturing). Zie Infodisplays (bladzijde 89). F Ruitenwisserschakelaar. Zie Ruitenwissers en ruitensproeiers (bladzijde 55). G Informatie- en entertainmentdisplay. H Audiosysteem. Zie Overzicht audio-installatie (bladzijde 248). I Portiervergrendelingsknop.
Kort overzicht Elektrisch bediende achterklep Auto ontgrendelen WAARSCHUWINGEN Bedien het kofferdeksel niet tenzij het vrij is van obstructies. Het onzorgvuldig openen en sluiten van het kofferdeksel kan deze beschermingsfunctie opheffen en verwonding tot gevolg hebben. Het kofferdeksel kan worden geopend met behulp van de afstandsbediening, de schakelaar op de middenconsole, de kofferdekselschakelaar of de ontgrendelhendel van het kofferdeksel. E87384 Open een willekeurig portier. N.B.
Kort overzicht Stuurwiel instellen Automatisch wissen WAARSCHUWING B A Verstel het stuurwiel nooit wanneer de auto in beweging is. 2 C 2 E128445 1 A Hoge gevoeligheid B Aan C Lage gevoeligheid Automatische inschakeling van de verlichting E95178 E70719 Afhankelijk van de lichtsituatie worden de koplampen automatisch in- en uitgeschakeld. 3 E95179 Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 53). Zie Automatisch in- en uitschakelende verlichting (bladzijde 62).
Kort overzicht Elektrisch bedienbare ruiten Informatiedisplays N.B.: Open de tegenovergestelde ruit enigszins om windgeluiden of schudden door windstoten te voorkomen wanneer één ruit open staat. Zie Elektrisch bedienbare ruiten (bladzijde 75). Elektrisch inklapbare buitenspiegels E130248 Navigeer met de pijltjestoetsen door de menu's en druk op OK om een keuze te maken. Zie Algemene informatie (bladzijde 89).
Kort overzicht Voorruit ontdooien en ontwasemen De motor afzetten bij rijdende auto WAARSCHUWING Afzetten van de motor terwijl nog met de auto wordt gereden, leidt tot verlies van rem- en stuurbekrachtiging. De stuurinrichting wordt niet geblokkeerd, maar er is meer moeite nodig. Als het contact is uitgeschakeld, kunnen sommige elektrische circuits en waarschuwingsen controlelampen worden uitgeschakeld (OFF). E129888 Zie Handmatige klimaatregeling (bladzijde 108).
Kort overzicht Klep van brandstofvulopening E119081 Til het vulpistool licht op om het te verwijderen. E86613 Druk op de klep om deze te openen. Open de klep volledig tot hij vergrendelt. Zie Tankklep (bladzijde 143). Handgeschakelde versnellingsbak De achteruit inschakelen E119080 Breng het vulpistool tot en met de eerste nok op het vulpistool in. Laat het rusten op de afdekking van de vulbuis.
Kort overzicht S Zie Auto op vier wielen slepen (bladzijde 191). E80836 P Parkeren R Achteruit N Neutraal D Rijden S Sportmodus en handmatig schakelen Zie Automatische transmissie (bladzijde 147). Snelheidsbegrenzer Met behulp van dit systeem kunt u een snelheid instellen waarop het voertuig wordt begrensd. Zie Snelheidsbegrenzer (bladzijde 168).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het gebruik van kinderzitjes zijn per land verschillend. KINDERZITJES Alleen kinderzitjes die volgens ECE-R44.03 (of later) gecertificeerd zijn, zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in uw auto. Een aantal zijn leverbaar via uw dealer.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderveiligheidszitje WAARSCHUWINGEN Laat kinderen met een lichaamsgewicht van meer dan 15 kilogram maar met een lengte van minder dan 150 centimeter in een kinderzitje of op een zitverhoger plaatsnemen. LET OP Wanneer u een kinderzitje op een achterbank gebruikt, zorg dan dat het kinderzitje stevig tegen de stoel rust. De hoofdsteun moet wellicht worden opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 117).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Zitverhoger (groep 3) WAARSCHUWINGEN Wanneer u een kinderzitje op de tweede zitrij met een steun gebruikt, let er dan op dat de steun stevig op het paneel van de opbergruimte onder de vloer steunt. Zorg ervoor dat u het schuimrubber vulstuk correct binnen het opbergvak aanbrengt en dat u de steun correct monteert. Wanneer een kinderzitje met een gordel wordt gebruikt, dan mag de gordel niet slap hangt of is gedraaid.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Plaatsen voor kinderzitjes Gewichtsgroepen Plaats 0 0+ I Tot 10 kg Tot 13 kg 9 - 18 kg II III 15 - 25 kg 22 - 36 kg Kinderveiligheids- Zitverhoger of kussen zitje Babyzitje Voorstoel aan passagierszijde, met airbag AAN X X UF¹ UF¹ UF¹ Voorstoel aan passagierszijde met airbag UIT U¹ U¹ U¹ U¹ U¹ Tweede stoelenrij Grand C-MAX U U U U U Tweede stoelenrij - CMAX U U U U U Derde stoelenrij Grand C-MAX U U U U U X Niet geschikt voor ki
Veiligheidsuitrusting voor kinderen ISOFIX-kinderzitjes Gewichtsgroepen Plaats Voorstoel 0+ 1 Naar achteren gericht Naar voren gericht Tot 13 kg 9 - 18 kg Maatklasse Stoelpositie auto niet uitgerust met ISOFIX Stoeltype Buitenste stoel tweede stoelen - Grand C-MAX ISOFIX buitenste stoel tweede stoelenrij - C-MAX Middelste stoel tweede rij Maatklasse C, D, E Stoeltype IL Maatklasse D, E Stoeltype IL ** ** * A, B, B1, C, D ** IL , IUF * *** A, B, B1, D ** IL , IUF * * *** Maat
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Bovenste verankeringspunten - Alle auto's ISOFIX VERANKERINGSPUNTEN WAARSCHUWING Gebruik bij toepassing van het ISOFIX systeem een voorziening dat voorkomt dat de veiligheidsgordel kan draaien. Wij raden het gebruik van een veiligheidsgordel aan de bovenzijde of met een voet aan. N.B.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Bovenste verankeringspunten - C-MAX Kinderzitje met een veiligheidsriem aan de bovenzijde bevestigen WAARSCHUWINGEN Als de auto is uitgerust met het comfortstoelsysteem, breng dan de ISOFIX stoel alleen aan wanneer de buitenste stoel in de voorste stand staat. Na het aanbrengen van de ISOFIX stoel mag de stoel niet naar de comfortstand worden bewogen, omdat dit van nadelige invloed kan zijn op de ligging van de veiligheidsgordel.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen C-MAX E75531 2. Druk het kinderzitje stevig naar achteren zodat de onderste ISOFIX verankeringspunten goed aangrijpen. 3. Bevestig de veiligheidsgordel volgens de instructies van de fabrikant van het kinderzitje. E112197 Grand C-MAX KINDERSLOTEN WAARSCHUWING Wanneer de kindersloten in werking zijn gesteld, kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend. Handmatig bediende kindersloten N.B.: Gebruik bij auto's met sleutelloze toegang de reservesleutel.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Elektrisch bediende kindersloten N.B.: Door op de schakelaar te drukken worden tevens de schakelaars voor de elektrisch bediende achterruit gedeactiveerd.
Bescherming van inzittenden N.B.: Reinig de panelen van de airbags met een vochtige doek. WERKING Airbags Front-airbags aan bestuurders- en passagierszijde WAARSCHUWINGEN Wijzig de voorzijde van de auto op geen enkele wijze. Dit zou nadelige gevolgen voor het ontvouwen van de airbags kunnen hebben. Oorspronkelijke tekst volgens ECE R94.
Bescherming van inzittenden De zijairbags bevinden zich in de zijkant van de rugleuningen van de voorstoelen. Een label op de rugleuning geeft aan dat uw auto is uitgerust met zijairbags. De side curtains worden geactiveerd bij zware zijdelingse aanrijdingen. Alleen de airbag aan de zijde van de aanrijding wordt geactiveerd. De airbag wordt in enkele milliseconden opgeblazen en stroomt weer leeg zodra hij in contact komt met het lichaam van de inzittende, waardoor hij bescherming biedt aan het hoofd.
Bescherming van inzittenden Alle modelvarianten De veiligheidsgordelsystemen van de bestuurdersstoel en de passagiersstoel zijn uitgerust met een gordelspanner. Grand C-MAX Het middelste veiligheidsgordelsysteem van de tweede stoelenrij is tevens uitgerust met een gordelspanner. Status na aanrijding WAARSCHUWINGEN Veiligheidsgordels die zijn belast ten gevolge van een aanrijding moeten worden vervangen en de verankeringen worden gecontroleerd.
Bescherming van inzittenden alleen C-MAX 1. Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit. De veiligheidsgordel kan blokkeren wanneer deze te snel wordt uitgetrokken of wanneer de auto op een helling staat. 2. Steek de kleinere slottong in het zwarte gordelslot aan de linkerzijde van de middelste stoel. 3. Trek vervolgens de grotere slottong over de heup en steek hem in het gordelslot rechts van de middelste stoel. N.B.
Bescherming van inzittenden Middelste veiligheidsgordel tweede stoelenrij - Grand CMAX 1 Verankeringspunt middelste veiligheidsgordel 3 2 E129522 Het oprolmechanisme van de veiligheidsgordel van de middelste achterstoel bevindt zich in het dak. Veiligheidsgordel vastmaken: 1. Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit. De veiligheidsgordel kan blokkeren wanneer deze te snel wordt uitgetrokken of wanneer de auto op een helling staat. 2. Bevestig de veerhaak stevig op het verankeringspunt. 3.
Bescherming van inzittenden HOOGTE VAN VEILIGHEIDSGORDELS AFSTELLEN E129524 Druk op de rode knop om de rechter veiligheidsgordel te ontgrendelen. Laat de gordel oprollen. Haal de veerhaak uit de klem om de gordel los te maken. Laat de gordel helemaal en geleidelijk terugglijden in de oprolautomaat in het dak. E87511 N.B.: Door het stelmechanisme iets in te drukken terwijl u de knop indrukt komt het verstelmechanisme makkelijker los. Druk de tong stevig en plat tegen de dakbekleding.
Bescherming van inzittenden De lamp van het herinneringssysteem gaat branden en er klinkt een akoestisch signaal wanneer de veiligheidsgordel van de voorstoel aan bestuurders- of passagierszijde niet is omgedaan en de auto sneller rijdt dan een relatief lage snelheid. De lamp gaat tevens branden wanneer de veiligheidsgordel van de voorstoel aan bestuurders- of passagierszijde niet is omgedaan als met de auto wordt gereden.
Bescherming van inzittenden PASSAGIERSAIRBAG UITSCHAKELEN WAARSCHUWING Zorg ervoor dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld wanneer u een kinderzitje achterwaarts op de passagiersstoel voorin plaatst. E130110 Wanneer de controlelamp van de airbag tijdens het rijden gaat branden of knipperen, duidt dit op een storing. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 84). Verwijder het kinderzitje en laat het systeem onmiddellijk controleren.
Bescherming van inzittenden Airbag aan passagierszijde inschakelen WAARSCHUWING Zorg ervoor dat de airbag aan de passagierszijde is ingeschakeld wanneer zich geen kinderzitje op de passagiersstoel voorin bevindt. Zet de schakelaar in stand B.
Sleutels en afstandsbediening N.B.: Tijdens deze fase kunnen meerdere afstandsbedieningen worden geprogrammeerd. ALGEMENE INFORMATIE OVER RADIOFREQUENTIES 4. Druk binnen 10 seconden op een willekeurige toets van iedere extra afstandsbediening. LET OP De radiofrequentie van de afstandsbediening kan ook worden gebruikt door andere zenders met een klein bereik (bijvoorbeeld zendamateurs, medische apparatuur, draadloze hoofdtelefoons, afstandsbedieningen en alarmsystemen).
Sleutels en afstandsbediening Afstandsbediening met inklapbaar sleutelblad 4. Draai de afstandsbediening om om de batterij te verwijderen. 5. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar boven gekeerd. 6. Vervang het batterijkapje. Afstandsbediening zonder inklapbaar sleutelblad 1 2 E128809 2 1. Plaats een schroevendraaier op de afgebeelde positie en druk de klem voorzichtig in. 2. Druk de klem naar beneden om het batterijkapje te ontgrendelen. 1 1 E87964 1.
Sleutels en afstandsbediening 3. Draai de platte schroevendraaier in de afgebeelde richting om de twee huishelften van de afstandsbediening van elkaar te scheiden. 4 E119190 4. Steek de schroevendraaier voorzichtig in de afgebeelde positie om de afstandsbediening te openen. 5 E125860 LET OP Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 5. Maak de batterij voorzichtig met de schroevendraaier los. 6. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar beneden gekeerd.
Sloten Dubbele vergrendeling is een voorziening tegen diefstal die voorkomt dat personen de portieren van binnenuit kunnen ontgrendelen. VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN N.B.: Laat uw sleutels niet in de auto liggen. Met sleutel dubbel vergrendelen Vergrendelen Draai de sleutel tweemaal binnen drie seconden in de vergrendelstand. Met sleutel vergrendelen Met afstandsbediening dubbel vergrendelen Draai de bovenzijde van de sleutel in de richting van de voorzijde van de auto.
Sloten Automatisch opnieuw vergrendelen WAARSCHUWINGEN Het onzorgvuldig openen en sluiten van het kofferdeksel kan deze beschermingsfunctie opheffen en verwonding tot gevolg hebben. De portieren worden automatisch opnieuw vergrendeld wanneer u niet binnen 45 seconden na het ontgrendelen met de afstandsbediening een portier opent. De portieren worden vergrendeld en de alarminstallatie keert terug in de vorige stand. Plaats geen voorwerpen op het kofferdeksel.
Sloten Schakelaar kofferdeksel Om een gedeeltelijk geopend kofferdeksel volledig te openen, kunt u het volgende doen: • Druk de toets van de afstandsbediening tweemaal binnen drie seconden in. • Houd de knop op de afstandsbediening minimaal 3 seconden ingedrukt. • Druk op de schakelaar op de middenconsole, de kofferdekselschakelaar of de ontgrendelhendel van het kofferdeksel.
Sloten Kofferdeksel/achterklep sluiten WAARSCHUWINGEN De antiklemfunctie wordt gedeactiveerd als het kofferdeksel in contact komt met de carrosserie van de auto. Het kofferdeksel registreert geen obstakels als dit in contact komt met de carrosserie van de auto. N.B.: Laat geen passieve sleutel in de auto achter tijdens het sluiten van de bagageruimte. Op het display wordt een bericht weergegeven. Zie Infoberichten (bladzijde 97).
Sloten Linkerzijde SLEUTELLOZE TOEGANG Draai rechtsom om te vergrendelen. Algemene informatie Rechterzijde WAARSCHUWING Draai linksom om te vergrendelen. De sleutelloze toegang werkt misschien niet wanneer de sleutel zich dicht bij metalen voorwerpen of elektronische apparaten, zoals mobiele telefoons, bevindt. Grand C-MAX Het passive entry systeem werkt niet indien: • De accu van de auto leeg is. • De frequenties van de passieve sleutel worden verstoord.
Sloten Voor het passief vergrendelen en ontgrendelen is een geldige passieve sleutel nodig die zich in de omgeving van een van de drie externe detectiezones bevindt. Deze zones bevinden zich op ongeveer anderhalve meter afstand van de portierkrukken aan bestuurders- en passagierszijde en het kofferdeksel/de achterklep. Activeren van dubbele vergrendeling en alarminstallatie: • Raak een vergrendelsensor van de voorportierhandgreep tweemaal binnen drie seconden aan. N.B.
Sloten N.B.: Als de auto meerdere weken vergrendeld blijft, wordt het sleutelloze systeem uitgeschakeld. De auto moet worden ontgrendel met behulp van de sleutelbaard. Door de auto eenmaal te ontgrendelen, wordt het sleutelloze systeem ingeschakeld. Als het bestuurdersportier als eerste wordt geopend blijven de andere portieren vergrendeld. Alle andere portieren kunnen vanuit het interieur worden ontgrendeld door de ontgrendeltoets op het instrumentenpaneel in te drukken.
Sloten Portieren met de sleutelbaard vergrendelen en ontgrendelen Comfortontgrendeling 2 1 E87964 E71955 1 Druk, om alle ruiten te openen, op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening en houd deze minstens drie seconden ingedrukt. Druk op een willekeurige toets van de afstandsbediening om de openfunctie te stoppen. 1. Verwijder voorzichtig de kapje. 2. Verwijder de sleutelbaard en steek hem in het slot. N.B.: Alleen de handgreep van het bestuurdersportier is uitgerust met een slotcilinder.
Sloten N.B.: Het integraal sluiten kan worden geactiveerd met behulp van de bestuurdersportierhandgreep. Integraal openen en sluiten kan ook worden geactiveerd met de toetsen op de passieve sleutel. Houd om alle ruiten te sluiten de bestuurdersportierhandgreep minstens twee seconden ingedrukt. Tijdens het integraal sluiten is de antiklemfunctie geactiveerd. E71956 Druk, om alle ruiten te sluiten, op de vergrendeltoets van de afstandsbediening en houd deze minstens drie seconden ingedrukt.
Motorstartblokkering WERKING Het immobilisatiesysteem is een diefstalbeveiligingssysteem dat voorkomt dat iemand de motor van uw auto met een onjuist gecodeerde sleutel kan starten. GECODEERDE SLEUTELS N.B.: Dek uw sleutels niet met metalen voorwerpen af. Hierdoor kan de ontvanger uw sleutel niet herkennen als geldige sleutel. N.B.: Wanneer u een sleutel bent verloren, laat dan de code bij al uw overige sleutels wissen. Raadpleeg uw dealer voor meer informatie.
Alarm Sirene met afzonderlijke accu WERKING De sirene met afzonderlijke accu is een extra alarmsysteem dat de sirene inschakelt wanneer het alarm wordt geactiveerd. Deze wordt direct ingeschakeld bij het afsluiten van de wagen. De sirene heeft zijn eigen accu en wordt ingeschakeld zodra iemand de accukabels of de accu van de sirene zelf loskoppelt. Alarmsysteem Uw wagen kan zijn uitgerust met één van de volgende alarminstallaties: • • • Perimeter alarminstallatie.
Alarm Bij volledige beveiliging worden de interieursensoren geactiveerd bij het inschakelen van het alarm. N.B.: Dit kan resulteren in een vals alarm wanneer dieren of bewegende voorwerpen in de auto aanwezig zijn. Gereduceerde beveiliging Bij verminderde beveiliging worden de interieursensoren gedeactiveerd bij het inschakelen van het alarm. E70499 N.B.: U kunt de gereduceerde beveiliging slechts gedurende één contactcyclus inschakelen.
Alarm Perimeter alarminstallatie 5. Druk op de OK toets om de keuze te bevestigen. 6. Druk op de linker pijltoets om het menu te verlaten. Houd de linker pijltjestoets ingedrukt om direct terug te keren naar het scherm van de boordcomputer. Schakel de alarminstallatie en het alarmsignaal uit door de portieren te ontgrendelen en zet het contact aan, of ontgrendel de portieren of de achterklep met de afstandsbediening.
Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN AUDIOBEDIENING Selecteer de gewenste bron op de audio-unit. WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als de auto in beweging is. De volgende functies kunnen met de afstandsbediening worden bediend: N.B.: Controleer of u in de juiste positie zit. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 116). Type 1 A E 2 2 B D 1 C E129462 E95178 3 E95179 WAARSCHUWING Duw de ontgrendelingshendel helemaal op zijn plaats wanneer u deze weer in de oude stand zet.
Stuurwiel Type 2 SPRAAKSTURING A D C B E129463 E129464 A Volume hoger B Opwaarts zoeken C Volume lager D Neerwaarts zoeken Trek aan de toets om de spraakbesturing in of uit te schakelen. Zie Spraaksturing (bladzijde 272). Modus Druk op de modustoets om de radio af te stellen op de volgende voorkeuzezender. Druk de modus toets in en houd deze ingedrukt om de audiobron te kiezen.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Automatisch ruitenwissersysteem VOORRUITWISSERS D Sommige uitvoeringen zonder een automatisch ruitenwissersysteem zijn uitgerust met een snelheidsafhankelijk ruitenwissersysteem voor de voorruit. C B Wanneer de auto tot loopsnelheid of tot stilstand wordt gebracht, wordt de ruitenwissersnelheid automatisch naar de volgende lagere snelheid teruggebracht. Wanneer de auto in snelheid toeneemt, keert de ruitenwissersnelheid terug naar de met de hand gekozen instelling.
Ruitenwissers en ruitensproeiers VOORRUITSPROEIERS LET OP Zorg bij vorst dat de voorruit volledig is ontdooit voordat u de automatische wisfunctie selecteert. Schakel de automatische wisfunctie uit voordat u een wasstraat binnenrijdt. A B E129188 WAARSCHUWING Schakel de ruitensproeiers niet langer dan tien seconden achtereen in; schakel de ruitensproeiers nooit in als het reservoir leeg is.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Ruitensproeier, achter ACHTERRUITWISSERS EN SPROEIERS Intervalwissen E129194 WAARSCHUWING Schakel de ruitensproeiers niet langer dan tien seconden achtereen in; schakel de ruitensproeiers nooit in als het reservoir leeg is. A B Wanneer de hendel van het stuurwiel wordt geduwd, treden zowel de sproeier als de ruitenwissers in werking. Na het loslaten van de hendel blijven de ruitenwissers nog kortstondig in werking.
Ruitenwissers en ruitensproeiers De ruitensproeiers kunnen worden afgesteld door een speld in de kogelvormige sproeierkoppen te steken en de sproeiers in de gewenste stand te draaien. RUITENWISSERBLADEN VERVANGEN Voorruitwisserbladen LET OP Zet om de ruitenwisserbladen te vervangen de voorruitwissers in de onderhoudsstand. KOPLAMPSPROEIERS Bij ingeschakelde koplampen werken de koplampsproeiers in combinatie met de voorruitsproeiers.
Ruitenwissers en ruitensproeiers N.B.: Zorg ervoor dat het ruitenwisserblad goed op zijn plaats komt te zitten. 3. Breng de eerder verwijderde onderdelen in omgekeerde volgorde aan. Achterruitwisserblad 1. Til de ruitenwisserarm op. A E129986 Zet het contact af en zet binnen drie seconden de ruitenwisserhendel in de stand A. Laat de hendel los wanneer de ruitenwissers in de onderhoudsstand staan. 3 Ruitenwisserbladen vervangen Zet de ruitenwissers in de onderhoudsstand en trek de wisserarmen omhoog.
Ruitenwissers en ruitensproeiers TECHNISCHE SPECIFICATIE Lengte van de ruitenwisserbladen van de voorruit Afmeting in mm (inches) Bestuurderszijde Passagierszijde 730 (28,7) 630 (24,8) 60
Verlichting Een zijde VERLICHTINGSBEDIENING A Standen van de lichtschakelaar A B C B E130139 A Rechterzijde B Linkerzijde E70718 A Off (uit) B Stads- en achterlichten C Koplampen Grootlicht en dimlicht Parkeerlichten LET OP Door langdurig gebruik van de parkeerlichten wordt de accu ontladen. E130140 Schakel het contact uit. Beide zijden Druk de hendel naar voren om te schakelen tussen grootlicht en dimlicht. Zet de schakelaar in stand B.
Verlichting Home safe verlichting Afhankelijk van de lichtsituatie worden de koplampen automatisch in- en uitgeschakeld. Schakel de verlichting uit en trek de richtingaanwijzer naar het stuurwiel toe om de koplampen in te schakelen. Er klinkt kort een signaal. Bij een geopende deur gaan de koplampen automatisch na drie minuten uit, of 30 seconden nadat de laatste deur is gesloten. De koplampen blijven branden gedurende een bepaalde periode nadat het contact is afgezet.
Verlichting WAARSCHUWINGEN Schakel de mistachterlichten niet in bij regen of sneeuwval en wanneer het zicht meer dan 50 meter bedraagt. KOPLAMPHOOGTE AFSTELLEN A N.B.: Uitvoeringen met Xenon koplampen zijn uitgerust met automatische regeling van de koplamplichtbundels. B E70722 A Hoge stand van de koplamplichtbundels B Lage stand van de koplamplichtbundels U kunt de hoogte van de koplamplichtbundels aanpassen aan de belading van de wagen.
Verlichting RICHTINGAANWIJZERS WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN E71943 Voor locatie: Zie Kort overzicht (bladzijde 10). E130141 N.B.: Beweeg de richtingaanwijzerschakelaar kort omhoog of omlaag om de richtingaanwijzers driemaal te laten knipperen.
Verlichting A Lichtbundel van koplamp B Lichtbundel van bochtverlichting De lampen gaan branden wanneer u een portier of de achterklep/het kofferdeksel ontgrendelt of opent. Wanneer u het contact afzet, gaan alle lampen korte tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact korte tijd aan om de verlichting weer in te schakelen. Bij het nemen van een bocht verlicht de bochtverlichting de binnenzijde van de bocht.
Verlichting N.B.: Wanneer de koplamp wordt gemonteerd, let er dan op dat de stekker correct wordt aangesloten. 2 N.B.: Wanneer de koplamp wordt gemonteerd, let er dan op dat het onderste bevestigingspunt van de koplamp goed op zijn plaats komt te zitten. 4 2 N.B.: Bij het monteren van de koplamp moet de schroef in de koplamprand zitten alvorens u deze aanbrengt. 3 GLOEILAMPENVERVANGEN WAARSCHUWINGEN Schakel de verlichting uit en zet het contact af. Laat de gloeilamp afkoelen voordat u deze verwijdert.
Verlichting Grootlicht A B C LET OP Raak het glas van de gloeilamp niet aan. 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 65). E130173 A Richtingaanwijzer B Grootlicht C Koplamp, dimlicht 2 Richtingaanwijzer 1. 4 Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 65). E130175 2. Verwijder het paneel. 3. Trek de stekker los. 4. Maak de klemveer los en verwijder de gloeilamp. 2 Koplamp, dimlicht LET OP 3 Raak het glas van de gloeilamp niet aan. E130174 1. 2.
Verlichting Stadslicht 1. 3 2 Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 65). 4 4 E130176 3 2. Verwijder het paneel. 3. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 4. Verwijder de gloeilamp. 2 Bochtverlichting 1. E130181 Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 65). 2. Verwijder het paneel. 3. Verwijder de lamphouder. 4. Verwijder de gloeilamp. Zijknipperlicht 4 2 E130177 2. Verwijder het paneel. 3. Trek de stekker los. 4.
Verlichting 3 2 E72291 2. Verwijder de lamphouder. 3. Verwijder de gloeilamp. E72265 Instapverlichting 2. Verwijder het lamphuis. 3. Verwijder de gloeilamp. N.B.: Draai het spiegelglas zover mogelijk naar binnen. Voormistlichten 1 1 3 E99405 E72264 1. 2 N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan niet uit de lamphouder worden verwijderd. Steek een schroevendraaier in de spleet tussen het spiegelhuis en het spiegelglas maak de metalen klem los. 1. Verwijder de afdekking m.b.v.
Verlichting 2 3 5 E130197 2. Trek de stekker los. 3. Verwijder de vleugelmoer. 4. Verwijder het lamphuis. 4 E99406 4. Trek de stekker los. 5. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. B Achterlichtunits Richtingaanwijzer en rem-/achterlicht A E130198 5. Verwijder de lamphouder. 6. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. A. Achterlicht en remlicht B. Richtingaanwijzer E130196 1. Verwijder het bekledingspaneel.
Verlichting Achteruitrijlamp, achterlicht en mistachterlicht 5 A 2 4 B E130201 4. Trek de stekker los. 5. Verwijder de lamphouder. 6. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. A. Achteruitrijlamp B. Achterlicht en mistachterlicht E130199 1. Verwijder het bekledingspaneel. 2 Derde remlicht E130200 2. Verwijder de vleugelmoer. 3. Verwijder het lamphuis. E87619 1. 71 Maak de klemmen los.
Verlichting 6 3 2 5 2 E130235 E130205 2. Breng een geschikt voorwerp in de openingen aan. 3. Trek voorzichtig de lamp naar de voorzijde van de wagen om de klemveren los te maken. 5. Verwijder de lamphouder. 6. Verwijder de gloeilamp. Kentekenplaatverlichting 2 4 3 1 E72789 1. Maak voorzichtig de klemveer los. 2. Verwijder het lamphuis. 3. Draai de lamp linksom en verwijder deze. E130236 4. Verwijder het lamphuis. Interieurverlichting Auto's met LED-lampen N.B.
Verlichting Bagageruimteverlichting, beenruimteverlichting en achterlicht E125092 E72784 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2. Verwijder de gloeilamp.
Verlichting Lampje 1 Specificatie Vermogen (watt) Mistachterlicht P21W 21 Achteruitrijlamp P21W 21 Kentekenplaatverlichting W5W 5 Derde remlicht W5W 5 Verlichting bagagecompartiment W5W 5 Vervang een doorgeslagen zekering door een exemplaar met hetzelfde vermogen.
Ruiten en spiegels Ruiten automatisch openen en sluiten ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN Druk de schakelaar tot het tweede schakelpunt in of trek hem tot het tweede schakelpunt omhoog en laat hem los. Druk de schakelaar opnieuw in of trek hem opnieuw omhoog om de beweging te stoppen. WAARSCHUWING Schakel de elektrisch bedienbare ruiten niet in tenzij deze vrij zijn van obstructies. Veiligheidsschakelaar voor de achterste ruiten N.B.
Ruiten en spiegels Antiklemfunctie Geheugen van de elektrisch bedienbare ruiten opnieuw instellen WAARSCHUWING Het onzorgvuldig sluiten van de ruiten kan deze beschermingsfunctie opheffen en verwonding tot gevolg hebben. WAARSCHUWING De antiklemfunctie wordt buiten werking gesteld tot het geheugen opnieuw is ingesteld. De ruit stopt automatisch tijdens het sluiten en gaat een stukje terug wanneer de ruit een obstakel tegenkomt.
Ruiten en spiegels Richtingen waarin de spiegel kan worden gekanteld BUITENSPIEGELS WAARSCHUWING Vergis u niet in de afstand van voorwerpen die u in deze groothoekspiegel ziet. Voorwerpen die u in deze spiegels ziet, zien er kleiner uit en lijken verder weg te zijn dan in werkelijkheid het geval is. Handmatig inklapbare spiegels Inklappen Druk de spiegel in de richting van de portierruit.
Ruiten en spiegels Handmatig inklappen en uitklappen AUTOMATISCH DIMMENDE SPIEGEL De elektrisch inklapbare spiegels werken bij aangezet contact. N.B.: U kunt de spiegels nog gedurende enkele minuten na het afzetten van het contact bedienen (kantelen en inklappen). Zodra een portier wordt geopend wordt het mechanisme uitgeschakeld. E71028 De automatisch dimmende achteruitkijkspiegel voorkomt verblinding door achteropkomend verkeer. Bij ingeschakelde achteruitversnelling werkt hij niet.
Ruiten en spiegels N.B.: Nadat het contact is aangezet branden beide indicatoren kort ter bevestiging dat het systeem operationeel is. Het systeem is een comfortfunctie die de bestuurder helpt bij het registreren van auto's die de blinde hoek zijn binnengereden (A). Het registratiegebied bevindt zich aan beide zijden van de auto en loopt vanaf de buitenspiegels tot ongeveer 3 meter achter de bumper.
Ruiten en spiegels • • Struiken en bomen. Stoppen met een auto erachter en erg dichtbij. Systeem in- en uitschakelen N.B.: De stand aan of uit blijft behouden tot deze handmatig wordt gewijzigd. Het systeem kan worden in- en uitgeschakeld met behulp van de informatiedisplay. Zie Infodisplays (bladzijde 89). E124741 Er worden geen meldingen ontvangen nadat het systeem is uitgeschakeld. De BLIS-controlelamp gaat branden. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 84).
Ruiten en spiegels N.B.: Houd de achterbumper in het gebied van de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Als een sensor geblokkeerd raakt, kunnen de prestaties van het systeem afnemen. Een bericht m.b.t. een geblokkeerde sensor kan worden weergegeven. Het systeem keert automatisch terug naar de normale werking nadat twee andere voertuigen aan beide zijden zijn geregistreerd.
Instrumenten METERS Type 1 A E D C E130149 A Informatiedisplay. Zie Infodisplays (bladzijde 89).
Instrumenten Type 2 A E D C B E130150 A Informatiedisplay. Zie Infodisplays (bladzijde 89). B Snelheidsmeter C Koelvloeistoftemperatuurmeter D Brandstofpeilmeter E Toerenteller Wanneer de wijzer in het rode gebied komt, is de motor oververhit. Zet de motor af, zet het contact af en stel de oorzaak vast zodra de motor is afgekoeld. Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 199). Koelvloeistoftemperatuurmeter Alle modelvarianten Geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan.
Instrumenten Indicator dodehoekmonitor WAARSCHUWINGS- EN INDICATIELAMPEN Deze brandt wanneer deze functie wordt gedeactiveerd of E124823 in combinatie met een bericht. Zie Monitor dode hoek (bladzijde 78). Zie Infoberichten (bladzijde 97).
Instrumenten Controlelamp motor Controlelamp koplampen Wanneer de lamp bij draaiende motor brandt, duidt dit op een storing. Wanneer deze tijdens het rijden knippert, minder dan onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp knipperen, vermijd dan snel optrekken en krachtig afremmen. Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren. De controlelamp gaat branden wanneer u het dimlicht van de koplamp, de zijlichten of de achterlichten inschakelt.
Instrumenten Wanneer de lamp na het starten blijft branden of oplicht tijdens het rijden, dan duidt dit op een storing. Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan en zet de motor af. Controleer het motoroliepeil. Zie Motorolie controleren (bladzijde 199). AKOESTISCHE WAARSCHUWINGSSIGNALEN EN -INDICATIES De gongsignalen in- en uitschakelen U kunt bepaalde gongsignalen deactiveren met behulp van de bedieningstoetsen informatiedisplay. Voor locatie: Zie Kort overzicht (bladzijde 10).
Instrumenten Een waarschuwingssignaal klinkt onder de volgende weersomstandigheden: • +4 ºC of lager: waarschuwing voor bevriezing • 0ºC of lager. gevaar van bevroren wegdek. • sleutel buiten auto Herinneringssysteem veiligheidsgordel • Drie korte signalen geven aan dat de achterklep niet werkt. Een lang signaal bevestigt succesvol programmeren van een eindaanslag. Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 40).
Instrumenten Wanneer de voertuigsnelheid de vooraf bepaalde grens overschrijdt, klinkt een waarschuwingssignaal als een veiligheidsgordel achter niet is vastgemaakt. Zie Waarschuwingssignaal veiligheidsgordel (bladzijde 33).
Infodisplays Instellingen ALGEMENE INFORMATIE N.B.: Het informatiedisplay blijft nadat u het contact hebt afgezet gedurende enkele minuten aan. Bedieningstoetsen Druk op de pijltoetsen omhoog en omlaag om door de opties in het menu te scrollen en deze te selecteren. Verschillende systemen van uw auto kunnen worden aangestuurd met behulp van de bedieningstoetsen informatiedisplay op de stuurkolom. De bijbehorende informatie verschijnt op het informatiedisplay.
Infodisplays Boordcomputer Dagteller Actieradius Huidig verbruik Ø-verbruik Ø-snelheid Buitentemp. Kilometerteller Informatie Band.sp. contr. Stoelriemen Instellingen Driver assist Traction ctrl. BLIS Hellingstart Verlichting Auto regenverl. Interieurverl. Dimmen Uitstapverlicht.
Infodisplays A B Attentiegel. Parkeerhulp Informatie Waarschuwing Attentiegel. Extra verw. Standverwarm. Tijd 1 Tijd instellen Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Tijd 2 Tijd instellen Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Alarminstall. Systeemcontr. E130510 Menustructuur informatie- en entertainmentdisplay U heeft toegang tot het menu met behulp van de toetsen op het audio- of navigatiesysteem. 91 Zondag Eén keer Nu verwarmen Voll. beveiligd Bep. beveil.
Infodisplays Alle modelvarianten cd Radio FMFM AST DAB1 DAB2 AM AM AST Aux iPOD USB Bluetooth audio Audio-ingang Telefoon Nummer kiezen Telefoonboek Bellijsten Bluetooth Nr. herhalen Telefoon kiezen Alles weigeren Menu Audio Adaptief volume Klank Nav-audio-mix DSP-instelling DSP-equalizer Nieuws Alt.
Infodisplays Menustructuur informatie- en entertainmentdisplay U verkrijgt toegang tot het menu met behulp van de bedieningstoetsen informatie- en entertainmentdisplay. Voor locatie: Zie Kort overzicht (bladzijde 10).
Infodisplays Auto's met navigatiesysteem Navigatie Actieve routegel Routelijst Route Omleiding Gedeelte vrijgev Land Stad/PC Best. invoeren Straat Stadsdeel Start routegeleiding TA TMC-berichten Verkeersinformatie Omleiding Routelijst Gedeelte vrijgev Start routegeleiding Adres wijzigen Eigen adres Laatste best Favorieten Favorieten (a-z) Spec.
Infodisplays A B C Eco instelling Aanhanger Dakkoffer Dynamisch Snelweg Tunnel Veer/autotrein Tol Seizoenswegen Vignet Speciale functies GPS-informatie Systeeminfo Positie invoeren Demo-modus CD Zie de afzonderlijke menustructuur de radio Zie de afzonderlijke menustructuur Aux Zie de afzonderlijke menustructuur Telefoon Zie de afzonderlijke menustructuur Menu Navigatie Routeopties Kaartweergave B C E130535 95 Route Rijstijl Eco instelling Dynamisch Snelweg Tunnel Veer/autotrein Tol Se
Infodisplays B C Hulpfuncties Borden/rijstrook Max. snelheden Nav-pijl in lijsten Pers. gegevens Laatste best. wissen Favorieten wissen Eigen adres wissen Alles wissen Instellingen terug Audio Klok Zie de afzonderlijke menustructuur Zie de afzonderlijke menustructuur E130536 Gemiddelde snelheid TRIPCOMPUTER Tripcomputer Geeft de berekende gemiddelde snelheid aan vanaf het moment dat de functie op nul werd teruggesteld. De dagteller registreert het aantal kilometers van een bepaald traject.
Infodisplays PERSOONLIJKE INSTELLINGEN INFOBERICHTEN N.B.: Afhankelijk van het type instrumentenpaneel kunnen bepaalde berichten worden afgekort of ingekort. Taal instellen Er kan uit elf talen worden gekozen: Engels, Duits, Italiaans, Frans, Spaans, Turks, Russisch, Nederlands, Pools, Zweeds en Portugees. Maateenheden Blader naar dit display en druk op de OK-toets om te wisselen tussen metrische en Engelse eenheden.
Infodisplays Laat het systeem zo snel mogelijk controleren. Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan. Airbag Mededeling airbag storing service nu Berichtenindicator Te verrichten handeling oranje Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren. Berichtenindicator Te verrichten handeling Alarminstallatie Mededeling alarm afgegaan check voertuig Alarmsysteem, Storing, Onderhoud zsm oranje - Zie Alarm (bladzijde 50).
Infodisplays Controlefunctie blinde hoek Mededeling Berichtenindicator Te verrichten handeling BLIS, Sensor vervuild, Zie handboek oranje Zie Monitor dode hoek (bladzijde 78). BLIS: storing rechter sensor, Onderhoud zsm oranje Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren. BLIS: storing linker sensor, Onderhoud zsm oranje Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren.
Infodisplays Berichtenindicator Te verrichten handeling Achterportier passagierszijde open rood Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit de kofferbak. Kofferbak open rood Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit de kofferbak. rood Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit de kofferbak. Zie De motorkap openen en sluiten (bladzijde 194). Bestuurderspo. open - Auto is niet in beweging. Sluiten.
Infodisplays Hellingstart Mededeling Hellingstart niet beschikbaar Berichtenindicator oranje Te verrichten handeling Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren. Sleutelloze toegang Mededeling Berichtenindicator Te verrichten handeling Ford KeyFree, Sleutel in auto oranje Sleutelloze toegang. Besturing, Storing, Onderhoud nu oranje Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren.
Infodisplays Mededeling Stuurslot geactiveerd, Stuur draaien Berichtenindicator - Te verrichten handeling Zie Stuurwielblokkering (bladzijde 136). Verlichting Berichtenindicator Te verrichten handeling Remlicht, Lamp defect - Een of beide gloeilampen van de remlichten is of zijn defect. Controleer de gloeilampen van de remlichten. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 66).
Infodisplays Onderhoud Mededeling Motortemperatuur te hoog, Veilig stoppen! Motorolie laag peil, Controleren Motorolie verversen Berichtenindicator Te verrichten handeling rood Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan en zet het contact uit. Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren. oranje - Zie Motorolie controleren (bladzijde 199).
Infodisplays Stuurbekrachtiging Berichtenindicator Te verrichten handeling Rembekrachtiger, Storing, Zie handboek oranje Stuurbekrachtiging. De auto blijft bestuurbaar, maar hiervoor is meer kracht vereist. Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren. Besturing, Storing, Onderhoud nu oranje Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren.
Infodisplays Berichtenindicator Te verrichten handeling rood Onder bepaalde rijomstandigheden kunnen de koppelingen in de transmissie oververhit raken. Onder dergelijke omstandigheden moet het rempedaal worden ingetrapt en de auto worden stilgezet om verdere oververhitting. Selecteer N (NEUTRAL) of P (PARK) en bedien het rempedaal en de parkeerrem tot de transmissie is afgekoeld en het bericht uit de display is verdwenen.
Infodisplays Berichtenindicator Te verrichten handeling Transmissie warmt op, Even wachten - Bij lage buitentemperaturen kan het na het starten van de motor enkele seconden duren voordat de transmissie R (REVERSE) of D (DRIVE) inschakelt. Houd het rempedaal ingetrapt tot deze berichten uit de display zijn verdwenen. Automaat niet in parkeerstand, Selecteer P - Zie Automatische transmissie (bladzijde 147). Zie De motor starten (bladzijde 136).
Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling in het interieur WERKING Buitenlucht Sluit alle ruiten. Houd de luchtinlaten voor de voorruit vrij van belemmeringen (sneeuw, bladeren, enz.) zodat het klimaatregelsysteem effectief kan werken. Het interieur verwarmen Laat de lucht naar de beenruimten stromen. Laat, bij koud of vochtig weer, een geringe hoeveelheid lucht naar de voorruit en de portierruiten stromen.
Klimaatregeling HANDMATIGE KLIMAATREGELING Toetsen voor luchtverdeling B C D E129789 Luchtrooster aan de zijkant E A E74660 E129787 Luchtroosters tweede zitrij A Hoofdniveau B Hoofdniveau en beenruimte C Beenruimte D Beenruimte en voorruit E Voorruit De luchtverdeelknop kan in elke gewenste stand tussen de symbolen worden gezet.
Klimaatregeling Ventilator Ventilatie A E129885 Stel de regelknoppen van de luchtstroom, de aanjager en luchtroosters naar wens in. Airconditioning Airconditioning in- en uitschakelen E75470 A Off (uit) N.B.: Wanneer u de aanjager uitschakelt kan de voorruit beslaan. Wanneer u de aanjager uitschakelt, wordt ook de airconditioning uitgeschakeld. Wanneer u de aanjager weer inschakelt, schakelt de airconditioning automatisch in.
Klimaatregeling Met de verwarmingsregeling in deze stand worden de airconditioning en de gerecirculeerde lucht automatisch ingeschakeld. Wanneer u de luchtverdeelknop in een andere stand dan stand E zet, blijft de A/C ingeschakeld. U kunt de airconditioning en luchtrecirculatie in- en uitschakelen terwijl de luchtverdeelknop in de stand E staat. De airconditioning en gerecirculeerde lucht kunnen worden in- en uitgeschakeld. Schakel zo nodig de ruitverwarming in.
Klimaatregeling Uw auto is uitgerust met een automatisch klimaatregelsysteem met twee zones. Wanneer het systeem in de mono modus staat, worden alle temperatuurzones gekoppeld aan de zone aan bestuurderszijde. Wanneer u de mono modus uitschakelt, kunt u met het twee zone systeem verschillende temperaturen instellen voor de bestuurder en passagier voorin. U kunt de temperatuur tussen 15,5 °C en 29,5 °C in stappen van 0,5 °C instellen. In de stand LO, 15 °C, schakelt het systeem over op permanente koeling.
Klimaatregeling Mono modus weer inschakelen Wanneer u voorruit ontdooien en ontwasemen kiest schakelen A, B en C automatisch uit en wordt de airconditioning ingeschakeld. Buitenlucht stroomt nu het interieur in. U kunt de recirculatiestand niet selecteren. Om de mono modus weer in te schakelen drukt u op de MONO toets. MONO verschijnt op het display en de temperatuur aan passagierszijde wordt aangepast aan de temperatuur aan bestuurderszijde.
Klimaatregeling Gerecirculeerde lucht Verwarmde achterruit E72507 Druk op de recirculatietoets om de lucht te laten recirculeren. Auto's zonder extra verwarming Als de omgevingstemperatuur lager is dan 5 °C en de temperatuur van de motorkoelvloeistof lager is dan 65 °C, dan worden de verwarmde voorruit en achterruit automatisch ingeschakeld. Na korte tijd schakelt de verlichting automatisch uit. N.B.
Klimaatregeling N.B.: De parkeerverwarming werkt alleen wanneer er zich minimaal 7,5 liter brandstof in de tank bevindt en de buitentemperatuur lager is dan 15 °C. De parkeerverwarming werkt niet wanneer de accu slecht geladen is. • N.B.: De verwarming werkt afhankelijk van de buitentemperatuur. • N.B.: Wanneer de parkeerverwarming is ingeschakeld, kunnen wat uitlaatgassen onder de zijkanten van de wagen uitkomen. Dit is normaal. Programmeerbare parkeerverwarming N.B.
Klimaatregeling • • • Met de twee tijdfuncties kunt u tot twee verwarmingscycli voor elke dag van de week programmeren. Deze tijden blijven in het geheugen opgeslagen en de verwarming schakelt elke dag van de week op deze tijden in. Met de functie once (eenmaal) kunt u een verwarmingscyclus voor één specifieke dag programmeren. Met de functie Heat now (nu verwarmen) wordt de verwarming automatisch ingeschakeld. 6.
Stoelen • DE JUISTE ZITPOSITIE INNEMEN • • • voldoende afstand houdt tussen uzelf en het stuurwiel. minimaal 250 mm (10 inch) tussen uw borstbeen en de kap van de airbag aanhoudt. het stuurwiel met licht gebogen armen vasthoudt. uw benen licht buigt zodat u de pedalen volledig kunt indrukken. de schoudergordel over het midden van uw schouder en de heupgordel strak over uw heupen legt. Zorg ervoor dat uw zitpositie comfortabel is en dat u de volledige controle over de auto hebt.
Stoelen Lendensteun instellen Hellingshoek van de rugleuning instellen E78058 E130250 Hoogte van de bestuurdersstoel verstellen HOOFDSTEUNEN Hoofdsteun instellen WAARSCHUWINGEN Trek de achterste hoofdsteun omhoog wanneer iemand achterin plaatsneemt. Wanneer een voorwaarts gericht kinderzitje op een stoel van de tweede of derde zitrij wordt geplaatst, verwijder dan altijd de hoofdsteun van die stoel.
Stoelen Hoofdsteun verwijderen Stel de hoofdsteun zo in, dat de bovenzijde ervan gelijkligt met de bovenzijde van uw hoofd. Druk de knoppen in en verwijder de hoofdsteun.
Stoelen ACHTERBANK Tweede stoelenrij - C-MAX Comfort stoelsysteem WAARSCHUWINGEN Wanneer u de stoelen inklapt of uitklapt, let er dan op dat uw vingers niet tussen de rugleuning en het stoelframe komen. Beweeg de stoel na het verplaatsen naar voren en naar achteren om ervoor te zorgen dat de stoel weer goed wordt vergrendeld. Zorg dat de achterzijde van de stoel vrij is van obstructies wanneer deze naar achteren wordt verplaatst.
Stoelen N.B.: Alle drie de rugleuningen kunnen onafhankelijk van elkaar naar voren worden geklapt. 3. Klap de stoel weer terug tot deze wordt vergrendeld. N.B.: Er bevindt zich een tafeltje met bekerhouders op de achterzijde van de middelste rugleuning. E78064 N.B.: De stoelen schuiven naar achteren en tegelijk iets naar het midden. E78066 4. Trek aan de hendel aan de voorzijde van de buitenste stoelen en schuif de stoelen naar achteren.
Stoelen E78068 Trek aan de hendel op de rugleuning en klap de rugleuning op. E78067 Trek aan de hendel aan de zijkant van de rugleuning en klap de rugleuning naar voren. Duw deze omlaag tot hij wordt vergrendeld. Stoelen naar voren kantelen Rugleuningen opklappen N.B.: Alle drie de stoelen kunnen onafhankelijk van elkaar naar voren worden gekanteld. N.B.: Om de bagageruimte te vergroten kunnen de achtersterste stoelen naar voren worden gekanteld.
Stoelen WAARSCHUWING Wanneer een achterstoel naar voren is gekanteld, maak dan altijd het bevestigingskoord aan de hoofdsteun van de voorstoel vast. 2 2 1 E78071 Trek de bevestigingskoorden naar buiten en maak deze aan de hoofdsteunen van de voorstoelen vast om de naar voren geklapte stoelen rechtop te houden. Stoelen terugkantelen in zitstand WAARSCHUWINGEN Ga voorzichtig te werk bij het terugkantelen van de stoelen om verwondingen te voorkomen.
Stoelen N.B.: Indien een van de buitenste stoelen of beide buitenste stoelen tezamen met de middelste stoel naar voren was/waren gekanteld, moeten eerst de buitenste stoelen worden teruggekanteld. 1 2 1 E78074 Kantel de stoelen terug tot ze vergrendelen. X Klap de rugleuningen op. Breng de achterste veiligheidsgordels in de gordelgeleiders op de buitenste rugleuningen aan.
Stoelen Stoelen aanbrengen WAARSCHUWINGEN Ga voorzichtig bij het terugkantelen van de stoelen om verwondingen te voorkomen. Let erop dat de vergrendelopeningen in de vloer vrij zijn van zand, stenen of andere voorwerpen die kunnen verhinderen dat de stoel wordt vergrendeld. N.B.: Controleer of het vergrendelmechanisme volledig geopend is. E78076 2. Kantel de stoel naar voren tot een hoek van ca. 45 graden ten opzichte van de vloer. E78077 Houd de stoel in een hoek van ca.
Stoelen N.B.: Breng de hoofdsteun volledig omlaag wanneer de stoelen worden gekanteld. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 117). Stand voor makkelijk instappen WAARSCHUWING Gebruik de stoel niet wanneer deze in de stand voor makkelijk instappen staat. N.B.: U kunt de buitenste stoelen naar voren bewegen zodat de stoelen op de derde zitrij makkelijker toegankelijk worden.
Stoelen Rugleuning naar voren of achteren klappen E129297 Til de hendel op en duw tegen de rugleuning. Deze beweegt in stappen. Middelste stoel opbergen WAARSCHUWING E129298 Zorg dat de middelste rugleuning rechtop staat wanneer de auto rijdt. 1. Trek aan het koord en til het rechter zitkussen op. N.B.: Wanneer de middelste stoel opgeborgen is, kunt u de ruimte tussen de buitenste stoelen gebruiken om toegang tot de derde stoelenrij te krijgen. E129302 2.
Stoelen Stoelen naar voren kantelen WAARSCHUWING Gebruik de stoelen van de derde stoelenrij niet als de stoelen van de tweede stoelenrij naar voren zijn gekanteld. N.B.: De middelste stoel moet in het stoelframe van de rechterstoel worden opgeborgen voordat de rechterstoel wordt ingeklapt. E129299 3. Trek aan het koord om de middelste stoel in het rechter stoelframe te klappen. 4. Klap het rechter zitkussen omlaag. Stoelen naar voren en achteren schuiven N.B.
Stoelen VERWARMDE STOELEN WAARSCHUWINGEN Beweeg de stoel na het verplaatsen naar voren en naar achteren om ervoor te zorgen dat de stoel weer goed wordt vergrendeld. LET OP Wanneer deze functie bij stilstaande motor wordt ingeschakeld, wordt hierdoor de accu ontladen. Zorg dat de achterzijde van de stoel vrij is van obstructies wanneer deze naar achteren wordt verplaatst. N.B.: Breng de hoofdsteun volledig omlaag wanneer de stoelen worden gekanteld. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 117).
Gemaksfuncties ZONNESCHERMEN Zijruiten A A E125025 Het zonnescherm wordt bediend via een schakelaar tussen de zonnekleppen. E74809 Zonnescherm openen en sluiten Trek het zonnescherm omhoog en bevestig het aan de haken (A). Dak A WAARSCHUWING Bedien het zonnescherm niet tenzij het vrij is van obstructies. B N.B.: Wanneer de schakelaar gedurende korte tijd vaak worden bediend kan het systeem een bepaalde tijd buiten werking treden om schade door oververhitting te voorkomen. E125146 N.B.
Gemaksfuncties Zonnescherm automatisch openen en sluiten Volg de volgende procedure voor opnieuw leren als het scherm niet correct opent of sluit: 1. Druk tweemaal op schakelaar B tot de eerste aanslag en laat deze binnen twee seconden los. 2. Druk tweemaal op schakelaar A tot de eerste aanslag en laat deze binnen twee seconden los. 3. Houd schakelaar B ingedrukt tot de eerste aanslag en tot het scherm volledig is geopend. 4.
Gemaksfuncties N.B.: U kunt het elektrische aansluitpunt gebruiken voor 12 volt accessoires met een maximum vermogen van 10 ampère. Gebruik alleen Ford stekkers of stekkers die geschikt zijn voor gebruik in SAE gestandaardiseerde aansluitingen. KLOK Zie Infodisplays (bladzijde 89). AANSTEKER LET OP Wanneer u het aansluitpunt gebruikt terwijl de motor niet draait, wordt hierdoor de accu ontladen. Houd het verwarmingselement van de aansteker niet ingedrukt. E78056 N.B.
Gemaksfuncties OPBERGRUIMTES Opbergvak middenconsole E98199 BEKERHOUDERS WAARSCHUWING Plaats tijdens het rijden geen hete dranken in de bekerhouders. E91511 Opbergvak bestuurdersstoel Tafeltjes op de rugleuningen WAARSCHUWING Gebruik de tafeltjes niet tijdens het rijden. Controleer voordat u wegrijdt of de tafeltjes in de onderste stand zijn vergrendeld.
Gemaksfuncties Opbergvak achterin E91508 E72982 KINDER OBSERVATIESPIEGEL GLASHOUDER E75193 E75192 133
Gemaksfuncties USB-POORT AANSLUITING AUXILIARY INGANG (AUX IN) E91511 E91511 E130070 Zie Verbinding (bladzijde 288). E130068 Zie Ingangsaansluiting (AUX IN) (bladzijde 265).
Gemaksfuncties HOUDER SATELLIETNAVIGATIE-UNIT Houder instellen 1 3 2 E112711 1. Ontgrendelen 2. Stel de gewenste positie van de houder in. 3. Vergrendelen N.B.: Zorg dat de houder van de navigatie-unit in de juiste positie wordt vergrendeld. VLOERMATTEN WAARSCHUWING Wanneer de vloermatten worden gebruikt, zorg dan dat de vloermatten correct worden vastgemaakt met de correcte bevestigingselementen, zodat de matten geen invleod hebben op de bediening van de pedalen.
De motor starten N.B.: Laat, om te voorkomen dat de accu leegraakt, de contactsleutel niet te lang in deze stand staan. ALGEMENE INFORMATIE Algemene opmerkingen over het starten II Het contact staat aan. Alle elektrische circuits zijn ingeschakeld. Waarschuwings- en controlelampen branden. Dit is de stand waarin de sleutel moet staan tijdens het rijden. U moet deze stand ook kiezen wanneer de auto wordt gesleept.
De motor starten Stuurslot deactiveren Alle modelvarianten Schakel het contact in of: Wacht even wanneer de motor niet binnen 15 seconden aanslaat en probeer het nogmaals. Uitvoeringen met automatische transmissie • Trap het rempedaal in. Wanneer de motor na drie startpogingen nog niet is aangeslagen, wacht dan tien seconden en ga te werk zoals is beschreven onder Verzopen motor. Auto's met handgeschakelde versnellingsbak • Trap het koppelingspedaal in.
De motor starten Wanneer de motor koud is, wordt het stationaire toerental automatisch verhoogd om de katalysator zo snel mogelijk op temperatuur te brengen. Hierdoor wordt de uitlaatgasemissie van de auto tot een absoluut minimum beperkt. 2. Druk het rempedaal volledig in. 3. Start de motor. SLEUTELLOOS STARTEN WAARSCHUWINGEN Het is mogelijk dat het keyless startsysteem niet werkt wanneer de sleutel zich te dicht bij metalen voorwerpen of elektronische apparaten, zoals een mobiele telefoon, bevindt.
De motor starten Motor starten bij uitvoeringen met automatische transmissie N.B.: Door tijdens het starten het rempedaal op te laten komen, wordt de startmotor uitgeschakeld maar blijft het contact aan. 1. Controleer of de transmissie in stand P of N staat. 2. Druk het rempedaal volledig in. 3. Druk de startknop in. Motor starten bij uitvoeringen met handgeschakelde versnellingsbak E87381 1. Werk voorzichtig de kap los. N.B.
De motor starten Automatische transmissie LET OP U dient te voorkomen dat de brandstof opraakt. 1. Zet de keuzehendel in de stand P. 2. Druk de startknop in. De motor afzetten bij rijdende auto N.B.: Nadat de motor is afgezet draaien de ventilatoren wellicht nog een korte periode door. WAARSCHUWING In tegenstelling tot een gewoon filter, dat regelmatig vervangen moet worden, is het DPF zodanig ontworpen dat het regenereert (zichzelf reinigt) om doeltreffend te blijven.
De motor starten MOTOR UITSCHAKELEN Auto's met turbocompressor LET OP Zet de motor niet af wanneer deze met een hoog toerental draait. Als de motor bij een hoog toerental wordt afgezet, zal de turbocompressor nog draaien nadat de oliedruk al tot nul is gedaald. Dit heeft vroegtijdige slijtage van de compressorlagers tot gevolg. Laat het gaspedaal los. Wacht tot de motor stationair draait en zet de motor af.
Brandstof en tanken BRANDSTOFKWALITEIT DIESEL VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Stop met tanken nadat het vulpistool voor de tweede keer is afgeslagen. Alle brandstof die u dan nog toevoegt vult de expansieruimte in de brandstoftank, hetgeen er toe kan leiden dat de brandstof overstroomt. Het morsen van brandstof kan gevaarlijk zijn voor andere weggebruikers. WAARSCHUWING Meng de dieselolie niet met olie, benzine of andere vloeistoffen. Deze kunnen een chemische reactie veroorzaken.
Brandstof en tanken KATALYSATOR LET OP Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt om uw auto te wassen, spuit dan kort op de tankklep vanaf een afstand van niet minder dan 20 centimeter (8 inch). WAARSCHUWING Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de wagen niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Tijdens het gebruik van de motor en na het afzetten van de motor straalt het uitlaatsysteem veel warmte uit. Hierdoor ontstaat het gevaar van brand. N.B.
Brandstof en tanken In het dashboardkastje is een trechter aangebracht. Gebruik deze wanneer u brandstof uit een jerrycan tankt. TANKEN LET OP Probeer niet de motor te starten wanneer u de tank met de onjuiste brandstofsoort hebt gevuld. Hierdoor kan de motor worden beschadigd. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. E119080 Breng het vulpistool tot en met de eerste nok op het vulpistool in. Laat het rusten op de afdekking van de vulbuis.
Brandstof en tanken C-MAX Brandstofverbruikscijfers Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 1.6L Duratec- 16V Ti- VCT (Sigma) fase V 8,7 (32,5) 5,3 (53,3) 6,6 (42,8) 154 1.6L Duratorq- TDCi (DV) Diesel fase V 5,4 (52,3) 4,1 (68,9) 4,6 (61,4) 119 2.0L Duratorq- TDCi (DW) Diesel (85 kW/116 pk) fase V 7,1 (39,8) 4,8 (58,9) 5,6 (50,4) 149 2.
Brandstof en tanken Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 2.0L Duratorq- TDCi (DW) Diesel (85 kW/116 pk) fase V 7,4 (38,2) 5 (56,5) 5,8 (48,7) 154 2.0L Duratorq- TDCi (DW) Diesel (100 kW/136 pk) fase V 6,6 (42,8) 4,5 (62,8) 5,3 (53,3) 139 2.0L Duratorq- TDCi (DW) Diesel (103 kW/140 pk, 120 kW/163 pk) fase V, handgeschakelde versnellingsbak 6,6 (42,8) 4,5 (62,8) 5,3 (53,3) 139 2.
Versnellingsbak/transmissie HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Standen van transmissiehendel LET OP S Schakel de achteruit niet in wanneer de wagen in beweging is. Dit kan inwendige schade aan de versnellingsbak veroorzaken. E80836 E99067 P Parkeren Bij sommige auto's moet de kraag omhoog worden gebracht tijdens inschakelen van de achteruit.
Versnellingsbak/transmissie Handmatig schakelen - Auto's met 5-traps transmissie Parkeren WAARSCHUWINGEN Schakel de parkeerstand alleen in wanneer de auto stilstaat. WAARSCHUWING Houd de keuzehendel niet permanent in – of +. Trek voordat u de auto verlaat de parkeerrem aan en schakel de parkeerstand in. Controleer of de keuzehendel is vergrendeld. LET OP De transmissie schakelt automatisch terug wanneer het motortoerental te laag is en schakelt automatisch op wanneer het motortoerental te hoog is. N.B.
Versnellingsbak/transmissie N.B.: In de modus Sport wordt S weergegeven in het instrumentenpaneel. Stoppen 1. Laat het gaspedaal opkomen en druk het rempedaal in. 2. Schakel de parkeerrem in. 3. Selecteer neutraal of park. Activeer de modus Sport door de keuzehendel in de stand S te plaatsen. De modus Sport blijft actief tot handmatig wordt op- of teruggeschakeld of de keuzehendel in de stand D wordt geplaatst.
Versnellingsbak/transmissie 3 4 2 1 S E125156 1. 2. 3. 4. 5. Steek een dun gereedschap in de opening. Draai het gereedschap 90 graden rond. Druk het gereedschap naar beneden om het frame los te drukken van het bekledingspaneel. Druk het frame naar beneden zodat de hendel loskomt en beweeg de keuzehendel uit de parkeerstand. Trek de kap omhoog tot het frame in het bekledingspaneel aangrijpt. N.B.: Wanneer de keuzehendel opnieuw in de stand P wordt geplaatst, moet deze procedure worden herhaald.
Remmen WERKING PARKEERREM N.B.: Afhankelijk van de verkeerswetgeving van het land waarin uw auto oorspronkelijk is gebouwd, knipperen de remlichten wanneer u krachtig remt. Alle uitvoeringen WAARSCHUWING Bij auto's met automatische transmissie moet de keuzehendel altijd in de stand P staan. Schijfremmen Natte remschijven hebben een lagere wrijvingscoëfficiënt. Druk na het verlaten van een wasstraat het rempedaal even voorzichtig in om de waterfilm op de remschijven te laten verdampen.
Stabiliteitsregeling Het systeem zorgt ook voor een betere tractieregeling door het motorkoppel te verlagen wanneer de wielen bij het accelereren beginnen door te spinnen. Het verbetert de mogelijkheden om op gladde of losse oppervlakken te kunnen optrekken en het verbetert het comfort door wielspin in haarspeldbochten te beperken. WERKING Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) WAARSCHUWING ESP houdt niet in dat u niet langer voorzichtig en aandachtig hoeft te rijden.
Stabiliteitsregeling Aanhangerstabiliteitsregeling is een uitbreidingsfunctie van ESP die automatisch registreert wanneer een gekoppelde aanhanger begint te slingeren. Als dit het geval is, dan remt het systeem automatisch de afzonderlijke wielen af om de stabiliteit van de aanhanger en het voertuig te herstellen. Als er overmatig slingeren wordt geregistreerd, dan wordt het motorkoppel verlaagd en neemt de snelheid van het voertuig automatisch af. GEBRUIK MAKEN VAN STABILITEITSREGELING N.B.
Regeling voor bergop rijden WERKING Modus van het systeem instellen: Het systeem maakt het eenvoudiger op te trekken wanneer de auto op een helling staat zonder dat het noodzakelijk is gebruik te maken van de parkeerrem. Alleen auto's met handgeschakelde versnellingsbak U verkrijgt toegang tot het menu met behulp van de bedieningstoetsen informatiedisplay. Voor locatie: Zie Kort overzicht (bladzijde 10).
Regeling voor bergop rijden U kunt het systeem alleen activeren als aan de volgende voorwaarden is voldaan: • De motor loopt. • Het systeem is ingeschakeld. • Bij wagens met een handgeschakelde versnellingsbak, het koppelingspedaal is ingedrukt. • Er geen sprake is van storingen. Activeren van het systeem: 1. Druk het rempedaal in om de wagen volledig tot stilstand te brengen. Houd het rempedaal ingedrukt. 2.
Parkeerhulp N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Reinig de sensoren niet met scherpe voorwerpen. WERKING WAARSCHUWING N.B.: Wanneer de parkeerhulp een signaal registreert dat op dezelfde frequentie wordt uitgezonden als de sensoren gebruiken, of wanneer de auto maximaal is beladen, kan een vals signaal worden gegeven. Ondanks de parkeerhulp bent u verplicht voorzichtig en aandachtig te rijden.
Parkeerhulp N.B.: Als een storing wordt aangegeven, wordt het systeem uitgeschakeld. Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren. U hoort een onderbroken signaal wanneer de afstand tussen de achterbumper en een obstakel ca. 150 cm bedraagt of ca. 50 cm aan de zijkanten. Wanneer de afstand kleiner wordt, volgen de signalen elkaar sneller op. A E130180 Een aanhangersymbool geeft aan dat een aanhanger is aangekopppeld, waarna het systeem wordt uitgeschakeld.
Parkeerhulp Manoeuvreren met de parkeerhulp A U hoort een wisselend signaal wanneer de obstakels aan de voor- en achterzijde minder dan 30 centimeter van de voorof achterbumper zijn verwijderd. B 1 A D C 2 E130382 A Indicator afgelegde weg. E130381 1 Achteruitversnelling geselecteerd 2 Neutraal of vooruitversnelling geselecteerd A Display en toon B Display en toon C Alleen display D Display en toon Als de afgelegde weg korter wordt, dan beweegt de indicator richting de auto.
Parkeerhulp E130180 Een aanhangersymbool geeft aan dat een aanhanger is aangekopppeld, waarna de achterste sensoren worden uitgeschakeld.
Actieve parkeerhulp De actieve parkeerhulp registreert een geschikte parkeerplaats en stuurt de auto op de plek. Het systeem regelt de besturing terwijl de bestuurder het gaspedaal, de transmissie en de remmen bedient. De manoeuvre kan worden onderbroken door het stuur vast te houden of de schakelaar voor de actieve parkeerhulp in te drukken. WERKING WAARSCHUWINGEN De actieve parkeerhulp is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn.
Actieve parkeerhulp • • N.B.: Als geen selectie wordt gemaakt met behulp van de richtingaanwijzerhendel, dan gebruikt de actieve parkeerhulp de passagierszijde van de auto. U toelaat dat de auto rolt; De weersomstandigheden slecht zijn (zware regenval, sneeuw, mist enz.). Rijd naar voren met een maximale snelheid van 30 km/u. Druk op de schakelaar voor de actieve parkeerhulp. Zie Kort overzicht (bladzijde 10).
Actieve parkeerhulp Rijd voorzichtig met de auto achteruit met behulp van het gaspedaal en het rempedaal om de auto te besturen. Er zijn waarschuwingssignalen voor de parkeerhulp hoorbaar. Stop de auto wanneer u een continu signaal hoort. WAARSCHUWING Als een snelheid van 10 km/u wordt overschreden, dan wordt het systeem uitgeschakeld en dient u de volledige besturing van de auto over te nemen. U kunt de manoeuvre overnemen door het stuur vast te nemen.
Achteruitkijkcamera WERKING WAARSCHUWINGEN Plaats geen voorwerpen voor de camera. De camera is een visueel hulpmiddel bij achteruitrijden. WAARSCHUWING De camera is aangebracht op de achterklep (bij de handgreep). De camera is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. LET OP Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt om uw wagen te wassen, spuit dan kort op de camera vanaf een afstand van niet minder dan 20 centimeter.
Achteruitkijkcamera De camera werkt wellicht niet correct onder de volgende omstandigheden: • Donkere gebieden. • Fel licht. • Als de buitentemperatuur snel toe- of afneemt. • Als de camera nat is (bijvoorbeeld tijdens regen of een hoge vochtigheid). • Als het zicht van de camera is geblokkeerd (bijvoorbeeld door modder). D E D C C B B A A Display gebruiken LET OP Voorwerpen boven de camera worden niet weergegeven. Controleer indien nodig het gebied achter de auto.
Achteruitkijkcamera D Anber - 2 meter A Oranje - middenlijn van de geprojecteerde route van de auto N.B.: Wanneer er met een aanhanger achteruit wordt gereden, dan worden de lijnen niet op het scherm getoond. De camera geeft de voertuigrichting en niet de aanhanger weer. Achteruitkijkcamera deactiveren N.B.: Schakel een vooruitversnelling in. De display blijft een korte periode aan alvorens deze wordt uitgeschakeld. N.B.
Snelheidsregeling (cruise control) WERKING Snelheid instellen Met cruise control (automatische snelheidsregeling) kunt u met behulp van de schakelaars op het stuurwiel de rijsnelheid instellen. U kunt cruise control gebruiken bij snelheden hoger dan ongeveer 30 km/u. Druk op de SET+ of de SET- schakelaar om de snelheid in het geheugen op te slaan en met de actuele snelheid te blijven rijden. De controlelamp van de cruise control gaat branden. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 84).
Snelheidsregeling (cruise control) Cruise control uitschakelen Druk het rempedaal of de CAN schakelaar in. N.B.: Het systeem regelt niet langer de rijsnelheid. De controlelamp van de cruise control gaat niet branden, maar de laatst ingestelde rijsnelheid blijft in het geheugen opgeslagen. Cruise control opnieuw inschakelen Druk op de RES schakelaar. De controlelamp van de cruise control gaat branden en het systeem zal proberen de auto met de eerder door u ingestelde snelheid te laten rijden.
Snelheidsbegrenzer Snelheidslimiet instellen WERKING Gebruik de cruise control schakelaars om de instelling van de maximumsnelheid te wijzigen. WAARSCHUWING Wanneer u een heuvel afrijdt, kan de snelheid hoger worden dan de ingestelde snelheid. Het systeem bedient de remmen niet, maar geeft een waarschuwing af. Druk op de SET+ schakelaar of de SETschakelaar om de gewenste snelheidslimiet in te stellen.
Transport ALGEMENE INFORMATIE LET OP Laat geen items in contact komen met de achterruiten. WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Gebruik geen schurende materialen voor het reinigen van de binnenzijde van de achterruiten. Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. Breng geen stickers of labels aan op de binnenzijde van de achterruiten.
Transport BAGAGEVERANKERINGSPUNTEN A B C E130146 A C-MAX B C-MAX en Grand C-MAX C Grand C-MAX 170
Transport BAGAGEAFDEKKINGEN OPBERGRUIMTE ONDER VLOER ACHTERIN WAARSCHUWING WAARSCHUWING Leg geen voorwerpen op de afdekking van de bagageruimte. Wanneer u een kinderzitje op de tweede zitrij met een steun gebruikt, let er dan op dat de steun stevig op het paneel van de opbergruimte onder de vloer steunt. Zorg ervoor dat u het schuimrubber vulstuk correct binnen het opbergvak aanbrengt en dat u de steun correct monteert. E72969 Trek het afdekpaneel uit en zet het in de bevestigingspunten vast.
Transport E87052 E130321 1. 3. Zet de riemen vast. Druk de uiteinden van de bovenste stang naar elkaar toe en breng ze aan in de houders tegen het dak. Druk de stang naar voren in het smalle deel van de houders. Net verwijderen E130322 1. Maak de riemen los. 2. Maak het net los van de bevestigingspunten voor de bagage. 3. Verwijder de bovenste stangen. E130320 N.B.: Zorg dat de middelste stoel rechtop staat. N.B.: Breng het bagagenet alleen aan achter de achterstoelen. 2.
Transport N.B.: De zijrails zijn zodanig ontworpen dat dakdragers (voor fietssteunen, skiklemmen, enz.) uit het Ford Accessoires Programma kunnen worden aangebracht. DAKREKKEN EN BAGAGEDRAGERS Imperiaal N.B.: Reinig, voordat de dakdragers worden aangebracht, de zijrails met een in water gedrenkte spons. WAARSCHUWINGEN Wanneer u een imperiaal gebruikt, kan het brandstofverbruik van uw auto hoger zijn en kan de rijkarakteristiek anders zijn. N.B.: Positioneer de dakdragers zoals afgebeeld.
Transport 1. Verwijder de achterzijde en bevestig het zelfklevende schuimrubber op de dwarsdragers op de aangegeven posities. 2 E130066 4 Nm 3 E98208 5. Druk de hendel naar binnen. Draai de sleutel rechtsom om te vergrendelen. 6. Verwijder de sleutel. 2. Trek de hendel naar buiten. 3. Draai de hendel rechtsom om de dakdrager tegen de rail te laten komen. Toegang verkrijgen tot de T-nok 3 A 1 2 E98209 4 1. Trek de hendel naar buiten. 2. Laat de afdekking zakken. 3. Verwijder de schuifbalk.
Transport Dakbox aanbrengen E130002 Zorg dat het zelfklevende schuimrubber niet in contact komt met de bevestigingsbout.
Aanhangers trekken Steile hellingen TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWING Houd er rekening mee dat de oplooprem van een aanhanger niet door het ABS wordt geregeld. WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 100 km/h (62 mph). De bandenspanningen achter moeten worden vermeerderd met 0,2 bar (3 psi) boven de specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 218). Schakel terug voordat u een steile afdaling bereikt.
Aanhangers trekken C B E75174 Een 13-pins stekkerdoos B bevindt zich naast de trekhaakkogel onder de achterbumper C. E130345 1. Trekhaakkogel inklappen Steek de sleutel in het kartelwiel en draai deze rechtsom om hem te ontgrendelen. WAARSCHUWINGEN Houd uw handen weg van het kartelwiel, omdat deze tijdens het vergrendelen draait. U hoort een waarschuwingssignaal wanneer de trekhaakkogel niet in een van de vergrendelstanden staat.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel uitklappen WAARSCHUWING U hoort een waarschuwingssignaal wanneer de trekhaakkogel niet in een van de vergrendelstanden staat. Indien u geen waarschuwingssignaal hoort wanneer u de trekhaakkogel beweegt, gebruik dan de trekhaak niet voordat deze door een deskundige is gecontroleerd. E75176 1. Steek de sleutel in het kartelwiel en draai deze rechtsom om hem te ontgrendelen. 2. Trek het kartelwiel uit en draai het linksom tot tegen de aanslag.
Aanhangers trekken • • u het kartelwiel hebt geblokkeerd (linksom) en de sleutel hebt verwijderd de trekhaakkogel is vergrendeld. Deze moet stevig op zijn plaats blijven als er aan getrokken wordt. Onderhoud LET OP De trekhaak en het mechanisme zijn onderhoudsvrij. Smeer ze niet met olie of vet. E75178 Alleen de fabrikant mag aan de trekhaak reparaties uitvoeren of hem demonteren. 4. Draai de trekhaakkogel met de hand vanuit de middelste stand tot tegen de aanslag in de werkstand.
Tips voor het rijden INRIJDEN DOOR WATER RIJDEN Banden Door water rijden WAARSCHUWING LET OP Rijd alleen door water in noodgevallen en niet als normaal wordt gereden. Nieuwe banden hebben een inlooptijd van ongeveer 500 kilometer (300 mijl). Gedurende deze periode kan de auto een andere rijkarakteristiek vertonen. De motor kan beschadigd raken als water het luchtfilter binnendringt.
Nooduitrusting Trek aan de rode hendel en klap de rugleuning neer. EERSTEHULPSET In de opbergruimte onder de vloer bevindt zich een ruimte om een EHBO doos op te bergen. Zie Opbergruimte onder vloer achterin (bladzijde 171). GEVARENDRIEHOEK E130151 Schuif de voorstoel volledig naar achteren. Zie Stoelen (bladzijde 116). NOODUITGANG Als uw auto betrokken is bij een ongeluk, dienen de inzittenden op de derde stoelenrij de auto via de middelste stoel van de tweede stoelenrij te verlaten.
Zekeringen Zekeringenkast laadruimte PLAATSEN ZEKERINGENHOUDERS Zekeringenkast in de motorcompartiment Deze zekeringenkast is aangebracht in de motorruimte. Zie Onderhoud (bladzijde 193). Zekeringkast in de passagiersruimte E130147 EENZEKERINGVERVANGEN WAARSCHUWINGEN Wijzig de elektrische installatie van de wagen op geen enkele wijze. Laat reparaties aan de elektrische installatie en het vervangen van relais en zekeringen voor hoge stroomsterktes door een goed opgeleide monteur uitvoeren.
Zekeringen N.B.: Er zit een zekeringentrekker in de zekeringenkast van de motorruimte.
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 14 40 15 - 16 40 Voorruitverwarming (linkerzijde) 17 20 Standverwarming 18 20 Ruitenwissers 19 5 ABS/ESP-module 20 15 Claxon 21 5 Remlichtschakelaar 22 15 Accubewakingssysteem 23 5 Relaisspoelen, module verlichtingsschakelaar 24 15 Voedingsuitgang achter 25 10 Elektrisch verstelbare buitenspiegels 26 15 Computer motorregeling (PCM) 27 15 Koppeling van compressor airconditioning 28 - 29 25 30 5 Regeleenheid motor
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 40 5 41 20 Carrosserieregeleenheid 42 15 Achterruitwisser 43 15 Hoogteverstelling koplamplichtbundels 44 - 45 10 Verwarmde spuitmonden 46 25 Elektrisch bediende ruiten (voor) 47 7,5 Verwarmbare buitenspiegels 48 15 Verdamper Elektronische stuurbekrachtiging Niet in gebruik 185
Zekeringen Zekeringkast in de passagiersruimte E129926 186
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 56 20 57 - Niet in gebruik 58 - Niet in gebruik 59 5 Passief anti-diefstalsysteem (PATS) 60 10 Interieurlamp, schakelaarset bestuurdersportier, handschoenenkastje 61 20 Aansteker, voedingsaansluiting tweede stoelenrij 62 5 Regensensormodule, binnenspiegel 63 - Niet in gebruik 64 - Niet in gebruik 65 10 Achterklepontgrendeling 66 20 Bestuurdersportierslot, dubbele vergrendeling 67 7,5 Informatie- en entertainmentdisplay 68
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 81 5 Bewegingssensor interieur, RF-ontvanger, zonnekleppen 82 20 Massa sproeierpomp 83 20 Massa centrale vergrendeling 84 20 Massa bestuurdersportierslot en dubbele vergrendeling 85 7,5 Radio, navigatiesysteem, deactiveringsschakelaar passagiersairbag, schakelaar voorstoelverwarming, standverwarming, verwarmingsmodule handmatig bediende airconditioning 86 10 Veiligheidssysteem 87 - Niet in gebruik 88 - Niet in gebruik 89 - Niet in g
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 4 25 Portiermodule (linksvoor) (elektrisch bediende ruiten, centrale vergrendeling, inklapbare buitenspiegel, buitenspiegelverwarming) 5 25 Portiermodule (rechtsvoor) (ruit op/neer, centrale vergrendeling, inklapbare spiegel, spiegelverwarming) 6 25 Portiermodule (linksachter) (ruit op/neer) 7 25 Portiermodule (rechtsachter) (ruit op/neer) 8 10 Alarmclaxon Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel 9 25 10 - Niet in gebruik 11 - Niet in ge
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 29 5 Informatiesysteem dode hoek 30 5 Parkeerhulpmodule 31 5 Achteruitkijkcamera 32 5 Omvormer 33 - Niet in gebruik 34 15 Verwarming bestuurdersstoel Verwarming passagiersstoel, voor 35 15 36 - 37 20 38 - Niet in gebruik 39 - Niet in gebruik 40 - Niet in gebruik 41 - Niet in gebruik 42 - Niet in gebruik 43 - Niet in gebruik 44 - Niet in gebruik 45 - Niet in gebruik 46 - Niet in gebruik Niet in gebruik Zonnes
Bergen van de auto Sleepoog, achter SLEEPPUNTEN Locatie sleepoog Het afneembare sleepoog bevindt zich in het bagagecompartiment. Het sleepoog moet altijd in de wagen worden meegenomen. Sleepoog aanbrengen LET OP Het afneembare sleepoog heeft linkse schroefdraad. Draai het linksom om het vast te zetten. Zorg ervoor dat het sleepoog volledig wordt vastgezet. N.B.: Bij wagens met een trekhaak kan het sleepoog aan de achterzijde niet worden aangebracht. Gebruik de trekhaak voor het slepen van een auto.
Bergen van de auto LET OP Te veel spanning op de sleepkabel kan schade toebrengen aan uw en aan de trekkende auto. LET OP Sleep uw auto niet als de omgevingstemperatuur lager is dan 0 ºC. Zet de versnellingsbak in neutraal wanneer uw auto wordt gesleept. In geval van pech of een mechanische storing mag niet gebruik worden gemaakt van afzonderlijke asdragers. De auto moet worden gesleept met ALLE wielen op het wegdek of worden vervoerd met ALLE wielen van het wegdek op een vlakke ondergrond.
Onderhoud Dagelijkse controles ALGEMENE INFORMATIE • • • Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford Erkende Reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De speciaal opgeleide monteurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren.
Onderhoud Trek de motorkap iets omhoog en beweeg de veiligheidshaak naar boven toe. DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN De motorkap openen E73698 E87786 Open de motorkap en ondersteun deze met de steunstang. De motorkap sluiten WAARSCHUWING Zorg dat de motorkap goed wordt gesloten. Laat de motorkap zakken en vanaf een hoogte van 20 – 30 cm dichtvallen.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6 L DURATEC-16V (SIGMA)/1,6 L DURATEC-16V TI-VCT (SIGMA) A B C I D E F H G E130030 * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 199). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 200). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 199).
Onderhoud 1 H Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 199). I Vloeistofreservoir ruitensproeiers : Zie Ruitensproeiervloeistof controleren (bladzijde 200). * 1 Voor een gemakkelijke herkenbaarheid zijn alle vuldoppen en de motoroliepeilstaaf met een kleur gemarkeerd. OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL A I B C D E F H G E130031 * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 199).
Onderhoud D * Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur links) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 200). E Accu: Zie Accu van de auto (bladzijde 205). F Zekeringenkast in motorcompartiment: Zie Zekeringen (bladzijde 182). G Luchtfilter: geen onderhoud vereist. H Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 199). I Vloeistofreservoir ruitensproeiers : Zie Ruitensproeiervloeistof controleren (bladzijde 200).
Onderhoud * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 199). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 200). C Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 199). D Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur links) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 200). * 1 * E Accu: Zie Accu van de auto (bladzijde 205).
Onderhoud Verwijder de vuldop. MOTOROLIECONTROLEREN LET OP LET OP Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. Gebruik geen additieven of andere smeermiddelen. Onder bepaalde omstandigheden kunnen deze de motor beschadigen. Vul vloeistof bij die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 201). N.B.: Het olieverbruik van nieuwe motoren bereikt zijn normale waarde na ongeveer 5.000 kilometer (3.000 mijl). Draai de vuldop er weer op.
Onderhoud CONTROLE VLOEISTOFPEIL KOPPELING EN REMSYSTEEM WAARSCHUWINGEN Verwijder de vuldop niet bij draaiende motor. Verwijder de vuldop niet wanneer de motor heet is. Laat de motor eerst afkoelen. WAARSCHUWINGEN Voorkom dat de vloeistof in contact komt met de huid of de ogen. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw huisarts.
Onderhoud TECHNISCHE SPECIFICATIE Vloeistoffen LET OP Gebruik geen vloeistoffen die niet aan de gedefinieerde specificaties of eisen voldoen. Gebruik van een ongeschikte vloeistof kan beschadiging tot gevolg hebben, hetgeen niet onder de Garantie valt.
Onderhoud Inhouden Variant Alle - Grand C-MAX Nr. Inhoud in liter (gallons) Brandstoftank 60 (13,2) Auto's met benzinemotor Brandstoftank C-MAX 55 (12,1) 1.6L Duratorq-TDCi - CMAX Brandstoftank 53 (11,7) 2.
Verzorging van de auto Achterruit reinigen REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO LET OP Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen op de binnenzijde van de achterruit te reinigen. WAARSCHUWING Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit. Gebruik een schone, niet pluizende doek of een vochtige zeem om de binnenzijde van de achterruit te reinigen.
Verzorging van de auto Lakbeschadigingen door steenslag of kleine krasjes moeten zo spoedig mogelijk worden hersteld. Uw Ford dealer heeft een grote keuze aan producten. Lees en volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant op. REINIGEN VAN BINNENZIJDE AUTO Veiligheidsgordels WAARSCHUWINGEN Gebruik voor het reinigen geen schurende middelen of chemische oplosmiddelen. Let er op dat geen vocht in het oprolmechanisme komt. Reinig de veiligheidsgordels met een interieurreiniger of water met een zachte spons.
Accu van de auto 1. Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar niet raken. 2. Zet het contact van beide wagens af en schakel alle stroomverbruikers uit. 3. Verbind de plus (+) pool van auto B met de plus (+) pool van auto A (kabel C). 4. Verbind de min (-) pool van auto B met de massa-aansluiting van auto A (kabel D). Zie Aansluitpunten van de accu (bladzijde 206). GEBRUIK VAN STARTKABELS LET OP Verbind alleen accu's met dezelfde nominale spanning met elkaar.
Accu van de auto AANSLUITPUNTEN VAN DE ACCU E130431 LET OP Sluit de kabel niet aan op de minpool (–) van de ontladen accu.
Velgen en banden ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWINGEN Leg zo kort mogelijke afstanden af. LET OP Gebruik uitsluitend banden en velgen met de goedgekeurde maat. Het gebruik van andere maten kan schade aan de auto tot gevolg hebben en kan de typegoedkeuring ongeldig maken. Monteer nooit meer dan één reservewiel tegelijk. Monteer op dit wiel geen sneeuwketting. Rijd met dit wiel niet een automatische wasstraat in.
Velgen en banden Kriksteunpunten Het verdient aanbeveling een hydraulische garagekrik te gebruiken wanneer u bijv. de zomerbanden door winterbanden vervangt. LET OP Gebruik uitsluitend de aangegeven kriksteunpunten. Wanneer u andere punten gebruikt kan dit de carrosserie, de stuurinrichting, de wielophanging, de motor, het remsysteem of de brandstofleidingen beschadigen. N.B.: Gebruik een krik met een minimum hefvermogen van 1,5 ton en een krikkop met een diameter van minimaal 80 mm (3,1 inch).
Velgen en banden Wielmoersleutel monteren A Type 1 WAARSCHUWING Let erop dat uw vingers niet vast komen te zitten wanneer de verlenging van de wielmoersleutel in de originele positie wordt teruggebracht. E93302 N.B.: Zorg dat de wielmoersleutel volledig is verlengd. Kleine pijlvormige markeringen op de dorpels A duiden de kriksteunpunten aan. E122546 Verleng de wielmoersleutel. Type 2 LET OP Het afneembare sleepoog heeft linkse schroefdraad. Draai het linksom om het vast te zetten.
Velgen en banden Wieldop verwijderen WAARSCHUWINGEN Zet het contact af en schakel de parkeerrem in. Type 1 Steek het platte einde van de wielmoersleutel tussen de velg en de wieldop en verwijder de wieldop voorzichtig. Schakel de eerste versnelling of de achteruit in wanneer uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak. Selecteer stand 'P' wanneer deze met een automatische transmissie is uitgerust. Type 2 Laat de inzittenden uitstappen.
Velgen en banden LET OP Bevestig lichtmetalen velgen niet met moeren die voor stalen velgen zijn bestemd. N.B.: De wielmoeren voor lichtmetalen velgen en stalen spaakvelgen kunnen gedurende korte tijd worden gebruikt voor het vastzetten van de stalen velg van het reservewiel (maximaal twee weken). 1 N.B.: Zorg ervoor dat de contactvlakken tussen de velg en de naaf vrij zijn van vreemde voorwerpen. N.B.: Zorg ervoor dat de conische zijde van de wielmoeren naar de velg is gekeerd. 2 1. Breng het wiel aan.
Velgen en banden 6. Draai de wielmoeren in de aangegeven volgorde definitief vast. Zie Technische specificatie (bladzijde 218). 7. Breng de wieldop aan met de bal van uw hand. Met de bandenreparatieset kunt u de meeste gaatjes dichten [tot een diameter van zes millimeter], waarna u tijdelijk verder kunt rijden. Let op het volgende bij het gebruik van de set: • WAARSCHUWING Laat het aanhaalmoment van de wielmoeren en de bandenspanning zo spoedig mogelijk controleren.
Velgen en banden • • • • • • Parkeer uw wagen zodanig langs de kant van de weg dat u het verkeer niet belemmert en dat u in staat bent de set te gebruiken zonder in gevaar te komen. Trek, zelfs wanneer u op een vlakke ondergrond geparkeerd staat, de handrem aan om te waarborgen dat de auto niet in beweging kan komen. Probeer geen vreemde voorwerpen, zoals spijkers of schroeven, uit de band te verwijderen.
Velgen en banden A K 1. I H C D E94973 G F A Beschermkap B Aflaatklep C Slang D Oranje dop E Flessenhouder F Drukmeter G Stekker met kabel H Compressorschakelaar I Label Flessendop Fles afdichtmiddel Open het deksel van de bandenreparatieset. 2. Trek het label I waarop de maximaal toelaatbare snelheid van 80 km/h (50 mph) vermeld staat van het huis en maak het binnen het gezichtsveld van de bestuurder vast op het instrumentenpaneel.
Velgen en banden 13. Neem de stekker G uit de aansluiting van de aansteker of het extra elektrisch aansluitpunt. 14. Draai de slang C snel van het ventiel los en breng de beschermdop A aan. Draai het ventieldopje vast. 15. Laat de fles afdichtmiddel K in de flessenhouder E zitten. Zorg ervoor dat de set, de flessendop en de oranje dop veilig worden opgeborgen, maar makkelijk bereikbaar zijn. De set kan weer nodig zijn wanneer u de bandenspanning controleert.
Velgen en banden Lege flessen afdichtmiddel mogen samen met het huishoudelijk afval worden afgevoerd. Breng resten afdichtmiddel naar uw dealer of voer ze af volgens de lokale richtlijnen. GEBRUIK VAN WINTERBANDEN LET OP Controleer of u de velgen met de winterbanden met het correcte type wielmoeren hebt bevestigd. VERZORGING VAN BANDEN Indien winterbanden zijn gemonteerd, controleer dan of de bandenspanning correct is. Zie Technische specificatie (bladzijde 218).
Velgen en banden Uitvoeringen met stabiliteitsregeling (ESP) Het detectiesysteem bandenspanningsverlies waarschuwt ingeval van een luchtdrukwijziging in een van de banden. Dit vindt plaats via de ABS-sensoren die de rollende omtrek van de wielen registreren. Wanneer de rollende omtrek verandert, dan geeft dit een lage spanning aan in een band. Er wordt een waarschuwingsbericht weergegeven in de informatiedisplay en de berichtencontrolelamp gaat branden. Zie Infoberichten (bladzijde 97).
Velgen en banden N.B.: Zet het contact aan. 1. Informatie > Leegloopdetectie 2. Houd de knop OK ingedrukt tot er een bevestiging verschijnt. Navigeer m.b.v.
Velgen en banden Normale belasting Uitvoering Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (psi) bar (psi) bar (psi) bar (psi) Auto's met benzinemotor 215/50 R 17 2,1 (31) 2,1 (31) 2,5 (36) 2,8 (41) 1,6L Duratorq-TDCi (DV) dieselmotor 215/50 R 17 2,3 (33) 2,1 (31) 2,5 (36) 2,8 (41) 2,0L Duratorq-TDCi (DW) Diesel 215/50 R 17 2,4 (35) 2,1 (31) 2,5 (36) 2,8 (41) Auto's met benzinemotor 235/40 R 18 2,1 (31) 2,1 (31) 2,6 (38) 2,9 (42) 1,6L Duratorq-TDCi (DV) dieselmo
Velgen en banden Normale belasting Uitvoering Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (psi) bar (psi) bar (psi) bar (psi) 1,6L Duratorq-TDCi (DV) dieselmotor 215/50 R 17 2,3 (33) 2,1 (31) 2,6 (38) 2,8 (41) 2,0L Duratorq-TDCi (DW) Diesel 215/50 R 17 2,4 (35) 2,1 (31) 2,6 (38) 2,8 (41) Auto's met benzinemotor 235/40 R 18 2,2 (32) 2,1 (31) 2,6 (38) 2,9 (42) 1,6L Duratorq-TDCi (DV) dieselmotor 235/40 R 18 2,1 (31) 2,1 (31) 2,6 (38) 2,9 (42) 2,0L Duratorq-TDCi (
Velgen en banden Normale belasting Uitvoering Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (psi) bar (psi) bar (psi) bar (psi) Auto's met benzinemotor 235/40 R 18 2,1 (31) 2,1 (31) 2,6 (38) 2,9 (42) 1,6L Duratorq-TDCi (DV) dieselmotor 235/40 R 18 2,1 (31) 2,1 (31) 2,6 (38) 2,9 (42) 2,0L Duratorq-TDCi (DW) Diesel 235/40 R 18 2,4 (35) 2,1 (31) 2,6 (38) 2,9 (42) * Breng alleen sneeuwkettingen aan op gespecificeerde banden.
Velgen en banden Normale belasting Uitvoering Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (psi) bar (psi) bar (psi) bar (psi) 1,6L Duratorq-TDCi (DV) dieselmotor 235/40 R 18 2,1 (31) 2,1 (31) 2,7 (39) 3,2 (46) 2,0L Duratorq-TDCi (DW) Diesel 235/40 R 18 2,5 (36) 2,1 (31) 2,7 (39) 3,2 (46) 222
Voertuigidentificatie VOERTUIGIDENTIFICATIEPLAATJE VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER (VIN) N.B.: Het ontwerp van het identificatieplaatje kan afwijken van het getoonde plaatje. N.B.: De informatie op het identificatieplaatje is afhankelijk van de vereisten per land. B A E87496 E D Het Voertuig Identificatie Nummer (chassisnummer) is rechtsvoor naast de voorstoel in de bodemplaat ingeslagen. Het is ook op de linkerzijde van het instrumentenpaneel vermeld.
Technische specificaties TECHNISCHE SPECIFICATIE Afmetingen van de auto D A C E B E130083 C-MAX Punt Beschrijving van afmeting Afmeting in mm (inches) A Totale lengte 4 380 (172,4) 224
Technische specificaties Punt Beschrijving van afmeting Afmeting in mm (inches) B Totale breedte inclusief buitenspiegels 2 067 (81,4) C Totale hoogte - EC rijklaargewicht 1 595 - 1 626 (62,8 - 64,0) D Wielbasis 2 648 (104,2) E Spoorbreedte, voor 1 544 - 1 559 (60,8 - 61,4) E Spoorbreedte, achter 1 554 - 1 569 (61,2 - 61,8) Punt Beschrijving van afmeting Afmeting in mm (inches) A Totale lengte 4 520 (177,9) Grand C-MAX B Totale breedte inclusief buitenspiegels 2 067 (81,4) C Tot
Technische specificaties Afmetingen trekhaak A B C E D F G E130084 226
Technische specificaties Punt Beschrijving van afmeting Afmeting in mm (inches) A Bumper – achterzijde trekhaakkogel 111 (4,4) B Bevestigingspunt - hart trekhaakkogel (C-MAX) 4 (0,1) B Bevestigingspunt - hart trekhaakkogel (Grand C-MAX) 5 (0,2) C Hart wiel – hart trekhaakkogel 925 (36,4) D Hart trekhaakkogel – langsbalk 518 (20,4) E Afstand tussen de langsbalken 1 036 (40,8) F Hart trekhaakkogel – hart 1e bevestigingspunt 426 (16,8) G Hart trekhaakkogel – hart 2e bevestigingspunt
Introductie navigatie ALGEMENE INFORMATIE LET OP Reinig de unit niet met oplosmiddelen of spuitbussen. Gebruik alleen een vochtige doek. Druk op de betreffende toets op het front in om toegang te krijgen tot de systeemfuncties. Hierdoor komt u in de geselecteerde modus. Steek geen vreemde voorwerpen in de unit of sleuf voor de mediakaart. Een uur modus Breng niet meer dan één CD tegelijk aan. Om de accu niet te ontladen, kan het systeem in een één uur modus worden bediend.
Introductie navigatie WAARSCHUWINGEN Gebruik het systeem niet voordat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bediening ervan. Bekijk de systeemdisplay alleen wanneer de rijomstandigheden dit toelaten. Veiligheidsinformatie Lees de volgende veiligheidsmaatregelen en volg deze op. Wanneer u dit nalaat wordt de kans op een aanrijding en lichamelijk letsel verhoogd. Ford Motor Company is niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het niet opvolgen van deze richtlijnen.
Introductie navigatie Micro SD-kaart installeren INTRODUCTIE NAVIGATIE Auto's met mobiel navigatiesysteem LET OP 1 Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. N.B.: Aan het versturen en ontvangen van tekstberichten zijn kosten verbonden. 2 N.B.: Raadpleeg de handleiding bij uw telefoon voor alle telefoonfuncties en de werking van de functies. E114212 N.B.: Bewaar de activeringscode (afgedrukt op de gebruikershandleiding) op een veilige plaats. 1.
Introductie navigatie Basiswerking 1. Druk op de toets NAV of MENU voor toegang tot de menustructuur. 2. Gebruik de pijltoetsen omhoog, omlaag, naar links en naar rechts en navigeer door de verschillende keuzelijsten. 3. Druk op de OK toets om de keuze te activeren. E114213 2. Schakel uw mobiele telefoon in en start de Ford Mobile Navigation. 3. Kies Selecteer navigatie. 4. Kies Adres. 5. Wijzig de route-opties indien nodig en start de routebegeleiding. 6.
Introductie navigatie Voorbeeld van een route invoeren Hoofdscherm navigatie • Druk op de toets NAV om het navigatiesysteem te selecteren. De waarschuwing wordt weergegeven. Lees de waarschuwing en druk op de OK toets om het systeem te gebruiken. Scherm voor het invoeren van de bestemming • Gebruik de pijltoetsen omhoog en omlaag en navigeer naar Best. invoeren. • Druk op de OK toets om de keuze te activeren. N.B.: Er wordt een lijst met verschillende opties weergegeven. • • • Begin vanaf de bovenzijde.
Overzicht navigatie-unit OVERZICHT NAVIGATIEEENHEID A Beschrijvingen voor functietoetsen 1-4 Functietoetsen 1 tot en met 4 zijn contextafhankelijk en wijzigen als functie van de huidige audio-unitmodus. Beschrijvingen voor de functies worden aan de onderzijde van het display weergegeven.
Overzicht navigatie-unit Auto's met CD-SD navigatiesysteem A B C E D F G V U H T S I R J Q K P N O M L E129241 A CD-uitwerptoets. B Navigatiepijlen. C CD-sleuf. D OK. E Informatie. F Kaart selecteren. Zie Routeweergaven (bladzijde 243). G Menu selecteren. Zie Systeeminstellingen (bladzijde 239). H Telefoontoetsenblok en stationsvoorkeuzetoetsen. Zie Werking van de audio-installatie (bladzijde 255). Zie Menu's audio-installatie (bladzijde 258). Zie Telefoon (bladzijde 267).
Overzicht navigatie-unit J Verkeersberichten. Zie Traffic Message Channel (verkeersberichtenkanaal) (bladzijde 245). K Functie 4. L Functie 3. M Opwaarts zoeken. CD-nummerkeuze. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 255). Zie Nummer selecteren (bladzijde 260). N Aan/uit en volumeknop. Zie Aan/uit toets (bladzijde 255). O Neerwaarts zoeken. CD-nummerkeuze. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 255). Zie Nummer selecteren (bladzijde 260). P Functie 2. Q Functie 1. R Telefoon selecteren.
Overzicht navigatie-unit Auto's met Sony CD-SD navigatiesysteem A B C D E F G Y X H W I V J U K T L S R Q P O N M E129242 A Aan/uit regeling. Zie Aan/uit toets (bladzijde 255). B Navigatie selecteren. Zie Systeeminstellingen (bladzijde 239). C Telefoontoetsenblok en stationsvoorkeuzetoetsen. Zie Werking van de audio-installatie (bladzijde 255). Zie Menu's audio-installatie (bladzijde 258). Zie Telefoon (bladzijde 267). D CD-sleuf. E Navigatiepijlen. F Kaart selecteren.
Overzicht navigatie-unit J Opwaarts zoeken. CD-nummer selecteren, oproep beëindigen. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 255). Zie Nummer selecteren (bladzijde 260). Zie Gebruik maken van de telefoon (bladzijde 269). K Home selecteren. Zie Systeeminstellingen (bladzijde 239). L Verkeersberichten. Zie Traffic Message Channel (verkeersberichtenkanaal) (bladzijde 245). M Functie 4. N Geluid selecteren. Zie Volumeknop (bladzijde 255). O Functie 3. P OK. Q Functie 2. R Menu selecteren.
Overzicht navigatie-unit NAVIGATIEDATA LADEN Navigatiedata laden E129900 1. Plaats de SD-navigatiekaart in de opening. 2. Druk op de NAV toets. De waarschuwing verkeersveiligheid wordt weergegeven in de display. 3. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste functie te selecteren. 4. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen. Raadpleeg uw dealer voor nieuwe uitgaven van kaarten en het opwaarderen van het systeem.
Systeeminstellingen N.B.: Druk bij auto's met een Sony CD-SD navigatiesysteem op de HOME toets, waarna het systeem de routebegeleiding naar het thuisadres in de lijst automatisch start. SYSTEEMINSTELLINGEN De meest belangrijke instellingen van uw navigatiesysteem zijn via de MENU of NAV toets bereikbaar. In de volgende rubriek worden de diverse opties en het gebruik ervan beschreven. Laatste best.
Systeeminstellingen Menustructuur - Informatie- en entertainmentdisplay - Alle auto's Routeopties Via deze functie kunt u de route aanpassen aan uw specifieke reisvereisten (bijvoorbeeld de snelste of meest economische route selecteren of een route selecteren waarbij tunnels, seizoenswegen en tolwegen worden vermeden). Audio-instellingen Adaptief volume Via deze functie kunt u het volume aanpassen ter compensatie van motoren verkeersgeluiden. U kunt deze functie in- en uitschakelen.
Systeeminstellingen Alternatieve frequenties N.B.: GPS-tijd moet zijn geselecteerd. Via deze functie kunt u zoeken en schakelen naar het sterkste zendersignaal tijdens navigeren van het ene zendergebied naar het andere. 24-uurs Via deze functie kunt u het systeem instellen op de 12- en 24-uurs modus. Alt. frequentie Deze functie regelt het gedrag van AF door tussen regionale netwerken van een hoofdzender te schakelen.
Navigatiesysteem MENU ROUTE-OPTIES Sportief U kunt een aantal opties invoeren die de geplande route veranderen. Via deze optie wordt prioriteit gegeven aan de route voor een bestuurder met een sportieve rijstijl naar uw reisdoel. Met behulp van de pijltoetsen omhoog, omlaag, naar links en naar rechts kunt u in de lijst selecteren welke verkeersfuncties moeten worden vermeden of worden opgenomen in de route door de functie in of uit te schakelen.
Navigatiesysteem Veer/autotrein U kunt de wijze waarop de kaart wordt weergegeven veranderen, door in- of uit te zoomen en de oriëntatie-instellingen te wijzigen. Druk op de betreffende functietoetsen om de schaalverdeling van de kaart te wijzigen en gebruik de linker en rechter pijltoetsen om in of uit te zoomen. De actuele schaalverdeling wordt op de display weergegeven.
Navigatiesysteem WAARSCHUWING Vertrouw tijdens het navigeren niet op de aanwijzingen op het scherm. Luister altijd naar de navigatiestem en houd uw aandacht bij de weg voor u.
Traffic Message Channel (verkeersberichtenkanaal) TMC berichten gebruiken WERKING Om TMC berichten opnieuw te bekijken, kunt u hetzij een scherm kiezen dat alleen berichten toont die betrekking hebben op uw geprogrammeerde route, of een scherm dat alle ontvangen berichten toont. Traffic Message Channel (TMC) radiostations zenden op de FM-band uit. TMC is een systeem dat verkeersberichten ontvangt, die kunnen worden gebruikt voor het plannen van alternatieve routes en het voorkomen van oponthoud.
Kaartupdates KAARTUPDATES Het netwerk van wegen verandert voortdurend door de aanleg van nieuwe wegen, verandering van de classificatie, enz. Daardoor is het mogelijk dat de klantgegevens in het systeem niet altijd exact overeenkomen met de werkelijkheid. De wegenkaartinformatie wordt regelmatig bijgewerkt, maar alle gebieden zijn niet tot op hetzelfde niveau gedekt. Sommige wegen, vooral privé wegen, zijn soms niet in de database verwerkt.
Inleiding audio-installatie Labels op de audio-installatie BELANGRIJKE AUDIOINFORMATIE WAARSCHUWINGEN Door technische verschillen kunnen opneembare CD’s (CD-R's) en opnieuw beschrijfbare CD’s (CD-RW's) mogelijk niet correct functioneren. E66256 Deze radio / CD-spelers spelen CD's af die voldoen aan de standaard audiospecificaties van het International Red Book. CD’s met een kopieerbeveiliging van sommige fabrikanten voldoen niet aan deze standaard en het afspelen ervan kan niet worden gegarandeerd.
Overzicht audio-installatie N.B.: Audio-units zijn voorzien van een geïntegreerd multifunctioneel display boven de CD-sleuf. Hierop wordt belangrijke informatie weergegeven over de bediening van de audio-unit. Daarnaast bevinden zich rondom het display diverse pictogrammen die oplichten wanneer een functie actief is (bijvoorbeeld CD, Radio of Aux.) OVERZICHT AUDIOINSTALLATIE Type 1 A B C D O E F N M L G K J I H E130324 A CD-uitwerptoets. Zie CD-speler (bladzijde 260). B Navigatiepijlen.
Overzicht audio-installatie F Verkeersberichten. Zie Regeling functie verkeersinformatie (bladzijde 256). G Stationsvoorkeuzetoetsen. Zie Voorkeuzetoetsen (bladzijde 256). H Opwaarts zoeken. CD-nummerkeuze. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 255). Zie Nummer selecteren (bladzijde 260). I Aan/uit en volumeknop. J Neerwaarts zoeken. CD-nummerkeuze. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 255). Zie Nummer selecteren (bladzijde 260). K Menu selecteren. L Klanktoets. Zie Volumeknop (bladzijde 255).
Overzicht audio-installatie A B C D E F T S G R Q H P O N M L K J I E130142 A CD-uitwerptoets. Zie CD-speler (bladzijde 260). B Navigatiepijlen. C CD-sleuf. Zie CD-speler (bladzijde 260). D OK. E Informatie. F Verkeersberichten. Zie Regeling functie verkeersinformatie (bladzijde 256). G Klanktoets. Zie Volumeknop (bladzijde 255). H Telefoontoetsenblok en stationsvoorkeuzetoetsen. Zie Gebruik maken van de telefoon (bladzijde 269). Zie Voorkeuzetoetsen (bladzijde 256).
Overzicht audio-installatie L Aan/uit en volumeknop. M Neerwaarts zoeken. CD-nummerkeuze. Zie Station afstemtoetsen (bladzijde 255). Zie Nummer selecteren (bladzijde 260). N Functie 2. O Functie 1. P Menu selecteren. Q Telefoonmenu. Zie Telefoon (bladzijde 267). R Extra ingang, USB en iPod selecteren. Zie Aansluiting Auxiliary ingang (AUX IN) (bladzijde 134). Zie Ingangsaansluiting (AUX IN) (bladzijde 265). Zie Verbinding (bladzijde 288). S Radio en golfband selecteren.
Overzicht audio-installatie A B C D E F G Y X H W I V J U K T L S R Q P O N M E129074 A Aan/uit regeling. B Display selecteren. C Telefoontoetsenblok en stationsvoorkeuzetoetsen. Zie Gebruik maken van de telefoon (bladzijde 269). Zie Voorkeuzetoetsen (bladzijde 256). D CD-sleuf. Zie CD-speler (bladzijde 260). E Navigatiepijlen. F DSP selecteren. Zie Digitale signaalverwerking (DSP) (bladzijde 258). G CD-uitwerptoets. Zie CD-speler (bladzijde 260). H Informatie. I Klok.
Overzicht audio-installatie K Geluid uitschakelen. L Verkeersberichten. Zie Regeling functie verkeersinformatie (bladzijde 256). M Functie 4. N Klanktoets. Zie Volumeknop (bladzijde 255). O Functie 3. P OK. Q Functie 2. R Menu selecteren. S Functie 1. T Telefoonmenu. Zie Telefoon (bladzijde 267). U Extra ingang selecteren. Zie Aansluiting Auxiliary ingang (AUX IN) (bladzijde 134). Zie Ingangsaansluiting (AUX IN) (bladzijde 265). V Neerwaarts zoeken. CD-nummerkeuze.
Beveiliging van uw audio-installatie BEVEILIGINGSCODE Elke installatie heeft een unieke code die gekoppeld is aan het chassisnummer (VIN). Het systeem controleert automatisch of de audio-installatie en de auto overeenkomen, voordat het gebruik wordt toegestaan. Als een veiligheidscodemelding verschijnt, neem dan contact op met uw dealer.
Werking van de audio-installatie AAN/UIT TOETS STATION AFSTEMTOETSEN Druk op de aan/uit knop. Hierdoor kan het toestel nog een uur nadat het contact is afgezet worden gebruikt. Zoeken Selecteer een frequentieband en druk kort op een van de zoektoetsen. Het toestel stopt bij het eerste radiostation dat in de door u gekozen richting wordt gevonden. Na een uur schakelt het radiotoestel automatisch uit.
Werking van de audio-installatie 2. Selecteer de modus RADIO en vervolgens SCAN. 3. Gebruik de zoektoetsen om de geselecteerde frequentieband op- of neerwaarts af te zoeken. 4. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.: Wanneer u naar een ander deel van het land rijdt, wordt de informatie van FM radiostations die op een andere frequentie uitzenden en onder een voorkeuzetoets zijn opgeslagen, automatisch geactualiseerd met de correcte frequentie voor dat gebied.
Werking van de audio-installatie Verkeersberichten beëindigen Wanneer u reeds op een radiostation had afgestemd dat verkeersinformatie uitzendt, verschijnt ook 'TP' op het display. Anders gaat de unit zoeken naar een station dat verkeersinformatie uitzendt. Aan het einde van een verkeersbericht gaat de audio-installatie weer door met zijn normale werking. Om een verkeersbericht voortijdig af te breken, drukt u tijdens het verkeersbericht op TA of TRAFFIC.
Menu's audio-installatie 4. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren. 5. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen. 6. Druk op de toets MENU om terug te keren. AUTOMATISCHE VOLUMEREGELING Indien van toepassing, past de automatische volumeregeling (AVC) het geluidsvolume aan, om geluiden van de motor en het wegdek te compenseren. 1. 2. 3. 4. 5. Druk op de MENU toets en kies AUDIO. Kies AVC LEVEL of ADAPTIVE VOL.
Menu's audio-installatie Onder bepaalde omstandigheden kan door het afstemmen op alternatieve frequenties (AF) de normale ontvangst tijdelijk worden onderbroken. REGIONALE MODUS (REG) De regionale modus (REG) regelt het gedrag van AF door tussen regionale netwerken van een hoofdzender te schakelen. Een zender kan over een groot netwerk beschikken dat in een groot gedeelte van het land te ontvangen is.
CD-speler CD AFSPELEN VERSNELD VOORUIT/ACHTERUIT N.B.: Tijdens het afspelen wordt de CD, het nummer en de verstreken tijd van het nummer op het display weergegeven. Houd de zoeken omlaag of omhoog toets ingedrukt om achteruit of vooruit binnen de nummers op de CD te gaan. Druk tijdens radio-ontvangst eenmaal op de toets CD om de CD-weergave te starten. SHUFFLE/RANDOM (DOOR ELKAAR/WILLEKEURIG) Het afspelen start onmiddellijk wanneer een CD wordt geladen.
CD-speler Wanneer een MP3-CD wordt afgespeeld, bestaan de opties uit HERHALEN van het nummer of van alle nummers in de map. N.B.: Wanneer een MP3-CD wordt afgespeeld, bestaan de opties uit SCANNEN van de hele CD of van alleen de nummers in de map. Door meerdere keren op functietoets 3 te drukken wordt tussen deze opties gewisseld. Type 2 en 3 2. Druk op functietoets 3 om de scanmodus te stoppen. 2. Selecteer REPEAT waarna de functie kan worden in- of uitgeschakeld. Het nummer wordt na afloop herhaald.
CD-speler • Denk aan deze beperkingen voor Joliet of Romeo in het geëxpandeerde format wanneer u de software voor uw CD-brander configureert. Multi session • Deze opnamemethode maakt het mogelijk gegevens met behulp van de Track-At-Once methode toe te voegen. Conventionele CD’s beginnen met een CD regelgebied waarvan het begin Lead-in wordt genoemd en het einde Lead-out. Een Multi Session CD is een CD met meerdere sessies, met elk een segment van Lead-in tot Lead-out, dat als één sessie wordt gezien.
CD-speler N.B.: Een map die geen MP3 bestand bevat wordt overgeslagen. • Tip voor het afspelen:om de gewenste volgorde van afspelen aan te duiden, moet vóór de map of de bestandsnaam, het volgnummer (bijv. “01,” “02”) worden ingevoerd, en daarna het nummer op de CD. (De volgorde verschilt afhankelijk van de software die voor het schrijven werd gebruikt.) • • Wanneer een deel van ID3 tag ver.2 (aan het begin van het nummer) wordt overgeslagen, wordt geen geluid weergegeven.
CD-speler N.B.: Hierdoor wordt niet de CD uitgeworpen; het weergeven van de CD wordt alleen onderbroken op de plaats waar de weergave van de radio werd hervat. MP3 WEERGAVE-OPTIES N.B.: Bij units van type 1 kan het nodig zijn meerdere keren op de toets INFO te drukken om alle beschikbare nummerinformatie weer te geven. Druk nogmaals op de CD toets om het afspelen van de CD te hervatten.
Ingangsaansluiting (AUX IN) INGANGSAANSLUITING (AUX IN) N.B.: Stel voor optimale prestaties bij het afspelen van een extra apparaat het volume daarvan hoog. Hierdoor worden storingen gereduceerd wanneer het apparaat wordt aangesloten op de aansluiting voor de sigarenaansteker in de auto. Via de extra ingang (AUX IN), indien aanwezig, kan een extra apparaat zoals een MP3-speler op de audio-installatie van de auto worden aangesloten. Het geluid kan via de luidsprekers in de auto worden weergegeven.
Storingen verhelpen audio-installatie STORINGEN VERHELPEN AUDIO-INSTALLATIE Display van de audio-installatie Rectificatie CONTROLEER CD Algemeen bericht voor storingen tijdens het afspelen van een CD, zoals 'cannot read the CD' (kan CD niet lezen), 'data-CD inserted' (data-CD aangebracht), enz. Controleer of de CD is aangebracht met de juiste zijde naar boven is gekeerd. Reinig de CD of reinig deze opnieuw of vervang de CD door een exemplaar met voor u bekende muziek.
Telefoon ALGEMENE INFORMATIE SETUP BLUETOOTH Voordat u uw telefoon kunt gebruiken moet deze worden gekoppeld aan het telefoonsysteem in de auto. LET OP Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. Telefoons bedienen Er kunnen maximaal zes Bluetooth apparaten aan het systeem in de auto worden gekoppeld. In dit hoofdstuk worden de functies en eigenschappen van het handsfree systeem voor de Bluetooth mobiele telefoon beschreven. N.B.
Telefoon 3. Voer het op de voertuigdisplay weergegeven codenummer in met behulp van de toetsen van de telefoon. Wanneer geen codenummer wordt weergegeven op de display, voer dan het Bluetooth PIN nummer 0000 in met behulp van de toetsen van de telefoon. Voer nu het op de voertuigdisplay weergegeven Bluetooth PIN-nummer in. 4. Als de mobiele telefoon om goedkeuring van de automatische verbinding vraagt, selecteer dan JA. Kantoor E87993 Van een telefoon een actieve telefoon maken N.B.
Telefoon N.B.: Er kunnen maximaal zes apparaten worden gekoppeld. Als er al zes Bluetooth apparaten zijn gekoppeld, moet er één worden ontkoppeld om een nieuw apparaat te kunnen koppelen. N.B.: Indien er naar wordt verwezen kunnen de pijltjestoetsen omhoog/omlaag, de toetsen omhoog/omlaag zoeken en de OK toets worden gebruikt op het stuur of de audio-unit. BEDIENINGSELEMENTEN TELEFOON In dit hoofdstuk worden de telefoonfuncties van de audio-unit beschreven.
Telefoon 5. Druk op de toets OK om het geselecteerde telefoonnummer te kiezen. 6. Druk op de omhoog/omlaag-pijltjestoetsen om het gewenste telefoonnummer te selecteren. 7. Druk op de toets OK. Een nummer kiezen m.b.v. het telefoontoetsenblok Laatst gekozen nummer opnieuw opbellen 1. Druk op de toets PHONE. 2. Kies het nummer met het toetsenbord op de audio-unit. 3. Druk op de toets OK. 1. Druk op de toets PHONE. 2. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag tot REDIAL wordt weergegeven. 3.
Telefoon Een tweede inkomend gesprek beantwoorden 2. Druk op de toetsen omhoog/omlaag tot SELECT PHONE wordt weergegeven. 3. Druk op de toets OK. N.B.: Het eerste inkomende gesprek wordt verbroken en vervangen door het tweede inkomende gesprek. 4. Blader met de toetsen omhoog/omlaag door de verschillende opgeslagen telefoons om de gekoppelde telefoons weer te geven. 5. Druk op de toets OK om de telefoon te selecteren die de actieve telefoon moet worden.
Spraaksturing Probeer geen nieuwe commando's te geven voordat u de piep hebt gehoord. Het spraakbesturingssysteem herhaalt elk gesproken commando. WERKING LET OP Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. Wanneer u niet precies weet hoe u moet doorgaan, zeg dan "HELP" voor hulp of "CANCEL" wanneer u niet wilt doorgaan. De "HELP" functie biedt u alleen een verzameling van de beschikbare commando's.
Spraaksturing • • • • • Spraaklabel telefoon: "MOBILE NAME", "DIAL NUMBER", "DIAL NAME" en "REDIAL" automatische klimaatregeling: "TEMPERATURE", "AUTO MODE", "DEFROSTING/DEMISTING ON" en "DEFROSTING/DEMISTING OFF" radio: "TUNE NAME" extern apparaat (USB): "TRACK" extern apparaat (iPod): "TRACK" Het spraaklabel kan de telefoon, de audio-installatie en het navigatiesysteem ondersteunen door gebruik te maken van de "STORE NAME" functie (naam opslaan).
Spraaksturing "CD PLAYER" "REPEAT FOLDER" ** "REPEAT TRACK" "REPEAT OFF" * Kan als short cut worden gebruikt. ** Alleen beschikbaar als de CD audiogegevensbestanden bevat, zoals MP3. Muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op de CD kiezen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "CD PLAYER" "CD PLAYER" 2 "TRACK" 3 "" "TRACK NUMBER PLEASE" * ** "TRACK " * Kan als short cut worden gebruikt. ** Getallen kunnen ook als max.
Spraaksturing "RADIO" "HELP" "AM" "FM" "TUNE NAME" * "DELETE NAME" "DELETE DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" "STORE NAME" "PLAY" * Kan als short cut worden gebruikt. Afstemfrequentie Met deze functie kunt u met gesproken commando's afstemmen op radiostations. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "AM" "AM FREQUENCY PLEASE" "FM" 3 "FM FREQUENCY PLEASE" "TUNE " * "" * De frequentie kan op verschillende manieren worden ingevoerd.
Spraaksturing • • • • • Naam opslaan "Five thirty one" (531) "Nine hundred" (900) "Fourteen forty" (1440) "Fifteen zero three" (1503) "Ten eighty" (1080) Wanneer u op een radiostation hebt afgestemd, kunt u deze met een naam in het bestand opslaan.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 4 "YES" "DELETED" "NO" "COMMAND CANCELLED" Bestand afspelen Met deze functie kunt u het systeem alle opgeslagen radiostations laten opnoemen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY " Bestand wissen Met deze functie kunt u alle opgeslagen radiostations wissen.
Spraaksturing Auxiliary ingang Met deze functie laat u de audiobron overschakelen op het aangesloten apparaat met auxiliary ingang. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "EXTERNAL DEVICE" "EXTERNAL DEVICE" 2 "LINE IN" "LINE IN" Overzicht Externe apparaten - USB Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden.
Spraaksturing Afspelen USB Met deze functie laat u de audiobron overschakelen op het aangesloten USB-apparaat. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "EXTERNAL DEVICE" "EXTERNAL DEVICE" 2 "USB" "USB" 3 "PLAY" USB-muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op het USB-apparaat kiezen.
Spraaksturing "EXTERNAL DEVICE", "IPOD" "SHUFFLE ALL" "SHUFFLE PLAYLIST" "SHUFFLE OFF" "REPEAT TRACK" "REPEAT OFF" * Kan als short cut worden gebruikt. ** Aan door spraakbesturing geactiveerde afspeellijsten moeten specifieke bestandsnamen worden toegewezen. Zie Algemene informatie (bladzijde 288). iPod-muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op de iPod kiezen in de lijst met alle titels.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 4 "" "PLAYLIST " * Aan door spraakbesturing geactiveerde afspeellijsten moeten specifieke bestandsnamen worden toegewezen. Zie Algemene informatie (bladzijde 288). Overzicht COMMANDO’S TELEFOON Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden.
Spraaksturing Telefoonfuncties Nadat het spraaklabel is uitgesproken kunnen telefoonnummers worden gekozen. Nummer kiezen Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "DIAL NUMBER" "NUMBER PLEASE" 3 "" " CONTINUE?" 4 "DIAL" "DIALLING" "CORRECTION" " CONTINUE?" * * Kan als short cut worden gebruikt. Naam kiezen Nadat het spraaklabel is uitgesproken kunnen telefoonnummers worden gekozen.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "REDIAL" "REDIAL" "CONFIRM YES OR NO" 3 "YES" "DIALLING" "NO" "COMMAND CANCELLED" * * Kan als short cut worden gebruikt. Naam mobiele telefoon Met deze functie kunt u met een spraaklabel toegang krijgen tot de in uw mobiele telefoon opgeslagen telefoonnummers.
Spraaksturing Een telefoonboek aanleggen Nieuwe spraaklabels kunnen worden opgeslagen met het commando "STORE NAME". Deze functie kan worden gebruikt voor het kiezen van een nummer door de naam in plaats van het complete telefoonnummer uit te spreken.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" Bestand wissen Met deze functie kunt u alle ingevoerde gegevens in één keer wissen.
Spraaksturing Overzicht COMMANDO’S KLIMAATREGELING Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden. Airconditioning Met gesproken commando's voor de klimaatregeling kunnen het aanjagertoerental, de temperatuur en de modus worden ingesteld. Niet alle functies zijn in alle autotypen beschikbaar.
Spraaksturing Ontdooien/ontwasemen Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "CLIMATE" "CLIMATE" "DEFROSTING ON/DEMISTING * ON" "DEFROSTING ON/DEMISTING ON" 2 "DEFROSTING OFF/DEMISTING * OFF" "DEFROSTING OFF/DEMISTING OFF" * Kan als short cut worden gebruikt. Temperatuur Met deze functie kunt u de temperatuur instellen.
Verbinding N.B.: Het kan voorkomen dat sommige USB-apparaten met een hoger stroomverbruik incompatibel zijn (bijvoorbeeld sommige grotere harde schijven). ALGEMENE INFORMATIE LET OP Ga voorzichtig te werk bij het omgaan met externe apparaten met blootliggende stekkers (zoals de USB-plug). Vervang altijd de beschermkap/beschermplaat (indien mogelijk). Er bestaat kans op elektrostatische ontlading, wat tot schade aan het apparaat kan leiden. N.B.
Verbinding Als afspeellijsten worden gemaakt, dan dienen deze de correcte bestandspaden gerefereerd aan het USB-apparaat te bevatten. Er wordt aanbevolen de afspeellijst te maken nadat de audiobestanden zijn overgedragen naar het USB-apparaat. Hierna kunnen aangepaste afspeellijsten worden geselecteerd met behulp van spraakregeling. Zie Commando’s audio-unit (bladzijde 273). EXTERN APPARAAT AANSLUITEN Afspeellijsten moeten worden gemaakt in .m3u formaat.
Verbinding • • Sluit de hoofdtelefoonuitgang van de iPod aan op de AUX IN aansluiting. Sluit de USB-kabel van de iPod aan op de USB-aansluiting van de auto. 2. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste functie te selecteren. 3. Druk op de toets OK. Toegang tot nummers kan worden verkregen door vooruit en achteruit te navigeren met behulp van de knoppen op het stuur of rechtstreeks via de knoppen van de audio-unit.
Verbinding • Album E100024 • Artiest E100025 Bestandsnaam "<" voor de lijst geeft aan dat een niveau hoger leesbaar is. Pictogrammen aan de linkerzijde van de nummer-/maptekst geven het type bestand/map aan. Raadpleeg de lijst voor een uitleg van deze pictogrammen. Gebruik voor het navigeren door de inhoud van het USB-apparaat de pijltjestoets omhoog/omlaag om door de lijsten te bladeren en de pijltjestoets links/rechts om binnen de mapstructuur omhoog of omlaag te bladeren.
Verbinding De display toont de nummerinformatie en de volgende andere belangrijke informatie: • Een verticale schuifbalk aan de rechterzijde van de display geeft de huidige positie van het lijstoverzicht aan. • ">" na een ingang geeft aan dat een niveau omlaag leesbaar is (bijvoorbeeld alle albums van een bepaalde artiest). • "<" voor de lijst geeft aan dat een niveau hoger leesbaar is.
Verbinding Druk op functietoets 3 om het volledige apparaat of een afspeellijst te scannen wanneer dit/deze actief is. Druk op de toets INFO of functietoets 4 om het volgende weer te geven: • titel • artiest • album.
Bijlagen www.novero.com/declaration_of_conformity TYPEGOEDKEURINGEN Het woord, het merk en de logo's Bluetooth zijn eigendom van Bluetooth SIG Inc. en de Ford Motor Company mag dergelijke merktekens onder licentie gebruiken. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectieve eigenaren zijn. FCC/INDUSTRY CANADA NOTICE Het apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-regelgeving.
Bijlagen E114220 ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT TYPEGOEDKEURINGEN WAARSCHUWINGEN Uw auto is getest en gecertificeerd volgens de wetgeving betreffende elektromagnetische comptabiliteit (72/245/EEC, UN ECE Regeling 10 of andere geldende lokale vereisten). U dient ervoor te zorgen dat apparatuur die u heeft gemonteerd voldoet aan de betreffende lokale wetgeving. Laat apparatuur door goed geschoolde monteurs monteren. E97713 E97714 Het SD-logo is een handelsmerk.
Bijlagen WAARSCHUWINGEN Radiofrequentie (RF) zenders (bijv. mobiele telefoons, amateur radiozenders, enz.) mogen alleen in uw wagen worden gemonteerd, wanneer deze volledig voldoen aan de parameters die in de onderstaande tabel zijn weergegeven. Er zijn geen bijzondere voorzieningen of voorwaarden voor het monteren of gebruik. WAARSCHUWINGEN Monteer geen zender/ontvangers, microfoons, luidsprekers en dergelijke in de ontvouwruimte van de airbags.
Bijlagen Frequentieband MHz Maximum uitgangsvermogen in watt (piek RMS) Antenneplaatsen 1200 – 1400 10 W 1. 2. 3 1710 – 1885 10 W 1. 2. 3 1885 – 2025 10 W 1. 2. 3 N.B.: Controleer na het monteren van een RF zender of deze niet de overige elektrische uitrusting in de wagen stoort, zowel in de standby- als in de zendmodus. Controleer alle elektrische uitrusting: • met het contact AAN • bij draaiende motor • tijdens een proefrit bij verschillende snelheden.
298
Index A Akoestische waarschuwingssignalen en -indicaties.........................................86 Automatische transmissie..........................86 De gongsignalen in- en uitschakelen........86 Herinneringssysteem veiligheidsgordel.......................................87 Kofferdeksel - Elektrisch bediende achterklep..................................................87 Laag brandstofpeil.......................................87 sleutel buiten auto........................................
Index Automatische transmissie....................147 Bedieningselementen telefoon..........269 Aanwijzingen voor het rijden met een automatische transmissie.....................149 Handmatig schakelen - Auto's met 5-traps transmissie..............................................148 Sportmodus en handmatig schakelen Auto's met 6-traps transmissie............148 Standen van transmissiehendel...............147 Voorziening voor het ontgrendelen van de keuzehendel...........................................
Index E Commando’s telefoon.........................281 Een telefoonboek aanleggen..................284 Hoofdinstellingen.......................................285 Telefoon.......................................................281 Telefoonfuncties.........................................282 Een benzinemotor starten...................137 Koude of warme motor.............................137 Stationair toerental na het starten............137 Verzopen motor..........................................
Index Extra verwarming...................................113 Gloeilampen vervangen.........................66 Extra verwarming diesel (afhankelijk van het land)....................................................115 Parkeerverwarming....................................113 Achterlichtunits.............................................70 Bagageruimteverlichting, beenruimteverlichting en achterlicht..................................................73 Derde remlicht............................................
Index Hoofdsteunen.........................................117 Introductie navigatie ............................230 Hoofdsteun instellen...................................117 Hoofdsteun verwijderen.............................118 Algemene informatie.................................228 Auto's met CD-SD navigatiesysteem of Sony CD-SD navigatiesysteem............231 Auto's met mobiel navigatiesysteem..................................230 Hoogte van veiligheidsgordels afstellen..............................
Index Kort overzicht...........................................10 Mistlamp .........................................................................1 6 Automatische inschakeling van de verlichting...................................................14 Automatische klimaatregeling....................16 Automatische transmissie...........................17 Automatisch wissen.....................................14 Auto ontgrendelen........................................13 Auto vergrendelen....................
Index O Parkeerhulp............................................156 Oliepeilstaaf - 1,6 l Duratec-16V Ti-VCT (Sigma).................................................198 Oliepeilstaaf - 1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel /2,0 l Duratorq-TDCi (DW) diesel ...............................................................198 Onderdelen en accessoires....................7 Parkeerrem.............................................151 Werking........................................................156 Alle uitvoeringen.
Index Reinigen van buitenzijde auto.............203 Sleutelloos starten.................................138 Achterruit reinigen.....................................203 Chromen onderdelen reinigen................203 Koplampen reinigen..................................203 Onderhoud van de lak..............................203 Zie: Dieselroetfilter (DPF)...........................140 Contact aan.................................................138 De motor afzetten bij rijdende auto.........
Index Spraaksturing...........................................54 Tips voor rijden met ABS.......................151 TMC gebruiken ....................................245 Werking........................................................272 Stabiliteits controle TMC berichten gebruiken........................245 Verkeersberichten.....................................245 Verkeersberichten beëindigen................245 Zie: Gebruik maken van stabiliteitsregeling...................................
Index Velgen en banden................................207 Volumeknop..........................................255 Voorkeuzetoetsen................................256 Voorruitsproeiers afstellen.....................57 Voorruitsproeiers.....................................56 Voorruitwissers........................................55 Algemene informatie.................................207 Technische specificatie.............................218 Ventilatie Zie: Klimaatregeling..................................
Index Winterbanden Zie: Gebruik van winterbanden................216 Z Zekeringen.............................................182 Zijrichtingaanwijzers................................64 Zitverhogers.............................................20 Kinderzitje (groep 2)....................................20 Zitverhoger (groep 3)...................................21 Zonneschermen ...................................129 Dak................................................................129 Zijruiten.............
310
(CG3567nl) Feel the difference