Operation Manual
Table Of Contents
- Inleiding
- Kort overzicht
- Veiligheidsuitrusting voor kinderen
- Bescherming van inzittenden
- Sleutels en afstandsbediening
- Sloten
- Motorstartblokkering
- Alarm
- Stuurwiel
- Ruitenwissers en ruitensproeiers
- Verlichting
- Ruiten en spiegels
- Instrumenten
- Infodisplays
- Klimaatregeling
- Stoelen
- Gemaksfuncties
- De motor starten
- Brandstof en tanken
- Remmen
- Stabiliteitsregeling
- Regeling voor bergop rijden
- Parkeerhulp
- Actieve parkeerhulp
- Achteruitkijkcamera
- Snelheidsregeling (cruise control)
- Snelheidsbegrenzer
- Transport
- Aanhangers trekken
- Tips voor het rijden
- Nooduitrusting
- Zekeringen
- Bergen van de auto
- Onderhoud
- Verzorging van de auto
- Accu van de auto
- Velgen en banden
- Voertuigidentificatie
- Technische specificaties
- Introductie navigatie
- Introductie navigatie
- Overzicht navigatie-unit
- Systeeminstellingen
- Navigatiesysteem
- Traffic Message Channel (verkeersberichtenkanaal)
- Kaartupdates
- Inleiding audio-installatie
- Overzicht audio-installatie
- Beveiliging van uw audio-installatie
- Werking van de audio-installatie
- Menu's audio-installatie
- CD-speler
- Ingangsaansluiting (AUX IN)
- Storingen verhelpen audio-installatie
- Telefoon
- Spraaksturing
- Verbinding
- Bijlagen

Het systeem regelt automatisch de
temperatuur, de hoeveelheid en verdeling
van de lucht en past deze aan de rij- en
weersomstandigheden aan. Door
eenmaal op de AUTO toets te drukken
wordt de auto modus ingeschakeld.
Uw auto is uitgerust met een automatisch
klimaatregelsysteem met twee zones.
Wanneer het systeem in de mono modus
staat, worden alle temperatuurzones
gekoppeld aan de zone aan
bestuurderszijde. Wanneer u de mono
modus uitschakelt, kunt u met het twee
zone systeem verschillende temperaturen
instellen voor de bestuurder en passagier
voorin.
N.B.:
Vermijd het wijzigen van de
instellingen wanneer het in de auto
extreem warm of koud is. De
automatische klimaatregeling past zich
automatisch aan de actuele
omstandigheden aan. Voor een correcte
werking van het systeem moeten de
midden- en zijroosters volledig zijn
geopend.
N.B.:
De zonnesensor bevindt zich
bovenop het instrumentenpaneel. Bedek
de zonnesensor niet.
N.B.:
Als het systeem bij lage
buitentemperaturen in de auto modus
staat, wordt de lucht zolang de motor
koud is naar de voorruit en de zijruiten
geleid.
N.B.:
Voor informatie over de
automatische klimaatregeling in auto's
met een gecombineerd navigatie- en
klimaatregelingssysteem, verwijzen wij
naar de aparte handleiding.
Temperatuur instellen
E91391
U kunt de temperatuur tussen 15,5 °C en
29,5 °C in stappen van 0,5 °C instellen. In
de stand LO, 15 °C, schakelt het systeem
over op permanente koeling. In de stand
HI, 30 °C, schakelt het systeem over op
permanente verwarming.
N.B.:
Als stand LO of HI wordt
geselecteerd, dan regelt het systeem
geen stabiele temperatuur.
Mono modus
In de mono modus zijn de
temperatuurinstellingen voor de
bestuurder en de passagier aan elkaar
gekoppeld. Wanneer u de temperatuur
met de draaiknop aan bestuurderszijde
verandert, wordt dezelfde instelling voor
de passagierszijde doorgevoerd. In de
mono modus verschijnt MONO op het
display.
110
Klimaatregeling