FORD B-MAX Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal vertaald worden zonder onze schriftelijke toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
Inhoudsopgave Alle MyKeys wissen.......................................36 Systeemstatus MyKey controleren.........36 MyKey gebruiken bij op afstand bedienbare startsystemen.....................36 Storingsdiagnose MyKey.............................37 Inleiding Over deze handleiding ....................................7 Overzicht van symbolen.................................7 Aanbeveling nieuwe onderdelen................9 Uitrusting mobiele communicatie ...........
Inhoudsopgave Mistachterlichten...........................................54 Koplamphoogte afstellen...........................55 Richtingaanwijzers........................................56 Interieurverlichting........................................56 Verwarmde stoelen........................................91 Armleuning, voor............................................92 Ruiten en spiegels Extra voedingsaansluitingen ....................93 Aansteker.....................................................
Inhoudsopgave Trekhaak ..........................................................133 Sleeppunten...................................................135 Auto op vier wielen slepen Handgeschakelde versnellingsbak.........................................136 Auto op vier wielen slepen Automatische transmissie....................137 Versnellingsbak/transmissie Handgeschakelde versnellingsbak..........111 Automatische transmissie..........................111 Regeling voor bergop rijden.......................
Inhoudsopgave Oliepeilstaaf - 1.4L Duratec-16V (Sigma)/1.6L Duratec-16V Ti-VCT (Sigma)........................................................157 Oliepeilstaaf - 1.5L Duratorq-TDCi diesel/ 1.6L Duratorq-TDCi (DV) diesel...........157 Motorolie controleren..................................157 Motorkoelvloeistof controleren..............158 Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem................................................159 Ruitensproeiervloeistof controleren......159 12 volt accu vervangen......
Inhoudsopgave Licentieovereenkomst eindgebruiker............................................
6 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 10-03-2014 Vehicles Built Up To: 03-05-2015, CG3573nlNLD nlNLD, Edition date: 02/2014, Third Printing
Inleiding In dit handboek kan de locatie van een component worden gekwalificeerd als linkerzijde of rechterzijde. De zijde wordt bepaald wanneer met het gezicht naar voren in de stoel wordt gezeten. OVER DEZE HANDLEIDING Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. We adviseren u, enige tijd te nemen om met uw auto kennis te maken door deze handleiding te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede.
Inleiding Accuzuur Explosief gas Remvloeistof - niet op petroleumbasis Ventilatorwaarschuwing Remsysteem Veiligheidsgordel vastmaken Interieurfilter Frontairbag Brandstofvuldop controleren Mistlampen voor Kinderslot ver-/ontgrendelen Brandstofpomp resetten Onderste verankering kinderzitje Zekeringenbox Bovenste verankering kinderzitje Waarschuwingsknipperlichten Snelheidsregeling Achterruitverwarming Niet openen indien heet Voorruitverwarming Motorluchtfilter Bagageruimteontgrendeling
Inleiding Correct vloeistofpeil aanhouden AANBEVELING NIEUWE ONDERDELEN Let op de gebruiksinstructies Uw auto is volgens de hoogste normen gebouwd met gebruik van hoogwaardige onderdelen. We raden het gebruik van originele Ford en Motorcraft onderdelen aan wanneer er gepland onderhoud of reparaties aan uw auto moeten worden uitgevoerd. U kunt originele Ford en Motorcraft onderdelen duidelijk herkennen aan de Ford, FoMoCo of Motorcraft logo's of markeringen op de onderdelen of hun verpakking.
Inleiding Garantie op vervangingsonderdelen WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden. Uw hoofdverantwoordelijkheid is de veilige bediening van uw auto. We raden het gebruik van handheld-apparaten tijdens het rijden af en adviseren waar mogelijk het gebruik van spraakgestuurde systemen.
In één oogopslag Overzicht voorzijde exterieur A Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 38). Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 41). B Zie Active City Stop (bladzijde 127). C Zie Ruitenwisserbladen vervangen (bladzijde 160). D Zie Onderhoud (bladzijde 152). E Zie Sleeppunten (bladzijde 135). F Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 162). G Bandenspanning Zie Technische specificatie (bladzijde 189). H Zie Een wiel vervangen (bladzijde 185).
In één oogopslag Overzicht interieur A Zie Versnellingsbak/transmissie (bladzijde 111). B Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 38). C Zie Elektrisch bedienbare ruiten (bladzijde 57). Zie Buitenspiegels (bladzijde 59). D Zie Hoofdsteunen (bladzijde 87). E Zie Veiligheidsgordels vastmaken (bladzijde 25). F Zie Achterbank (bladzijde 90). G Zie Handmatig verstelbare stoelen (bladzijde 89).
In één oogopslag H Zie Parkeerrem (bladzijde 116). I Zie De motorkap openen en sluiten (bladzijde 153).
In één oogopslag Stuur rechts A Luchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 79). B Richtingaanwijzers. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 56). Grootlicht. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 52). C Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 62). Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 62). D Startknop. Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 96). E Ruitenwisserschakelaar. Zie Ruitenwissers en ruitensproeiers (bladzijde 49). F Informatie- en entertainmentdisplay.
In één oogopslag J Schakelaar achterruitverwarming. Zie Klimaatregeling (bladzijde 79). J Schakelaar voorruitverwarming. Zie Klimaatregeling (bladzijde 79). K Schakelaar parkeerhulp. Zie Parkeerhulp (bladzijde 119). L Start/stop-schakelaar. Zie Auto-Start-Stop (bladzijde 102). M Kaarthouder of waarschuwingslamp passagiersairbag. Zie Passagiersairbag (bladzijde 28). N Contactslot. Zie Contactslot (bladzijde 96). O Schakelaars snelheidsregeling (cruise control).
In één oogopslag Overzicht achterzijde exterieur A Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 162). B Zie Ruitenwisserbladen vervangen (bladzijde 160). C Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 162). D Zie Eerstehulpset (bladzijde 140). Zie Gevarendriehoek (bladzijde 140). Zie Set tijdelijke mobiliteit (bladzijde 175). Reservewiel, krik en wielmoersleutel. Zie Een wiel vervangen (bladzijde 185). Sleepoog. Zie Sleeppunten (bladzijde 135). E Zie Sleeppunten (bladzijde 135).
In één oogopslag G Zie Een wiel vervangen (bladzijde 185). H Zie Tanken (bladzijde 107).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERZITJES AANBRENGEN WAARSCHUWINGEN Wanneer uw auto bij een aanrijding betrokken is geweest, laat dan het kinderzitje door een erkende dealer controleren. N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het gebruik van kinderzitjes is per land verschillend. Alleen kinderzitjes gecertificeerd voor ECE-R44.03 (of recenter) zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in uw auto. Een keuze hieruit is beschikbaar bij een erkende dealer.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderzitje N.B.: Wanneer u een kinderzitje op de achterbank gebruikt, zorg dan dat het kinderzitje stevig tegen de stoel rust. De hoofdsteun moet wellicht worden opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 87). Stoelverhoger (groep 2) Vervoer kinderen met een lichaamsgewicht van 13 tot 18 kilogram in een kinderzitje (Groep 1), dat op de achterbank is bevestigd.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Stoelverhoger (groep 3) Het ISOFIX systeem bestaat uit twee stevige bevestigingsarmen aan het kinderzitje, die op de verankeringspunten op de buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij tussen de rugleuning en de zitting worden bevestigd. Verankeringspunten aan de bovenzijde bevinden zich aan de achterzijde van de buitenste zitplaatsen.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen N.B.: U moet wellicht de hoofdsteun omhoog brengen of verwijderen om de montage te vergemakkelijken. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 87). 1. PLAATSING VAN KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Neem contact op met uw dealer voor de laatste informatie betreffende onze aanbevolen kinderzitjes. Leid de veiligheidsgordel onder de hoofdsteun door naar het ankerpunt.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Gewichtsgroepen Stoelposities 0 0+ 1 2 3 Tot 10 kg Tot 13 kg 9 - 18 kg 15 - 25 kg 22 - 36 kg Voorstoel aan passagierszijde, met airbag AAN X X UF¹ UF¹ UF¹ Voorstoel aan passagierszijde, met airbag UIT U¹ U¹ U¹ U¹ U¹ Achterbank U U U U U X Niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep. U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Gewichtsgroepen Stoelposities Middelste zitplaats achterbank Maatklasse 0+ 1 Naar achteren gericht Naar voren gericht Tot 13 kg 9 - 18 kg Niet uitgerust met ISOFIX Stoeltype IL Geschikt voor bepaalde ISOFIX kinderzitjes van de categorie semi-universeel. Raadpleeg de voertuigaanbevelingslijst van de fabrikant van de kinderzitjes.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERSLOTEN WAARSCHUWING Wanneer de kindersloten in werking zijn gesteld, kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend. Linkerzijde Draai linksom om te vergrendelen en rechtsom om te ontgrendelen. Rechterzijde Draai rechtsom om te vergrendelen en linksom om te ontgrendelen.
Veiligheidsgordels VEILIGHEIDSGORDELS VASTMAKEN WAARSCHUWINGEN Steek de slottong in het gordelslot tot een zachte klik hoorbaar is. U hebt de veiligheidsgordel niet correct bevestigd wanneer u geen klik hoort. Zorg dat de veiligheidsgordel correct wordt opgeborgen en niet buiten de auto hangt tijdens sluiten van het portier. Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit. Deze kan blokkeren wanneer u hem te snel uittrekt of wanneer de auto op een helling staat.
Veiligheidsgordels Gebruik van veiligheidsgordels tijdens zwangerschap De waarschuwingslamp brandt en een akoestisch waarschuwingssignaal weerklint wanneer er aan de volgende voorwaarden is voldaan: • De voorste veiligheidsgordels zijn niet vastgemaakt. • Uw auto overschrijft een relatief lage snelheid. De lamp brandt ook en het waarschuwingssignaal klinkt ook wanneer een voorste veiligheidsgordel niet is vastgemaakt terwijl uw auto rijdt.
Aanvullend veiligheidssysteem WERKING WAARSCHUWINGEN Doorboor de stoel niet met scherpe voorwerpen. Dit zou nadelige gevolgen voor het ontvouwen van de airbags kunnen hebben en de airbags kunnen beschadigen. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. WAARSCHUWINGEN Extreem gevaar! Gebruik een naar achteren gericht kinderveiligheidszitje nooit op een stoel die beschermd wordt door een ervoor aangebrachte actieve airbag.
Aanvullend veiligheidssysteem komt met het lichaam van de inzittenden, waardoor de voorwaartse beweging wordt opgevangen. Bij lichte frontale aanrijdingen, het over de kop slaan van de auto of bij aanrijdingen van achteren of opzij wordt de airbag niet geactiveerd. PASSAGIERSAIRBAG De airbag wordt geactiveerd bij een aanzienlijke frontale botsing of botsingen in een hoek tot 30 graden links of rechts.
Aanvullend veiligheidssysteem met het lichaam van de inzittende, waardoor hij een kussen vormt tussen de knieën van de bestuurder en de stuurkolom. Tijdens het over de kop slaan van de auto, aanrijdingen van achteren en opzij wordt de knieairbag niet geactiveerd. ZIJ-AIRBAGS WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend stoelhoezen die zijn ontworpen voor zij-airbags. Laat deze aanbrengen door een erkende dealer. Voor locatie: Zie In één oogopslag (bladzijde 11). N.B.
Sleutels en afstandsbediening ALGEMENE INFORMATIE OVER RADIOFREQUENTIES AFSTANDSBEDIENING U kunt maximaal acht afstandsbedieningen voor uw auto programmeren. Dit geldt tevens voor afstandsbedieningen die bij de auto zijn geleverd. De afstandsbediening moet zich tijdens de programmeerprocedure in de auto bevinden. Sluit alle portieren en klik de veiligheidsgordels voor vast om te voorkomen dat er akoestische waarschuwingssignalen tijdens het programmeren hoorbaar zijn. N.B.
Sleutels en afstandsbediening Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren 1. N.B.: Wanneer u de ontgrendeltoets indrukt worden alle portieren ontgrendeld of worden alleen het bestuurdersportier en de achterklep ontgrendeld. Door opnieuw op de ontgrendeltoets te drukken worden alle portieren ontgrendeld. Steek een schroevendraaier zover mogelijk in de sleuf aan de zijkant van de afstandsbediening. Druk de schroevendraaier in de richting van het sleutelblad en verwijder dit.
Sleutels en afstandsbediening N.B.: Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 3. Draai de schroevendraaier in de afgebeelde richting om een begin te maken de twee huishelften van de afstandsbediening van elkaar te scheiden. 4. Verwijder de batterij voorzichtig met de schroevendraaier. 5. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar beneden gekeerd. 6. Zet de twee huishelften van de afstandsbediening op elkaar vast. 7. Breng het sleutelblad aan.
Sleutels en afstandsbediening N.B.: Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 5. Verwijder de batterij voorzichtig met de schroevendraaier. 6. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar beneden gekeerd. 7. Zet de twee huishelften van de afstandsbediening op elkaar vast. 8. Breng het sleutelblad aan. EEN VERLOREN SLEUTEL OF AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Vervangende of extra sleutels of afstandsbedieningen kunnen bij een erkende dealer gekocht worden.
MyKey™ Standaardinstellingen WERKING De volgende instellingen kunnen niet gewijzigd worden: • Waarschuwing veiligheidsgordel. Deze functie kan niet worden uitgeschakeld. Wanneer deze functie geactiveerd wordt, wordt de geluidsweergave van het audiosysteem onderbroken. • Waarschuwing laag brandstofpeil. Er worden waarschuwingen in het display weergegeven, gevolgd door een akoestisch signaal, wanneer het brandstofpeil laag is.
MyKey™ • • Uitvoeringen met keyless startsysteem Het maximale volume van audiosysteem is 45%. Er wordt een bericht in het display weergegeven wanneer u probeert het beperkte volume te overschrijden. De automatische volumeregeling wordt uitgeschakeld. Instelling Altijd aan. Wanneer deze instelling geselecteerd wordt, kunt u de functie Noodhulpassistentie of Niet storen niet uitschakelen. 1. Schakel het contact in met behulp van een admin-sleutel. 2.
MyKey™ MyKey-afstand MYKEY PROGRAMMEREN Registreert de afstand wanneer bestuurders een MyKey gebruiken. De enige manier om de totale afgelegde afstand te verwijderen is via een admin-sleutel om alle MyKeys te wissen. Als de afgelegde afstand niet wordt geregistreerd zoals verwacht, dan gebruikt de beoogde gebruiker de MyKey niet of werd deze onlangs gewist door een admin-sleutel en werd de MyKey daarna opnieuw aangemaakt. Optionele Instellingen 1. 2. 3. 4. 5.
MyKey™ STORINGSDIAGNOSE MYKEY Alle auto's Storing Mogelijke oorzaken Ik kan geen MyKey maken. De sleutel die werd gebruikt om de auto te starten is geen admin-sleutel. De sleutel die werd gebruikt om de auto te starten is de enige sleutel. Er moet op zijn minst één admin-sleutel zijn. Ik kan de configureerbare instellingen niet programmeren. De sleutel die werd gebruikt om de auto te starten is geen admin-sleutel. Er zijn geen MyKeys voor uw auto geprogrammeerd. Zie MyKey aanmaken (bladzijde 35).
Sloten Portieren vergrendelen VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN Druk op de toets om alle portieren te vergrendelen. De richtingaanwijzers gaan branden. Elektrische portiersloten • • Druk de toets nogmaals binnen drie seconden in om te bevestigen dat alle portieren zijn gesloten. De portieren wordt opnieuw vergrendeld en de richtingaanwijzers gaan branden als alle portieren en de bagageruimte zijn gesloten. Druk de toets eenmaal in. De portieren worden vergrendeld. Druk nogmaals op de toets.
Sloten Portieren van binnenuit vergrendelen en ontgrendelen Druk op de toets. Voor locatie: Zie In één oogopslag (bladzijde 11). Portieren met de sleutel vergrendelen en ontgrendelen N.B.: Laat uw sleutels niet in de auto liggen. Met sleutel vergrendelen Draai de bovenzijde van de sleutel in de richting van de voorzijde van de auto. Met sleutel dubbel vergrendelen Draai de sleutel tweemaal binnen drie seconden in de vergrendelstand. Met sleutel ontgrendelen N.B.
Sloten SCHUIFDEUR WAARSCHUWINGEN Zorg dat u de achterklep sluit en vergrendelt, zodat er geen uitlaatgassen in het voertuig komen. Dit voorkomt ook dat er passagiers en bagage naar buiten vallen. Als u met de achterklep open moet rijden, houd dan ventilatieopeningen of ruiten open, zodat de buitenlucht in het voertuig komt. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben. N.B.
Sloten Met afstandsbediening openen N.B.: Wanneer het systeem niet werkt, moet u voor het vergrendelen en ontgrendelen van uw auto de sleutelbaard gebruiken. Druk de toets tweemaal binnen drie seconden in. Het systeem maakt het gebruik van een sleutel of afstandsbediening overbodig. Achterklep sluiten Voor het passief vergrendelen en ontgrendelen is een geldige passieve sleutel nodig die zich in de omgeving van een van de drie externe detectiezones bevindt. Deze bevinden zich ca.
Sloten Auto vergrendelen Achterklep N.B.: Als de passieve sleutel zich bij gesloten portierenin de auto bevindt, kan de achterklep niet worden gesloten en komt deze weer omhoog. N.B.: Indien zich een tweede geldige sleutel binnen de detectiezone van de achterklep bevindt, kan de achterklep worden gesloten. Auto ontgrendelen N.B.: Indien de auto langer dan drie dagen niet wordt ontgrendeld, schakelt het systeem over op een energiebesparende modus. Dit is om te voorkomen dat de voertuigaccu leegraakt.
Sloten Portieren met de sleutelbaard vergrendelen en ontgrendelen Als het bestuurdersportier als eerste wordt geopend blijven de andere portieren vergrendeld. Alle overige portieren kunnen van binnen de auto ontgrendeld worden door op de ontgrendeknop op het dashboard te drukken. Voor locatie: Zie In één oogopslag (bladzijde 11). De portieren kunnen afzonderlijk worden ontgrendeld door vanuit het interieur de portierhandgreep van het betreffende portier uit te trekken.
Beveiliging PASSIEF ANTIDIEFSTALSYSTEEM ANTIDIEFSTALSYSTEEM Werking Uw auto kan zijn uitgerust met één van de volgende alarmsystemen: Alarmsysteem Het systeem voorkomt starten van de motor met behulp van een incorrect gecodeerde sleutel. • • • Gecodeerde sleutels Wanneer u een sleutel verliest, kunt u bij een erkende dealer een vervangingssleutel verkrijgen. Geef, indien mogelijk, uw dealer het sleutelnummer door, dat op het plaatje staat dat met de originele sleutels is geleverd.
Beveiliging Sirene met afzonderlijke accu Bij volledige beveiliging zijn de interieursensors ingeschakeld als u het alarm inschakelt. De sirene met afzonderlijke accu is een extra alarmsysteem dat de sirene inschakelt wanneer het alarm wordt geactiveerd. Wanneer u uw auto vergrendelt, wordt het systeem ingeschakeld. De sirene heeft zijn eigen accu en wordt ingeschakeld zodra iemand de accukabels of de accu van de sirene zelf loskoppelt. N.B.
Beveiliging Perimeteralarm Volledige of gereduceerde beveiliging selecteren Schakel de alarminstallatie en het alarmsignaal uit door de portieren te ontgrendelen en schakel het contact in, of ontgrendel de portieren met de afstandsbediening. N.B.: Door Gereduceerd te selecteren wordt het alarmsysteem niet permanent in de gereduceerde beveiligingsmodus gezet. Het systeem wordt slechts één contactcyclus in de gereduceerde modus geschakeld.
Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als uw auto in beweging is. N.B.: Controleer of u in de juiste positie zit. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 87). 3. Vergrendel het stuurkolom. AUDIOBEDIENING Selecteer de gewenste bron op de audio-unit. U kunt de volgende functies bedienen met behulp van de regeling: 1. Ontgrendel de stuurkolom. 2. Zet het stuurwiel in de gewenste stand.
Stuurwiel C Volume lager D Neerwaarts zoeken, vorige of gesprek aannemen SNELHEIDSREGELING (CRUISE CONTROL) Zoeken, volgende of vorige Druk de seek toets in om: • op het volgende of vorige radiostation af te stemmen • het volgende of vorige nummer af te spelen Houd de seek toets ingedrukt om: • af te stemmen op het volgende radiostation op een hogere of lagere frequentie • door een nummer te zoeken Zie Snelheidsregeling (Cruise Control) (bladzijde 125).
Ruitenwissers en ruitensproeiers Intervalwissen VOORRUITWISSERS N.B.: Laat de voorruit volledig ontdooien voordat u de ruitenwissers inschakelt. N.B.: Controleer of de ruitenwissers zijn uitgeschakeld voordat u een wasstraat inrijdt. N.B.: Breng nieuwe ruitenwisserbladen aan zodra ze stroken water en strepen op de voorruit beginnen achter te laten. N.B.: Schakel de ruitenwissers niet in bij een droge voorruit.
Ruitenwissers en ruitensproeiers N.B.: Indien u de automatische verlichting in combinatie met de automatische wisfunctie inschakelt, wordt het dimlicht automatisch ingeschakeld wanneer de regensensor de continue wisfunctie van de ruitenwissers activeert. De ruitenwissers worden ingeschakeld zodra water op de voorruit wordt ontdekt. De regensensor meet voortdurend de hoeveelheid water op de voorruit en stelt de wissnelheid van de ruitenwissers automatisch af.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Druk op de knop om de sproeiers te bedienen. Na het loslaten van de knop blijven de ruitenwissers nog kortstondig in werking. ACHTERRUITWISSERS EN SPROEIERS Intervalwissen Trek de hendel naar u toe om de ruitensproeiers te bedienen. Deze werken maximaal 10 seconden. Na het loslaten van de hendel blijft de ruitenwisser nog kortstondig in werking. Trek de hendel naar u toe.
Verlichting ALGEMENE INFORMATIE VERLICHTINGSBEDIENING Condensvorming in lampen Standen van de lichtschakelaar Lampen van de buitenverlichting hebben ontluchtingsopeningen ten behoeve van normale wijzigingen in de luchtdruk Condensvorming kan een natuurlijke bijkomstigheid van deze constructie zijn. Wanneer vochtige lucht via de ontluchtingsopeningen in de lampeenheid binnendringt, bestaat de mogelijkheid dat condensvorming optreedt wanneer de temperatuur laag is.
Verlichting Trek de hendel volledig naar u toe om het grootlicht in te schakelen. Deze functie schakelt de buitenverlichting niet in: • Bij normaal wissen. • Wanneer de wissers sproeivloeistof wissen tijdens het wassen van de voorruit. • Als de wissers in automatische modus of intervalwissen staan. Druk de hendel naar voeren om het grootlicht uit te schakelen. Lichtsignaal Trek de hendel licht naar u toe en laat deze weer los voor een lichtsignaal met de koplampen. N.B.
Verlichting N.B.: Als u de accu loskoppelt of de accu lading verliest, keert de verlichting van het instrumentenpaneel terug naar de helderste instelling. VOORSTE MISTLAMPEN UITSCHAKELVERTRAGING KOPLAMPEN Nadat u het contact uitschakelt, kunt u de koplampen inschakelen door de richtingaanwijzer naar u toe te trekken. Er klinkt kort een signaal. Bij een geopende deur gaan de koplampen automatisch na drie minuten uit, of 30 seconden nadat de laatste deur is gesloten.
Verlichting U kunt de mistachterlichten pas inschakelen wanneer de mistlampen vooraan of de dimlichtkoplampen branden. N.B.: Gebruik de mistachterlichten alleen wanneer de zichtbaarheid minder dan 164 feet (50 meter) is. N.B.: Gebruik de mistachterlichten niet wanneer het regent of sneeuwt. N.B.: Als u de automatisch inschakelende koplampen inschakelt, kunt u de mistlampen pas inschakelen wanneer de koplampen automatisch zijn ingeschakeld. KOPLAMPHOOGTE AFSTELLEN 2.
Verlichting Wanneer u de schakelaar in stand B zet, gaat de instapverlichting branden wanneer u een portier of de achterklep ontgrendelt of opent. Wanneer u het contact uitschakelt, gaat de instapverlichting korte tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact korte tijd aan om de verlichting weer in te schakelen. RICHTINGAANWIJZERS De instapverlichting gaat ook branden wanneer u het contact uitschakelt.
Ruiten en spiegels Ruiten volledig sluiten met één druk op de knop (indien aanwezig) ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN Trek de bediening volledig omhoog en laat deze weer los. Druk de schakelaar opnieuw in of trek deze omhoog om de ruit te stoppen. WAARSCHUWINGEN Laat kinderen niet zonder toezicht in uw auto achter en laat hen niet met de elektrische ruitbediening spelen. Ze kunnen zich ernstig verwonden.
Ruiten en spiegels Ga als volgt te werk om deze beveiligingsvoorziening te omzeilen wanneer weerstand voelbaar is, bijv. in de winter: 9. Laat de toets los. 10. Open de ruit en probeer deze vervolgens automatisch te sluiten. 11. Herhaal de procedure indien de ruit niet automatisch sluit. 1. Sluit de ruit twee maal totdat deze het weerstandspunt bereikt en laat de ruit openen. 2. Sluit de ruit een derde maal tot het weerstandspunt.
Ruiten en spiegels 1. Druk de ontgrendelknop van de afstandsbediening in en laat deze los. 2. Houd de ontgrendelknop van de afstandsbediening minimaal 3 seconden ingedrukt. Auto's met sleutelloze toegang Druk op de vergrendel- of ontgrendelknop om de openingsfunctie te stoppen. Integraal sluiten (indien aanwezig) Auto's zonder sleutelloze toegang WAARSCHUWING WAARSCHUWING Wees voorzichtig bij het gebruiken van de functie voor integraal sluiten.
Ruiten en spiegels Handmatig in- en uitklappen N.B.: U kunt de spiegels alleen in- of uitklappen wanneer de spiegelschakelaar in de stand B uit staat. De elektrisch inklapbare spiegels werken alleen bij ingeschakeld contact. A Spiegel aan linkerzijde B Uit C Spiegel aan rechterzijde N.B.: U kunt de spiegels nog enkele minuten lang bedienen (spiegel kantelen en in- of uitklappen) nadat u het contact hebt uitgeschakeld. Als u een portier opent, kunt u de spiegels niet meer bedienen.
Ruiten en spiegels BINNENSPIEGEL KINDER OBSERVATIESPIEGEL WAARSCHUWING Verstel de spiegel nooit tijdens het rijden. N.B.: Reinig de behuizing of het spiegelglas niet met agressieve schuurmiddelen, brandstof of andere petroleum- of ammoniakhoudende reinigingsmiddelen. U kunt de binnenspiegel naar wens afstellen. Sommige spiegels hebben een tweede scharnierpunt. Hiermee kunt u de spiegelkop op en neer en heen en weer bewegen.
Instrumentenpaneel METERS A Toerenteller B Informatiedisplay C Snelheidsmeter D Brandstofmeter E Terugsteltoets dagteller Brandstofmeter WAARSCHUWINGS- EN INDICATIELAMPEN Schakel het contact in. De brandstofmeter duidt aan hoe veel brandstof er ongeveer in de brandstoftank resteert. De brandstofmeter kan licht afwijken wanneer uw auto op een helling rijdt. De pijl naast het symbool van de brandstofpomp duidt aan, aan welke zijde van uw auto zich de brandstofvulklep bevindt.
Instrumentenpaneel • • • Waarschuwingslamp koelvloeistoftemperatuur Oliedrukmeter Stuurbekrachtiging. Stabiliteitsregeling. WAARSCHUWING Indien een van deze waarschuwings- of controlelampen niet gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld, duidt dit op een storing. Laat het systeem controleren door een erkende dealer. Hervat uw reis niet wanneer het controlelampje gaat branden terwijl het peil correct is. Laat het systeem onmiddellijk controleren door een erkende dealer.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslampen motor Waarschuwingslamp Vorst Waarschuwingslampje motorelektronica (MIL) WAARSCHUWING Zelfs wanneer de temperatuur tot boven 39°F (4ºC) stijgt, is dit nog geen garantie dat de weg vrij is van gevaren die door plotselinge weersveranderingen kunnen ontstaan. Waarschuwingslamp aandrijflijn Alle auto's Gaat branden wanneer de buitentemperatuur 39°F (4°C) of lager is. Als een van deze lampen gaat branden bij een draaiende motor, dan duidt dit op een storing.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslamp laag brandstofpeil Waarschuwingslamp stuurbekrachtiging Wanneer deze lamp brandt, dient u zo spoedig mogelijk te tanken. Als deze lamp brandt tijdens het rijden, dan wijst dit op een storing. De auto blijft volledig bestuurbaar, maar hiervoor is meer kracht vereist. Laat het systeem zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Waarschuwingslamp lage bandenspanning De lamp brandt wanneer de bandenspanning laag is.
Instrumentenpaneel Waarschuwing veiligheidsgordel Wanneer u het elektronisch stabiliteitsprogramma uitschakelt, gaat de controlelamp branden. De lamp gaat uit wanneer u het systeem weer inschakelt of wanneer u het contact afzet. WAARSCHUWINGEN De waarschuwing veiligheidsgordel blijft in de standby-modus wanneer de voorste veiligheidsgordels zijn vastgemaakt. Deze weerklinkt als er een van de twee veiligheidsgordels niet vastgemaakt is.
Infodisplays Bedieningstoetsen informatiedisplay ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden. Uw hoofdverantwoordelijkheid is de veilige bediening van uw auto. We raden het gebruik van handheld-apparaten tijdens het rijden af en adviseren waar mogelijk het gebruik van spraakgestuurde systemen.
Infodisplays SYNC-Telefoon Nummer kiezen Opnieuw kiezen Telefoonboek Oproeplijsten Snelkeuze SMS BT-apparaten Tel.instellingen Menu Ford EcoMode SYNC-Instelling. Bluetooth aan Standaard inst. Volledige reset Install. in SYNC Systeeminfo. Spraakinstell. SYNC-Applicaties Navigatie Routeopties Kaartweergave Hulpfuncties Pers.
Infodisplays Menu DSP-instelling DSP-equalizer Verkeer Nieuwsbericht Alt. frequentie RDS regionaal DAB-servicelink Bluetooth Auto Tractiecontrole Active City Stop Bandenspanningcontr. Hill start assist Alarmsysteem Rain sensor El. inklapb.
Infodisplays Menu Active City Stop Snelh.beperking Snelh.waarsch. Volumebegrenz. Informatie Alle MyKeys wissen MyKey actief Informatie System Check TRIPCOMPUTER Indien van toepassing worden eerst alle actieve waarschuwingen weergegeven. Het menu System Check kan afwijken op basis van uitrustingsopties en actuele voertuigstatus. Druk op de pijltoetsen omhoog of omlaag om door de lijst te scrollen. KLOK Druk op de toets om door de schermen te scrollen.
Infodisplays Resterende afstand tot tank leeg is PERSOONLIJKE INSTELLINGEN Geeft bij benadering de afstand aan die nog met uw auto kan worden afgelegd tot de tank leeg is. De waarde kan variëren naarmate de rijomstandigheden veranderen. Meeteenheden Scroll naar dit display om af te wisselen tussen metrische en Engelse eenheden en druk op de toets OK.
Infodisplays Druk op de toets OK om te bevestigen en om enkele berichten van de informatiedisplay te verwijderen. Andere berichten worden na korte tijd automatisch verwijderd. De berichtenindicator licht op om bepaalde berichten aan te vullen. Afhankelijk van de ernst van het bericht is de indicator rood of oranje en blijft deze branden totdat de oorzaak van het bericht is verholpen. Bepaalde berichten moeten worden bevestigd voordat toegang tot de menu's wordt verkregen.
Infodisplays Bericht bagageruimte open motorkap open Berichtenindicator Te verrichten handeling rood Auto is in beweging. Stop de auto zo snel dit veilig kan en sluit het portier. rood Auto is in beweging. Stop de auto zo snel dit veilig kan en sluit het portier. Zie De motorkap openen en sluiten (bladzijde 153). portier bestuurd. open oranje Auto is niet in beweging. Sluiten. zijport. achter best. open oranje Auto is niet in beweging. Sluiten.
Infodisplays Sleutelloze toegang Bericht Berichtenindicator Te verrichten handeling sleutel niet herkend oranje Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 41). sleutel buiten auto oranje Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 41). sleutelbatterij leeg vervang batterij oranje Zie Afstandsbediening (bladzijde 30). contact uit druk op POWER knop oranje Zie Sleutelloos starten (bladzijde 96). om te starten rem indrukken - Zie Sleutelloos starten (bladzijde 96).
Infodisplays Onderhoud Berichtenindicator Te verrichten handeling remvloeistof peil laag service nu rood Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 159). remsysteem storing veilig stoppen rood Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. motorolie druk laag veilig stoppen rood Zie Motorolie controleren (bladzijde 157). motor storing service nu oranje Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. regen-licht-sens. storing volg.
Infodisplays Berichtenindicator Te verrichten handeling MyKey Controleer snelheid Veilig rijden - Wordt weergegeven wanneer MyKey actief is. MyKey Voertuig dichtbij maximumsnelheid - Wordt weergegeven wanneer een MyKey wordt gebruikte en de MyKey snelheidsbegrenzing wordt bereikt. Gordel om om radio in te schakelen - Wordt weergegeven wanneer een MyKey wordt gebruikt en de gordelherinnering geactiveerd is. MyKey P.
Infodisplays Transmissie Berichtenindicator Te verrichten handeling rood Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. rood De transmissie raakt oververhit en moet afkoelen. Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan. Zet de keuzehendel van de transmissie in stand N of P en schakel de parkeerrem in. Schakel het contact uit tot de transmissie is afgekoeld en het bericht uit de display is verdwenen. voertuig niet in park.
Infodisplays Controlesysteem lage bandenspanning Bericht Berichtenindicator Te verrichten handeling bandenspanning controleren oranje De spanning in een van de banden is gedaald. Controleer de spanning zo snel mogelijk. bandenspann.sys. storing onderhoud zsm oranje Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren.
Klimaatregeling Airconditioning WERKING Het systeem leidt de lucht door de verdamper om af te koelen. De verdamper onttrekt vocht uit de lucht zodat de ruiten niet beslaan. Het systeem leidt de resulterende condens uit het voertuig, waardoor een kleine plas onder het voertuig kan worden gevormd. Dit is normaal. Buitenlucht Zorg dat de luchtinlaat voor de voorruit niet geblokkeerd is (bijv. met sneeuw of bladeren), zodat het klimaatregelsysteem goed kan werken. Gerecirculeerde lucht N.B.
Klimaatregeling Zijdelings luchtrooster HANDMATIGE KLIMAATREGELING A Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Draai deze knop om de gewenste snelheid te selecteren of de aanjager uit te schakelen. Als u de aanjager uitschakelt, kan de voorruit beslaan. B Aan en uit: Druk op de toets om het systeem in en uit te schakelen. Wanneer het systeem uitgeschakeld is, wordt de toevoer van buitenlucht de auto in geblokkeerd.
Klimaatregeling C Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. Wanneer u luchtrecirculatie selecteert, gaat het lampje in de toets branden en wordt de lucht in het passagierscompartiment gerecirculeerd. Hierdoor kan het koelen van het interieur minder lang duren en kunnen ongewenste geuren van buiten verminderd worden. D Luchtverdelingsregeling: Pas de instelling aan om de gewenste luchtverdeling te selecteren.
Klimaatregeling A Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Draai de knop voor de gewenste aanjagersnelheid. De instelling wordt op het display weergegeven. B Aan/uit-toets: Druk op de toets om het systeem in en uit te schakelen. C Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. De lucht in het passagierscompartiment wordt gerecirculeerd.
Klimaatregeling M AUTO: Druk op de toets om de automatische werking te selecteren. Het systeem regelt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling van de luchtstroom om de eerder geselecteerde temperatuur te bereiken en behouden. N MAX A/C: Druk op de toets om maximale airconditioning via de luchtroosters in het dashboard te verdelen. Deze stand is zuiniger en efficiënter dan normale airconditioning. N.B.
Klimaatregeling N.B.: Wanneer AUTO geselecteerd is bij een lage omgevingstemperatuur, wordt de luchtstroom naar de voorruit en zijruiten geleid zolang de motor nog koud is. N.B.: In de AUTO modus wordt bij hoge binnen- en buitentemperaturen voor een maximale koeling van het interieur automatisch de recirculatiestand ingeschakeld. Zodra de ingestelde temperatuur is bereikt, schakelt het systeem automatisch over op toevoer van buitenlucht. N.B.
Klimaatregeling Snel koelen van het interieur Auto's met handbediende klimaatregeling Auto's met automatische klimaatregeling 1 Stel de aanjagersnelheid op de hoogste Druk op de toets AUTO. stand in. 2 Stel de temperatuurregeling op de stand Stel de temperatuurregeling op de stand MAX A/C in. laag in. 3 Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in het dashboard in.
Klimaatregeling Zijruiten ontwasemen bij koud weer Auto's met handbediende klimaatregeling Auto's met automatische klimaatregeling 1 Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in het dashboard en in de beenruimte in. Druk op de toets voorruit ontdooien en ontwasemen. 2 Druk op de toets A/C. Stel de temperatuurregeling op de gewenste stand in. 3 Stel de temperatuurregeling op de gewenste stand in. 4 Stel de aanjagersnelheid op de hoogste stand in.
Stoelen Er wordt aangeraden de volgende richtlijnen in acht te nemen: • Ga rechtop zitten met de onderzijde van uw rug zover mogelijk naar achteren. • Kantel de rugleuning van de stoel niet meer dan 30 graden naar achteren. • Stel de hoofdsteun zodanig in, dat de bovenzijde gelijkligt met de bovenzijde van uw hoofd. Stel de hoofdsteun zover mogelijk naar voren in. Zorg hierbij ervoor dat u comfortabel zit. • Houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel.
Stoelen Hoofdsteun buitenzijde achterbank 1. Druk op knop A om de hoofdsteun achterwaarts te verplaatsen. 2. Om de hoofdsteun voorwaarts te verplaatsen trekt u aan de hoofdsteun. 1. De hoofdsteun verwijderen Hoofdsteun midden achterbank Druk de vergrendelknop in en houd deze ingedrukt. 2. Maak de bevestigingsklem m.b.v. een geschikt werktuig los. Druk de borgknoppen in en verwijder de hoofdsteun. 1. Druk de vergrendelknop in en houd deze ingedrukt. 2. Maak de bevestigingsklem m.b.v.
Stoelen Lendensteun afstellen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN WAARSCHUWINGEN Plaats geen lading of andere voorwerpen achter de rugluening alvorens deze in de originele positie terug te brengen. Trek aan de rugluening om te zorgen dat deze volledig aangrijpt nadat de rugleuning in de originele positie is teruggebracht. Een onvergrendelde stoel kan gevaar opleveren als u plotseling stopt of een aanrijding heeft.
Stoelen Passagiersstoel neerklappen ACHTERBANK WAARSCHUWINGEN Rijd niet met neergeklapte passagiersstoel wanneer een persoon op de stoel direct of in het midden erachter plaatsneemt. De stoel inklappen WAARSCHUWINGEN Wanneer u de stoel inklapt, moet u voorzichtig zijn dat uw vingers niet gekneld raken tussen het mechanisme. Rijd niet terwijl er voorwerpen op de neergeklapte rugleuning liggen. Probeer het zitkussen van de stoel niet naar voren te klappen.
Stoelen De stoel uitklappen VERWARMDE STOELEN WAARSCHUWINGEN Wanneer u de stoel uitklapt, moet u voorzichtig zijn dat uw vingers niet gekneld raken tussen het mechanisme. WAARSCHUWING Mensen die geen pijn op hun huid kunnen voelen als gevolg van hoge leeftijd, chronische ziekte, diabetes, ruggengraatletsel, medicatie, alcoholgebruik, uitputting of andere fysieke omstandigheden moeten voorzichtig omgaan met de stoelverwarming.
Stoelen De stoelverwarming blijft ingeschakeld totdat de stoelverwarming dan wel het contact wordt uitgeschakeld.
Extra voedingsaansluitingen Voedingspunt met 12 Volt gelijkstroom Voorkomen dat de accu leegraakt: • Gebruik het voedingspunt niet langer dan nodig wanneer de motor niet draait. • Laat apparaten 's nachts niet aangesloten of wanneer de auto een langere periode staat geparkeerd. WAARSCHUWING Sluit geen extra elektrische accessoires aan op de aansluitbus van de sigarettenaansteker.
Extra voedingsaansluitingen Druk het verwarmingselement in om de aansteker te laten gloeien. Hij springt automatisch in de oorspronkelijke stand terug.
Opbergvakken BEKERHOUDERS N.B.: Berg items voorzichtig op in de bekerhouder; deze items kunnen immers loskomen bij bruusk remmen, acceleratie of botsingen, waarbij warme drank kan worden gemorst. WAARSCHUWING Gebruik alleen zachte bekers in de bekerhouders. Harde voorwerpen kunnen u verwonden bij een botsing.
Motor starten en stoppen ALGEMENE INFORMATIE CONTACTSLOT WAARSCHUWINGEN Door langdurig stationair draaien met hoge motortoerentallen kan tot zeer hoge temperaturen in de motor en het uitlaatsysteem leiden, waardoor het risico op brand of andere schade ontstaat. Laat de motor niet stationair draaien en parkeer of rij de auto niet op droog gras of ander droog materiaal. Het emissiesysteem warmt de motorruimte en het uitlaatsysteem op, waardoor het risico op brand ontstaat.
Motor starten en stoppen N.B.: Het contact wordt automatisch uitgeschakeld wanneer u de auto onbeheerd achterlaat. Dit is om te voorkomen dat de voertuigaccu leegraakt. 1. Zet de keuzehendel in stand "P" of "N". 2. Druk het rempedaal volledig in. 3. Druk de toets kortstondig in. N.B.: Om het contact aan te zetten en de motor te starten moet zich een geldige sleutel in de auto bevinden. Een dieselmotor starten N.B.: De startmotor kan pas worden ingeschakeld wanneer de controlelamp gloeibougies is gedoofd.
Motor starten en stoppen Handgeschakelde versnellingsbak 2. Beweeg de keuzehendel van de transmissie naar de stand N en gebruik de remmen om de auto veilig te stoppen. 3. Beweeg nadat de auto is gestopt de keuzehendel naar stand P of N en zet de auto van contact. N.B.: Door tijdens het starten het koppelingspedaal op te laten komen, wordt de startmotor uitgeschakeld maar blijft het contact aan. In het display wordt een bericht weergegeven.
Motor starten en stoppen N.B.: Het systeem vergrendelt het stuurwiel niet wanneer het contact aan staat of de auto beweegt. Alle auto's Wacht even wanneer de motor niet binnen 10 seconden aanslaat, en probeer het opnieuw. Stuur ontgrendelen Als de motor na drie startpogingen nog niet is aangeslagen, wacht dan 10 seconden en ga te werk zoals is beschreven onder Verzopen motor. Zet het contact aan om het stuurwiel te ontgrendelen. N.B.
Motor starten en stoppen Het stationaire toerental varieert afhankelijk van bepaalde factoren. Het gaat hierbij om temperaturen van componenten en omgevingstemperatuur en vereisten aan het elektrische systeem en het klimaatsysteem. N.B.: Door tijdens het starten het koppelingspedaal op te laten komen, wordt de startmotor uitgeschakeld maar blijft het contact aan. 1. Druk het koppelingspedaal volledig in. 2. Start de motor.
Motor starten en stoppen Regeneratie U dient af en toe ritten te maken onder de volgende omstandigheden ter ondersteuning van de regeneratieprocedure: • Rijd minimaal 20 minuten met de auto onder gunstige omstandigheden (hoge snelheden tijdens normaal rijden) op een hoofdweg of snelweg. Deze rit kan korte stoppen bevatten die geen invloed hebben op de regeneratieprocedure. • Voorkom langdurig stationair draaien en neem altijd snelheidslimieten en het type wegdek in acht. • Schakel het contact niet uit.
Unieke rijeigenschappen N.B.: Als u de motor laat afslaan en binnen korte tijd het koppelingspedaal intrapt, dan wordt de motor automatisch opnieuw gestart. AUTO-START-STOP N.B.: Voor auto's met Auto-Start-Stop verschillen de accuvereisten. De accu moet worden vervangen door een accu met exact dezelfde specificatie als de originele. N.B.: De indicatielamp van Auto-Start-Stop brandt groen wanneer de motor wordt uitgeschakeld. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 62).
Unieke rijeigenschappen • • • • • • De buitentemperatuur is te laag of te hoog. Het bestuurdersportier is geopend. Lage bedrijfstemperatuur motor. Weinig vacuüm in remsysteem. Als een snelheid van 5 km/u niet is overschreden. De veiligheidsgordel van de bestuurder is niet vastgemaakt. Motor opnieuw starten N.B.: De transmissie moet in neutraal staan. Trap het koppelingspedaal in. Het systeem kan de motor onder bepaalde omstandigheden weer starten, bijvoorbeeld: • Een lage accuspanning.
Brandstof en tanken • VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Tank de brandstoftank niet te vol. De druk in een overvolle tank kan lekkage veroorzaken en leiden tot het naar buiten spuiten van brandstof en brand. Het brandstofsysteem kan onder druk staan. Als u een sissend geluid hoort bij de tankklep (Easy Fuel-systeem zonder tankdop), tank dan niet voordat het geluid gestopt is. Anders kan er brandstof naar buiten spuiten, wat tot ernstig letsel kan leiden.
Brandstof en tanken veroorzaken. Bij gevoelige personen kan dit leiden tot ernstig letsel of ziekte. Als er brandstof op de huid terecht komt, was deze dan grondig met water en zeep. Neem direct contact op met een arts als u bijwerkingen ondervindt. BRANDSTOFKWALITEIT DIESEL WAARSCHUWINGEN Meng de diesel niet met olie, benzine of andere vloeistoffen. Deze kunnen een chemische reactie veroorzaken. BRANDSTOFKWALITEIT BENZINE Voeg geen kerosine, paraffine of benzine aan de diesel toe.
Brandstof en tanken • • Het contact moet na het tanken wellicht enkele malen van OFF naar ON worden gedraaid, zodat het brandstofsysteem de brandstof van de tank naar de motor kan pompen. Tijdens het starten kan de starttijd enkele seconden langer duren dan normaal. Bij een sleutelloos ontstekingssysteem kan de motor gewoon worden gestart. De starttijd duurt langer dan normaal. Normaal gesproken is het tanken van 4,6 liter brandstof genoeg om de motor te starten.
Brandstof en tanken KATALYSATOR WAARSCHUWINGEN Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt om uw auto te wassen, spuit dan kort op de brandstofvulklep vanaf een afstand van niet minder dan 200 millimeter. WAARSCHUWING Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de wagen niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Tijdens het gebruik van de motor en na het afzetten van de motor straalt het uitlaatsysteem veel warmte uit. Dit kan brandgevaar opleveren.
Brandstof en tanken 4. Bedien het vulpistool binnen de getoonde gebieden. N.B.: Na het plaatsen van een vulpistool met de correcte afmeting wordt een veerbelaste blokkering geopend. Hierdoor wordt voorkomen dat onjuiste brandstof wordt getankt. 2. Breng het vulpistool tot en met de eerste nok op het vulpistool A in. Laat het rusten op de afdekking van de vulbuis. 5. Til het vulpistool licht op om het te verwijderen.
Brandstof en tanken Brandstofverbruik berekenen Het brandstofverbruik onder praktijkomstandigheden is afhankelijk van een groot aantal factoren, bijvoorbeeld rijstijl, rijden met hoge snelheid, stop-start verkeer, gebruik van airconditioning, gemonteerde accessoires, beladingstoestand en slepen van een aanhanger. Meet het brandstofverbruik niet tijdens de eerste 1.600 km (dit is de inrijperiode van de motor). Na 4.000 km wordt een meer nauwkeurige meting verkregen.
Brandstof en tanken TECHNISCHE SPECIFICATIE Brandstofverbruikscijfers Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2-emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 1.0L EcoBoost (74 kW/100 pk) zonder start-stop 6,6 (42,8) 4,3 (65,7) 5,1 (55,4) 119 1.0L EcoBoost (74 kW/100 pk) met start-stop 6 (47,1) 4,2 (67,3) 4,9 (57,6) 114 1.0L EcoBoost (90 kW/120 pk) 6 (47,1) 4,2 (67,3) 4,9 (57,6) 114 1.4L Duratec -16V 7,9 (35,8) 4,9 (57,6) 6 (47,1) 139 1.
Versnellingsbak/transmissie Standen keuzehendel HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK De achteruit inschakelen Schakel de achteruit niet in wanneer de auto in beweging is. Dit kan inwendige schade aan de versnellingsbak veroorzaken. AUTOMATISCHE TRANSMISSIE WAARSCHUWINGEN Zorg dat de parkeerrem altijd volledig ingeschakeld is en zorg dat de keuzehendel van de transmissie in stand P staat. Schakel het contact uit en verwijder de sleutel als u de auto verlaat.
Versnellingsbak/transmissie P (Park) D (Drive) N.B.: Het schakelen vindt alleen plaats bij bepaalde rijsnelheden en motortoerentallen. WAARSCHUWINGEN Zet de keuzehendel van de transmissie alleen in de parkeerstand bij stilstaande auto. N.B.: U kunt de actueel geselecteerde versnelling tijdelijk uitschakelen m.b.v. de knoppen + en -. Schakel de parkeerrem in en zet de keuzehendel van de transmissie in de parkeerstand voordat u de auto verlaat.
Versnellingsbak/transmissie Er worden mogelijk versnellingen overgeslagen wanneer er herhaaldelijk binnen korte intervallen op de knoppen wordt gedrukt. N.B.: Beweeg de auto niet langer dan 1 minuut heen en weer, omdat anders de transmissie en de banden beschadigd kunnen raken of de motor oververhit kan raken. De handmatige modus beschikt ook over een kickdown functie. Zie Kickdown.
Versnellingsbak/transmissie 3. Verwijder het zijpaneel van de middenconsole. WAARSCHUWINGEN Als het toerental van de motor overmatig wordt verhoogd of een functiestoring wordt geregistreerd, wordt het systeem gedeactiveerd. Het systeem maakt het eenvoudiger op te trekken wanneer uw auto op een helling staat zonder dat het noodzakelijk is gebruik te maken van de parkeerrem. Wanneer het systeem actief is, blijft de auto nadat u het rempedaal hebt losgelaten twee tot drie seconden op de helling stilstaan.
Versnellingsbak/transmissie Het systeem in- en uitschakelen N.B.: Het systeem kan allen in- en uitgeschakeld worden voor handgeschakelde versnellingsbakken. N.B.: Wanneer u het systeem uitgeschakeld heeft, blijft dit uitgeschakeld tot u het weer inschakelt. Uw auto wordt geleverd met ingeschakeld systeem. U kunt deze functie desgewenst uitschakelen: Zie Algemene informatie (bladzijde 67).
Remmen ALGEMENE INFORMATIE TIPS VOOR RIJDEN MET ABS N.B.: Wanneer het systeem in werking is, pulseert het rempedaal en legt wellicht een langere weg af. Blijf het rempedaal indrukken. Er is tevens wellicht een geluid hoorbaar vanaf het systeem. Dat is normaal. WAARSCHUWING Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn.
Remmen N.B.: Als de auto wordt geparkeerd op een helling en naar boven wijst, selecteer dan de 1e versnelling en draai het stuur weg van de stoeprand. N.B.: Als de auto wordt geparkeerd op een helling en naar beneden wijst, selecteer dan de achteruitversnelling en draai het stuur richting de stoeprand. Alle auto's N.B.: Druk de ontgrendelknop tijdens het aantrekken niet in. De handrem inschakelen: 1. Druk het rempedaal krachtig in. 2. Trek de handremhendel volledig omhoog. De handrem lossen: 1.
Stabiliteitsregeling Het systeem zorgt ook voor een betere tractieregeling door het motorkoppel te verlagen wanneer de wielen bij het accelereren beginnen door te draaien. Het verbetert de mogelijkheden om op gladde of losse oppervlakken te kunnen optrekken en het verbetert het comfort door wielspin in haarspeldbochten te beperken.
Parkeerhulp N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Reinig de sensoren niet met scherpe voorwerpen. WERKING WAARSCHUWINGEN Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. N.B.: Het systeem kan valse alarmen geven als het een signaal detecteert dat gebruik maakt van dezelfde frequentie als de sensoren of als uw auto helemaal volgeladen is.
Parkeerhulp N.B.: Sommige accessoires kunnen de prestaties beperken of verkeerde activering veroorzaken. Bijvoorbeeld grote trekhaken, fietsendragers of rekken voor surfplanken. N.B.: De sensoren van het parkeerhulpsysteem moeten schoon en vrij van sneeuw en ijs worden gehouden om slechte prestaties of verkeerde activering te voorkomen. Reinig de sensors niet met scherpe voorwerpen. N.B.
Parkeerhulp Sensorsysteem voor en achter De volgende geluidssignalen zijn te horen wanneer grote voorwerpen zich binnen het dekkingsgebied van elke bumper bevinden: • U hoort een hoge toon uit de voorste luidsprekers van het audiosysteem wanneer grote voorwerpen zich binnen het dekkingsgebied van de sensor op de voorbumper van uw auto bevinden. Als de auto dichter bij een groot voorwerp rijdt, wordt het geluidssignaal sneller herhaald.
Parkeerhulp De achteruitkijkcamera aanzetten Zet de keuzehendel van de transmissie uit R (achteruit), D (vooruit), L (laag) of rijd weg van grote voorwerpen of druk op de parkeerhulpknop om het systeem uit te schakelen. Voor de plaats van het item: Zie In één oogopslag (bladzijde 11). Als er een storing aanwezig is in het systeem, verschijnt een waarschuwingsbericht op het informatiepaneel en kunt u het systeem niet inschakelen.
Parkeerhulp WAARSCHUWINGEN Als de accu van de auto is losgekoppeld, zullen de richtlijnen onmiddellijk nadat de accu opnieuw is aangesloten nog niet helemaal werken. De richtlijnen zullen pas helemaal werken nadat u gedurende vijf minuten tegen een minimumsnelheid van 50 km/h zo recht mogelijk met de auto hebt gereden. De lijnen duiden de afstand van de buitenrand van de voorband plus 51 mm tot de achterbumper aan. A Rode zone. B Oranje zone. C Groene zone.
Parkeerhulp N.B.: Bij achteruitrijden met een aanhanger toont de camera de richting van de auto en niet de richting van de aanhanger. N.B.: Als het camerabeeld niet duidelijk is, reinigt u de cameralens met een zachte doek. De achteruitkijkcamera uitzetten Druk op de schakelaar parkeerhulp op het dashboard of zet de versnelling uit achteruit. Voor de locatie van de schakelaar: Zie In één oogopslag (bladzijde 11). N.B.: Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid ongeveer 12 km/h is.
Snelheidsregeling (Cruise Control) WERKING WAARSCHUWING Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. Met de snelheidsregeling (cruise control) kunt u met behulp van de schakelaars op het stuurwiel de rijsnelheid instellen. U kunt cruise control gebruiken bij snelheden hoger dan ongeveer 30 km/u. De bediening van de cruise control bevindt zich in het stuurwiel. N.B.
Snelheidsregeling (Cruise Control) Ingestelde snelheid wijzigen • • • Druk op de SET+ of SET- toets en houd deze ingedrukt. Laat de toets los zodra u de gewenste snelheid hebt bereikt. Druk op de SET+ of SET- toets en laat deze los. De ingestelde snelheid wordt met stappen van ca. 2 km/u gewijzigd. Druk het gaspedaal of het rempedaal in tot de gewenste snelheid is bereikt. Druk op de SET+ toets en laat deze los.
Rijhulpmiddelen ACTIVE CITY STOP WAARSCHUWINGEN Indien uw auto is uitgerust met een niet door ons goedgekeurde voorruit, dan is het mogelijk dat het systeem niet naar behoren werkt. Algemene informatie WAARSCHUWINGEN Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. Als de motor stopt nadat het systeem is ingeschakeld, dan worden de waarschuwingsknipperlichten geactiveerd.
Rijhulpmiddelen Active City Stop gebruiken U moet harder dan 50 km/u in een rechte lijn met de auto rijden om de procedure te voltooien. Dit kan enkele minuten duren. Het systeem uit- en inschakelen N.B.: Het systeem wordt automatisch ingeschakeld wanneer u het contact inschakelt. Informatie lasersensor In bepaalde situaties is het raadzaam om het systeem uit te schakelen, bijvoorbeeld: • Bij rijden in het terrein wanneer voorwerpen de voorruit kunnen afdekken.
Transport ALGEMENE INFORMATIE BAGAGEVERANKERINGSPUNTEN WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. Plaats bagage en ander voorwerpen zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte of de laadruimte. Rijd niet met geopende achterklep of achterdeur. Uitlaatgassen kunnen de auto worden binnengezogen. Overschrijd niet de maximum vooren achterasbelasting voor uw auto.
Transport Net verwijderen 1. Breng de buitenste hoofdsteunen achterin omhoog. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 87). 2. Maak de bovenste en onderste bevestigingsklemmen los. BAGAGEAFDEKKINGEN BAGAGENETTEN WAARSCHUWING Leg geen voorwerpen op de afdekking van de bagageruimte. Net aanbrengen en verwijderen Net aanbrengen De afdekking verwijderen HONDENREK WAARSCHUWING 1. Breng de buitenste hoofdsteunen achterin omhoog. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 87). 2.
Transport 1. Bevestig het hondenrek aan de bovenste en onderste verankeringspunten. Draai de kartelwielen vast.
Aanhangers trekken • TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 100 km/u. Dit kan leiden tot verlies van controle over de auto, ernstige of dodelijke verwondingen. De bandenspanningen moeten worden vermeerderd met 3 psi (0,2 bar) boven de specificatie. Overschrijd de maximumdruk op de zijkant van de band niet. Dit kan ernstige verwondingen veroorzaken. Zie Velgen en banden (bladzijde 175).
Aanhangers trekken Het bruto treingewicht op het identificatieplaatje van de auto is van toepassing op hellingen tot 12% en hoogtes tot 3281 foot (1000 m) wanneer een aanhanger wordt getrokken. In berggebieden worden de motorprestaties kleiner omwille van de lage luchtdichtheid op hogere hoogtes. In hogere regio's boven 3281 foot (1000 m) moet het opgegeven maximaal toegestane bruto treingewicht met 10% worden verminderd voor elke extra 3281 foot (1000 m). N.B.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel aanbrengen Met aanhanger rijden WAARSCHUWING WAARSCHUWING Breng de trekhaakkogel alleen aan wanneer de koppeling volledig is ontgrendeld. Wanneer aan een van de onderstaande voorwaarden niet kan worden voldaan, gebruik dan de trekhaak niet en laat deze door een erkende dealer controleren. Controleer voordat u gaat rijden of de trekhaakkogel goed is vergrendeld. Controleer of: • • N.B.: Verwijder de dop. • • 1.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel verwijderen Verwijder de trekhaakkogel. Breng de stekker in de houder aan (1). Onderhoud WAARSCHUWING N.B.: Koppel de aanhanger af. Verwijder voordat u uw auto met een hogedrukreiniger reinigt de afneembare trekhaakkogel en sluit de opening met de dop af. 1. Verwijder de beschermkap. Schuif de kap op de sleutel. Breng de sleutel aan en draai hem linksom. 2. Houd de trekhaakkogel vast. Trek de draaiknop naar buiten en draai hem rechtsom totdat hij klikt. 3.
Aanhangers trekken Sleepoog voorzijde AUTO OP VIER WIELEN SLEPEN - HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK WAARSCHUWINGEN U dient het contact in te schakelen wanneer uw auto wordt gesleept. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. De rem- en stuurbekrachtiging werken niet, tenzij de motor draait. Druk het rempedaal harder in en houd rekening met langere remafstanden en een zwaarder draaiend stuurwiel.
Aanhangers trekken Het gewicht de auto die wordt gesleept mag niet hoger zijn dan het gewicht van de takelwagen. Dat mag u in de volgende omstandigheden doen: • Uw auto is vooruit gericht, zodat deze vooruit wordt gesleept. • De keuzehendel van de transmissie staat in de stand N. Als de keuzehendel van de transmissie niet in de stand N kan worden geschakeld, moet deze wellicht worden uitgeschakeld. Zie Automatische transmissie (bladzijde 111). • De maximumsnelheid is 35 mph (56 km/u).
Tips voor het rijden INRIJDEN DOOR WATER RIJDEN Banden WAARSCHUWINGEN Rijd alleen door water in noodgevallen en niet als normaal wordt gereden. WAARSCHUWING Nieuwe banden hebben een inlooptijd van ongeveer 500 kilometer. Gedurende deze periode kan de auto een andere rijkarakteristiek vertonen. De motor kan beschadigd raken als water het luchtfilter binnendringt. IN noodsituaties kan de auto met maximumsnelheid van 10 km/u door water met een maximale diepte van 200 mm rijden.
Tips voor het rijden WAARSCHUWINGEN Door pedalen die niet vrij kunnen bewegen kunt u de controle over de auto verliezen; hiermee vergroot u het risico op ernstig persoonlijk letsel. Zorg er altijd voor dat de vloermatten stevig aan de bij de auto meegeleverde bevestigingspennen in de vloerbedekking bevestigd zijn Vloermatten moeten stevig bevestigd zijn aan beide bevestigingspennen, zodat ze niet van hun plaats kunnen schuiven.
Wat te doen bij pech WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN BRANDSTOFAFSLUITER WAARSCHUWING Als brandstoflekkage na een aanrijding niet wordt gecontroleerd of indien nodig wordt verholpen, dan kan de kans op brand en ernstig letsel toenemen. Wij raden aan na een aanrijding het brandstofsysteem door een erkende dealer te laten inspecteren. De knop voor alarmknipperlichten is aangebracht op het instrumentenpaneel. Gebruik de knop wanneer uw auto een veiligheidsgevaar is voor andere weggebruikers.
Wat te doen bij pech Voor aansluiten hulpstartkabels 4. Trap het rempedaal in en houd de knop ingedrukt totdat de motor start. N.B.: Diverse systeemcontroles worden automatisch uitgevoerd voordat de auto opnieuw zal starten. Als uw auto na de derde poging niet opnieuw start, heeft het systeem een storing gedetecteerd die moet worden gerepareerd. We raden aan dat u contact opneemt met een erkende dealer.
Wat te doen bij pech Koppel de kabels in omgekeerde volgorde los. 4. Verbind de minpool (-) van auto B met de massaverbinding van auto A (kabel D). WAARSCHUWINGEN Sluit niets aan op de minuspool (–) van een bijna ontladen accu. Zorg ervoor dat de kabels niet met draaiende onderdelen en onderdelen van het brandstoftoevoersysteem in aanraking kunnen komen. Motor starten 1. Start de motor van auto B en laat deze met een matig hoog toerental draaien. 2. Start de motor van auto A. 3.
Zekeringen Zekeringenkast in passagierscompartiment PLAATSEN ZEKERINGENHOUDERS De zekeringenkast bevindt zich achter het handschoenenkastje. Open het handschoenenkastje en maak het leeg. Druk de zijwanden naar binnen en laat het handschoenenkastje naar beneden kantelen.
Zekeringen SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN Zekeringkast motorruimte Zekering Vermogen zekering 1 30 A Module anti-blokkeerremsysteem Moduul elektronische stabiliteitsregeling 2 60 A Hoog toerental ventilator koelsysteem 40 A Ventilator koelsysteem 30 A Laag toerental ventilator koelsysteem 4 30 A Verwarmingsaanjager 5 60 A Voeding zekeringenkast passagiersruimte (accu) 3 Beveiligde circuits 144 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 10-03-2014 Vehicles Built Up To: 03-05-2015, CG3573nlNLD
Zekeringen Zekering Vermogen zekering 6 30 A Carrosserieregelmodule 7 60 A Voeding zekeringenkast passagiersruimte (ontsteking) 60 A Gloeibougies (dieselmotoren) 8 Beveiligde circuits 50 A Module DPS6 9 40 A Verwarmde voorruit linkerzijde 10 40 A Verwarmde voorruit rechterzijde 11 30 A Startrelais 12 10 A Relais grootlicht links 13 10 A Relais grootlicht rechts 14 15 A Continupomp 15 20 A Bobine 16 15 A Computer motorregeling (PCM) Snel en langzaam draaiende koelventila
Zekeringen Zekering Vermogen zekering 29 10 A 30 - Wordt niet gebruikt 31 - Wordt niet gebruikt 32 20 A Claxon Accuspaarvoorziening Module sleutelloos voertuigsysteem 33 20 A Achterruitverwarming 34 20 A Relais brandstofpomp Verwarmingselement dieselolie Beveiligde circuits Koppeling van compressor airconditioning 35 15 A Categorie 1 alarmsysteem 36 7,5 A Regeling automatische transmissie 37 25 A Voorportiermodule linkerzijde 38 25 A Voorportiermodule rechterzijde 39 25 A
Zekeringen Relais Geschakelde circuits R11 Benzinepomp Verwarmingselement dieselolie R12 Achteruitrijlamp R13 Verwarmingsaanjager Zekeringenkast in passagierscompartiment Zekering Vermogen zekering 1 7,5 A Beveiligde circuits Ontsteking 147 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 10-03-2014 Vehicles Built Up To: 03-05-2015, CG3573nlNLD nlNLD, Edition date: 02/2014, Third Printing
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits Regensensor Verwarmde voorruit Plafondlamp Achteruitkijkspiegel 2 10 A Remlichten 3 3A Achteruitrijlamp 4 7,5 A 5 - 6 15 A Achterruitwisser 7 15 A Sproeierpomp 8 - 9 15 A Verwarmde passagiersstoel 10 15 A Verwarmde bestuurdersstoel Koplamphoogte-instelling Wordt niet gebruikt Wordt niet gebruikt 11 - 12 10 A Wordt niet gebruikt Airbagmodule 13 10 A Ontsteking Elektronische stuurbekrachtiging Instrumentenpaneel.
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 20 20 A Trekhaakkogelmodule 21 15 A een audiosysteem Navigatie 22 7,5 A Instrumentenpaneel.
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 40 - Wordt niet gebruikt 41 - Wordt niet gebruikt 42 7,5 A Achteruitkijkcamera 43 10 A Module active city stop (veiligheidssysteem tegen kop-staartbotsingen) 44 7,5 A Controlelamp deactivering passagiersairbag 45 - Wordt niet gebruikt 46 - Wordt niet gebruikt 47 - Wordt niet gebruikt 48 - Wordt niet gebruikt 49 - Wordt niet gebruikt Relais Geschakelde circuits R1 Ontsteking R2 Aansteker R3 Wordt niet gebruikt
Zekeringen EEN ZEKERING VERVANGEN WAARSCHUWINGEN Wijzig de elektrische installatie van de wagen op geen enkele wijze. Laat reparaties aan de elektrische installatie en het vervangen van relais en hoge stroomsterkte-zekeringen uitvoeren door een erkende dealer. Zet het contact af en schakel alle elektrische onderdelen uit voordat u probeert een zekering te vervangen. Vervang een zekering altijd door een zekering met de gespecificeerde stroomsterkte.
Onderhoud Controle tijdens tanken ALGEMENE INFORMATIE • Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford erkende reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De erkende reparateurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren met behulp van een groot aantal speciale gereedschappen.
Onderhoud 2. Verplaats de vergrendelnok naar links. DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN Motorkap openen 3. Open de motorkap en ondersteun deze met de motorkapsteun. Motorkap sluiten 1. 1. Verwijder de motorkapsteun van de vergrendelnok en zet deze na gebruik weer correct vast. 2. Laat de motorkap zakken en vanaf een hoogte van 20-30 cm dichtvallen. N.B.: Zorg dat de motorkap goed wordt gesloten. Trek aan de ontgrendelhendel.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1.0L ECOBOOST™ * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 158). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 159). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 157). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 160). E Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur links) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 159).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1.4L DURATEC-16V (SIGMA)/1.6L DURATEC-16V TI-VCT (SIGMA) * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 158). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 159). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 157). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 160).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1.5L DURATORQ-TDCI DIESEL/ 1.6L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 158). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 159). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 157). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 160).
Onderhoud OLIEPEILSTAAF - 1.0L ECOBOOST™ A Minimum B Maximum OLIEPEILSTAAF - 1.5L DURATORQ-TDCI DIESEL/1.6L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL OLIEPEILSTAAF - 1.4L DURATEC-16V (SIGMA)/1.6L DURATEC-16V TI-VCT (SIGMA) A Minimum B Maximum MOTOROLIE CONTROLEREN 1. A Minimum B Maximum De auto moet op een vlakke ondergrond staan. 2. Zet de motor af en wacht 10 minuten, zodat de olie in het oliecarter kan lopen. 3. Verwijder de oliepeilstaaf en veeg deze met een schone, niet pluizende doek schoon.
Onderhoud N.B.: Het olieverbruik van nieuwe motoren bereikt zijn normale waarden na ongeveer 5.000 kilometer. N.B.: Koelvloeistof zet bij verwarming uit. Daardoor kan het koelvloeistofpeil enkele millimeters boven het MAX merkteken staan. Olie bijvullen Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct koelvloeistof bij. WAARSCHUWINGEN Vul alleen olie bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen.
Onderhoud 3. Draai de vuldop er weer op. Draai hem tot u sterke weerstand voelt. CONTROLE VLOEISTOFPEIL KOPPELING EN REMSYSTEEM WAARSCHUWINGEN Gebruik geen andere vloeistof dan de aanbevolen remvloeistof, aangezien dit de efficiëntie van het remsysteem kan beperken. Het gebruik van de verkeerde vloeistof kan ertoe leiden dat u de controle over uw auto verliest, met ernstig persoonlijk letsel of de dood als gevolg. Zie Technische specificatie (bladzijde 169).
Onderhoud 12 VOLT ACCU VERVANGEN RUITENWISSERBLADEN VERVANGEN WAARSCHUWING Wisserbladen voorruit Voor auto's met start/stop-schakelaar verschillen de accuvereisten. De accu moet worden vervangen door een accu van exact dezelfde specificatie. N.B.: De wisserbladen van de voorruit zijn verschillend qua lengte. Zie Technische specificatie (bladzijde 169). Wanneer u ruitenwisserbladen met een onjuiste lengte aanbrengt, is het mogelijk dat de regensensor niet correct meer werkt.
Onderhoud 1. Verwijder de koplampen. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 161). 2. Verwijder de afdekkingen. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 162). 3. Verschuif de bediening op elke koplamp om de lichtstraal van de koplamp af te stellen. N.B.: Wanneer u opnieuw aan de andere kant van de weg rijdt, mag u niet vergeten de lichtstralen van de koplampen terug te zetten op de oorspronkelijke instelling. 2. Draai het ruitenwisserblad een beetje. 3. Maak het ruitenwisserblad los van de wisserarm. 4.
Onderhoud N.B.: Wanneer de koplamp wordt gemonteerd, let er dan op dat het onderste bevestigingspunt van de koplamp goed op zijn plaats komt te zitten. GLOEILAMPEN VERVANGEN WAARSCHUWINGEN Schakel de verlichting en het contact uit. Laat de gloeilamp afkoelen voordat u deze verwijderd. Raak het glas van de gloeilamp niet aan. N.B.: Breng alleen gloeilampen met de juiste specificaties aan. N.B.: De volgende instructies beschrijven hoe de gloeilampen moeten worden verwijderd.
Onderhoud Richtingaanwijzer 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 161). 2. Verwijder het paneeltje. 3. Trek de multistekker los. 4. Maak de klem los en verwijder de gloeilamp. N.B.: Raak het glas van de gloeilamp niet aan. Dimlicht koplamp 1. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 161).
Onderhoud Stadslicht 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 161). 2. Verwijder de lamphouder. 3. Verwijder de gloeilamp. Naderingslicht N.B.: Draai het spiegelglas zover mogelijk naar binnen. 2. Verwijder het paneeltje. 3. Verwijder de lamphouder. 4. Verwijder de gloeilamp. Zijknipperlicht 1. 1. Steek een schroevendraaier in de spleet tussen het spiegelhuis en het spiegelglas maak de metalen klem los. Verwijder voorzichtig het zijknipperlicht.
Onderhoud Achterlampen Richtingaanwijzer en rem-/achterlicht 2. Verwijder de lamp. 3. Verwijder de gloeilamp. Mistlampen, voor 1. N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan niet uit de lamphouder worden verwijderd. Verwijder het bekledingspaneel. 2. Trek de multistekker los. 3. Verwijder de vleugelmoer. 4. Verwijder de lamp. 1. Trek de multistekker los. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze.
Onderhoud 3. Trek de multistekker los. 4. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 5. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. 5. Verwijder de lamphouder. 6. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. A. Achterlicht en remlicht B. Richtingaanwijzer Centraal derde remlicht Achteruitrijlamp en mistlamp 1. Open de achterklep. 2. Maak de klemmen los. 1. Open de achterklep. 2.
Onderhoud 3. Breng een geschikt voorwerp in de openingen aan. 4. Trek voorzichtig de lamp naar de voorzijde van de auto om de klemveren los te maken. 6. Verwijder de lamphouder. 7. Verwijder de gloeilamp. Kentekenplaatverlichting 1. Maak voorzichtig de klemveer los. 2. Verwijder de lamp. 3. Verwijder de gloeilamp. 5. Verwijder de lamp.
Onderhoud Interieurverlichting 1. Verwijder voorzichtig de lamp. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. Verlichting bagageruimte, beenruimte en achterklep 1. Verwijder voorzichtig de lamp. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. Leeslampen 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2. Verwijder de gloeilamp.
Onderhoud Lampje Specificatie Vermogen (watt) W5W 5 WY5W 5 W5W 5 Zijlamp - standaard serie Zijknipperlicht Instapverlichting Richtingaanwijzer, achter PY21W 21 Remlicht en achterlicht P21/5W 21/5 Mistlamp achter H21W 21 Achteruitrijlamp P21W 21 Kentekenplaatverlichting W5W 5 Bagageruimteverlichting W5W 5 N.B.: LED-lampen kunnen niet worden gerepareerd. TECHNISCHE SPECIFICATIE Vloeistoffen N.B.: Gebruik vloeistoffen die voldoen aan de gedefinieerde specificaties of vereisten.
Onderhoud Specificatie Viscositeitsgraad Antivries WSS-M97B44-D - Motorcraft SuperPlus antivries Remvloeistof WSS-M6C65-A2 - Motorcraft of Ford DOT 4 LV High Performance remvloeistof Item Aanbevolen vloeistof De motor van uw auto is ontworpen voor het gebruik van Castrol en Ford motorolie, die een gunstig opleveren met behoud van de duurzaamheid van uw motor.
Onderhoud Uitvoering Item Inhoud in gallons (liters) 1.0L EcoBoost Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,9 (4,0) 1.4L Duratec -16V Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 (4,1) 1.4L Duratec -16V Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,8 (3,8) 1.6L Duratec-16V Ti-VCT Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 (4,1) 1.6L Duratec-16V Ti-VCT Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,8 (3,8) 1.
Verzorging van de auto Chromen onderdelen reinigen REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO N.B.: Gebruik geen schuurmiddelen of chemische oplosmiddelen. Gebruik een zeepoplossing. N.B.: Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit en de ruitenwisserbladen. N.B.: Breng geen reinigingsproduct aan op hete oppervlakken en laat geen reinigingsproduct achter op chromen oppervlakken gedurende een periode die de aanbevolen periode overschrijdt. N.B.
Verzorging van de auto Veiligheidsgordels LICHTMETALEN VELGEN REINIGEN N.B.: Gebruik voor het reinigen geen schurende middelen of chemische oplosmiddelen. N.B.: Breng geen chemisch reinigingsmiddel aan op warme of hete velgranden en wieldeksels. N.B.: Laat geen vocht het oprolmechanisme van de veiligheidsgordel binnendringen. N.B.
Verzorging van de auto Het gebruik van niet aanbevolen reinigingsmiddelen kan leiden tot ernstige en permanente cosmetische beschadiging.
Velgen en banden ALGEMENE INFORMATIE Algemene informatie In de bestuurdersportieropening bevindt zich een tabel met de bandenspanning. WAARSCHUWINGEN Afhankelijk van het type en de omvang van de beschadiging kunnen sommige banden slechts gedeeltelijk of soms geheel niet worden gedicht. Een te lage bandenspanning kan het weggedrag van de auto beïnvloeden, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen. Controleer bij koude banden de bandenspanning bij een temperatuur waarin u gaat rijden. N.B.
Velgen en banden De set gebruiken Banden op spanning brengen WAARSCHUWINGEN Samengeperste lucht kan zich gedragen als een explosief of drijfmiddel. WAARSCHUWINGEN Controleer de bandwang voordat u het afdichtmiddel in de band pompt. Wanneer u scheuren, knobbels of dergelijke ziet, probeer dan niet de band op te pompen. Laat de set tijdens het gebruik nooit onbeheerd achter. Ga niet vlak naast de band staan wanneer de compressor in bedrijf is. Laat de compressor niet langer dan 10 minuten draaien.
Velgen en banden 1. A Label B Fles afdichtmiddel C Slang voor fles afdichtmiddel D Flessenhouder E Drukmeter F Stekker met kabel G Compressorschakelaar H Slangreparatieset I Drukregelventiel 2. Trek het label A waarop de maximaal toelaatbare snelheid van 80 km/u vermeld staat van de fles afdichtmiddel en maak het binnen het gezichtsveld van de bestuurder vast op het instrumentenpaneel. Het label mag niets belangrijks aan het oog onttrekken. 3.
Velgen en banden N.B.: Wanneer het afdichtmiddel in de band wordt gepompt, kan de druk toenemen tot 87 psi (6 bar) maar deze neem na ca. 30 seconden weer af. 18. Stop de auto na ongeveer drie kilometer. Controleer en corrigeer zo nodig de spanning van de beschadigde band. 19. Breng de set aan en lees de bandenspanning af van de drukmeter E. 20. Breng de band op de gespecificeerde bandenspanning. Zie Technische specificatie (bladzijde 189). 21.
Velgen en banden Lege flessen afdichtmiddel mogen samen met het huishoudelijk afval worden afgevoerd. Breng resten afdichtmiddel naar uw erkende dealer of voer ze af volgens de lokale richtlijnen. GEBRUIK VAN WINTERBANDEN Bij het gebruik van winterbanden moet u deze oppompen tot de bandenspanning in de tabel met bandenspanning. Zie Technische specificatie (bladzijde 189). VERZORGING VAN BANDEN GEBRUIK VAN SNEEUWKETTINGEN WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 50 km/u.
Velgen en banden Wanneer een waarschuwingsbericht voor een lage bandenspanning op het informatiedisplay wordt weergegeven, controleer dan de bandenspanning zo spoedig mogelijk en breng de spanning op de voorgeschreven waarde. Zie Technische specificatie (bladzijde 189). BANDENSPANNINGCONTROLESYSTEEM - AUTO’S GEPRODUCEERD TOT: 01-062014 WAARSCHUWINGEN Het systeem ontheft u niet van de verantwoording om regelmatig de bandenspanning te controleren.
Velgen en banden Rijden op onvoldoende opgepompte banden kan: • ervoor zorgen dat ze oververhit raken. • leiden tot een klapband. • leiden tot een hoger brandstofverbruik. • de levensduur van de banden beperken. • het gedrag of de stopprestaties van de auto beïnvloeden. BANDENSPANNINGCONTROLESYSTEEM - AUTO'S GEPRODUCEERD VANAF: 0206-2014 WAARSCHUWING Het controlesysteem lage bandenspanning vormt geen vervanging voor de manuele controle van de bandenspanning.
Velgen en banden Werking van het controlesysteem lage bandenspanning nadat u één of meer banden of wielen van uw auto hebt vervangen. Controleer dat het systeem correct blijft werken wanneer banden of wielen zijn vervangen. Zie Wanneer het tijdelijke reservewiel is geplaatst in dit hoofdstuk. Het systeem meet de druk in de vier banden en stuurt de waarden van de bandenspanning naar uw auto.
Velgen en banden Waarschuwingslamp Omschrijving Handeling WaarschuwingsBand(en) onvoldoende lamp blijft branden opgepompt Reservewiel in gebruik 1. Zorg dat de banden worden opgepompt tot de juiste bandenspanning. Zie Velgen en banden (bladzijde 175). De bandenspanning staat ook op het label voor oppompen van de banden (aan de rand van het bestuurdersportier of de B-stijl). 2.
Velgen en banden Procedure om het controlesysteem lage bandenspanning te resetten De banden moeten regelmatig van plaats worden gewisseld om consequente prestaties en een maximale levensduur van de banden te bieden, het systeem moet weten wanneer de banden worden gewisseld, om te bepalen welke set banden zich op de voor- en achteras bevinden. Met deze informatie kan het systeem lage bandenspanning detecteren en u correct waarschuwen.
Velgen en banden N.B.: Uw auto kan ongewone rijeigenschappen vertonen. EEN WIEL VERVANGEN Wielmoeren Voertuigkrik Na het overleggen van het certificaat met het referentienummer kunt u bij uw erkende dealer een vervangende dopsleutel en vervangende wielslotmoeren verkrijgen. WAARSCHUWINGEN De boordkrik waarmee uw auto wordt geleverd mag alleen worden gebruikt voor het wisselen van een wiel in noodsituaties.
Velgen en banden A Alleen voor gebruik in noodsituaties B Onderhoud A Kleine pijlvormige markeringen op de dorpels verwijzen naar de kriksteunpunten.
Velgen en banden Wieldop verwijderen Wielmoersleutel monteren WAARSCHUWING Het afneembare sleepoog heeft linkse schroefdraad. Draai het linksom in het draadgat. Zorg ervoor dat het sleepoog volledig wordt vastgezet. 1. Breng de wieldopverwijderaar aan. 2. Verwijder de wieldop. N.B.: Zorg dat de wieldopverwijderaar onder een rechte hoek ten opzichte van de wieldop wordt aangetrokken. Een wiel verwijderen WAARSCHUWINGEN Parkeer uw auto dusdanig dat u, noch het verkeer hinder ondervindt of gevaar loopt.
Velgen en banden WAARSCHUWINGEN Schakel de eerste versnelling of de achteruit in wanneer uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak. Selecteer de parkeerstand (P) wanneer deze met een automatische transmissie is uitgerust. Laat de inzittenden uitstappen. Blokkeer het diagonaal tegenoverliggende wiel met een geschikt blok hout of een wielkeg. Zorg dat de pijlen op banden voor één draairichting in de juiste draairichting wijzen wanneer de auto voorwaarts rijdt.
Velgen en banden WAARSCHUWING Bevestig lichtmetalen velgen niet met wielmoeren die voor stalen velgen zijn bestemd. N.B.: De wielmoeren voor lichtmetalen velgen en stalen spaakvelgen kunnen gedurende korte tijd worden gebruikt voor het vastzetten van de stalen velg van het reservewiel (maximaal twee weken). N.B.: Controleer of de contactvlakken tussen velg en naaf schoon zijn. N.B.: Zorg ervoor dat de conische zijde van de wielmoeren naar de velg is gekeerd. 4.
Velgen en banden Bandenspanningen (koude banden) Tot 80 km/u Normale belading Uitvoering Ruimtebesparend reservewiel wanneer dit van de aangebrachte wielen verschilt Bandenmaat 125/80 R15 Volle belading Voorzijde Achterzijde Voorzijde Achterzijde lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) 61 (4,2) 61 (4,2) 61 (4,2) 61 (4,2) Tot 160 km/u Normale belading Uitvoering * Bandenmaat Volle belading Voorzijde Achterzijde Voorzijde Achterzijde lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/i
Velgen en banden Snelheid continu hoger dan 160 km/u Normale belading Uitvoering Bandenmaat Volle belading Voorzijde Achterzijde Voorzijde Achterzijde lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) 31 (2,1) 38 (2,6) 46 (3,2) Alle motoren 185/60 R15 * 35 (2,4) Alle motoren 195/60 R15 32 (2,2) 31 (2,1) 36 (2,5) 46 (3,2) Alle motoren 195/55 R16 32 (2,2) 32 (2,2) 36 (2,5) 41 (2,8) Alle motoren 205/45 R17 35 (2,4) 31 (2,1) 38 (2,6) 41 (2,8) 191 B-MAX (CB2) Vehicles
Inhouden en specificaties N.B.: Het ontwerp van het identificatieplaatje kan afwijken van het getoonde plaatje. VOERTUIGIDENTIFICATIEPLAATJE N.B.: De informatie op het identificatieplaatje is afhankelijk van de vereisten per land.
Inhouden en specificaties Het Voertuig Identificatie Nummer (chassisnummer) is rechtsvoor naast de voorstoel in de bodemplaat ingeslagen. Het is ook op de linkerzijde van het instrumentenpaneel vermeld.
Inhouden en specificaties Afmetingen trekhaak 194 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 10-03-2014 Vehicles Built Up To: 03-05-2015, CG3573nlNLD nlNLD, Edition date: 02/2014, Third Printing
Inhouden en specificaties Onderdeel Omschrijving van de maat Afmeting in mm (inches) A Bumper – achterzijde trekhaakkogel 3,1 (78) B Bevestigingspunt – hart trekhaakkogel 0,7 (18) C Hart wiel – hart trekhaakkogel D Hart trekhaakkogel – langsbalk E Afstand tussen langsbalken F Hart trekhaakkogel – hart 1e bevestigingspunt 16,5 (419) G Hart trekhaakkogel – hart 2e bevestigingspunt 26,3 (668) 33,3 (845) 20,3 (516) 40,6 (1032) 195 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 10-03-2014 Vehicles Buil
Audiosysteem ALGEMENE INFORMATIE Radiofrequenties en factoren voor een goede radio-ontvangst Factoren voor radio-ontvangst Afstand en sterkte Naarmate u verder van een FM station verwijderd bent, hoe zwakker het signaal wordt en hoe zwakker de ontvangst. Terrein Heuvels, bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels, snelwegviaducten, parkeergarages, dicht op elkaar staande bomen en onweersbuien kunnen de ontvangst verslechteren.
Audiosysteem • • De MP3- en WMA-map vertegenwoordigt een mapstructuur die bestaat uit één mapniveau. De cd-speler nummert alle MP3- en WMA-nummers op de cd (aangeduid met de bestandsextensie MP3 of WMA) en alle mappen die MP3- en WMA-bestanden bevatten, van F001 (map) T001 (nummer) tot F253 T255. Cd's samenstellen met één mapniveau maakt het navigeren door de cd-bestanden eenvoudiger.
Audiosysteem A Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. B Cursorpijlen: Druk op een toets om door de schermopties te scrollen. C CD sleuf: Hier plaatst u een CD. D OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. E INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB- en IPod-informatie. F TA: Druk op de toets om verkeersberichten in of uit te schakelen; annuleert berichten tijdens een actief bericht.
Audiosysteem K MENU: Druk op de toets voor toegang tot verschillende audiosysteemfuncties. L SOUND: Druk op de toets om de geluidsinstellingen (bass, treble, middle, balance en fade) aan te passen. M AUX: Druk op de toets voor toegang tot de AUX en SYNC functies; deze annuleert ook het navigeren in het menu of de lijst. N RADIO: Druk op de toets om verschillende radiofrequentiebanden te kiezen; deze annuleert ook het navigeren in het menu of de lijst.
Audiosysteem Traffic Information Control 4. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. Veel radiostations die op de FM-band uitzenden hebben een TP-code die aanduidt dat deze verkeersberichten uitzenden. Voorkeuzezenders Met deze voorziening kunt u uw favoriete radiostations opslaan, zodat u later hierop direct kunt afstemmen door de juiste golfband te selecteren en de betreffende voorkeuzetoets in te drukken.
Audiosysteem Volume verkeersberichten News Broadcasts Verkeersberichten onderbreken de normale geluidsweergave met een voorgeprogrammeerd volume dat gewoonlijk hoger is dan het gebruikelijke luistervolume. Sommige audio-eenheden onderbreken de normale ontvangst voor nieuwsberichten van radiostations op de FM-band, of RDS- of EON-geschakelde stations. Instellen van het voorgeprogrammeerde volume: Tijdens nieuwsuitzendigen zal het display aangeven dat er een binnenkomend nieuwsbericht is.
Audiosysteem Wanneer een radiostation wordt gevonden wordt de weergave van het geluid hervat; wanneer er geen radiostation wordt gevonden, stemt het systeemautomatisch af op de oorspronkelijke frequentie. 1. Druk op de MENU toets. 2. Selecteer AUDIO of AUDIO-SETTINGS. 3. Scroll naar RDS REGIONAL en schakel in of uit met de toets OK. 4. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Indien geselecteerd, wordt AF op het display weergegeven. 1. Druk op de MENU toets. 2. Selecteer AUDIO of AUDIO-SETTINGS. 3.
Audiosysteem A Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. B Cursorpijlen: Druk op een toets om door de schermopties te scrollen. C CD sleuf: Hier plaatst u een CD. D OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. E INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB- en IPod-informatie. F TA: Druk op de toets om verkeersberichten in of uit te schakelen; annuleert berichten tijdens een actief bericht.
Audiosysteem J Functietoets 3: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt. K Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan. L Aan/uit- en volumeknop: Druk op de knop om het audiosysteem in of uit te schakelen. Draai de knop om het volume aan te passen.
Audiosysteem Golfbandtoets Druk op de RADIO toets om een keuze uit de beschikbare golfbanden te maken. De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. Station Tuning Control DAB service linking N.B.: Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld telkens wanneer u het contact inschakelt. A N.B.
Audiosysteem 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.
Audiosysteem Automatic Volume Control Indien een radiostation wordt gekozen of met behulp van de voorkeuzetoetsen wordt opgeroepen dat geen verkeersberichten uitzendt, dan blijft het toestel op dat radiostation afgestemd tenzij TA of TRAFFIC uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld wordt. Indien van toepassing, past de automatische volumeregeling het geluidsvolume aan, om geluiden van de motor en het wegdek te compenseren. 1. N.B.
Audiosysteem Als bij uw radio AF is ingeschakeld en u rijdt vanuit het ene ontvangstgebied naar een ander, zoekt deze functie naar een krachtiger radiosignaal en stemt daarop af wanneer het wordt gevonden. een aantal kleinere regionale netwerken, die bijvoorbeeld in grotere plaatsen of steden zijn gevestigd. Wanneer het netwerk niet in regionale zenders wordt opgesplitst, zendt het complete netwerk hetzelfde programma uit.
Audiosysteem N.B.: Boven de unit is een ingebouwde multifunctionele display aangebracht. Hierop wordt belangrijke informatie weergegeven over de bediening van het systeem. Daarnaast bevinden zich rondom het display diverse pictogrammen die oplichten wanneer een functie actief is (bijvoorbeeld CD, Radio of Aux.) AUDIOEENHEID - AUTO'S MET: AM/FM/CD/ NAVIGATIESYSTEEM WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel.
Audiosysteem A Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. B Cursorpijlen: Druk op een toets om door de schermopties te scrollen. C CD sleuf: Hier plaatst u een CD. D OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. E INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB-, IPod- en navigatie-informatie. Als Navigatie is geselecteerd, worden door op deze toets te drukken gegevens weergegeven van de huidige locatie of rit.
Audiosysteem I Functietoets 4: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt. J Functietoets 3: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt. K Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan.
Audiosysteem Station-afstemtoetsen Automatisch afstemmen Selecteer een frequentieband en druk kort op de toets volgende of vorige zoeken. Afstemmen zoeken stopt bij het eerste radiostation dat het vindt. Handmatig afstemmen A 1. Druk op functietoets 2. 2. Druk op de pijltjestoetsen naar links en rechts om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken totdat u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3.
Audiosysteem 3. Houd een van de voorkeuzetoetsen ingedrukt. Er verschijnen een voortgangsbalk en een melding. Wanneer de voortgangsbalk vol is, is het radiostation opgeslagen. Tevens wordt ter bevestiging het geluid kort gedempt. Als u reeds bent afgestemd op een radiostation dat verkeersberichten uitzendt, wordt TP ook weergegeven. Anders gaat de unit zoeken naar een station dat verkeersberichten uitzendt.
Audiosysteem Verkeersberichten beëindigen Handeling Aan het einde van een verkeersbericht gaat de audio-unit weer door met zijn normale werking. Om een verkeersbericht voortijdig af te breken, drukt u tijdens het bericht op TA of TRAFFIC. Mededeling 1 Audio-instellingen 2 Nieuwsbericht N.B.: Indien u op een ander tijdstip op TA of TRAFFIC drukt, worden alle berichten uitgeschakeld. 1. In- of uitschakelen met de OK-toets. 2. Druk op de toets MENU om te terug te keren.
Audiosysteem Handeling Mededeling Handeling Mededeling 1 Audio-instellingen 1 Audio-instellingen 2 Alt. frequentie 2 RDS regionaal 1. In- of uitschakelen met de OK-toets. 2. Druk op de toets MENU om te terug te keren. 1. In- of uitschakelen met de OK-toets. 2. Druk op de toets MENU om te terug te keren.
Audiosysteem A Aan, uit: Druk op de knop om het audiosysteem in of uit te schakelen. B DISPLAY: Druk op de toets om de display in de standby-modus te zetten. C Numeriek toetsenbord: Druk op de toets om een eerder opgeslagen radiostation op te vragen. Om een favoriet radiostation op te slaan, houdt u de toets ingedrukt tot het geluid terugkeert. In cd-modus drukt u op een cijfer om een nummer te kiezen. In telefoonmodus gebruikt u de knoppen om een telefoonnummer te vormen.
Audiosysteem J Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan (in de CD-modus). In de telefoonmodus kan de toets gebruikt worden om een oproep te beëindigen. Een inkomende oproep kan hiermee geweigerd worden. K MUTE: Druk op de toets om het geluid uit te schakelen. Druk nogmaals op de toets om het geluid weer in te schakelen.
Audiosysteem Golfbandtoets Druk op de RADIO toets om een keuze uit de beschikbare golfbanden te maken. De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. Station-afstemtoetsen DAB-service koppelen N.B.: Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld telkens wanneer u het contact inschakelt. A N.B.
Audiosysteem 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.
Audiosysteem Wanneer verkeersberichten worden uitgezonden, wordt de normale weergave van de radio of CD-speler automatisch onderbroken en verschijnt TA - Traffic mededeling op de display. N.B.: Indien u op een ander tijdstip op TA of TRAFFIC drukt, worden alle berichten uitgeschakeld.
Audiosysteem 3. Scrol naar de gewenste functie voor digitale signaalverwerking. 4. Druk op de toets OK. 5. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren. 6. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen. 7. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Onder bepaalde omstandigheden kan door het afstemmen op alternatieve frequenties de normale ontvangst tijdelijk worden onderbroken.
Audiosysteem Regionale modus AAN: Dit voorkomt het willekeurig schakelen naar andere regionale netwerken, die niet hetzelfde programma uitzenden. AUDIOEENHEID - AUTO'S MET: NAVIGATIESYSTEEM /SONY AM/FM/CD Regionale modus UIT: Hiermee kan een groter gebied worden ontvangen wanneer naburige regionale netwerken hetzelfde programma uitzenden, maar kan leiden tot willekeurig overschakelen wanneer dit niet het geval is.
Audiosysteem A Aan, uit: Druk op de knop om het audiosysteem in of uit te schakelen. B NAV: Druk op de toets voor toegang tot het navigatiesysteem. C Numeriek toetsenbord: Druk op de toets om een eerder opgeslagen radiostation op te vragen. Om een favoriet radiostation op te slaan, houdt u de toets ingedrukt tot het geluid terugkeert. In cd-modus drukt u op een cijfer om een nummer te kiezen. In telefoonmodus gebruikt u de knoppen om een telefoonnummer te vormen. D CD sleuf: Hier plaatst u een CD.
Audiosysteem J Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan (in de CD-modus). In de telefoonmodus kan de toets gebruikt worden om een oproep te beëindigen. Een inkomende oproep kan hiermee geweigerd worden. K HOME: Druk op de toets voor toegang tot het adresmenu, om naar uw thuisadres te gaan of uw thuisadres te wijzigen.
Audiosysteem Golfbandtoets Druk op de RADIO toets om een keuze uit de beschikbare golfbanden te maken. De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. Station-afstemtoetsen DAB-service koppelen N.B.: Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld telkens wanneer u het contact inschakelt. A N.B.
Audiosysteem 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.
Audiosysteem Wanneer verkeersberichten worden uitgezonden, wordt de normale weergave van de radio of CD-speler automatisch onderbroken en verschijnt TA - Traffic mededeling op de display. N.B.: Indien u op een ander tijdstip op TA of TRAFFIC drukt, worden alle berichten uitgeschakeld.
Audiosysteem 3. Scrol naar de gewenste functie voor digitale signaalverwerking. 4. Druk op de toets OK. 5. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren. 6. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen. 7. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Onder bepaalde omstandigheden kan door het afstemmen op alternatieve frequenties de normale ontvangst tijdelijk worden onderbroken.
Audiosysteem Regionale modus AAN: Dit voorkomt het willekeurig schakelen naar andere regionale netwerken, die niet hetzelfde programma uitzenden. N.B.: Wanneer u van het ene ensemble naar het andere gaat, kan het even duren voor het systeem is gesynchroniseerd met het volgende ensemble. Het systeem wordt gedempt tijdens de synchronisatie.
Audiosysteem N.B.: Op het scherm worden alleen de radiostations in het huidige ensemble weergegeven. Service Linking Als u het dekkingsgebied van een DAB-radiostation verlaat, zal het systeem automatisch overschakelen naar het overeenkomstige FM-radiostation. Handmatig afstemmen 1. Druk op functietoets 2. 2. Druk op de pijltjestoets links of rechts om in kleine stappen omhoog of omlaag op de golfband te zoeken. Houd de toets ingedrukt om snel op de golfband te zoeken. 3.
Audiosysteem Het afspelen start direct zodra een CD is geladen. Nummerselectie Wanneer een MP3- of WMA-CD wordt afgespeeld , bestaan de opties uit HERHALEN van het nummer of herhalen van alle nummers in de map. • Nummers op CD zoeken • Druk eenmaal op de toets voor neerwaarts zoeken om het huidige nummer te herhalen. Wanneer binnen twee seconden vanaf het begin van een nummer op deze toets wordt gedrukt, dan wordt het vorige nummer gekozen.
Audiosysteem Er zijn een aantal specificatieniveaus. In niveau 1 moeten de bestandsnamen in de 8.3 format (niet meer dan acht tekens per naam, niet meer dan drie tekens in de extensie .MP3 en . WMA) in hoofdletters zijn geschreven. Neem in acht dat bij de naamgeving het bestandsformaat .MP3 of . WMA aan de bestandsnaam wordt toegevoegd. Als u het bestandsformaat .MP3 of .
Audiosysteem N.B.: Een map die geen MP3- of WMA-bestand bevat, wordt overgeslagen. • Om een gewenste afspeelvolgorde voor de map of bestandsnaam te specificeren: Voer de volgorde op nummer (bijv. 01, 02, etc.) in en sla de inhoud vervolgens op een CD op. De volgorde verschilt afhankelijk van de software die voor het schrijven werd gebruikt. • • Wanneer een deel van een tag (aan het begin van het nummer) wordt overgeslagen, wordt geen geluid weergegeven.
Audiosysteem 3. Druk op OK om een gemarkeerd nummer te selecteren. N.B.: De CD wordt niet uitgeworpen. Het afspelen van de CD wordt gepauzeerd op de plaats waar de weergave van de radio werd hervat. Opties weergave MP3 en WMA Druk opnieuw op de CD toets om het afspelen van de CD te hervatten. Wanneer een MP3- of WMA-CD wordt afgespeeld, kan bepaalde informatie die gecodeerd in elke opname is opgenomen, worden weergegeven.
Audiosysteem Shuffle en willekeurig afspelen U kunt MP3-bestanden op CD-ROM's, CD-R's en CD-RW's afspelen. De CD moet voldoen aan ISO 9660 niveau 1 of niveau 2 format, of Joliet of Romeo in het gedecomprimeerde format. U kunt ook een CD gebruiken die in multi session is opgenomen. Door het willekeurig afspelen van nummers, ook wel bekend als “shuffle”, worden alle opnames op de CD in willekeurige volgorde afgespeeld. Druk op functietoets 2. N.B.
Audiosysteem Gemengde cd: In dit formaat worden gegevens opgeslagen als nummer 1 en wordt audio (gegevens van audio-cd) opgeslagen als nummer 2. • • Bestandsformaten Bij andere formaten dan ISO 9660 niveau 1 en niveau 2, is het mogelijk dat de namen van mappen of bestanden niet correct worden weergegeven. Afspeelvolgorde MP3- en WMA-bestanden Zorg ervoor dat u de bestandsextensie MP3 of WMA aan de bestandsnaam toevoegt. De volgorde waarin de mappen en bestanden worden afgespeeld, is als weergegeven.
Audiosysteem ID3 tag versie 2 2. Navigeer door de mapstructuur met de pijltoetsen om een andere map of ander nummer (bestand) te kiezen. 3. Druk op OK om een gemarkeerd nummer te selecteren. Het volgende treedt op wanneer een MP3of WMA-bestand met een tag wordt afgespeeld: • • • Wanneer een deel van een tag (aan het begin van het nummer) wordt overgeslagen, wordt geen geluid weergegeven. De tijd voor het overslaan is afhankelijk van de capaciteit van de tag.
Audiosysteem CD afspelen beëindigen Met de extra ingangsaansluiting kunt u uw draagbare audiospeler aansluiten en de muziek hierop via de luidsprekers van uw auto afspelen. U kunt elke draagbare audiospeler gebruiken die ontworpen is voor gebruik met een hoofdtelefoon. Uw audioverlengkabel moet over een mannelijke stekker van 1/8 inch (3,5 mm) aan elke uiteinde beschikken. Druk op RADIO om terug te keren naar de radio-ontvangst op alle eenheden. N.B.: De cd wordt niet uitgeworpen.
Audiosysteem STORINGEN VERHELPEN AUDIO-INSTALLATIE Display audio-unit Rectificatie Controleer CD Algemeen storingsbericht voor storingen tijdens het afspelen van een cd, bijv. kan cd niet lezen, data-cd geplaatst, enz. Controleer dat de schijf correct is geladen. Reinig de CD of reinig deze opnieuw of vervang de CD door een exemplaar met voor u bekende muziek. Neem contact op met een erkende dealer als de fout blijft aanhouden. Storing CD-drive Algemeen foutbericht voor cd-storingen.
SYNC™ ALGEMENE INFORMATIE SYNC is een communicatiesysteem voor auto's dat werkt met uw van Bluetooth voorziene mobiele telefoon en draagbare mediaspeler.
SYNC™ Veiligheidsinformatie andere gegevens bevatten over uw telefoonboek, tekstberichten (gelezen en ongelezen) en de oproepgeschiedenis. De gegevens bevatten tevens de oproepgeschiedenis terwijl uw mobiele telefoon niet op het systeem aangesloten was. Als u verbinding maakt met een mediaspeler creëert en bewaart het systeem een index van ondersteunde mediabestanden. Het systeem slaat ook een kort ontwikkelingslog van ca. 10 minuten op van alle recente systeemactiviteit.
SYNC™ Wacht alvorens een spraakcommando te geven tot de systeemmededeling is geweest gevolgd door een enkele pieptoon. Spraakcommando's die eerder uitgesproken worden, zullen niet geregistreerd worden in het systeem. SPRAAKHERKENNING GEBRUIKEN Dit systeem helpt u bij de bediening van veel functies m.b.v. spraakcommando's. Hierdoor kunt u uw handen aan het stuurwiel houden en uw aandacht houden op wat er in uw omgeving gebeurt. Spreek natuurlijk, zonder lange pauzes tussen de woorden.
SYNC™ Systeeminteractie en -feedback Een hogere mate van interactie is de standaardinstelling om u te helpen bij het leren van het gebruik van het systeem. U kunt deze instellingen op elk willekeurig moment wijzigen. Het systeem geeft feedback aan de hand van akoestische tonen, propmts, vragen en gesproken bevestigingen, afhankelijk van de situatie en het gekozen interactieniveau. U kunt het spraakherkenningssysteem zodanig aanpassen dat dit meer of minder instructies en feedback geeft.
SYNC™ Het systeem maakt een optielijst aan indien er op basis van uw gesproken commando's meerdere mogelijkheden zijn. Als dit is ingeschakeld, kan het systeem u tot vier mogelijkheden om verduidelijking vragen. Commando Omschrijving media kandidatenlijst uit Maakt de meest waarschijnlijke keuze uit de media-optielijst. Het systeem kan u af en toe vragen stellen. media kandidatenlijst aan Uw gesproken commando voor media-opties verduidelijken.
SYNC™ Mobiele telefoon voor het eerst koppelen Afhankelijk van de capaciteit van uw mobiele telefoon en uw markt, kan het systeem u vragen om iets te doen, zoals de huidige mobiele telefoon instellen als de primaire telefoon (de mobiele telefoon waarmee het systeem automatisch verbinding probeert te maken na het inschakelen van het contact), of uw telefoonboek downloaden. Door uw mobiele telefoon draadloos te verbinden met het systeem kunt u handsfree bellen en gebeld worden. N.B.
SYNC™ 8. Wacht tot de pincode verschijnt op het telefoondisplay. Vergelijk de pincode op de telefoon met de pincode op het audiodisplay, en accepteer het verzoek op het display van de mobiele telefoon en het voertuig. Het display geeft aan wanneer de koppeling is voltooid. N.B.: In sommige gevallen wordt u gevraagd om een pincode in te voeren op uw telefoon. Voer dan de pincode van zes tekens die verschijnt op het audiodisplay, in op uw telefoon. Het display geeft aan wanneer de koppeling is voltooid.
SYNC™ Commando Handeling ((oproep | gesprek) mute Deze commando's zijn alleen beschikbaar tijdens een oproep. [aan] | luidspreker uit) ((oproep | gesprek) mute Deze commando's zijn alleen beschikbaar tijdens een oproep. uit | luidspreker aan) ([telefonische] (vergade- Deze commando's zijn alleen beschikbaar tijdens een oproep.
SYNC™ Menucommando's Druk op de spraaktoets en zeg desgevraagd: Commando beltoon aan beltoon uit Woorden tussen haakjes zijn optioneel en hoeven niet gezegd te worden om het systeem het commando te laten begrijpen. Bellen Druk op de spraaktoets en zeg desgevraagd: Commando Handeling ([[een] naam] (opbellen | bellen) | bel [[een] naam] [op]) ([een] nummer Gevolgd door een nummer.
SYNC™ Om het gesprek te beëindigen, drukt u op de toets End call (Einde) op het stuurwiel of selecteert u de optie End call (Einde) in de display van de audio-unit en drukt u op OK. Telefoonopties tijdens een actief gesprek Een telefoongesprek beantwoorden Kies voor toegang tot dit menu één van de beschikbare opties onderaan de display van de audio-unit of selecteer de optie voor meer. Tijdens een actieve oproep worden er extra menufuncties beschikbaar, bijvoorbeeld een oproep in de wacht zetten.
SYNC™ Mededeling Omschrijving en actie Conferentie Twee afzonderlijke gesprekken samenvoegen. Het systeem ondersteunt maximaal drie bellers in een meervoudig gesprek of conferentiegesprek. 1. Selecteer de optie voor meer. 2. Verkrijg toegang tot het gewenste contact via het systeem of gebruik spraakcommando's om de tweede oproep te plaatsen. Indien het tweede gesprek actief is, selecteert u de optie Meer. 3. Navigeer naar de optie om gesprekken samen te voegen en druk op de toets OK.
SYNC™ 2. Selecteer een van de beschikbare opties. Mededeling Omschrijving en actie Nummer kiezen Een nummer kiezen met behulp van het numerieke toetsenbord van het audiosysteem. Nr. herhalen Het laatst gebelde nummer herhalen (indien beschikbaar). Druk op de toets OK om te selecteren. Telefoonboek Toegang verkrijgen tot uw gedownloade telefoonboek. 1. Druk op de toets OK om te bevestigen en in te voeren.
SYNC™ Tekstberichten U heeft de volgende opties: • Selecteer de luisteroptie om het systeem het bericht te laten voorlezen. • Selecteer de bekijkoptie om het tekstbericht te openen. Selecteer de negeeroptie of doe niets om het tesktbericht in het postvak IN te plaatsen. Nadat er geselecteerd is, heeft u de mogelijkheid het bericht te laten voorlezen, andere berichten weer te geven of de optie Meer te selecteren. • Druk op de spraaktoets en zeg "SMS voorlezen".
SYNC™ Mededeling Omschrijving en actie Nieuw Als u de optie voor het verzenden van een tekstbericht selecteert, wordt een lijst met vooraf gedefinieerde berichten weergegeven in de display van de audio-unit. Hiermee kunt u een nieuwe sms versturen op basis van een vooraf gedefinieerde set van 15 sms'en. Weerg Hiermee kunt u het volledige bericht lezen en hebt u bovendien de optie om het bericht luidop te laten lezen door het systeem. Selecteer de meeroptie om naar het volgende bericht te gaan.
SYNC™ Mededeling Omschrijving en actie Inst. als hoofd Als deze optie wordt aangevinkt, gebruikt het systeem deze mobiele telefoon als primaire telefoon wanneer er meerdere mobiele telefoons aan het systeem zijn gekoppeld. Deze optie kan gewijzigd worden voor alle gekoppelde mobiele telefoons (niet alleen voor de actieve telefoon) via het menu Bluetoothapparaten. Status telef.
SYNC™ Mededeling Omschrijving en actie Contacten toev. "Push" de gewenste contacten van uw mobiele telefoon. Zie de handleiding van uw apparaat voor informatie over de "push" van contacten. Druk op de OK-toets om meer contacten van uw telefoonboek toe te voegen. Wiss. Als een bericht verschijnt waarin wordt gevraagd om te wissen, selecteer dan de optie voor bevestigen. Druk op de OK-toets om het huidige telefoonboek en de oproeplijsten te verwijderen.
SYNC™ Mededeling Toevg. Omschrijving en actie Extra mobiele telefoons aan het systeem koppelen. 1. Selecteer de optie Toevoegen om de koppelingsprocedure te starten. 2. Wanneer een bericht voor het beginnen met koppelen in de display van de audio-unit wordt weergegeven, zoek dan naar SYNC op uw mobiele telefoon. Raadpleeg zo nodig de handleiding van het apparaat. 3. Selecteer SYNC op uw mobiele telefoon. 4. Wacht tot de pincode verschijnt op het telefoondisplay.
SYNC™ Mededeling Omschrijving en actie Verb. Een eerder gekoppelde mobiele telefoon verbinden. U kunt slechts met een mobiele telefoon per keer verbinding maken om gebruik te maken van de functionaliteit van de mobiele telefoon. Wanneer er met een andere telefoon verbinding wordt gemaakt, wordt de verbinding met de vorige mobiele telefoon voor de telefoondiensten verbroken.
SYNC™ Mededeling Omschrijving en actie Install. in SYNC Gedownloade applicaties of software-updates installeren. Selecteer deze optie en bevestig wanneer dat wordt gevraagd in het display van de audioeenheid. Er moet een geldige SYNC-applicatie of -update op de USB-drive beschikbaar zijn om de installatie met succes te kunnen voltooien. Systeeminfo Het versienummer en serienummer van het systeem weergeven. Druk op de toets OK om te selecteren. Spraakinstell.
SYNC™ N.B.: Zorg voordat u deze functie inschakelt dat u de belangrijke informatie in de privacy notice Emergency Assistance verderop in dit hoofdstuk leest. WAARSCHUWINGEN Het systeem probeert geen noodhulpoproep te doen als de instelling voor de functie voorafgaand aan een aanrijding niet op Aan (On) staat ingesteld.,Dit kan resulteren in een vertraagde reactietijd, waardoor het risico op ernstig letsel of overlijden mogelijk groter is.
SYNC™ • • • • • Er moet een gsm op het systeem aangesloten zijn. In bepaalde landen kan het nodig zijn om een geldige en geregistreerde SIM-kaart met belkrediet te hebben om een noodoproep te plaatsen en uit te voeren. Een aangesloten gsm moet ten tijde van het ongeval een oproep kunnen verrichten. De netwerkdekking, batterijlading en signaalsterkte van de aangesloten gsm moeten voldoende zijn. Uw auto moet over accuspanning beschikken.
SYNC™ • • Na het introductiebericht wordt de spraaklijn geopend, zodat u handenvrij kunt praten met de medewerker van de noodhulpdienst. Wanneer de lijn geopend wordt, dient u erop voorbereid te zijn om informatie over uw naam, telefoonnummer en locatie te verstrekken. • • • N.B.: Terwijl het systeem informatie geeft aan de medewerker van de noodhulpdienst, speelt het systeem een bericht af, zodat u weet dat er belangrijke informatie wordt verzonden.
SYNC™ N.B.: Voor toegang tot AppLink moet u uw smartphone koppelen en verbinding maken met SYNC. Toegang via het SYNC-menu Blader door de lijst met beschikbare apps en druk op OK om een app te selecteren. Wanneer een app wordt uitgevoerd via SYNC, drukt u op de pijltjestoets naar rechts voor toegang tot het menu van de app. Van hieruit hebt u toegang tot diverse functies van de app, bijvoorbeeld duim omhoog en duim omlaag. Druk op de pijltjestoets naar links om het menu van de app te sluiten. N.B.
SYNC™ Commando Omschrijving en actie [hoofdmenu] help Gebruik dit commando om een lijst met beschikbare spraakcommando's te horen. (mobiele| telefoon | GSM) (apps | applicaties) Het systeem vraagt u de naam van de app te zeggen om deze te starten. [mobiele | telefoon | GSM] (apps | applicaties) weergeven Het systeem geeft een lijst met alle mobiele apps die momenteel beschikbaar zijn.
SYNC™ Mededeling Omschrijving en actie SYNC-Applicaties Mob. apps Instellingen Alle apps Als pushmeldingen worden ondersteund, staat deze instelling in de lijst. Selecteer dit om de functie naar wens in of uit te schakelen. N.B.: U moet mobiele apps inschakelen voor elk verbonden apparaat wanneer u voor het eerst een mobiele app selecteert via het systeem.
SYNC™ Mededeling Omschrijving en actie Upd. aanvragen Als er een update nodig is en u de update handmatig wilt vragen, bijvoorbeeld wanneer u zich op een Wi-Fi hotspot bevindt. Upd. uitschak. Selecteer deze optie om automatische updates uit te schakelen. • Toestemmingen voor apps Toestemmingen worden onderverdeeld in groepen. U kunt deze groepen met toestemmingen individueel toekennen.
SYNC™ Controleer of het USB-apparaat correct is geformatteerd en aan de volgende specificaties voldoet: • USB 2.0. • Bestandsformaat moet FAT16/32 zijn. • Stroomtoevoer niet groter dan 500 mA. • • De mediaspeler aansluiten op de USB-poort N.B.: Als uw mediaspeler een aan/uit-schakelaar heeft, moet u het apparaat aanzetten. N.B.: NTFS-bestandsformaat wordt niet ondersteund. Verbinden met behulp van spraakcommando's De audiobestanden op het USB-apparaat moeten als volgt zijn geformatteerd: • MP3.
SYNC™ Mededeling Alles afspelen Afspeellijsten Nummers Artiesten Albums Genres USB doorzoeken Reset Sync USB Beëindigen Spraakcommando's voor media Wat speelt er nu? Druk op de spraaktoets en zeg desgevraagd: Tijdens het afspelen kunt u op de spraaktoets drukken en het systeem vragen wat wordt afgespeeld. Het systeem leest de tags met metagegevens van het huidige nummer, indien ingevuld.
SYNC™ Spraakcommando Daarna het volgende: ((afspeellijst | playlist) (tonen | zoeken | doorzoeken) | (toon | zoek | doorzoek) (afspeellijst | playlist)) Spraakcommando (afspelen | speel af) (alle albums (tonen | zoeken | doorzoeken) | (toon | zoek | doorzoek) alle albums) pauze (album afspelen | speel [album] [door] af) * (alle artiesten (tonen | zoeken | doorzoeken) | (toon | zoek | doorzoek) alle artiesten) Alles afspelen (artiest afspelen | speel [artiest] af) * (genre afspelen | speel [genre] a
SYNC™ Gids voor spraakberichten Spraakcommando Omschrijving en actie (genre (tonen | zoeken | doorzoeken) | (toon | zoek | doorzoek) genre) Het systeem zoekt alle gegevens van uw geïndexeerde muziek en begint, indien beschikbaar, met het afspelen van het gekozen muziektype.
SYNC™ Functies mediamenu u soortgelijke muziek zoeken of de index van uw USB-apparaten resetten. Met het mediamenu kunt u kiezen hoe uw muziek wordt afgespeeld, bijvoorbeeld op artiest, genre, shuffle of herhalen, en kunt Druk op de AUX-toets om afspelen via USB te selecteren. Mededeling Opties Omschrijving en actie Zo opent u het mediamenu. Daarna het volgende: Mededeling Omschrijving en actie Shuf. Uw muziek willekeurig afspelen of herhalen.
SYNC™ Mededeling USB doorzoeken Omschrijving en actie Met dit menu kunt u uw mediabestanden kiezen en afspelen op artiest, album, genre, afspeellijst en nummer of zelfs bladeren door wat op uw USB-apparaat staat. Als er geen mediabestanden beschikbaar zijn, dan wordt dit op de display aangeduid.
SYNC™ Mededeling Omschrijving en actie Genres Geïndexeerde muziek sorteren op genre. 1. Druk op OK om te selecteren. 2. Blader naar het gewenste genre en druk op OK. USB doorzoeken Alle ondersteunde mediabestanden op uw via de USB-poort aangesloten mediaspeler doorzoeken. U kunt alleen mediabestanden bekijken die compatibel zijn met SYNC; andere opgeslagen bestanden zijn niet zichtbaar. 1. Druk op OK om te selecteren. 2.
SYNC™ Problemen met gsm's Probleem SYNC kan mijn telefoonboek niet downloaden. Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Dit is een gsm-afhankelijke functie. Controleer de compatibiliteit van uw gsm. Probeer uw gsm uit te schakelen, te resetten of de accu te verwijderen, en probeer het daarna opnieuw. Mogelijke functiestoring van de gsm. Probeer de contacten in uw telefoonboek over te brengen naar SYNC door de optie voor toevoegen te gebruiken.
SYNC™ Problemen met gsm's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Update de firmware van uw gsm. Schakel de instelling auto-download uit. Dit is een gsm-afhankelijke functie. Controleer de compatibiliteit van uw gsm. Mogelijke functiestoring van de gsm. Probeer uw gsm uit te schakelen, te resetten of de accu te verwijderen, en probeer het daarna opnieuw. iPhone • • • • Het versturen van een SMS werkt niet via SYNC. • • Ga naar de Instellingen van uw mobiele telefoon.
SYNC™ Problemen met gsm's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Uw gsm moet het downloaden van sms'en met behulp van Bluetooth ondersteunen om sms'en te kunnen ontvangen. Dit is een gsm-afhankelijke functie. Audio-sms'en werken niet op mijn gsm. Ga naar het menu tekstberichten van SYNC om te zien of uw gsm de functie ondersteunt. Druk op de toets PHONE, scrol en selecteer daarna de optie voor tekstberichten en druk vervolgens op OK.
SYNC™ Problemen met USB en media Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Het apparaat is niet aangesloten. SYNC herkent de muziek op mijn apparaat niet. Uw muziekbestanden bevatten mogelijk niet de Zorg dat de nummers over alle informatiejuiste informatie over details beschikken. artiest, titel, album of genre. Het bestand kan corrupt Probeer het beschadigde bestand te zijn. vervangen door een nieuwe versie.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing U gebruikt mogelijk onjuiste spraakcommando's. SYNC begrijpt de naam van een nummer of artiest niet. Controleer de spraakcommando's voor uw media aan het begin van het betreffende mediahoofdstuk. U zegt de naam wellicht niet exact zoals het systeem deze heeft opgeslagen. Zeg het nummer of de artiest exact zoals het systeem deze heeft opgeslagen.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Contactpersonen staan Als de contactpersonen in hoofdletters misschien in uw telefoon- staan, moet u ze spellen. Voor JAKE dient boek in hoofdletters. u "Call J-A-K-E" te zeggen. SYNC past de phonetische uitspraakregels van de geselecteerde taal op de contactnamen in de gsm toe. Het SYNC spraakbesturingssysteem heeft problemen met het herkennen van buitenlandse namen die zijn opgeslagen op mijn gsm.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Het systeem genereert gesproken aanwijzingen en de uitspraak van sommige woorden is mogelijk niet correct voor mijn taal. Met mijn vorig bedieningssysteem voor Bluetooth kon ik de radio, cd en het klimaatregelsysteem bedienen. Waarom kan ik deze systemen niet met SYNC bedienen? Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing SYNC maakt gebruik van synthetisch gegenereerde spraak in plaats van vooraf opgenomen menselijke spraak.
SYNC™ Algemeen Probleem De geselecteerde taal voor het instrumentenpaneel en het display voor informatie en entertainment komt niet overeen met de SYNC-taal (telefoon, USB, Bluetooth audio, spraakbesturing en gesproken aanwijzingen). Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing SYNC ondersteunt slechts vier talen in een afzonderlijke module voor tekstweergave, spraakbesturing en gesproken aanwijzingen.
SYNC™ Problemen met AppLink Storing Mogelijke oorzaak/oorzaken Mogelijke oplossing(en) Mobiele toepassingen AppLink: Wanneer ik "Zoek nieuwe apps" selecteer, vindt SYNC geen apps. Er is geen telefoon die compatibel is met AppLink verbonden met SYNC. Zorg dat u een compatibele smartphone hebt: een Android met OS 2.3 of hoger of een iPhone 3GS of recenter met iOS 5.0 of hoger.
SYNC™ Problemen met AppLink Storing Mogelijke oorzaak/oorzaken Mogelijke oplossing(en) Om een app op een iPhone met iOS7+ gedwongen te sluiten, dubbeltikt u op de startknop en veegt u omhoog over de app om deze te sluiten. Tik opnieuw op de startknop en selecteer de app opnieuw om deze opnieuw te starten. Na een paar seconden zou de app dan moeten verschijnen in het menu met mobiele apps van SYNC.
SYNC™ Problemen met AppLink Storing Mogelijke oorzaak/oorzaken Mogelijke oplossing(en) Mijn iPhoneDe USB-verbinding met telefoon is SYNC moet wellicht verbonden, mijn gereset worden. app is geopend, ik heb de app opnieuw gestart, maar ik kan deze nog steeds niet vinden in SYNC. Ontkoppel de USB-kabel van de telefoon, wacht even en sluit de USB-kabel daarna weer aan op de telefoon. Na een paar seconden zou de app moeten verschijnen in het menu met mobiele apps van SYNC.
Navigatie Druk op de betreffende toets op het front in om toegang te krijgen tot de systeemfuncties. Hierdoor komt u in de geselecteerde modus. N.B.: De SD-kaartgleuf is veerbelast. Voor het verwijderen van de SD-kaart drukt u de kaart in en laat u deze weer los. Probeer niet de kaart te verwijderen zonder deze eerst in te drukken. Hierdoor kan er schade ontstaan. Zie de desbetreffende procedure van de audioeenheid voor instructies over de bediening van de audioeenheid en de beschikbare navigatiefuncties.
Navigatie Verkeersveiligheid N.B.: U bent uiteindelijk verantwoordelijk voor de veilige bediening van de auto en moet beoordelen of het veilig is om de voorgestelde route te volgen. Navigatiefuncties dienen slechts als hulpmiddel. Beslissingen tijdens het rijden dient u op basis van uw eigen observaties van de lokale omstandigheden en de geldende verkeersregels te nemen.
Navigatie N.B.: Als u alleen naar een district wilt rijden, bijvoorbeeld in een stad, voert u gewoon de naam van het district in en start u de routegeleiding. Raadpleeg de desbetreffende tabel voor een beschrijving van de menu-items. N.B.: Sommige opties kunnen iets afwijken of niet aanwezig zijn indien de items optioneel zijn. Menustructuur U verkrijgt toegang tot het menu met behulp van de bedieningstoetsen informatie- en entertainmentdisplay. Zie Infodisplays (bladzijde 67).
Navigatie Mededeling Nabij best. Langs snelweg Nabij adres Naam zoeken Tochtenplanning Nieuwe tocht Opgeslag.
Navigatie Routeopties routeopties. U kunt dan de routeopties instellen voor het volgende. Druk op de NAV-toets en blader naar Mededeling Traject: Altijd vragen Omschrijving en actie Selecteer dit zodat u altijd wordt gevraagd welke routeoptie u voor uw reis wilt kiezen. Eco Gebruikt de meest zuinige route. Uw rijstijl zal hier invloed op hebben. Snel Gebruikt de snelste route. Kort Gebruikt de kortste afstand.
Navigatie Mededeling Omschrijving en actie Snelweg Wanneer dit is uitgeschakeld zal het systeem snelwegen op uw route vermijden en uw routeafstand en -tijden automatisch bijwerken. Tunnel Wanneer dit is uitgeschakeld zal het systeem tunnels op uw route vermijden en uw routeafstand en -tijden automatisch bijwerken. Veer/autotrein Wanneer dit is uitgeschakeld zal het systeem veerboten en autotreinen op uw route vermijden en uw routeafstand en tijden automatisch bijwerken.
Navigatie Druk op de NAV toets en kies een van de volgende opties. Mededeling Omschrijving en actie Bestemming invoeren Voer uw reisdoeldetails in (bijvoorbeeld plaatsnamen invoeren, straatnamen invoeren of een plek op een kaart kiezen). Verkeer Kies hoe u wilt dat het systeem omgaat met verkeersproblemen langs uw route (bijvoorbeeld files op de route). Eigen adres Geeft de plaats op de kaart aan die op dit moment als eigen adres is opgeslagen.
Navigatie Druk op de MENU toets, kies de navigatieoptie en kies een van de volgende opties. Mededeling Omschrijving en actie Routeopties Uw routeopties instellen. Kaartweergave De kaartweergave aanpassen voor uw tocht (bijvoorbeeld pijlen op kaart, aankomsttijden en kaartinhoud). Hulpfuncties Weergegeven informatie voor uw reis aanpassen (bijvoorbeeld borden, rijstroken en snelheidslimieten). De waarschuwingsfunctie bij gevaar in- of uitschakelen. Pers.
Navigatie Mededeling Toler. Uit te voeren handelingen Druk op de NAV-toets en blader naar de optie om uw bestemming in te voeren voor u de gegevens over uw bestemming invoert. Begin daarna uw bestemming in te voeren. Druk op de toets OK. Het systeem zoekt naar bestemmingen met soortgelijke spelling. Gebruik de pijltjestoetsen om een bestemming in de lijst te selecteren en druk op de OK toets om uw bestemming te bevestigen.
Navigatie het toestel niet op het hoofdnavigatiesysteem te laten staan wanneer u langs een route navigeert. Druk op de MAP toets op elk moment om terug te keren naar het hoofdnavigatiescherm. Indien nodig kan er net wat meer gedetailleerde informatie over uw route beschikbaar zijn op het hoofdnavigatiescherm. Waarschuwing voor gevaarlijk punten Het systeem ondersteunt een waarschuwingsfunctie dat visuele en hoorbare informatie geeft over gevaarlijke verkeerssituaties.
Bijlagen ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT WAARSCHUWINGEN Monteer geen zender/ontvangers, microfoons, luidsprekers en dergelijke in het ontvouwbereik van de airbags. WAARSCHUWINGEN Uw auto is getest en gecertificeerd volgens de wetgeving betreffende elektromagnetische comptabiliteit (72/245/EEC, UN ECE Regeling 10 of andere geldende lokale vereisten). U dient ervoor te zorgen dat apparatuur die u heeft gemonteerd voldoet aan de betreffende lokale wetgeving.
Bijlagen Frequentieband MHz Maximum uitgangsvermogen in watt (piek RMS) Antenneplaatsen 1-30 50 W 3 30-54 50 W 1. 2 68-87,5 50 W 1. 2 142-176 50 W 1. 2 380-512 50 W 1. 2 806-940 10 W 1. 2 1200-1400 10 W 1. 2 1710-1885 10 W 1. 2 1885-2025 10 W 1. 2 N.B.: Controleer na het aanbrengen van een RF-zender of deze niet de overige elektrische uitrusting in de auto stoort, zowel in de standby- als in de zendmodus.
Bijlagen • documentatie ("MS SOFTWARE"), worden beschermd door internationale intellectuele eigendomsrechten en verdragen. De MS SOFTWARE wordt in licentie gegeven, niet verkocht. Alle rechten voorbehouden. De MS SOFTWARE kan gekoppeld worden aan en/of communiceren met, of kan later met upgrades worden bijgewerkt om gekoppeld te worden aan en/of te communiceren met door FORD MOTOR COMPANY verstrekte aanvullende software en/of systemen.
Bijlagen • U mag u de SOFTWARE gebruiken zoals geïnstalleerd op het APPARAAT en anderszins gekoppeld aan door of via FORD MOTOR COMPANY of haar leveranciers van software van derden en service verstrekte systemen en/of service. • Beschrijving van andere rechten en beperkingen • • • Spraakherkenning: Indien de SOFTWARE spraakherkenningscomponenten omvat, dient u er rekening mee te houden dat spraakherkenning een inherent statistisch proces is en dat herkenningsfouten inherent aan het proces zijn.
Bijlagen • WMDRM-software beschermd kan worden, kunnen eigenaren van inhoud Microsoft vragen het vermogen van de SOFTWARE om WMDRM te gebruiken voor het afspelen of kopiëren van beschermde inhoud in te trekken. Deze actie heeft geen invloed op onbeschermde inhoud. Wanneer uw APPARAAT licenties voor beveiligde inhoud downloadt, gaat u ermee akkoord dat Microsoft een intrekkingslijst aan de licenties kan toevoegen.
Bijlagen Als MS, Microsoft Corporation, hun partners en/of hun aangewezen agent Aanvullende componenten beschikbaar stellen, en er geen andere EULA-voorwaarden verstrekt worden, dan gelden de voorwaarden van deze EULA, behalve dat MS, Microsoft Corporation of partener die de Aanvullende component(en) verstrekt de licentiegever van de Aanvullende component(en) is.
Bijlagen APPARAAT installeren als vervangende kopie voor de bestaande SOFTWARE, en mag u deze gebruiken in overeenstemming met deze EULA, inclusief eventuele aanvullende EULA termen die bij de upgrade SOFTWARE zijn gevoegd. EXPORTBEPERKINGEN: U erkent dat de SOFTWARE onderworpen is aan de exportwetgeving van de Verenigde Staten en de Europese Unie.
Bijlagen BETREKKING TOT HET GEBRUIK VAN OF PRESTATIES VAN DE SOFTWARE. DEZE BEPERKING GELDT ZELFS ALS ENIGE REMEDIE NIET AAN ZIJN EERSTE DOEL VOLDOET. IN GEEN GEVAL ZIJN MS, MICROSOFT CORPORATION EN/OF HUN PARTNERS AANSPRAKELIJK VOOR EEN BEDRAG VAN MEER DAN TWEEEHONDERDVIJFTIG US DOLLAR (U.S. $250.00).
Bijlagen Algemene bediening Afleidingsgevaar: Voor bepaalde navigatiefuncties zijn handmatige (niet-verbale) instellingen vereist. Een dergelijke instelling uitvoeren of gegevens invoeren tijdens het rijden, kan uw aandacht aanzienlijk afleiden en tot een ongeval of andere ernstige gevolgen leiden. Stop de auto op een veilige en legale wijze voordat u probeert deze bewerkingen uit te voeren.
Bijlagen Noodhulpdiensten: Vertrouw niet op navigatiefuncties in het systeem om noodhulpdiensten te lokaliseren. Vraag de lokale autoriteiten of een telefonist(e) van de noodhulpdienst voor deze locaties. Niet alle noodhulpdiensten zoals politiebureaus, brandweerkazernes, ziekenhuizen en klinieken zijn opgenomen in de database van de kaart voor dergelijke navigatiefuncties.
Bijlagen TeleNav-software (alleem in objectcodevorm) te gebruiken voor toegang tot en gebruik van de TeleNav-software. Deze licentie wordt beëindigd bij eventuele beëindiging of afloop van deze Overeenkomst. U gaat ermee akkoord dat u de TeleNav-software alleen gebruikt voor uw persoonlijke zakelijke of recreatieve doeleinden, en niet om commerciële navigatiediensten aan derden te bieden.
Bijlagen MAAR NIET BEPERKT TOT, DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN NIET-INBREUK OP RECHTEN VAN DERDEN MET BETREKKING TOT DE TELENAV-SOFTWARE. Bepaalde rechtsgebieden staan de disclaimer van bepaalde garanties niet toe, dus deze beperking is mogelijk niet op u van toepassing. VOOR DE TELENAV-SOFTWARE.
Bijlagen 7. Toewijzing door implicatie, statuut, aansporing, estoppel of anderszins, en TeleNav en haar leveranciers en licentiegevers behouden hierbij alle andere betreffende rechten dan de licenties expliciet verleend in deze Overeenkomst.
Bijlagen 8,6 installeren, kopiëren, gebruiken, verkopen of overdragen. Als u de voorwaarden van deze overeenkomst wenst te verwerpen, en de Gegevens niet geïnstalleerd, gekopieerd of gebruikt hebt, dient u binnen dertig (30) dagen na aankoop contact op te nemen met de verkoper of NAVTEQ North America, LLC ("NT") voor een terugbetaling van uw aankoopprijs. Ga naar visit www.navteq.com o mcontact op te nemen met NT.
Bijlagen Licentiebeperkingen op gebruik: U gaat ermee akkoord dat uw licentie voor het gebruik van deze Gegevens is beperkt tot en geconditioneerd voor persoonlijk gebruik en niet-commerciële doeleinden, en niet voor servicebureau, timesharing of andere soortgelijke doeleinden.
Bijlagen VOOR EEN BEPAALD DOEL OF NIET-INBREUK AF. Sommige staten, gebieden en landen staan bepaalde garantieuitsluitingen niet toe, dus in dat opzicht kan de bovenstaande uitsluiting mogelijk niet voor u gelden. wetten, regels en voorschriften beheerd door het Office of Foreign Assets Control van de Verenigde Staten. Department of Commerce en Bureau of Industry and Security van de Verenigde Staten. Department of Commerce.
Bijlagen Eindgebruikers overheid: Als de Gegevens worden verworven door of namens de overheid van de Verenigde Staten, of een andere entiteit die rechten zoekt of toepast die vergelijkbaar zijn met die gewoonlijk opgeëist worden door de overheid van de Verenigde Staten, zijn deze gegevens een "commerciële term" zoals deze term is gedefinieerd in 48 C.F.R. ("FAR") 2.
Bijlagen en titelinformatie ("Gracenote Gegevens"), van online servers ("Gracenote Servers"), en andere functies vervullen. U mag Gracenote Gegevens uitsluiten gebruiken met behulp van de beoogde Eindgebruikerfuncties van dit apparaat. beding is Gracenote aansprakelijk voor betalingen aan u voor informatie die u verstrekt, met inbegrip van auteursrechtelijk beschermd materiaal of muziekbestandinformatie.
Bijlagen TOEKOMST KAN VERSTREKKEN EN IS VRIJ OM HAAR ONLINE DIENSTEN OP ELK MOMENT TE STOPPEN. GRACENOTE WIJST ALLE GARANTIES AF, EXPLICIET OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT, IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, TITEL EN NIET-INBREUK. GRACENOTE KAN OOK DE RESULTATEN VERKREGEN DOOR HET GEBRUIK VAN DE GRACENOTE SOFTWARE OF EEN GRACENOTE SERVER GARANDEREN.
Index 1 Afstandsbediening........................................30 Afstandsbediening met inklapbare sleutelbaard.......................................................31 Afstandsbediening zonder inklapbare sleutelbaard......................................................32 Batterij van afstandsbediening vervangen............................................................31 Een nieuwe afstandsbediening programmeren.................................................
Index Audioeenheid - Auto's met: AM/FM/CD/ Navigatiesysteem ...................................209 Audioeenheid - Auto's met: Sony AM/ FM/CD............................................................215 Alternative Frequencies...................................214 Automatic Volume Control.............................214 Autostore...............................................................213 News Broadcasts................................................214 Radiotoets..................................
Index C Bandenspanningcontrolesysteem Auto's geproduceerd vanaf: 02-06-2014..................................................181 CD-speler - Auto's met: AM/FM/CD/ Bluetooth/Sony AM/FM/CD................234 Banden met een controlesysteem lage bandenspanning vervangen......................182 Invloed van temperatuur op bandenspanning...........................................184 Procedure om het controlesysteem lage bandenspanning te resetten.....................
Index De motorkap openen en sluiten.............153 Elektromagnetische compatibiliteit...........................................294 Extra voedingsaansluitingen ....................93 Motorkap openen...............................................153 Motorkap sluiten.................................................153 Dieselroetfilter..............................................100 Locatie......................................................................93 Voedingspunt met 12 Volt gelijkstroom......
Index K Handmatig verstelbare stoelen...............89 De stoel naar achteren en naar voren bewegen.............................................................89 Hoogte van de bestuurdersstoel verstellen............................................................89 Kantelhoek afstellen..........................................89 Lendensteun afstellen.......................................89 Passagiersstoel neerklappen..........................90 Katalysator...............................................
Index Mistlampen - Voor Oliepeilstaaf - 1.5L Duratorq-TDCi diesel/1.6L Duratorq-TDCi (DV) diesel...............................................................157 Onderhoud......................................................152 Zie: Voorste mistlampen...................................54 Motorkapslot Zie: De motorkap openen en sluiten...........153 Zie: De motorkap openen en sluiten...........153 Motorkoelvloeistof controleren..............158 Algemene informatie......................................
Index Persoonlijke instellingen...............................71 Sleutelloos starten........................................96 Akoestische signalen uitschakelen.................71 Meeteenheden........................................................71 Contact aan............................................................97 Een dieselmotor starten....................................97 Motor slaat niet aan............................................
Index Stuurwiel afstellen.........................................47 Stuurwielblokkering - Auto's met: Keyless Entry en startknop.....................98 Tips voor de klimaatregeling in het interieur...........................................................83 Aanbevolen instellingen voor koelen ..........85 Aanbevolen instellingen voor verwarmen........................................................84 Algemene tips.......................................................
Index V Voorruitwissers...............................................49 Intervalwissen.......................................................49 Snelheidsafhankelijke ruitenwissers............49 Veiligheidsgordels vastmaken..................25 Voorste mistlampen.....................................54 Voorzorgsmaatregelen voor koude weersomstandigheden...........................138 Gebruik van veiligheidsgordels tijdens zwangerschap..................................................
Index Wat te doen bij pech ..................................140 Wielmoeren Zie: Een wiel vervangen....................................185 Zie: Een wiel vervangen....................................185 Winterbanden Zie: Gebruik van winterbanden......................179 Z Zekeringen.......................................................143 Zij-airbags.........................................................
CG3573nlNLD