User Manual

36
afstand vanuit de nok geplaatst te worden. Bij
een dakhelling tot 30° bedraagt die afstand
minimaal 25 cm en maximaal 40 cm. Bij een
dakhelling groter dan 30° bedraagt die afstand
minimaal 30 cm en maximaal 50 cm “Dode lucht”
kan voorkomen dat rook de melder bereikt. De
melder is ontworpen voor permanente montage
met stroomaansluiting via de ingebouwde
connector.
BEDRADE
INSTALLATIE
De montagevoet van de melder is ontworpen
om vast gemonteerd te zijn en u dient het
ingebouwde klemmenblok te gebruiken
om hem met de netvoeding te verbinden.
De montagevoet kan direct aan het plafond
geschroefd worden.
BELANGRIJK: De rookmelder dient continue
aangesloten te worden op het 230V lichtnet
èn moet voorzien zijn van een secundaire
energievoorziening. Er mag geen schakelaar
en wandcontactdoos gebruikt worden om de
melders uit te schakelen.
BELANGRIJK: Rookmelders dienen
geïnstalleerd en gemonteerd te worden
overeenkomstig de voorschriften van de
fabrikant en conform de richtlijnen uit de
NEN2555:2008. U vindt de richtlijnen in
de NEN2555:2008. Raadpleeg bij twijfel, of
indien u advies wenst, een specialist van
Sprue Safety Products.
Verwijder de kap van het klemmenblok.
Als opbouw vereist is, knip dan vóór de
installatie de verwijderbare tab uit de
montagevoet.
De bedrading moet als volgt verbonden zijn
met het klemmenblok:
Fase (L) - Verbind met de Fase in de
huisbedrading.
Nul (N) - Verbind met de Nul in de huisbedrading.
Interconnect (I) - Indien gewenst, koppel aan
de Interconnect-draad tussen de
melders.
Gebruik de
terminal om een eventuele
koperen Aarde of groen/gele kabel af te sluiten.
Nul (N)
Interconnect (I)
Fase (L)
Aarde
Verwijderbare
trunking tab
1.WAARSCHUWING: Verwissel nooit de
fase en nul aansluiting. Bij het koppelen van
melders raken alle melders onherstelbaar
beschadigd. Gebruik de aardedraad NOOIT voor
de interconnect (doorlussen).