Operation Manual
HANDLEIDING MARK 3 NEDERLANDS 71569105 02-10
Pagina 21 van 76 flowserve.com
1. De grondplaat moet voldoende stijf zijn om te
verzekeren dat de pompgroep kan worden
getransporteerd en geïnstalleerd zonder schade
op te lopen wanneer er een redelijke
voorzichtigheid wordt aan de dag gelegd. Ze
moet ook voldoende stijf zijn om weerstand te
bieden aan de werkbelasting wanneer ze
behoorlijk geïnstalleerd is.
2. De grondplaat moet een redelijk effen montagevlak
bieden voor de pomp en de aandrijving. Als de
grondplaat een oneffen oppervlak heeft, zullen niet
alle machinevoeten goed steunen, waardoor een
goede uitlijning moeilijk of onmogelijk wordt. De
ervaring leert dat een vlakheid van het
bovenoppervlak van 1.25 mm/m (0.015 in./ft) over
de diagonaallijnen van de grondplaat, volstaat.
Bijgevolg is dat de tolerantie die wij hanteren voor
onze standaardgrondplaat. Sommige gebruikers
verlangen echter een nog vlakker oppervlak, om de
installatie en de uitlijning te vergemakkelijken.
Daarom levert Flowserve op verzoek en tegen
betaling ook vlakkere grondplaten. De Flowserve
type E "tienpunts" grondplaat, die te zien is op
illustratie 4-1, biedt bijvoorbeeld een vlakheid van
het montagevlak van 0.17 mm/m (0.002 in./ft).
3. De grondplaat moet zodanig ontworpen zijn dat
de gebruiker de pomp en de aandrijving definitief
kan uitlijnen op de montageplaats volgens zijn
eigen specifieke standaarden om een eventuele
verschuiving van de pomp of de aandrijving
tijdens het transport recht te zetten. Normaal
gezien wordt bij de definitieve uitlijning de positie
van de pomp aangepast aan de positie van de
aandrijving. Flowserve controleert gewoonlijk in
de fabriek of de pompgroep nauwkeurig
uitgelijnd kan worden. Er wordt nagegaan of er
voldoende horizontale bewegingsvrijheid is aan
de motor om een "perfecte" definitieve uitlijning te
verkrijgen wanneer de grondplaat geïnstalleerd
wordt in haar oorspronkelijke staat, d.w.z.
bovenaan waterpas en onbelast.
4.4 Baseplate mounting
4.4.1 Grondplaten op stelvoeten
Flowserve levert grondplaten die zijn gemonteerd op
stelvoeten met veren. (Zie illustratie 4-2 voor deze
optie.) Dankzij het lage trillingsniveau van de Mark 3
pompen is het mogelijk dergelijke grondplaten te
gebruiken als ze stijf zijn van ontwerp. De grondplaat
wordt op een vlak oppervlak geplaatst, zonder
verankeringsbouten of andere verankeringsmiddelen.
Algemene instructies voor de montage van deze
grondplaten vindt u hieronder. Voor informatie over
de afmetingen verwijzen we naar de desbetreffende
verkoopdocumentatie van Flowserve.
4.4.1.1 Montage-instructies voor de grondplaat
op stelvoeten
Zie illustratie 4-3.
a) Hef de grondplaat/pomp op van de vloer en
blokkeer ze om de montage van de voeten
mogelijk te maken.
b) Bepaal of meet bij benadering de gewenste
hoogte boven de vloer van de grondplaat.
c) Breng de onderste moeren [2] aan op de
draadspindel [1] op de gewenste hoogte.
d) Laat de borgring [3] neer over de draadspindel.
e) Steek de draadspindel door het gat in de
bodemplaat, van onderen naar boven, en houd
hem op zijn plaats.
f) Breng een borgring [3] en moeren [2] aan op de
draadspindel. Draai de moer vast op de borgring.
g) Als de vier stelvoeten gemonteerd zijn, is het tijd
om de grondplaat op haar plaats te zetten, op de
vloerplaten [4], één onder iedere stelvoet, en de
grondplaat neer te laten.
h) Nivelleer de plaat en pas de hoogte aan aan de
aanzuig- en uitlaatleiding door eerst de bovenste
moeren los te maken en dan aan de onderste
moeren te draaien om de grondplaat te verhogen
of te verlagen.
i) Draai telkens eerst de moer vast die zich het
dichtst bij de borgring [3] bevindt, en dan pas de
andere moer.
j) We wijzen erop dat de verbindende leidingen
individueel ondersteund moeten worden en dat
de grondplaat op stelvoeten niet bedoeld is om
de totale statische belasting van de leidingen te
dragen.
Illustratie 4-3
1. Draadspindel
2. Moeren
3. Borgring
4. Vloerplaat