FIAT STILO 603.45.
G eachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Stilo. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Fiat Stilo leert kennen en u uw auto op de juiste manier zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat Stilo volledig te benutten.
ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOF TANKEN K Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON. Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese specificatie EN590.
BESCHERMING VAN HET MILIEU De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen. ELEKTRISCHE APPARATUUR Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Fiat-dealer.
ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN 4 DASHBOARD ...................................................................... INSTRUMENTENPANEEL ................................................ SYMBOLEN ........................................................................... FIAT CODE ..........................................................................
NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen. DASHBOARD EN BEDIENING DASHBOARD ALFABETISCH REGISTER 1. Uitstroomopening voor lucht naar de zijruiten - 2. Verstelbaar en regelbaar luchtrooster - 3. Bedieningshendel buitenverlichting - 4. Instrumentenpaneel - 5. Verstelbaar en regelbaar luchtrooster - 6. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten - 7.
UITVOERINGEN 1.416V - 1.616V 1.816V VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING INSTRUMENTENPANEEL STARTEN EN RIJDEN A- Toerenteller B - Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve LAMPJES EN BERICHTEN C- Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur D - Snelheidsmeter NOODGEVALLEN F0C0008m E - Multifunctioneel display.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS UITVOERING 2.
DASHBOARD EN BEDIENING SYMBOLEN VEILIGHEID Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifiek gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. STARTEN EN RIJDEN Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting van de symbolen.
❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden, moet de hiervoor beschreven procedure herhaald worden en de contactsleutel langer dan 30 seconden in stand STOP worden gezet. Als de storing blijft bestaan, wendt u dan tot de Fiat-dealer. Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden, wordt de code niet herkend.
DASHBOARD EN BEDIENING DE SLEUTELS CODE- CARD ❒ de elektronische code (A) voor het uitvoeren van een noodstart (zie de paragraaf “Noodstart” in het hoofdstuk “Starten en rijden”) F0C0001m ❒ de mechanische code van de sleutels (B), die bij aanvraag van duplicaatsleutels aan de Fiat-dealer moet worden medegedeeld. Wij raden u aan de elektronische code (A) altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
DASHBOARD EN BEDIENING MECHANISCHE SLEUTEL (indien aanwezig) De sleutel is uitgerust met een metalen baard (A) en dient voor: ❒ het start-/contactslot F0C0320m ❒ het dead lock-systeem ❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde en de zij-airbags achter (indien aanwezig). Knop (B) dient voor het uitklappen van de metalen baard (A).
STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0327m 12 ATTENTIE De sleutel is uitgerust met een metalen baard (A) en dient voor: ❒ het start-/contactslot ❒ de sloten van de portieren en de achterklep ❒ het ver-/ontgrendelen van het tankklepje ❒ het openen/sluiten van de ruiten en het opendak met lamelruiten (Skywindow) (indien aanwezig) ❒ het dead lock-systeem ❒ de
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Portieren en achterklep vergrendelen Druk de knop Á kort in voor het op afstand vergrendelen van de portieren, de achterklep en het tankklepje. Gelijktijdig wordt het diefstalalarm (indien aanwezig) ingeschakeld, de plafondverlichting uitgeschakeld en knipperen de richtingaanwijzers één keer.
DASHBOARD EN BEDIENING Achterklep op afstand ontgrendelen Als de achterklep wordt geopend, knipperen de richtingaanwijzers twee keer; bij het sluiten knipperen de richtingaanwijzers één keer (alleen bij ingeschakeld diefstalalarm). F0C0408m Als bij auto’s met diefstalalarm de achterklep wordt geopend, dan worden de volumetrische beveiliging en de achterklepsensor uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING Batterij van de sleutel met afstandsbediening vervangen ❒ draai met een kleine schroevendraaier de sluiting (C) op :; ❒ trek de batterijhouder (D) naar buiten en vervang de batterij (E); let daarbij goed op de polariteit; F0C0037m ❒ plaats de batterijhouder (D) in de sleutel en draai de sluiting (C) op ;. Extra afstandsbedieningen bestellen Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze dienen in speciaal daarvoor bestemde containers te worden gedeponeerd.
DASHBOARD EN BEDIENING CID (Customer Identification Device) (alleen voor uitvoeringen met Easy Go) De sleutel is bovendien uitgerust met drie knoppen: F0C0330m ❒ knop R voor het op afstand ontgrendelen van de achterklep.
DASHBOARD EN BEDIENING Batterij van de CID vervangen Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk: ❒ draai de drie schroeven (A) los Extra CID’s bestellen Het systeem kan tot 4 CID’s herkennen. Als u na verloop van tijd een nieuwe CID nodig hebt, kunt u zich tot een Fiat-dealer wenden. Neem dan de CODE-card, een identiteitsbewijs en de autopapieren mee. Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze dienen in speciaal daarvoor bestemde containers te worden gedeponeerd.
DASHBOARD EN BEDIENING DEAD LOCK-SYSTEEM Dit veiligheidssysteem verhindert de werking van: ❒ de interne handgrepen en de veiligheidsknop van de auto; VEILIGHEID ❒ knop (A) voor het ver-/ontgrendelen van de portieren op het portierpaneel aan bestuurderszijde. STARTEN EN RIJDEN Hierdoor kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend bij een inbraakpoging (bijvoorbeeld bij het inslaan van een ruit). Het dead lock-systeem biedt dus de best mogelijke bescherming tegen inbraakpogingen.
DASHBOARD EN BEDIENING Systeem inschakelen Het systeem schakelt in de volgende gevallen op alle portieren automatisch in: ❒ als u twee keer op de knop Á van de sleutel met afstandsbediening/CID drukt. F0C0329m Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch op alle portieren uit: ❒ als de portieren worden ontgrendeld; ❒ als alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld; ❒ als de start-/contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.
Type sleutel ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening): 20 Mechanische sleutel (indien aanwezig) Sleutel met afstandsbediening/ CID Knipperen richtingaanwijzers (alleen met sleutel met afstandsbediening) Lampje bestuurdersportier Openen portieren en ontgrendelen tankklepje Sluiten porti
❒ bij een startpoging (contactsleutel in stand MAR ); ❒ als de kabels van de accu worden onderbroken; ❒ als er bewegende voorwerpen in het interieur aanwezig zijn (volumetrische beveiliging); ❒ bij het optillen/kantelen van de auto. Als het alarm in werking treedt, wordt, afhankelijk van het land, de sirene geactiveerd en gaan de richtingaanwijzers knipperen (ongeveer 26 seconden). De wijze waarop het systeem werkt en het aantal cycli kunnen per land verschillen.
DASHBOARD EN BEDIENING ALARM INSCHAKELEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Richt bij gesloten portieren, achterklep en motorkap en contactslot in stand STOP of met uitgenomen sleutel, de sleutel met afstandsbediening of, afhankelijk van de uitvoering, de CID in de richting van de auto. Druk op de knop Á en laat de knop weer los.
DASHBOARD EN BEDIENING ALARM UITSCHAKELEN Druk op de knop Ë van de sleutel met afstandsbediening of, afhankelijk van de uitvoering, van de CID. ❒ de richtingaanwijzers knipperen twee keer kort; ❒ u hoort twee korte akoestische signalen (“BIEP’s”); ❒ de portieren worden ontgrendeld. F0C0408m LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Als u de portieren centraal ontgrendelt met de metalen baard van de sleutel of, afhankelijk van de uitvoering, van de CID, dan schakelt het alarm niet uit.
DASHBOARD EN BEDIENING KANTELSENSOR Beveiliging uitschakelen Voor het uitschakelen van de kantelsensor (bijvoorbeeld bij het slepen van de auto met ingeschakeld diefstalalarm) moet u knop (A) op de plafondverlichting voor indrukken. De sensor blijft uitgeschakeld totdat de portieren centraal worden ontgrendeld.
DASHBOARD EN BEDIENING START-/CONTACTSLOT De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid: ❒ AVV: starten van de motor. F0C0164m ATTENTIE Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt verlaten, om onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet de handrem aan te trekken en schakel de eerste versnelling in bij een helling omhoog of de achteruit bij een helling omlaag. Laat kinderen nooit alleen in de auto achter.
DASHBOARD EN BEDIENING STUURSLOT Inschakelen VEILIGHEID Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit en draai het stuur totdat het vergrendelt. STARTEN EN RIJDEN Uitschakelen Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR draait. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0164m 26 ATTENTIE Verwijder de sleutel nooit als de auto nog in beweging is. Bij de eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch.
DASHBOARD EN BEDIENING INSTRUMENTEN Dit is normaal en vindt plaats als bijvoorbeeld de airconditioning of de elektroventilateur inschakelt. Een langzame wijziging in toerental dient vooral voor het behoud van de lading van de accu. Op enkele uitvoeringen is de toerenteller uitgerust met: ❒ een schaal tot 6000 toeren/min. ❒ een display voor weergave van het digitale klokje.
DASHBOARD EN BEDIENING BRANDSTOFMETER De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof aan die in de tank aanwezig is. VEILIGHEID Het waarschuwingslampje van de reservebrandstof (A) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er nog ongeveer 9 liter brandstof in de tank aanwezig is. E- brandstoftank leeg. Rijd niet met een bijna lege tank: door een onregelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen.
Wij raden u bovendien aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk helemaal door te lezen. STARTEN EN RIJDEN Toetsen Õ, Ô Toets MODE F0C0022m ONDERHOUD EN ZORG Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met c in de volgende beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en terug te keren naar het vorige scherm. NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Om de menuschermen en de keuzemogelijkheden van boven naar onder te doorlopen of om de weergegeven waarde te verhogen/verlagen.
DASHBOARD EN BEDIENING MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Het “multifunctionele display” kan alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit weergeven: 30 INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM ❒ Totaal aantal afgelegde km’s (H). ❒ Klokje (E). F0C3238i ❒ Buitentemperatuur (C). ❒ Datum (A).
❒ VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER ❒ SNELHEIDSLIMIET ❒ WAARSCHUWINGSZOEMER SBR (Seat Belt Reminder) WEER ACTIVEREN (*) ❒ SCHEMERSENSOR INSTELLEN AUTOMATISCHE KOPLAMPEN (indien aanwezig) ❒ TRIP B ❒ KLOK INSTELLEN ❒ TIJDWEERGAVE ❒ DATUM INSTELLEN ❒ INFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN ❒ EENHEID “VERBRUIK” ❒ EENHEID “TEMPERATUUR” ❒ VOLUMEREGELING TOETSEN ❒ TAAL INSTELLEN ❒ GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ❒ MENU VERLATEN Als de auto is uitgerust met het Connect Navigatiesysteem kunnen “Herhaling informatie audiosy
DASHBOARD EN BEDIENING Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, wordt op het multifunctionele display “Check bezig” weergegeven: de fase waarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen; deze fase duurt enkele seconden (alleen bij de JTD- en Multijet-uitvoeringen wordt op het display ook het motoroliepeil weergegeven; zie de volgende paragraaf).
BELANGRIJK Het motoroliepeil wordt alleen juist weergegeven als de auto op een vlakke ondergrond staat. LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Deze weergave toont het juiste oliepeil. Naarmate het oliepeil daalt, veranderen de dichte rondjes in open rondjes. VEILIGHEID F0C2002i Deze weergave toont het oliepeil onder de voorgeschreven minimum waarde. Herstel het juiste motoroliepeil (zie “Niveaus controleren” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BESCHRIJVING VAN HET MENU Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de knoppen Õ en Ô worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie de voorbeelden “Taal” en “Instel. datum” in onderstaand schema); zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm” op de volgende pagina’s.
Als de auto is uitgerust met het Connect Navigatiesysteem, is het menu beperkt: alle andere instellingen kunnen worden gewijzigd in het Connect Navigatiesysteem zelf. In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu.
NEE b Rijdt auto? Voorbeeld van standaardscherm JA ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Zie “Startcontrole” 36 SNELH. LIM. SCHEMERSENSOR MENU VERLATEN Menuscherm Met of zonder het Connect Navigatiesysteem SNELH. LIM. SCHEMERSENSOR TRIP B REG. KLOK WEERG. KLOK INSTELLEN DATUM AUDIO HERH. ONAFH. ACHTERKLEP ONTGR. BEST. PORT. VERGR. PORT. AUTOCLOSE EENHEID AFST. VERBRUIK EENHEID TEMP. VOL.
Met de knop Õ of Ô kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert. Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm b c b Met de knop Õ en/of Ô kunt u de gewenste snelheid instellen. Tijdens het instellen knippert de waarde op het display. De waarde kan worden ingesteld tussen 30 en 250 km/h of tussen 20 en 155 mph, afhankelijk van de ingestelde eenheid (zie de paragraaf “Eenheid afstand” hierna).
DASHBOARD EN BEDIENING Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersensor worden ingesteld op 3 niveaus (niveau 1 = minimum niveau, niveau 2 = gemiddeld niveau, niveau 3 = maximum niveau); hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen. Deze functie kan ook tijdens het rijden worden ingesteld. Ga voor de gewenste instelling als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm DASHBOARD EN BEDIENING ONDERHOUD EN ZORG Met de knop Õ of Ô kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert.
Ga voor het instellen van de tijd (uren - minuten) als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 40 Terug naar vorig scherm, bijv.: Terug naar vorig scherm, bijv.: c b Õ Ô Menuscherm Õ Ô c b c Õ Ô ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING KLOK INSTELLEN (REG.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” STARTEN EN RIJDEN Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm ONDERHOUD EN ZORG Kies met de knop Õ of Ô voor 12 of 24 uur. De geselecteerde instelling knippert. b c c b ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS Õ Ô NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN c b Õ Ô DASHBOARD EN BEDIENING Met deze functie kan de tijd worden weergegeven in 12 of 24 uur.
Ga voor het instellen van de datum (jaar - maand - dag) als volgt te werk: ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING DATUM INSTELLEN (INSTELLEN DATUM) 42 Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: Terug naar vorig scherm, bijv.: c b Õ Ô Menuscherm Õ Ô c b c b Õ Ô Elke keer als u de knop Õ of Ô indrukt, wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: STARTEN EN RIJDEN c b LAMPJES EN BERICHTEN Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Met de knop Õ of Ô kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENING ❒ Inschakelen (ON): als het commando voor ontgrendeling van de portieren wordt gegeven, wordt de achterklep niet ontgrendeld. De achterklep kan ontgrendeld worden met de mechanische sleutel of door de knop R op de sleutel met afstandsbediening of op de CID (indien aanwezig) in te drukken. ❒ Uitschakelen (OFF): de achterklep wordt gelijktijdig met de portieren ontgrendeld. Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING ONTGRENDELING BESTUURDERSPORTIER (ONTGR. BEST. PORT.) De volgende functie: ❒ inschakelen (ON): ontgrendeling van alleen het bestuurdersportier met de afstandsbediening Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm ONDERHOUD EN ZORG Met de knop Õ of Ô kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De volgende functie: ❒ inschakelen (ON) automatische vergrendeling van de portieren als de auto harder rijdt dan 20 km/h ❒ uitschakelen (OFF) geen automatische vergrendeling van de portieren als de auto harder rijdt dan 20 km/h Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
❒ uitschakelen (OFF) geen automatische vergrendeling van de portieren als de CID (Customer Identification Device) zich van de auto verwijderd Terug naar vorig scherm, bijv.: LAMPJES EN BERICHTEN Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” c b NOODGEVALLEN Menuscherm c Terug naar menuscherm Met de knop Õ of Ô kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert.
Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld (km of mijl). Ga voor het kiezen van de eenheden als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: c b Õ Ô Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Õ Ô Stel met de knop Õ of Ô de gewenste eenheid in (km of mijl). De geselecteerde instelling knippert.
Zie“Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” c b Õ Ô c Als u km hebt ingesteld Stel met de knop Õ of Ô de eenheid van het brandstofverbruik in, km/l of l/100km. De geselecteerde instelling knippert. NOODGEVALLEN Õ Ô Terug naar menuscherm Als u mijl hebt ingesteld c c b c b ALFABETISCH REGISTER b TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG Terug naar menuscherm Terug naar vorig scherm, bijv.
Ga voor het instellen van de temperatuureenheid (°C of °F) als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: c b Õ Ô Menuscherm c Terug naar menuscherm Õ Ô Terug naar menuscherm Stel met de knop Õ of Ô de gewenste temperatuureenheid in (°C of °F). De geselecteerde instelling knippert.
Ga voor het instellen als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm DASHBOARD EN BEDIENING ONDERHOUD EN ZORG Stel met de knop Õ of Ô het volume van het akoestische signaal in (roger-beep). De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENING Het volume van het akoestische signaal (zoemer) dat klinkt als er een storing wordt gevonden, kan ingesteld worden op 8 niveaus. Het akoestische signaal kan worden ingesteld maar niet worden uitgeschakeld. Ga voor het instellen als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: c b Õ Ô Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Õ Ô Stel met de knop Õ of Ô het volume van het akoestische signaal (zoemer) in.
c NOODGEVALLEN Õ Ô LAMPJES EN BERICHTEN Õ Ô ONDERHOUD EN ZORG Õ Ô Õ Ô Õ Ô Õ Ô TECHNISCHE GEGEVENS Menuscherm STARTEN EN RIJDEN c b Õ Ô b Terug naar menuscherm ALFABETISCH REGISTER Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: DASHBOARD EN BEDIENING De berichten op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Frans, Engels, Duits, Spaans, Portugees).
Met de functie “Service” kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren voordat een servicebeurt moet plaatsvinden. Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen als volgt te werk: LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERV.) Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Terug naar vorig scherm, bijv.: ALFABETISCH REGISTER Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen vóór de servicebeurt. Deze informatie wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw weergegeven.
Laatste functie waarmee de instellingen uit het weergegeven startmenu worden afgesloten. VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING MENU VERLATEN Terug naar vorig scherm, bijv.: ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Menuscherm 56 Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Õ Ô b Met de knop Ô is het mogelijk terug te keren naar “Snelh. lim.” (eerste onderdeel van het menu).
Procedure voor het begin van een rit (reset) Reset GENERAL TRIP Einde rit - Begin nieuwe rit Reset GENERAL TRIP Einde rit - Begin nieuwe rit ˙ ˙ GENERAL TRIP Reset TRIP B Reset TRIP B Einde deeltraject Begin nieuw deeltraject Als u het systeem op nul zet (door het indrukken van de knop volgens methode i) terwijl het scherm van “General trip” wordt weergegeven, dan worden ook de gegevens van “Trip B” op nul gezet.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” h h Vorig scherm, bijv.: h h (*) (*) (*) h (*) ALFABETISCH REGISTER 58 h h (*) TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN De informatie van de “Trip computer” wordt cyclisch weergegeven (zie het afgebeelde schema).
(*) TECHNISCHE GEGEVENS h (*) Alleen reset “Trip B” i = (zie de paragraaf “Reset trip B”) LAMPJES EN BERICHTEN JA STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID NEE h h (*) h (*) NOODGEVALLEN Trip B AAN? ONDERHOUD EN ZORG doorgaan ALFABETISCH REGISTER DASHBOARD EN BEDIENING Terug naar standaardscherm 59
Reset GENERAL TRIP Reset “General trip” en “Trip B” i = (behalve “Actieradius” en “Huidig verbruik”) ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Na het op nul zetten van “Trip” door op de knop volgens methode i te drukken, verschijnen op het display de volgende functies: 60 Reset TRIP B i = Alleen reset “Trip B”
Stel met de knop Õ of Ô voor de lichtsterkteregeling (Ã) de gewenste lichtsterkte in. Õ Ã Ô DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID NOODGEVALLEN Õ Ã Ô ONDERHOUD EN ZORG Automatisch terug naar standaardscherm na enkele seconden of door het indrukken van de knop b TECHNISCHE GEGEVENS Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” F0C0259b ALFABETISCH REGISTER Vorig scherm bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY (indien aanwezig) INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM ❒ Datum (A). F0C3239i ❒ Buitentemperatuur (B). INFORMATIE OVER DE AUTO ❒ Lichtsterkteregeling bedieningsknoppen. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG LAMPJES EN BERICHTEN ❒ Weergave Selespeed-programma en ingeschakelde versnelling (C).
DASHBOARD EN BEDIENING INFORMATIE OP HET DISPLAY VAN HET KLOKJE ❒ weergave van de tijd (G). ❒ INFORMATIE OVER MOTOROLIE (indien aanwezig) ❒ MENU VERLATEN Met het Connect Navigatiesysteem is het mogelijk de informatie over de telefoon, het audiosysteem en de pictogrammen van het navigatiesysteem te herhalen op het instelbare multifunctionele display van het instrumentenpaneel. Zie voor de andere instellingen en/of keuzemogelijkheden van set-up, het supplement van het Connect Navigatiesysteem.
DASHBOARD EN BEDIENING Als u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het instelbare multifunctionele display het bericht “Diagnose bezig”: de controlefase is begonnen van alle elektronische systemen op de auto; deze fase duurt enkele seconden. Als er tijdens deze fase geen storingen worden gevonden, verschijnt na het starten van de motor op het display het bericht “Diagnose ok”.
Als op het display een eventuele storingsmelding verschijnt: zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”. Als er geen storingen zijn Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. Deze informatie wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw weergegeven.
Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de knoppen Õ en Ô worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellen; zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm” op de volgende pagina. LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING BESCHRIJVING VAN HET MENU ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN SNELH. LIM.
Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door de knop b in te drukken. Druk op de knop Õ of Ô om in het menu te navigeren. Menuscherm ONDERHOUD EN ZORG SNELH. LIM.
Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkt er een akoestisch signaal, gaat het waarschuwingslampje è (indien aanwezig) branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld: Terug naar vorig scherm, bijv.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” DASHBOARD EN BEDIENING LAMPJES EN BERICHTEN c b ONDERHOUD EN ZORG Met de knop Õ en/of Ô kan de gevoeligheid van de schemersensor worden ingesteld.
Het is mogelijk om in plaats van de datum, informatie over de motorolie (temperatuur en oliedruk) weer te geven (zie voor meer informatie de volgende pagina). Ga voor het in-/uitschakelen (ON/OFF) van de weergave van de informatie over de motorolie als volgt te werk: VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING INFORMATIE OVER MOTOROLIE (INFO MOTOR) (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
De volgende afbeelding heeft betrekking op de motorolietemperatuur: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Als u de contactsleutel in stand MAR draait, geeft het instelbare multifunctionele display, na de startcontrole, informatie over de motorolie (als deze mogelijkheid hiervoor is ingeschakeld).
DASHBOARD EN DASHBOARD BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 72 MENU VERLATEN Laatste functie waarmee de instellingen uit het weergegeven startmenu worden afgesloten. Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Õ Ô b Met de knop Ô is het mogelijk terug te keren naar “Snelh. lim.
Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. “General trip”, dan moet u vooraf, als de contactsleutel in stand MAR staat, op de knop i drukken op de rechter hendel aan het stuur volgens de methode i (zie “Bedieningsknoppen”).
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” h h h h Vorig scherm, bijv.: h h ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING De informatie van de “Trip computer” wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema).
h ONDERHOUD EN ZORG h Alleen reset “Trip B” i = (zie de paragraaf “Reset trip B”) LAMPJES EN BERICHTEN JA STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID NEE h h NOODGEVALLEN Trip B AAN? TECHNISCHE GEGEVENS doorgaan ALFABETISCH REGISTER DASHBOARD EN BEDIENING Terug naar vorig scherm, bijv.
Reset GENERAL TRIP “General trip” en “Trip B” i = Reset (behalve “Actieradius” en “Huidig verbruik”) DASHBOARD EN BEDIENING ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Na het op nul zetten van “Trip” door op de knop volgens methode i te drukken, verschijnen op het display de volgende functies: 76 Reset TRIP B reset “Trip i = Alleen B”
Stel met de knop Õ of Ô voor de lichtsterkteregeling (Ã) de gewenste lichtsterkte in. Vorig scherm, bijv.: Õ Ã Ô Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ALFABETISCH REGISTER Automatisch terug naar standaardscherm na enkele seconden of door het indrukken van de knop b Õ Ã Ô STARTEN EN RIJDEN Ga voor het instellen als volgt te werk: LAMPJES EN BERICHTEN De maximale waarden voor het instellen van de lichtsterkte overdag en ‘s nachts zijn gelijk.
DASHBOARD EN BEDIENING ZITPLAATSEN VEILIGHEID VOORSTOELEN MET HANDBEDIENDE VERSTELLING Verstellen in lengterichting STARTEN EN RIJDEN Trek de hendel (A) (aan de binnenzijde van de stoel) omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren. Als u rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op het stuurwiel steunen. Hoogteverstelling (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN Trek de hendel (B) uit en verplaats hiermee de zitting naar wens omhoog of omlaag.
DASHBOARD EN BEDIENING Lendensteunverstelling (indien aanwezig) Draai knop (D) om het steunvlak van de rugleuning aan te passen. Druk op knop C, met de contactsleutel in stand MAR, voor het in-/ uitschakelen van deze functie. Het lampje op de knop gaat branden als deze functie wordt ingeschakeld. Rugleuning naar voren klappen (3-deurs uitvoering) F0C0305m LAMPJES EN BERICHTEN Trek, om de achterste zitplaatsen te bereiken, handgreep (E) omhoog zodat de rugleuning naar voren klapt.
DASHBOARD EN BEDIENING VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTELLING (indien aanwezig) VEILIGHEID De stoelen kunnen versteld worden als de contactsleutel in stand MAR staat of gedurende 1 minuut nadat de contactsleutel in stand STOP is gezet of de sleutel is uitgenomen. Verstellen in lengterichting/hoogteverstelling ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Bedien knop (A). 80 F0C0382m Verstellen van de rugleuning Bedien knop (B).
De opgeslagen stand kan alleen worden opgeroepen als deze verschillend is van de stand waarin de stoel staat en de snelheid van de auto lager is dan 10 km/h. Bovendien kan de stoel versteld worden gedurende 1 minuut nadat de sleutel uit het start-/contactslot is genomen. Als de motor wordt gestart tijdens het oproepen van de opgeslagen instelling, wordt de beweging van de stoel geblokkeerd.
DASHBOARD EN BEDIENING EASY ENTRY (3-deurs uitvoering) VEILIGHEID Deze functie, die kan worden ingeschakeld ongeacht de stand van de contactsleutel, dient om de toegang tot de zitplaatsen achter te vergemakkelijken. Trek, om toegang te krijgen tot de zitplaatsen achter, de hendel (A) omhoog en klap rugleuning (B) naar voren: de stoel schuift nu automatisch naar voren. STARTEN EN RIJDEN Als de rugleuning wordt teruggeklapt, schuift de stoel naar achteren en komt in de oorspronkelijke positie.
DASHBOARD EN BEDIENING VERSCHUIFBARE ACHTERBANK (indien aanwezig) Verstellen van de rugleuning VEILIGHEID Trek de hendel (A) omhoog en begeleid de rugleuning totdat deze in één van de zes standen staat.
F0C0314m De ruimte is bereikbaar nadat de lippen (A) en (C) zijn ingedrukt en de spankoorden (B) en (D) voorzichtig aan de haakjes (E), die zich op de rugleuning van de stoelen achter bevinden, zijn vastgemaakt.
ATTENTIE Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door deze naar voren en naar achteren te schuiven. Als de zitplaats niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts verschuiven. ATTENTIE Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. TECHNISCHE GEGEVENS Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een stilstaande auto worden uitgevoerd.
DASHBOARD EN BEDIENING HOOFDSTEUNEN VOOR VEILIGHEID Deze zijn in hoogte verstelbaar en vergrendelen automatisch in de gewenste stand. STARTEN EN RIJDEN ❒ omhoog verplaatsen: trek de hoofdsteun omhoog totdat hij hoorbaar vergrendelt. ❒ omlaag verplaatsen: druk op knop (A) en duw de hoofdsteun omlaag.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTER Voor de zitplaatsen achter zijn drie hoofdsteunen voorzien. Uittrekken: trek de hoofdsteun omhoog totdat hij hoorbaar vergrendelt. BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter gebruikt worden, moeten de hoofdsteunen altijd volledig zijn uitgetrokken. F0C0095m LAMPJES EN BERICHTEN STUURWIEL STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Druk om de hoofdsteun in de zitting te plaatsen op knop (A) en laat de hoofdsteun in de zitting op de rugleuning zakken.
DASHBOARD EN BEDIENING SPIEGELS ACHTERUITKIJKSPIEGEL Met hendeltje (A) kan de spiegel in twee standen worden gezet: normale of anti-verblindingsstand. F0C0040m BUITENSPIEGELS Spiegel inklappen De spiegel kan (bijv. bij nauwe doorgangen) van stand (A) in stand (B) worden geklapt. F0C0144m Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand (A) staan.
DASHBOARD EN BEDIENING Elektrische verstelling Ga als volgt te werk: ❒ plaats voor het verstellen van de spiegel joystick (B) in één van de vier richtingen. F0C0131m LAMPJES EN BERICHTEN Na ongeveer 1 minuut na het laatste commando door de joystick (B) of de schakelaar (A) kan de spiegel niet meer worden versteld.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 90 Gelijktijdig met de “parkeer”-stand van de buitenspiegel aan passagierszijde wordt de stand van de buitenspiegel en de positie van de stoel aan bestuurderszijde in het geheugen opgeslagen. Automatische synchronisatie van de buitenspiegels Als de stand van de spiegel is opgeslagen, klinkt een akoestisch signaal.
TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING KLIMAATREGELING 1 Vaste uitstroomopening boven voor ontwasemen of ontdooien voorruit - 2 Verstelbaar luchtrooster in het midden 3 Vaste uitstroomopeningen voor ontwasemen of ontdooien zijruiten - 4 Verstelbare en regelbare luchtroosters aan de zijkant - 5 Uitstroomopeningen onder - 6 Verstelbaar en regelbaar luchtrooster achter - 7 Vaste uitstroomopeningen voor beenruimte achte
DASHBOARD EN BEDIENING UITSTROOMOPENINGEN EN VERSTELBARE LUCHTROOSTERS AAN DE ZIJKANT (A)- Vaste uitstroomopening voor de zijruiten. ç = geheel dicht O = geheel open. (C) - Regelschuif voor het richten van de luchtstroom. F0C0064m LUCHTROOSTERS IN HET MIDDEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID (B)- Regelknop voor de luchtopbrengst: (A) - Regelschuif voor het richten van de luchtstroom. (B) - Regelknop voor de luchtopbrengst: O = geheel open.
DASHBOARD EN BEDIENING VERWARMING EN VENTILATIE BEDIENINGSORGANEN draai knop (A) in het rode vlak; draai knop (C) op de gewenste snelheid; draai knop (E) in stand: voor verwarming van de beenruimte en ontwaseming van de voorruit µ voor verwarming van de beenruimte, waarbij de luchtstroom op het gelaat koel blijft (“bilevel”-stand) w voor gespreide verwarming van de beenruimte voor en achter ❒ uitschakeling luchtrecirculatie (lampje op de knop T gedoofd).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 94 Beslaan van de ruiten voorkomen REGELING AANJAGERSNELHEID Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur, raden wij u de volgende procedure aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen: Ga voor een goede ventilatie van het interieur als volgt te werk: ❒ open de zij- en middenroosters geheel;
DASHBOARD EN BEDIENING AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND (indien aanwezig) BEDIENINGSORGANEN VEILIGHEID (A): draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht) STARTEN EN RIJDEN (B): drukknop voor in-/uitschakeling achterruitverwarming (C): draaiknop voor regeling aanjagersnelheid Ga als volgt te werk: ❒ draai knop (A) in het rode vlak; w voor gespreide verwarming van de beenruimte voor en achter ❒ uitschakeling luchtrecirculatie (lampje op knopje T gedoofd).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 96 ❒ draai knop (F) in stand -; ❒ uitschakeling luchtrecirculatie (lampje op knopje T gedoofd). Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid zijn, kan een stand gekozen worden waarbij het zicht en het comfort optimaal blijven.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming” of “koeling”), de gewenste omstandigheden sneller worden bereikt. Het is echter niet raadzaam deze functie handmatig in te schakelen op regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan, vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld. ❒ druk op de knoppen ❄ en T (lampjes op de knoppen branden).
18-09-2007 14:52 Pagina 98 AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING (indien aanwezig) ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING 098-117 Stilo NL 98 F0C0381m BESCHRIJVING De auto is uitgerust met een airconditioning met gescheiden luchttemperatuurregeling voor bestuurders- en passagierszijde.
De aircocompressor schakelt alleen in als de buitentemperatuur hoger is dan 4°C. ❒ de hoeveelheid naar het interieur toegevoerde lucht; ❒ de luchtverdeling in het interieur; en worden alle voorafgaande handmatige instellingen opgeheven. Tijdens de automatische werking van de airconditioning verschijnt op het display de mededeling FULL AUTO.
18-09-2007 14:52 Pagina 100 REGELING AANJAGERSNELHEID Druk op de knop p voor het verhogen/verlagen van de aanjagersnelheid. Er kunnen 12 snelheden worden gekozen die worden weergegeven door de staafjes op het display: ❒ maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht; ❒ minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht. ❒ inschakeling achterruitverwarming (lampje op de knop - brandt) en de spiegelverwarming; ❒ inschakeling van de maximale luchttemperatuur; ❒ regeling van de luchtopbrengst.
Als de knop OFF is ingedrukt (lampje op de knop brandt), kan de AQS-functie (Air Quality System) niet worden ingeschakeld. BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming” of “koeling”), de gewenste omstandigheden sneller worden bereikt.
ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING 098-117 Stilo NL 102 18-09-2007 14:52 Pagina 102 AIRCOCOMPRESSOR IN-/UITSCHAKELEN Als u op de knop ò drukt, wordt de aircocompressor ingeschakeld.
BELANGRIJK Voor de werking van de airconditioning moet minstens één knop van de luchtverdeling Q/E/Z worden ingedrukt. Hierna kunnen de knoppen van de luchtverdeling Q/E/Z niet meer worden uitgeschakeld. BELANGRIJK Druk om het systeem weer in te schakelen op de knop OFF: alle functies die waren opgeslagen voor het uitzetten van de motor, worden hervat. Voor het hervatten van de automatische werking van de luchtverdeling na een handmatige instelling, moet de knop AUTO worden ingedrukt.
ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING 098-117 Stilo NL 104 18-09-2007 14:52 Pagina 104 HULPVERWARMING (indien aanwezig) Hulpverwarming = werking van de verwarming nadat de start-/contactsleutel in stand MAR is gedraaid; Standverwarming = werking van de verwarming na inschakeling door de specifieke afstandsbediening.
Pagina 105 DASHBOARD EN BEDIENING HULPVERWARMING IN-/UITSCHAKELEN Houd, voor inschakeling van de verwarming, de afstandsbediening in de hand met de antenne (C) aan de bovenzijde en druk 2 seconden op knop (A). CONTROLE EN DUUR VAN DE INSCHAKELING De verwarming blijft ongeveer 30 minuten ingeschakeld en schakelt daarna uit. Als u wilt weten wat de opgeslagen inschakelduur is, moet u binnen 1 seconde gelijktijdig de knoppen (A) en (D) op de afstandsbediening 3 keer na elkaar indrukken.
18-09-2007 14:52 Pagina 106 INSCHAKELDUUR INSTELLEN DASHBOARD EN BEDIENING 098-117 Stilo NL ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De inschakelduur kan op maximaal 60 minuten worden ingesteld. Voor het instellen van de inschakelduur moet u op knop (D) drukken zodat de volgende inschakelduur wordt opgeroepen. Iedere keer als u op knop (D) drukt, wordt de inschakelduur 10 minuten verlengd.
18-09-2007 14:52 Pagina 107 DASHBOARD EN BEDIENING BATTERIJEN AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Controleer de lading van de batterijen van de afstandsbediening door knop (A) of (D) in te drukken. VEILIGHEID Het knipperen van lampje (B) geeft het volgende aan: ❒ bij geladen batterijen knippert het lampje kort; ❒ bij batterijen met een zwakke lading blijft het lampje ongeveer 3 seconden branden; ❒ bij lege batterijen blijft het lampje ongeveer 5 seconden branden.
ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING 098-117 Stilo NL 108 18-09-2007 14:52 Pagina 108 BELANGRIJKE TIPS ❒ Zie voor de brandstof van de hulpverwarming de gegevens in de paragraaf “Tanken met de Stilo” in dit hoofdstuk. ❒ Schakel de verwarming tijdens het tanken en in de nabijheid van tankstations altijd uit om het gevaar van brand en/of ontploffingen te voorkomen.
18-09-2007 14:52 Pagina 109 DASHBOARD EN BEDIENING BUITENVERLICHTING Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. VEILIGHEID De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. VERLICHTING UITGESCHAKELD Draaiknop in stand O. F0C0042m LAMPJES EN BERICHTEN BUITENVERLICHTING STARTEN EN RIJDEN 098-117 Stilo NL Draaiknop in stand 6. F0C0043m DIMLICHTEN TECHNISCHE GEGEVENS Draaiknop in stand 2.
18-09-2007 14:52 Pagina 110 GROOTLICHT DASHBOARD EN BEDIENING 098-117 Stilo NL Druk de hendel in de richting van het dashboard, als de draaiknop reeds in stand 2 staat (vergrendelde stand). Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel wordt getrokken, dan dooft het grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld. F0C0239m Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden.
Pagina 111 DASHBOARD EN BEDIENING “FOLLOW ME HOME” Met dit systeem kan de ruimte vóór de auto een bepaalde tijd worden verlicht. Telkens als de hendel wordt bediend, gaat ook het controlelampje 3 branden en verschijnt de mededeling op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). Uitschakelen Schakel de functie uit door de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur te trekken.
18-09-2007 14:52 Pagina 112 Inschakelen DASHBOARD EN BEDIENING 098-117 Stilo NL Als de schemersensor is ingeschakeld, kan alleen het grootlichtsignaal worden gegeven. Uitschakelen F0C0153m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID A : op deze manier gaan, afhankelijk van de Draai de draaiknop in stand 2 sterkte van het buitenlicht, de buitenverlichting en de dimlichten automatisch branden.
Pagina 113 DASHBOARD EN BEDIENING Draai met de hendel in stand (B), de draaiknop (F) in één van de vier intervalstanden: , = kort interval. = lang interval. ■■ VEILIGHEID ■ = gemiddeld interval. ■■■ = kort interval. STARTEN EN RIJDEN (C): langzaam continu wissen; (D): snel continu wissen; LAMPJES EN BERICHTEN (E): tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand). In stand (E) werken de ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand in deze stand houdt.
18-09-2007 14:52 Pagina 114 “Intelligente wis-/wasregeling” DASHBOARD EN BEDIENING 098-117 Stilo NL Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), schakelen de ruitensproeiers in. F0C0049m De ruitenwissers blijven nog enkele slagen werken, nadat u de hendel loslaat; na enige seconden volgt nog een “reinigingsslag”. De regensensor (A) bevindt zich achter de achteruitkijkspiegel en staat in contact met de voorruit.
Pagina 115 DASHBOARD EN BEDIENING Als u draaiknop (F) draait, dan wordt de gevoeligheid van de regensensor verhoogd, waardoor de overgang van stilstaande ruitenwissers bij een droge ruit, naar de eerste snelheid (langzaam continu wissen) sneller plaatsvindt. VEILIGHEID Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt, maken de ruitenwissers 1 slag. STARTEN EN RIJDEN Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensor, werkt het normale reinigingsprogramma.
18-09-2007 14:52 Pagina 116 hendel rechts in stand (B) DASHBOARD EN BEDIENING 098-117 Stilo NL VEILIGHEID hendel rechts in stand (B) STARTEN EN RIJDEN hendel rechts in stand (B) A =Lage gevoeligheid regensensor LAMPJES EN BERICHTEN B = Gevoeligheid 2 van regensensor C = Gevoeligheid 3 van regensensor NOODGEVALLEN D = Hoge gevoeligheid regensensor ONDERHOUD EN ZORG Controleer als er ijs op de voorruit zit, of de regensensor is uitgeschakeld.
Pagina 117 DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in de stand MAR staat. De werking stopt als de hendel wordt losgelaten. Als u draaiknop (A) van stand O in stand ' zet, dan werkt de achterruitwisser in de intervalstand. F0C0047m LAMPJES EN BERICHTEN KOPLAMPSPROEIERS STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Als u de hendel naar het dashboard drukt (vergrendelde stand) wordt de ruitensproeier ingeschakeld en gaat de ruitenwisser continu werken.
DASHBOARD EN BEDIENING CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar) (indien aanwezig) NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snelheid boven 30 km/h) op lange rechte en droge trajecten (bijv. snelwegen) met een constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden, zonder het gaspedaal te hoeven bedienen. Het gebruik van dit systeem biedt geen voordelen in druk verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
DASHBOARD EN BEDIENING OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN Dit kan op twee manieren: ❒ trap het gaspedaal in sla vervolgens de nieuwe snelheid op; of ❒ zet draaiknop (B) in stand (+). Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de snelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.
DASHBOARD EN BEDIENING Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de snelheid iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de snelheid traploos. VEILIGHEID SYSTEEM UITSCHAKELEN STARTEN EN RIJDEN Zet schakelaar (A) in stand OFF of de start-/contactsleutel in stand STOP.
DASHBOARD EN BEDIENING ADAPTIEVE CRUISE-CONTROL (indien aanwezig) De maximale vertraging wordt automatisch door het systeem uitgevoerd en is beperkt ten opzichte van de werkelijke capaciteit van het remsysteem van de auto. Handelingen die worden uitgevoerd door de bestuurder hebben voorrang boven de adaptieve cruise-control. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid ligt daarom altijd bij de bestuurder van de auto.
DASHBOARD EN BEDIENING SYSTEEM INSCHAKELEN Zet draaiknop (A) in een andere stand dan OFF. VEILIGHEID Als het systeem wordt ingeschakeld, verschijnen op het instelbare multifunctionele display de icoon ú en het betreffende bericht (zie figuur). De icoon ú blijft weergegeven totdat het systeem wordt uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN Druk op knop (C) om de opgeslagen snelheid te herstellen als het systeem is uitgeschakeld door het intrappen van het rempedaal. VEILIGHEID OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN Dit kan op twee manieren: Als u draaiknop (B) loslaat, wordt de nieuwe snelheid opgeslagen en weergegeven op het “Instelbare multifunctionele display”, ter vervanging van de daarvoor opgeslagen snelheid.
DASHBOARD EN BEDIENING Als u draaiknop (B) loslaat, wordt de nieuwe snelheid opgeslagen en weergegeven op het “Instelbare multifunctionele display”, ter vervanging van de daarvoor opgeslagen snelheid. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Het kan nodig zijn de snelheid te verlagen bij het naderen van een bocht. 124 SYSTEEM UITSCHAKELEN Zet draaiknop (A) in stand OFF of de start-/contactsleutel in stand STOP.
DASHBOARD EN BEDIENING SIGNALEREN VAN EEN AUTO Met geactiveerd maar niet ingeschakeld systeem Hierna wordt de aanwezigheid van een rijdende auto altijd gesignaleerd, ook bij uitgeschakeld systeem, totdat het systeem buiten werking wordt gesteld (draaiknop (A) in stand OFF).
DASHBOARD EN BEDIENING STORINGSMELDINGEN VEILIGHEID Eventuele storingen in het systeem worden aangegeven door de betreffende waarschuwingen op het “Instelbare multifunctionele display”. F0C3175i De storing blijft weergegeven, ook als draaiknop (A) in stand OFF wordt gezet. LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN De adaptieve cruise-control wordt ongeacht het soort storing, volledig uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING PLAFONDVERLICHTING Als het portier geopend blijft, schakelt het plafondlampje na ongeveer 3 minuten uit. De plafondverlichting in het midden en achter kan ook worden in-/ uitgeschakeld door op knop (B) te drukken. Het inschakelen/doven van de verlichting gaat geleidelijk. Na het inschakelen door het indrukken van knop (B), blijft de verlichting, als de contactsleutel in stand STOP staat of uit het contactslot is genomen, nog 15 minuten ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING PLAFONDVERLICHTING ACHTER (indien aanwezig) Uitvoeringen zonder opendak met lamelruiten De plafondverlichting achter gaat ook branden als de plafondverlichting voor wordt ingeschakeld. F0C0055m De plafondverlichting gaat branden: NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 128 Uitvoeringen met opendak met lamelruiten Druk op het plafondlampje (A) boven de portieren achter voor het in-/ uitschakelen van het lampje.
VEILIGHEID LAMPJES EN BERICHTEN MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig) Druk bij ingeschakelde buitenverlichting op knop (A) om de mistlampen voor in te schakelen. Druk ongeveer 1 seconde op knop (B) als de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen. F0C0137m Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop. MISTACHTERLICHTEN Druk voor inschakeling op knop (C). De mistachterlichten werken alleen als het dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld. Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop.
DASHBOARD EN BEDIENING BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De schakelaar bevindt zich aan de onderzijde naast de stijl van het passagiersportier en schakelt in bij een ongeval waardoor: F0C0062m ❒ de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat; ❒ de portieren automatisch ontgrendelen; ❒ de interieurverlichting ongeveer 15 minuten gaat branden.
DASHBOARD EN BEDIENING INTERIEURUITRUSTING ARMSTEUN VOOR (indien aanwezig) Voor het verstellen moet de armsteun iets omhoog worden geklapt en ontgrendelknop (B) worden ingedrukt. F0C0070m LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Til de armsteun helemaal op zodat deze geen belemmering vormt bij het aantrekken van de handrem.
DASHBOARD EN BEDIENING DASHBOARDKASTJES Bovenste dashboardkastje aan passagierszijde Het dashboardkastje kan worden verwarmd/gekoeld via een uitstroomopening (B) van de klimaatregeling. Om het kastje te openen moet de hendel (B) in de richting van de pijl worden geduwd. F0C0058m Als de auto is uitgerust met automatische airconditioning met gescheiden regeling, dan geldt voor het dashboardkastje de temperatuurinstelling aan de passagierszijde.
DASHBOARD EN BEDIENING Opbergvak onder de stoel (indien aanwezig) F0C0032m LAMPJES EN BERICHTEN MUNTENBAKJE STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Bij enkele uitvoeringen bevindt zich onder de bestuurdersstoel een opbergvak; gebruik dit vak niet om er voorwerpen in op te bergen die zwaarder zijn dan 1,5 kg. ATTENTIE Rijd niet met geopende dashboardkastjes: bij een ongeval zou de passagier zich kunnen verwonden.
DASHBOARD EN BEDIENING AANSTEKER De aansteker is in de tunnelconsole geplaatst, naast de handrem. Na enige seconden springt de knop in de beginstand en is de aansteker klaar voor gebruik. F0C0102m ASBAK (indien aanwezig) De asbak bestaat uit een uitneembaar kunststof houder met een veeropening. De asbak kan in de beker/blikjeshouders geplaatst worden op de tunnelconsole.
DASHBOARD EN BEDIENING TAFELTJE (indien aanwezig) Op de achterzijde van de rugleuning van de passagiersstoel voor is (op bepaalde uitvoeringen) een uitklapbaar tafeltje (A) beschikbaar. LAMPJES EN BERICHTEN Terugplaatsen van een losgehaakt tafeltje ❒ kantel het tafeltje (B) totdat de onderste rand van het tafeltje in contact komt met de beweegbare pen (C) van de steun (A); ❒ druk licht in de richting van de pijl op het tafeltje en breng het tafeltje (B) in de gebruikspositie.
DASHBOARD EN BEDIENING BEKERHOUDERS F0C0094m OPBERGVAKJE LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Op de tunnelconsole bevinden zich twee houders (A) waarin bekers of blikjes geplaatst kunnen worden. Het opbergvakje bevindt zich op de tunnelconsole, onder de voorste armsteun. De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel. Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid.
DASHBOARD EN BEDIENING “SKYWINDOW” (OPENDAK MET LAMELRUITEN) (indien aanwezig) VEILIGHEID Het opendak bestaat uit vijf lamelruiten en is voorzien van een elektrisch bedienbaar zonnescherm dat het binnendringen van direct zonlicht verhindert. F0C0222m LAMPJES EN BERICHTEN Draai met de contactsleutel in stand MAR draaiknop (A) rechtsom om één van de 6 beschikbare openingsstanden te kiezen.
DASHBOARD EN BEDIENING LAMELRUITEN OPENEN (draaiknop rechtsom draaien) NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 138 ❒ Draaiknop in stand 1: kantelende beweging van de eerste lamelruit totdat positie (A) is bereikt; het zonnescherm wordt geopend tot de tweede lamelruit. ❒ Draaiknop in stand 2: eerste lamelruit volledig geopend en verplaatsing van de volgende lamelruiten naar achteren; het zonnescherm wordt meegenomen.
Draaiknop in stand 5: verplaatsing van de tweede lamelruit naar achteren. DASHBOARD EN BEDIENING ❒ VEILIGHEID Draaiknop in stand 4: verplaatsing van de lamelruiten (2e en 3e) naar achteren. In deze stand is het opendak met lamelruiten volledig geopend. Om het opendak in één keer te openen, moet de draaiknop in stand 5 worden gezet. DAK SLUITEN F0C0235m STARTEN EN RIJDEN ❒ Draaiknop in stand 2: verplaatsing van de tweede lamelruit naar voren.
DASHBOARD EN BEDIENING ZONNESCHERM OPENEN/SLUITEN Druk op knop (C) om het zonnescherm te openen.
DASHBOARD EN BEDIENING AUTOMATISCH OPENEN/SLUITEN VAN HET OPENDAK Met de mechanische sleutel (indien aanwezig) Automatisch sluiten: draai de sleutel linksom in het slot van het portier. F0C0340m LAMPJES EN BERICHTEN Met de sleutel met afstandsbediening of de CID Automatisch openen: druk langer dan 2 seconden op de knop Ë. Automatisch sluiten: druk langer dan 2 seconden op de knop Á. Bij het openen worden de lamelruiten en het zonnescherm gelijktijdig verplaatst.
DASHBOARD EN BEDIENING ANTI-LETSELFUNCTIE ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Dit beveiligingssysteem is aanwezig op het voorste profiel van het zonnescherm en is actief tijdens de hele sluitprocedure van het zonnescherm. Als een obstakel wordt gesignaleerd (vinger, hand, enz.), dan wordt de ruitbeweging over een korte afstand in tegengestelde richting uitgevoerd.
❒ VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG F0C0400m TECHNISCHE GEGEVENS BEDIENING IN NOODGEVALLEN Als de elektrische bediening van het opendak niet werkt, dan kan het handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk: ❒ verwijder de plafondverlichting voor (A) door op beide zijden van het kunststof deksel te drukken, zoals aangegeven door de pijlen; ❒ steek de noodsleutel (B) (aan de binnenzijde van het plafondlampje) in de zitting (C); ❒ draai de sleutel zo
DASHBOARD EN BEDIENING PORTIEREN CENTRALE PORTIERVERGRENDELING VEILIGHEID Van buitenaf Sluit de portieren, steek de sleutel in het slot van één van de voorportieren, en draai de sleutel. F0C0142m NOODGEVALLEN BELANGRIJK De achterportieren kunnen niet van binnenuit worden geopend als het kinderveiligheidsslot is ingeschakeld. KINDERVEILIGHEIDSSLOT (5-deurs uitvoeringen) ONDERHOUD EN ZORG Hierdoor kunnen de achterportieren niet van binnenuit geopend worden.
DASHBOARD EN BEDIENING ELEKTRISCHE RUITBEDIENING Ga voor het herstellen van de juiste werking van het systeem als volgt te werk: open de ruiten; of ❒ draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens in stand MAR. Als er geen storingen zijn, dan werkt de ruit weer normaal. Als wel een storing wordt gevonden, zie dan het hoofdstuk “Lampjes en berichten”.
STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING BEDIENINGSORGANEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0063m 146 ATTENTIE Bestuurderszijde Op het portierpaneel aan bestuurderszijde zijn twee bedieningsschakelaars gemonteerd waarmee u, als de contactsleutel in stand MAR staat, de zijruiten bedient: (A): openen/sluiten zijruit linksvoor; “automatisch continue” werking tijdens het openen/sluiten van de ruit; (B): openen/sluiten zijruit
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGERUIMTE VEILIGHEID De achterklep (indien ontgrendeld) kan alleen van buitenaf geopend worden met behulp van een elektrische ontgrendelhendel onder de handgreep (sedan-uitvoeringen) of achter de handgreep (Multiwagonuitvoeringen). STARTEN EN RIJDEN De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als de portieren van de auto ontgrendeld zijn.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERKLEP VAN BUITENAF OPENEN Met de mechanische sleutel (indien aanwezig) De achterklep gaat dankzij de gasveren gemakkelijk open. Als u de achterklep opent, gaat de bagageruimteverlichting branden: de verlichting dooft automatisch als u de achterklep sluit. F0C0385m Deze verlichting blijft bovendien ongeveer 15 minuten branden nadat de contactsleutel in stand STOP is gedraaid: als binnen deze 15 minuten een portier of de achterklep wordt geopend, gaat de tijdsperiode opnieuw in.
DASHBOARD EN BEDIEN ACHTERKLEP VAN BINNENUIT OPENEN IN NOODGEVALLEN (alleen Multiwagon-uitvoeringen) ❒ bedien met behulp van de schroevendraaier het mechanisme (A) zodat de achterklep opent. F0C0467m LAMPJES EN BERICHTEN OPKLAPBARE ACHTERRUIT (indien aanwezig) (Multiwagon-uitvoeringen) NOODGEVALLEN Druk op knop (A): op deze manier opent de opklapbare achterruit en hebt u direct toegang tot de bagageruimte.
Naderhand aangebrachte voorwerpen op de hoedenplank (luidsprekers, spoiler, enz.) kunnen, behalve wanneer de auto hierop is voorbereid, de juiste werking van de gasveren verhinderen.
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGERUIMTE VERGROTEN Het is mogelijk de bagageruimte te vergroten door de deelbare achterbank gedeeltelijk (1/3 of 2/3) of geheel neer te klappen. F0C0356m LAMPJES EN BERICHTEN Gedeeltelijk neerklappen (1/3 of 2/3) Als u de rechterzijde van de bagageruimte vergroot, kunt u twee passagiers op het linker gedeelte van de achterbank vervoeren.
duw hendel (A) op de rugleuning omhoog en klap de rugleuning naar voren. Als de hendel omhoog wordt geduwd, is een “rode band” (B) zichtbaar.
DASHBOARD EN BEDIENING Geheel neerklappen Als beide zitplaatsen achter worden neergeklapt, is de bagageruimte maximaal vergroot.
maak de pennen (B) van de hoedenplank los uit de zittingen (C) en verwijder de hoedenplank. F0C0377m Verwijder bij uitvoeringen zonder verschuifbare achterbank de tweede hoedenplank (A) door de pennen los te maken uit de zittingen (B). Til aan beide zijden eerst het voorste deel (C) op en vervolgens het achterste deel (D). Ga voor het terugplaatsen in omgekeerde volgorde te werk.
F0C0407m LAMPJES EN BERICHTEN Trek hendel (A) onder de zitting van de zitplaats (zowel links als rechts) omhoog en klap de rugleuningen naar voren, zodat een vlakke laadvloer ontstaat. Met hendel (A) kan ook de rugleuning versteld worden. STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Verwijder bij uitvoeringen met verschuifbare achterbank (indien aanwezig) de steun van de rolhoes (A) door deze eerst aan één kant en vervolgens aan de andere kant van onder naar boven te duwen tot de hoes los komt.
DASHBOARD EN BEDIENING ROLHOES (Multiwagon-uitvoeringen) De rolhoes (A) kan worden opgerold en verwijderd. BELANGRIJK Begeleid de rolhoes bij het oprollen door de hoes vast te houden bij de handgreep (C). F0C0351m F0C0352m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Verwijder voor het oprollen de twee achterste pennen (B) uit de respectievelijke zittingen.
DASHBOARD EN BEDIENING Rolhoes verwijderen Til de hoes op en verwijder hem. Voor het terugplaatsen van de hoes moeten de uiteinden van het rolmechanisme in de respectievelijke zittingen worden geplaatst. Zorg dat de bevestigingshaken goed vergrendeld zijn. Rol vervolgens de hoes uit door aan de handgreep (B) te trekken, zoals hiervoor beschreven, en haak de twee achterste pennen (B) vast.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERBANK TERUGPLAATSEN Plaats de veiligheidsgordels opzij en controleer of de gordels niet gespannen zijn of gedraaid zitten. Plaats de rugleuningen omhoog en druk de leuningen naar achteren, totdat beide borgmechanismen hoorbaar inklikken. Controleer of de “rode band” (B) aan de zijkant van de hendels (A) niet meer zichtbaar is. F0C0378m Als de “rode band” (B) zichtbaar is, dan is de rugleuning niet goed vergrendeld.
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGE VASTZETTEN BELANGRIJK Bevestig geen lading met een gewicht boven 100 kg aan een enkel bevestigingspunt. ATTENTIE Als u in een gebied rijdt waar brandstof moeilijk verkrijgbaar is en u daarom reservebrandstof in een jerrycan wilt vervoeren, dan dient u zich aan de geldende wetgeving te houden. Gebruik alleen een goedgekeurde jerrycan en bevestig deze op de juiste wijze. Toch zal bij een ongeval de kans op brand groter zijn.
DASHBOARD EN BEDIENING CARGO BOX (indien aanwezig) F0C0241m SKILUIK (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De cargobox bestaat uit een voorgevormd element voor het opbergen van voorwerpen in de bagageruimte van auto’s met verschuifbare achterbank, waardoor een vlakke laadvloer ontstaat. Het skiluik kan worden gebruikt voor het vervoer van lange voorwerpen (bijv. ski’s). Steek de ski’s vanuit de bagageruimte door het luik.
DASHBOARD EN BEDIENING MOTORKAP OPENEN BELANGRIJK Het optillen van de motorkap wordt vergemakkelijkt door twee gasveren aan de zijkant. Wij raden u aan deze gasveren niet te demonteren en de motorkap tijdens het optillen te begeleiden. F0C0029m LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de ruit aanstaan voordat u de motorkap optilt.
DASHBOARD EN BEDIENING IMPERIAAL/ SKIDRAGER VEILIGHEID De imperiaal of skidrager moet op het dak bevestigd worden op de aangegeven punten (A). Wip de lippen (B) met de bijgeleverde schroevendraaier omhoog. De zittingen (C) voor de bevestiging van de imperiaal/skidrager zijn nu bereikbaar. STARTEN EN RIJDEN In het Fiat Lineaccessori-programma is een imperiaal/skidrager opgenomen die specifiek voor de Fiat Stilo is ontwikkeld.
DASHBOARD EN BEDIENING KOPLAMPEN Druk op schakelaar (A) op het schakelaarpaneel naast de stuurkolom; als de auto is uitgerust met gasontladingslampen (xenon), dan wordt de koplampafstelling elektronisch geregeld en is knop (A) niet aanwezig. Druk op knop (A) bij pijl N om de koplampen in een hogere stand af te stellen; druk op de knop bij pijl O om de koplampen in een lagere stand af te stellen. Display (B) op het instrumentenpaneel toont de stand gedurende de koplampafstelling.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND Stand 0 - één of twee personen op de voorstoelen. De koplampen zijn aangepast aan de eisen van het land waaraan de nieuwe auto is geleverd. In die landen waarin aan de andere zijde van de weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden, de richting van de lichtbundel worden gewijzigd door het aanbrengen van een speciaal daarvoor ontwikkelde sticker.
ATTENTIE Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal. Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste remweg in relatie tot de conditie van het wegdek. ATTENTIE Als het waarschuwingslampje x gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Bij een storing gaan de waarschuwingslampjes > + x op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). In dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten controleren.
Na enkele seconden dooft het lampje; als het lampje niet dooft, wendt u dan tot de Fiat-dealer. ATTENTIE Voor de juiste werking van het ESP-systeem is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben. DASHBOARD EN BEDIENING TECHNISCHE GEGEVENS Als eventueel met het reservewiel wordt gereden, dan blijft het ESP-systeem ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Het ASR-systeem controleert de trekkracht van de auto en grijpt automatisch in als één of beide aangedreven wielen dreigen door te slippen.
DASHBOARD EN BEDIENING Tijdens het rijden kan het systeem worden uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld door schakelaar (A) op de middenconsole in te drukken. ATTENTIE ATTENTIE Als met het reservewiel wordt gereden, dan wordt het ASR uitgeschakeld, gaat lampje V op het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt op het display een bericht (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID de werking van het systeem controleren; ❒ signaleren wanneer door een storing de emissies boven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen; ❒ signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte componenten te vervangen. EOBD Met het EOBD (European On Board Diagnosis) kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd van die componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie.
DASHBOARD EN BEDIENING AUTORADIO (indien aanwezig) ATTENTIE Let op bij de montage van spoilers, lichtmetalen velgen en niet standaard wieldoppen: ze kunnen de ventilatie van de remmen verminderen en daarmee hun doelmatigheid tijdens krachtig en veelvuldig remmen; bijvoorbeeld tijdens een steile afdaling. Zorg dat niets (vloermatten, enz.) de slag van de pedalen kan beperken.
DASHBOARD EN BEDIENING RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOON ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten (bijvoorbeeld 27 mc) mogen alleen in de auto worden gebruikt als een aparte antenne aan de buitenkant van de auto wordt gemonteerd.
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan toenemen bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is een normaal verschijnsel om oververhitting van de motor voor de stuurbekrachtiging te voorkomen en in deze situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de auto vervolgens weer gebruikt wordt, zal de stuurbekrachtiging weer normaal werken.
DASHBOARD EN BEDIENING PARKEERSENSOREN (indien aanwezig) INSCHAKELING F0C0301m AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM Als de achteruit wordt ingeschakeld, treedt automatisch een repeterend akoestisch signaal in werking. Het akoestische signaal: NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 174 De sensoren schakelen automatisch in als de achteruit wordt ingeschakeld. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de frequentie van het akoestische signaal toe.
STORINGSMELDINGEN Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het inschakelen van de achteruit aangegeven door het branden van het lampje è (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel (op het display verschijnt ook een bericht) (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). Voor een juiste werking van het systeem mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren zitten.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 176 ALGEMENE OPMERKINGEN ❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen obstakels boven of onder de sensoren bevinden. ❒ Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant van de auto bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden niet door het systeem gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf beschadigd worden.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Plaats de CID niet op het opendak met lamelruiten (Skywindow) (indien aanwezig), om te voorkomen dat de CID per ongeluk door het systeem wordt herkend. Draag de CID altijd bij u (bijv. in een jaszak). STARTEN EN RIJDEN ❒ NOODGEVALLEN Voor het ont-/vergrendelen van de portieren of de achterklep moet de CID zich buiten de auto Als de CID ver van de auto verwijderd is (bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING PORTIERONTGRENDELING EN TOEGANG TOT DE AUTO F0C0334m BELANGRIJK Draag de CID altijd bij u, ook als de batterij leeg is. F0C0427m TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN BELANGRIJK Als de accu leeg is, moeten de portiersloten vergrendeld worden door de metalen baard van de CID in het portierslot te steken en te draaien.
DASHBOARD EN BEDIENING PORTIERVERGRENDELING EN AUTO VERLATEN (sluiten) Als één of meerdere portieren niet goed gesloten zijn, knipperen het lampje op het bestuurdersportier en de richtingaanwijzers snel. U moet de portieren opnieuw sluiten en de vergrendelprocedure herhalen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Resultaat Signalering 1 Keer drukken op punt (A) van de handgreep Centrale vergrendeling portieren en achterklep, inschakeling stuurslot en diefstalalarm (indien aanwezig) Richtingaanwijzers knipperen één maal en, als u de motor uitzet, verschijnt op het display van het instrumentenpaneel het bericht dat het stuurslot vergrendelt (*) Lang drukken (langer dan 2 seconden) op punt (A) van de handgreep Centrale vergrendeling portieren en achterklep, ins
DASHBOARD EN BEDIENING FUNCTIE AUTOCLOSE Met deze functie worden alle portieren en het tankklepje automatisch vergrendeld als de CID zich van de auto verwijdert. een storing in het systeem is gesignaleerd; ❒ de batterij van de CID leeg is; ❒ de motor de laatste keer is gestart met de CID in het “nood”-vakje (zie “Toegang tot de auto en noodstart” in deze paragraaf).
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERKLEP ONT-/VERGRENDELEN (openen/sluiten) Het herkenningssysteem zorgt dat de achterklep ontgrendeld wordt, ook als de portieren vergrendeld zijn. VEILIGHEID Achterklep ontgrendelen (openen) STARTEN EN RIJDEN Ga voor het ontgrendelen van de achterklep (auto met vergrendelde portieren) als volgt te werk: ❒ druk op de knop onder de handgreep van de achterklep totdat de achterklep ontgrendelt.
VEILIGHEID AUTO VERGRENDELEN VIA DE ACHTERKLEP Als u de CID bij u hebt, dan kunt u de gehele auto vergrendelen door op knop (B) (sedan-uitvoeringen) of (C) (Multiwagon-uitvoeringen) te drukken: de portieren en de achterklep worden vergrendeld en het diefstalalarm (indien aanwezig) wordt ingeschakeld. F0C0409m TECHNISCHE GEGEVENS BELANGRIJK Bij een snelheid boven 10 km/h wordt de handgreep van de achterklep uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING MOTOR STARTEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Ga als volgt te werk: 184 F0C0296m ❒ zorg dat de CID zich in de auto bevindt; ❒ trap het koppelingspedaal in en houd het ingetrapt (rempedaal bij uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak); ❒ druk op de knop START/STOP naast het stuurwiel en houd de knop ingedrukt; laat de knop los zodra de motor is aangeslagen.
DASHBOARD EN BEDIENING INSTRUMENTENPANEEL UITSCHAKELEN LAMPJES EN BERICHTEN De motor en het instrumentenpaneel blijven ingeschakeld totdat opnieuw op de knop START/STOP wordt gedrukt; de auto kan nu worden gestart mits een CID in het interieur wordt herkend. BELANGRIJK In noodgevallen en ook om veiligheidsredenen kan de motor bij een rijdende auto worden uitgezet. Druk op de knop START/STOP en houd de knop ingedrukt.
DASHBOARD EN BEDIENING STUURSLOT ❒ instrumentenpaneel uitgeschakeld en stilstaande auto; ❒ portieren vergrendeld door het indrukken van de handgreep aan de buitenzijde (A) of de vergrendelknop voor de achterklep (B) (sedanuitvoeringen) of (C) (Multiwagon-uitvoeringen); ❒ koppelingspedaal geheel losgelaten (rempedaal bij uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak); NOODGEVALLEN BELANGRIJK Als de auto is vergrendeld met de functie “Autoclose” of met de metalen baard in de CID, of door het indrukken v
DASHBOARD EN BEDIENING TOEGANG TOT DE AUTO EN NOODSTART U kunt de motor starten door de CID in het “nood”-vakje onder de handrem te plaatsen. In dit geval is het vakje de enige plaats waarin de CID in het interieur herkend kan worden. ❒ druk het koppelingspedaal in (rempedaal bij uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak); ❒ druk de knop (A) START/STOP in en houd de knop ingedrukt; laat de knop los zodra de motor is gestart.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 188 TANKEN MET DE FIAT STILO DIESELMOTOREN BENZINEMOTOREN Tank uitsluitend loodvrije benzine. Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de dieselbrandstof verminderen door de vorming van paraffine, waardoor het brandstofsysteem niet meer goed werkt.
DASHBOARD EN BEDIENING DOP VAN DE BRANDSTOFTANK Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje, zoals in de figuur is afgebeeld. F0C0199m LAMPJES EN BERICHTEN Draai na het tanken de dop rechtsom totdat u één of meer klikken hoort; draai vervolgens de sleutel rechtsom, neem de sleutel uit het slot en sluit het tankklepje.
DASHBOARD EN BEDIENING TANKKLEPJE IN GEVAL VAN NOOD OPENEN Sedan-uitvoeringen F0C0088m Multiwagon-uitvoeringen LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Open het klepje (A) aan de rechterzijde in de bagageruimte en trek aan het koordje achter het klepje.
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn: driewegkatalysator; ❒ lambdasondes; ❒ benzinedamp-opvangsysteem. ❒ oxidatiekatalysator; ❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.). ATTENTIE Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden, enz.): brandgevaar.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 192 VEILIGHEID VEILIGHEIDSGORDELS...................................................... 193 GORDELSPANNERS .......................................................... 197 KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................... 201 MONTAGEVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX”-KINDERZITJE ....................................... 207 AIRBAGS VOOR.................
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEIDSGORDELS GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Maak de gordels vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert. LAMPJES EN BERICHTEN F0C0075m Druk op knop (C) om de gordel los te maken. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait. De veiligheidsgordels achter moeten worden gebruikt zoals is aangegeven in de figuur. ATTENTIE Druk niet op knop (C) tijdens het rijden.
DASHBOARD EN BEDIENING Als u de rugleuning van de achterbank neerklapt, gebruik dan de uitsparingen (A) in de bekleding van de zitting om de sluitingen van de veiligheidsgordels in op te bergen. STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Haal de sluitingen uit de uitsparingen (uitvoeringen met verschuifbare achterbank) als de achterbank weer in rechte stand wordt gezet, zodat ze altijd direct klaar voor gebruik zijn.
❒ wacht langer dan 20 seconden en maak dan de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde los. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN maak de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde vast; NOODGEVALLEN ❒ ONDERHOUD EN ZORG Het akoestische signaal kan tijdelijk worden uitgeschakeld (totdat de motor wordt uitgezet) via de volgende procedure, die binnen 1 minuut na het draaien van de contactsleutel in stand MAR moet worden uitgevoerd: Het S.B.R.
DASHBOARD EN BEDIENING HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS VOOR De geleidebeugel kan in 4 standen worden gezet. VEILIGHEID Druk om de hoogte in te stellen op knop (A) en schuif de beugel (B) omhoog of omlaag. STARTEN EN RIJDEN De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan het postuur van de inzittende. Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind. De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen nek en uiteinde van de schouder ligt.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Als de gordelspanners in werking treden, kan er een beetje rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand. ONDERHOUD EN ZORG Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan dat de gordelspanner in werking is geweest; de gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij wordt begeleid.
01 02 03 04 05 06 AND CLOCK SPRING 07 08 09 10 11 12 AIRBAG 2013 2014 2015 DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID 01 02 03 04 05 06 2017 2018 2019 07 08 09 10 11 12 PRETENSIONERS De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering. Elke verandering van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid verminderen. Als de gordelspanner door extreme natuurlijke omstandigheden (bijv. overstromingen, zeestormen) met water en modder in contact is geweest, dan moet de spanner worden vervangen.
DASHBOARD EN BEDIENING TREKKRACHTBEGRENZERS ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS LAMPJES EN BERICHTEN F0C0015m ATTENTIE Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Draag altijd veiligheidsgordels zowel voor als achter in de auto. Rijden zonder veiligheidsgordels vergroot de kans op ernstig letsel of een dodelijke afloop bij een ongeval.
STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING BELANGRIJK Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel persoon. Gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit, waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen. Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van een inzittende.
❒ U kunt de gordels met de hand wassen met warm water en een neutrale zeep; knijp ze uit en laat ze in de schaduw drogen; gebruik geen bijtende, blekende of kleurende middelen en vermijd het gebruik van alle chemische producten die het weefsel kunnen aantasten. ❒ ❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt: de werking van de oprolautomaten is alleen gegarandeerd, als ze niet nat zijn geweest. Vervang de gordels bij tekenen van slijtage of beschadigingen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Kinderen met een gewicht boven 36 kg of met een lengte van meer dan 1,50 m worden, met betrekking tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld met volwassenen en moeten dan ook normaal de veiligheidsgordels omleggen. In het Fiat Lineaccessori-programma zijn kinderzitjes opgenomen voor elke gewichtsgroep. Wij raden u deze zitjes aan omdat ze speciaal ontworpen en ontwikkeld zijn voor de Fiat-modellen.
DASHBOARD EN BEDIENING GROEP 0 en 0+ Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel, zoals in de afbeelding is aangegeven, en het kind moet op zijn beurt worden beschermd door de gordels van het wiegje zelf. GROEP 1 F0C0429m ATTENTIE De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.
DASHBOARD EN BEDIENING GROEP 2 STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek moet liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kind liggen.
De Fiat Stilo voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ❒ Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts één kind: vervoer nooit twee kinderen in één systeem. ❒ Wij raden u aan de kinderzitjes altijd op de zitplaatsen achter te monteren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. ❒ Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het kind loopt.
DASHBOARD EN BEDIENING MONTAGEVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX”-KINDERZITJE Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel kinderzitje links en een Isofix-kinderzitje rechts. ATTENTIE Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat. Het kinderzitje is op de juiste wijze aan de beugels bevestigd als u het hoort vergrendelen. Houdt u in ieder geval aan de montage-instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0312m MONTAGE ISOFIX-KINDERZITJE Groep 0 en 0+ Bij kinderen in deze gewichtsgroep (kinderen met een gewicht tot 13 kg) moet het kinderzitje achterstevoren zijn gekeerd en moet het kind door de gordels (D) van het zitje beschermd worden. Als het kind groeit en in de gewichtsgroep 1 komt, moet het kinderzitje in de rijrichting worden bevestigd (zie de instructies).
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Schuif bij een verschuifbare achterbank de passagiersstoel voor ongeveer de helft naar voren.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 210 AIRBAGS VOOR De auto is uitgerust met meertraps-airbags voor (“Smartbags”) aan bestuurders- en passagierszijde, zijairbags voor (sidebags) (indien aanwezig), zij-airbags achter (sidebags) (indien aanwezig) en headbags (indien aanwezig).
DASHBOARD EN BEDIENING AIRBAG VOOR AAN BESTUURDERSZIJDE Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst. Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan dat aan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde ruimte in het dashboard geplaatst.
DASHBOARD EN BEDIENING AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE UITSCHAKELEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te vervoeren, kan de airbag voor aan passagierszijde worden uitgeschakeld. 212 De airbag voor aan passagierszijde kan worden in-/uitgeschakeld als de contactsleutel in stand STOP is uitgenomen.
Als op de passagiersstoel voor een volwassen persoon zit, is de betreffende airbag klaar om zonodig geactiveerd te worden. Als de passagiersstoel niet bezet is, wordt de airbag niet geactiveerd. ATTENTIE Plaats geen zware voorwerpen op de passagiersstoel voor. Bij een ongeval wordt de airbag voor aan passagierszijde namelijk geactiveerd als deze niet was uitgeschakeld met behulp van de sleutelschakelaar (zie de aanwijzingen in de vorige paragraaf).
STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING BELANGRIJK De inzittende wordt bij een botsing optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in de juiste positie in de stoel zit (zie de figuur). ATTENTIE Plaats geen kussentjes of medische hulpmiddelen op de passagiersstoel omdat de sensor dan niet in staat is om de aanwezigheid van een inzittende waar te nemen. ATTENTIE Plaats geen scherpe voorwerpen op de passagiersstoel voor om beschadiging van de indelingssensor te voorkomen.
DASHBOARD EN BEDIENING ZIJ-AIRBAGS (Sidebags - Headbags) SIDEBAGS (indien aanwezig) F0C0114m HEADBAGS (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN De headbag is een “gordijn”-systeem en bevindt zich in de hemelbekleding aan de zijkant en is afgedekt met een afwerklijst. De headbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzittenden voor en achter tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote effectieve oppervlak van de kussens.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Het airbagsysteem heeft een geldigheid van 14 jaar voor wat betreft de pyrotechnische lading en van 10 jaar voor wat betreft het spiraalmechanisme (zie het plaatje in het dashboardkastje). Laat na het verstrijken BELANGRIJK Na een ongeval waarbij één of meerdere airbags zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen met de Fiat-dealer om de geactiveerde airbags te laten vervangen en de werking van de elektrische installatie te laten controleren.
DASHBOARD EN BEDIENING ZIJ-AIRBAGS ACHTER HANDMATIG UITSCHAKELEN (indien aanwezig) F0C0154m De sleutelschakelaar heeft twee standen: ❒ zij-airbag ingeschakeld (stand ON Õ): lampje À op het instrumentenpaneel is gedoofd; het is absoluut verboden kinderen op de achterbank te vervoeren; BELANGRIJK Als er kleine kinderen op de zitplaatsen achter aanwezig zijn, moeten de zij-airbags achter worden uitgeschakeld met behulp van de sleutelschakelaar in de bagageruimte.
ATTENTIE De rugleuningen van de zitplaatsen voor en achter mogen niet worden bedekt met hoezen of kleden. ATTENTIE Reis niet met voorwerpen op schoot of voor de borst en houd vooral geen pijp, potlood, enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. ATTENTIE ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG STARTEN EN RIJDEN ATTENTIE LAMPJES EN BERICHTEN Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje ¬ branden.
ATTENTIE De airbag voor treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking. ATTENTIE Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de handgrepen. ATTENTIE De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 220 S TA R T E N E N R I J D E N MOTOR STARTEN ............................................................ PARKEREN ............................................................................ HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ............. SELESPEED VERSNELLINGSBAK .................................... BRANDSTOFBESPARING ...........................................
trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen; ❒ draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen. Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet.
rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in; ❒ verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen. NOODSTART BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit even “op adem” te laten komen. Zet de motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN HANDREM De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen. Ga als volgt te werk: ❒ zet de motor uit en trek de handrem aan; ❒ schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd. Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan met stenen of wiggen.
DASHBOARD EN BEDIENING Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje x branden. ❒ houd knop (A) ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje x op het instrumentenpaneel dooft. Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.
STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Verplaats bij de uitvoeringen 1.816V, JTD en Multijet pook (C) naar rechts en vervolgens naar achteren. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0310m 226 ATTENTIE Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen.
DASHBOARD EN BEDIENING “SELESPEED” VERSNELLINGSBAK (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN Het verdient beslist aanbeveling om dit hoofdstuk zorgvuldig te lezen, zodat u Selespeed op de juiste wijze gebruikt. WERKING handmatig (MANUAL), waarbij de bestuurder overschakelt; ❒ automatisch (AUTO), waarbij het systeem direct beslist over het overschakelen.
DASHBOARD EN BEDIENING Het systeem kan in de vrijstand (N) worden gezet bij een snelheid lager dan 40 km/h. De achteruit (R) kan alleen bij een stilstaande auto worden ingeschakeld. Bij terugschakelen wordt automatisch het toerental verhoogd, zodat het toerental is aangepast aan de nieuwe versnelling. F0C0111m NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 228 Als bij ingetrapt gaspedaal het toerental geleidelijk verhoogd wordt, vindt het overschakelen sneller plaats.
DASHBOARD EN BEDIENING als het overschakelen niet direct lukt, dan probeert het systeem het eerst opnieuw en, als het nog niet lukt, schakelt het vervolgens de eerstvolgende hogere versnelling in, zodat de auto niet in de vrijstand (N) blijft rijden. Automatische werking (AUTO) F0C0010m De automatische werking (AUTO) wordt ingeschakeld als u de knop (A) op de tunnelconsole indrukt.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN WEGRIJDEN Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan wordt na ongeveer een seconde op het display de ingeschakelde versnelling (N, 1, 2, 3, 4, 5, R) weergegeven. Vanaf dat moment kunt u Selespeed gebruiken om te schakelen. Bij draaiende motor en stilstaande auto, kunt u alleen de eerste versnelling (1), de tweede versnelling (2) en/of de achteruit (R) inschakelen.
Zet de versnellingsbak in de vrijstand als de auto lang stilstaat met een draaiende motor. ❒ Als de auto stilstaat op een helling, maak dan geen gebruik van het gaspedaal om wegrollen te voorkomen; gebruik hiervoor het rempedaal; gebruik het gaspedaal alleen om weg te rijden. Als u tijdens een afdaling (bij vooruit rijdende auto) geen gas geeft, dan laat het systeem bij een bepaalde snelheid de koppeling aangrijpen, zodat er op de motor kan worden afgeremd.
DASHBOARD EN BEDIENING SCHAKELEN Met de hendel Ga voor het overschakelen als volgt te werk: ❒ druk de hendel naar achteren om terug te schakelen (–). NOODGEVALLEN Bij uitgezette motor en stilstaande auto kunnen alle versnellingen worden ingeschakeld. F0C0184m Bij stilstaande auto en ingetrapt rempedaal, worden de schakelcommando’s alleen uitgevoerd als deze met de bedieningshendel op de middenconsole zijn gegeven.
VEILIGHEID LAMPJES EN BERICHTEN Met de hendels op het stuurwiel Deze hendels bevinden zich op de stuurwielspaken. Met deze hendels kan bij een rijdende auto (met een snelheid hoger dan 3 km/h) worden op- of teruggeschakeld. TECHNISCHE GEGEVENS F0C0185m ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Als u tijdens de automatische werking (AUTO) handmatig overschakelt, dan schakelt het systeem deze versnelling in, maar blijft verder automatisch werken.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID De motor kan gestart worden bij een ingeschakelde versnelling en als de versnellingsbak in de vrijstand (N) staat. Na het starten schakelt de versnellingsbak automatisch de vrijstand in, verschijnt op het display de letter (N) en schakelt het systeem de werking in die voor het uitzetten van de motor was ingeschakeld (MANUAL of AUTO). Als u de contactsleutel in stand STOP zet, dan gaat de motor uit maar blijft Selespeed ingeschakeld.
schakelt het systeem automatisch de automatische werking (AUTO) in, zodat de dichtstbijzijnde Fiatdealer bereikt kan worden en de storing kan worden verholpen. Bij een storing aan andere componenten van de versnellingsbak, kunnen alleen de eerste versnelling (1), de tweede versnelling (2) en de achteruit (R) worden ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 236 AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM AUTO STILZETTEN Om veiligheidsredenen geeft Selespeed een akoestisch signaal (zoemer) als: Laat het gaspedaal los en trap zonodig het rempedaal in.
Banden Airconditioning Controleer regelmatig, ten minste één keer per maand, de spanning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de weerstand groter en neemt het verbruik toe. De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt (met gemiddeld 20%). Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem. Overbodige bagage Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 238 RIJSTIJL Het starten gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te voorkomen dat u constant moet remmen. De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel aan de carrosserie worden bevestigd waarbij de richtlijnen die hierna zijn opgenomen, moeten worden aangehouden. Deze richtlijnen worden eventueel aangevuld door extra informatie van de fabrikant van de trekhaak. ATTENTIE Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 240 De te installeren trekhaak moet voldoen aan de huidige EU-normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen. Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden gebruikt die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht van de auto waarop de trekhaak wordt bevestigd.
F0C0249m Multiwagon-uitvoeringen ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Hart trekkogel Hart trekkogel F0C0434m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Beladen VEILIGHEID Bestaand gat Beladen Achteras Achteras DASHBOARD EN BEDIENING Bestaand gat TECHNISCHE GEGEVENS Bestaand gat Doorsnede A-A ALFABETISCH REGISTER Sedan-uitvoeringen Bestaand gat Bestaand gat Doorsnede A-A 241
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN De Fiat-dealer kan u adviseren welke band het meest geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
Uitvoeringen Banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden Type sneeuwketting dat gebruikt moet worden 195/65 R15 91T I.416V 205/55 R16 91V 195/65 R15 91H 1.616V - 1.9 JTD 115 Sneeuwkettingen met normale afmetingen 205/55 R16 91V met maximale dikte boven het profiel 195/65 R15 91V van de band: 12 mm. 1.816V - 1.9 Multijet 205/55 R16 91V 2.420V 205/55 R16 91W 195/65 R15 91T 195/65 R15 91H (❒) 1.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan; Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet wordt gebruikt: ❒ zet de ruiten een klein stukje open; ❒ dek de auto af met een stoffen of een ademende kunststof hoes; gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen; ❒ breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal voorgeschreven spa
258 260 261 261 262 263 264 DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN 253 254 256 257 257 STORING IN ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING FIAT CODE............................................................................ 265 STORING DIEFSTALALARM ............................................ 266 INBRAAKPOGING .............................................................. 266 ELEKTRONISCHE SLEUTEL (CID) NIET HERKEND ...................................................
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 246 ALGEMENE OPMERKINGEN Naast de storingsmeldingen die op het display worden weergeven, het akoestisch signaal (instelbaar) dat u hoort en het branden van het betreffende lampje (indien aanwezig), verschijnen er specifieke waarschuwingsberichten (bijvoorbeeld: “Bezoek een werkplaats”, “Zet de motor uit”, enz).
STARTEN EN RIJDEN Het lampje gaat branden als de handrem wordt aangetrokken. BELANGRIJK Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden, controleer dan of de handrem niet is aangetrokken. ATTENTIE Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de Fiat-dealer. ONDERHOUD EN ZORG x Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 248 Lampje op het instrumentenpaneel d Weergave op het multifunctionele display Weergave op het instelbare multifunctionele display VERSLETEN REMBLOKKEN (rood) Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de remblokken voor versleten zijn; laat deze zo snel mogelijk vervangen.
DASHBOARD EN BEDIENING ¬ ATTENTIE Een defect lampje ¬ (lampje gedoofd) wordt ook weergegeven doordat het lampje voor de uitgeschakelde passagiersairbag F langer dan de normale 4 seconden knippert. TECHNISCHE GEGEVENS Als het lampje ¬ niet gaat branden of blijft branden, met de contactsleutel in stand MAR, of tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING Weergave op het multifunctionele display F Het lampje F op het instrumentenpaneel gaat branden als de airbag voor aan passagierszijde wordt uitgeschakeld. Als u bij ingeschakelde airbag voor aan passagierszijde de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F op het instrumentenpaneel ongeveer 4 seconden branden en vervolgens 4 seconden knipperen. Hierna moet het lampje doven.
Het akoestische signaal (zoemer) van het S.B.R.-systeem (Seat Belt Reminder) kan permanent worden uitgeschakeld door de Fiat-dealer. Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) branden. Direct na het starten van de motor moet het lampje doven (als de motor draait met stationair toerental, dan kan dit iets langer duren). Als het lampje blijft branden (op het display verschijnt ook een bericht), wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID v Weergave op het multifunctionele display Weergave op het instelbare multifunctionele display TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan gaat het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) branden. Direct na het starten van de motor moet het lampje doven.
Weergave op het instelbare multifunctionele display Lampje op het instrumentenpaneel VEILIGHEID STORING IN SELESPEED VERSNELLINGSBAK (rood) DASHBOARD EN BEDIENING Weergave op het multifunctionele display ATTENTIE Wendt u bij een storing in de Selespeed versnellingsbak zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer om het systeem te laten controleren. NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) branden.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 254 Lampje op het Weergave op het multifunctionele instrumentendisplay paneel ç Weergave op het instelbare multifunctionele display TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het raadzaam de motor enkele minuten te laten draaien met iets ingetrapt gaspedaal voordat u de motor uitzet. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ç NOODGEVALLEN Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt (bijvoorbeeld het trekken van een aanhanger bergopwaarts of met volbeladen auto): verlaag de snelheid en breng, als het lampje blijft branden, de auto tot stilstand.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 256 Lampje op het Weergave op het multifunctionele instrumentendisplay paneel ´ Weergave op het instelbare multifunctionele display NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN (rood) Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als één of meer portieren, de achterklep of de motorkap niet goed gesloten zijn.
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er nog ongeveer 9 liter brandstof in de tank aanwezig is.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Lampje op het Weergave op het multifunctionele instrumentendisplay paneel U Weergave op het instelbare multifunctionele display STORING IN MOTORMANAGEMENTSYSTEEM EOBD (geel) Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na het starten van de motor moet het lampje doven. Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan te geven.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, wendt u dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer. De werking van het lampje U kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 260 Lampje op het Weergave op het multifunctionele instrumentendisplay paneel á Weergave op het instelbare multifunctionele display ESP (ELECTRONIC STABILITY PROGRAM) (indien aanwezig) (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Lampje op het instrumentenpaneel m BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan het lampje zeer kort branden. ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Het lampje dooft als de voorgloeibougies de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Start de motor zodra het lampje gedoofd is.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID c Weergave op het instelbare multifunctionele display WATER IN BRANDSTOFFILTER AANWEZIG (uitvoeringen JTD en Multijet) (geel) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er water in het brandstoffilter aanwezig is.
Als bij draaiende motor de lampjes op het instrumentenpaneel x en > gelijktijdig gaan branden (op het display verschijnt ook een bericht), dan kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten controleren. x + > DASHBOARD EN BEDIENING NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als het systeem defect is.
VDASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 264 Lampje op het Weergave op het multifunctionele instrumentendisplay paneel V Weergave op het instelbare multifunctionele display ASR - TRACTIEREGELING (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Als bij een draaiende motor het bericht op het display verschijnt, wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer. Als bij een draaiende motor het lampje Y knippert (op het display verschijnt ook een bericht), dan wordt de auto niet beveiligd door het systeem (zie “Fiat Code” in het hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”). Wendt u tot de Fiatdealer om alle sleutels in het geheugen te laten opslaan.
DASHBOARD EN BEDIENING Y LAMPJES EN BERICHTEN STORING DIEFSTALALARM (indien aanwezig) Y INBRAAKPOGING Y ELEKTRONISCHE SLEUTEL (CID) NIET HERKEND (uitvoeringen met Easy go) NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 266 Weergave op het instelbare multifunctionele display Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing is in het diefstalalarm.
VEILIGHEID STUURSLOT/PORTIERVERGRENDELING (uitvoeringen met Easy go) Zet in dat geval de motor niet uit en zorg dat u weer in het bezit komt van de CID, omdat anders de motor niet opnieuw gestart kan worden. LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Y ONDERHOUD EN ZORG Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als bij draaiende motor de elektronische sleutel (CID) niet herkend wordt na het openen van een portier.
DASHBOARD EN BEDIENING SICUREZZA VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS TECHNISCHE ALFABETISCH REGISTER 268 Lampje op het Weergave op het multifunctionele instrumentendisplay paneel Y Weergave op het instelbare multifunctionele display STORING IN BEVEILIGINGSSYSTEEM VAN DE AUTOSTUURSLOT (uitvoeringen met Easy go) Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een defect
W Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. (O) Of rechts De oorzaak van de storing kan zijn: doorbranden van één of meer lampen, doorbranden van de bijbehorende zekering of een onderbreking in de elektrische verbinding.
STARTEN EN RIJDEN Weergave op het multifunctionele display Weergave op het instelbare multifunctionele display (*) (*) of achter (O) of rechts NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Weergave op het instelbare multifunctionele display ( O) VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Weergave op het multifunctionele display ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG ( O) 270 (O) of rechts
RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen) (knipperend) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaan-wijzer, als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID 3 Weergave op het instelbare multifunctionele display BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN (groen) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de buitenverlichting, de parkeerverlichting of de dimlichten worden ingeschakeld. Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de functie “Follow me home” wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”).
è Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing is in één van de genoemde lampjes. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer om de storing te laten verhelpen. NOODGEVALLEN è ONDERHOUD EN ZORG STORING IN LAMPJES è TECHNISCHE GEGEVENS Het lampje (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als het motoroliepeil onder de minimum vastgestelde waarde is gedaald.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 274 Lampje op het Weergave op het multifunctionele instrumentendisplay paneel è Weergave op het instelbare multifunctionele display STORING IN LAMPJES Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing is in één van de genoemde lampjes.
DASHBOARD EN BEDIENING è ALFABETISCH REGISTER vervolg TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing is in één van de genoemde sensoren. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer om de storing te laten verhelpen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 276 Weergave op het multifunctionele display Weergave op het instelbare multifunctionele display Weergave op het multifunctionele display Weergave op het instelbare multifunctionele display
Weergave op het instelbare multifunctionele display Lampje op het instrumentenpaneel KANS OP GLADHEID STARTEN EN RIJDEN è NOODGEVALLEN Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing is in de anti-letselsensor van de zijruiten voor of achter (5 -deurs uitvoering en Multiwagon).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 278 N O O D G E VA L L E N MOTOR STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .279 WIEL VERWISSELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .281 FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET ) . . . . . . . .289 GLOEILAMP VERVANGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .294 GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . . .
Ga als volgt te werk: ❒ lees de 5-cijferige elektronische code die op de CODE-card vermeld staat; ❒ draai de contactsleutel in stand MAR; ❒ trap het gaspedaal geheel in en houd het ingetrapt: het waarschuwingslampje U op het instrumentenpaneel gaat ongeveer 8 seconden branden en dooft daarna; ❒ laat het gaspedaal los en tel het aantal keren dat het lampje U knippert; ❒ als het lampje evenveel keer heeft geknipperd als het eerste cijfer van de code op uw CODE-card, moet u het gaspedaal intrappen en
DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN MET EEN HULPACCU Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.
ATTENTIE Attendeer het overige verkeer op de stilstaande auto m.b.v de waarschuwingsknipperlichten, de wettelijk verplichte gevarendriehoek, enz. Tijdens het verwisselen van een wiel moeten alle inzittenden de auto hebben verlaten, en op een veilige afstand van het verkeer wachten, totdat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met stenen of andere voorwerpen als de auto schuin op een helling of op een slecht wegdek staat. Het reservewiel (indien aanwezig) behoort bij de auto waarbij het geleverd is.
DASHBOARD EN BEDIENING Bij een gemonteerd reservewiel veranderen de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten. Het reservewiel heeft een levensduur van maximaal 3000 km. Na deze afstand moet de band van het reservewiel vervangen worden door een nieuwe band van hetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het reservewiel. Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren.
buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik gemonteerd mag worden.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS F0C0392m 284 F0C0393m ❒ draai de blokkeerschroef (E) los; ❒ neem de gereedschaphouder (F) uit en zet de houder dicht bij het te verwisselen wiel; ❒ verwijder het reservewiel (G); ❒ verwijder het wieldeksel (H) (uitvoeringen met stalen velgen) of de naafdop (uitvoeringen met lichtmetalen velgen);
DASHBOARD EN BEDIENING plaats de slinger (R) in de krik en krik de auto op, totdat het wiel enige centimeters los van de grond is; VEILIGHEID ❒ F0C0394m STARTEN EN RIJDEN waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt; zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en de auto vooral niet aanraken totdat de auto weer geheel op de grond staat; LAMPJES EN BERICHTEN ❒ NOODGEVALLEN draai de krik (M) omhoog, zodat de inkeping (N) aan de bovenzijde van de krik juist om het
DASHBOARD EN BEDIENING draai de wielbouten helemaal los en trek vervolgens het wiel los; ❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen; VEILIGHEID ❒ monteer het reservewiel, waarbij de gaten (S) over de centreerpennen (T) moeten vallen; ❒ draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten vast; ❒ draai de slinger (R) van krik zodat de auto zakt, en verwijder de
❒ druk het wieldeksel voorzichtig vast en zorg ervoor dat het ventiel uit de opening in het wieldeksel steekt; ❒ druk op de rand van het wieldeksel, te beginnen bij de delen die het dichtst bij het ventiel zitten, totdat het wieldeksel geheel vast zit.
ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Ter afsluiting 288 F0C0392m ❒ plaats het reservewiel (G) op de daarvoor bestemde plek in de bagageruimte; ❒ druk de half geopende krik stevig in de houder (F) om rammelen tijdens het rijden te voorkomen; ❒ berg het gebruikte gereedschap op in de houder; ❒ plaats de gereedschaphouder op het reservewiel en draai de blokkeerschroef (E) vast; ❒ plaa
DASHBOARD EN BEDIENING FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET) (indien aanwezig) De reparatieset is in een daarvoor bestemde houder (A) in de bagageruimte geplaatst en bevat: ❒ gereedschap (B) voor het verwijderen van het ventiel; ❒ een compressor (C) met manometer en verbindingsstukken; ❒ een spuitbus (D) met afdichtvloeistof, een vulbuis en een sticker met het opschrift “MAX 80 km/h”, die na het repareren van het wiel op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats moet worden aangebracht (op het dash
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID BELANGRIJK Gebruik de reparatieset niet als de band beschadigd is geraakt door het rijden met lege banden. Het is noodzakelijk te weten dat: De afdichtvloeistof van Fix & Go bij buitentemperaturen tussen -30ºC en +80ºC werkt en niet geschikt is voor een permanente reparatie. De vloeistof in de band makkelijk met water kan worden verwijderd. LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN De afdichtvloeistof geen houdbaarheidsdatum heeft.
DASHBOARD EN BEDIENING OPPOMPEN VAN DE BAND F0C0281m STARTEN EN RIJDEN draai de ventieldop van de band los en verwijder het interne onderdeel van het ventiel met behulp van het gereedschap (D); plaats het niet op zand of een vuile ondergrond; LAMPJES EN BERICHTEN ❒ NOODGEVALLEN draai de vulbuis (B) vast op het tuitje en draai het tuitje vervolgens op de spuitbus (C); F0C0277m ONDERHOUD EN ZORG ❒ TECHNISCHE GEGEVENS plaats het te repareren wiel met het ventiel (A) in de aangegeven stand; trek ve
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN F0C0285m TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG steek de vulbuis (E) op het ventiel van de band, houd de spuitbus (F) met de vulbuis naar beneden gekeerd en druk vervolgens op de spuitbus zodat de afdichtvloeistof in de band komt; ❒ draai het interne onderdeel van het ventiel weer vast met behulp van het gereedschap (G); ❒ als u er niet in slaagt de voorgeschreven bandenspanning te bereiken, verplaats dan de auto on
rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om de band te laten controleren en te repareren of om de band te laten vervangen; u moet dan absoluut aangeven dat de band is gerepareerd met Fix & Go. F0C0269m Als de bandenspanning ten minste 1,3 bar bedraagt, moet de juiste bandenspanning worden hersteld (bij draaiende motor en aangetrokken handrem). Rijd vervolgens zeer voorzichtig verder.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ❒ controleer voordat u een defecte lamp vervangt of de contacten niet zijn geoxideerd; ❒ vervang een defecte lamp door een exemplaar van hetzelfde type en vermogen; ❒ als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen altijd of de afstelling nog goed is.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt niet op een defect maar is een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door de lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt daarentegen op het binnendringen van water: wendt u tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 296 Gloeilamp Grootlicht Longlife dimlichten Dimlichten Dimlichten met gasontladingslampen (indien aanwezig) Longlife parkeerlichten voor (2 per koplamp) Mistlampen voor (indien aanwezig) Richtingaanwijzers voor Richtingaanwijzers op voorspatbord Richtingaanwijzers achter Achterlichten (3-deurs uitvoeringen) Achterlichten/mistachterlichten (5-deurs uitvoeringen)
DASHBOARD EN BEDIENING GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN KOPLAMPUNITS F0C0435m De lampen zijn op de volgende wijze in de achterlichtunit geplaatst: LAMPJES EN BERICHTEN (A): richtingaanwijzer / mistlamp (indien aanwezig) / parkeerlicht / dimlicht (B): parkeerlicht / grootlicht. NOODGEVALLEN Om de gloeilampen van het parkeerlicht, de richtingaanwijzer, het dimlicht en de mistlamp te vervangen, moet het deksel (C) worden verwijderd. Maak hiervoor de borging (D) los.
DASHBOARD EN BEDIENING DIMLICHTEN Met gloeilampen F0C0178m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Gloeilamp vervangen: ❒ haak de borgveer van de lamp (A) los; ❒ maak de stekker (B) los; ❒ trek de lamp (C) uit de houder en vervang hem; ❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het metalen deel vallen in de uitsparing in de reflector; sluit vervolgens de stekker (B) weer aan en haak de borgveer (A) vast; ❒ monteer het beschermdeksel.
❒ trek de gasontladingslamp (G) uit de houder; ❒ plaats de nieuwe lamp; hierbij moet de inkeping in de uitsparing in de zitting vallen; ❒ monteer het beschermdeksel (A). BELANGRIJK Bij dimlichten met gasontladingslampen ontbreken de mistlampen voor.
DASHBOARD EN BEDIENING RICHTINGAANWIJZERS Voor maak de borging los en verwijder het beschermdeksel; ❒ draai de lamphouder (A) linksom en verwijder hem; ❒ verwijder de lamp (B) door hem iets in te drukken en linksom te draaien; ❒ vervang de lamp; monteer de lamphouder, draai de lamphouder rechtsom en controleer of de houder goed vast zit; ❒ monteer het beschermdeksel.
DASHBOARD EN BEDIENING MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig) ❒ haak de borgveer van de lamp (A) los; ❒ maak de stekker (B) los; ❒ trek de lamp (C) uit de houder en vervang hem; ❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het metalen deel vallen in de uitsparing in de reflector; sluit vervolgens de stekker (B) weer aan en haak de borgveer (A) vast; ❒ monteer het beschermdeksel.
DASHBOARD EN BEDIENING trek de lamp (C) of (F) uit de houder en vervang hem; ❒ monteer de lamphouder en controleer of deze blokkeert; controleer bovendien visueel vanaf de buitenzijde van de koplampunit of de lamp in de juiste stand staat; VEILIGHEID ❒ monteer het beschermdeksel.
DASHBOARD EN BEDIENING De lampen zijn op de volgende wijze in de achterlichtunit geplaatst: (B): achterlicht; (C): richtingaanwijzer; (E): achteruitrijlicht; (F): achterlicht. F0C0181m ❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien. NOODGEVALLEN De lampen zijn op de volgende wijze in de achterlichtunit geplaatst: (B): achterlicht; (C): richtingaanwijzer; (D): achterlicht/mistachterlicht; (E): achteruitrijlicht.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERLICHTUNITS (Multiwagon-uitvoeringen) Achterlichtunit op achterklep F0C0425m ❒ duw het deksel (A) omlaag en maak de stekker (B) los; ❒ druk de bevestigingslippen (A) aan de zijkant van de lamphouder naar binnen en trek de lamphouder uit de zitting; ❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien. (C): achteruitrijlicht; NOODGEVALLEN (D): mistachterlicht.
DASHBOARD EN BEDIENING Buitenste achterlichtunit ❒ draai de knop (A) om het klepje (B) te openen; ❒ houd de lip (C) vast en open het toegangsklepje tot de achterlichtunit; ❒ maak de stekker (D) los; ❒ druk de bevestigingslippen (A) aan de zijkant van de lamphouder naar binnen en trek de lamphouder uit de zitting; ❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien.
DASHBOARD EN BEDIENING KENTEKENPLAATVERLICHTING Sedan-uitvoeringen F0C0411m druk op de door de pijlen aangegeven punten en draai de 2 bevestigingsschroeven (A) van de lampunit los; ❒ maak de lamp (B) los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten; ❒ monteer de lampunit.
DASHBOARD EN BEDIENING GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN PLAFONDVERLICHTING VOOR F0C0201m druk op de borgingen (A) en verwijder het deksel (B); ❒ draai de 2 bevestigingsschroeven (A) los en draai vervolgens de 2 lamphouders (B) linksom; ❒ verwijder de lampen en vervang ze; trek voor het vervangen van de lamp (C), de lamp uit de veercontacten aan de zijkant; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten.
DASHBOARD EN BEDIENING maak de stekkers (B) en (C) los; ❒ draai de 2 bevestigingsschroeven (A) los, draai de 2 lamphouders (B) linksom, verwijder de lampen en vervang ze; trek voor het vervangen van de lamp (C), de lamp uit de veercontacten aan de zijkant; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten.
DASHBOARD EN BEDIENING Uitvoeringen met opendak met lamelruiten (Skywindow) De uitvoeringen met opendak met lamelruiten (Skywindow) zijn uitgerust met twee plafondlampjes achter. ❒ maak de lamp (B) los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten.
maak de lamp (C) los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten.
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGERUIMTEVERLICHTING ❒ maak de lampunit (A) bij het door de pijl aangegeven punt los. ❒ open het beschermdeksel (B) en vervang de geklemde lamp; ❒ sluit het beschermdeksel (B) op het lampenglas; ❒ monteer de lampunit (A) door deze eerst aan één zijde in de juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zijde aan te drukken, totdat de borging inklikt.
DASHBOARD EN BEDIENING ZEKERINGEN VERVANGEN ALGEMENE INFORMATIE STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem. F0C0220m (B): zekering in goede staat Gebruik het tangetje (D) voor het vervangen van de zekeringen. Dit tangetje is vastgehaakt aan het zekeringenkastje op het dashboard.
DASHBOARD EN BEDIENING TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN Op enkele uitvoeringen is eveneens een zekering aanwezig in de accuhouder. Zekeringenkastje op dashboard TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0193m ALFABETISCH REGISTER De zekeringen in het zekeringenkastje op het dashboard zijn bereikbaar nadat het klepje (A) is geopend.
De zekeringen in het zekeringenkastje naast de accu en de enkele zekering in de accuhouder zijn bereikbaar nadat het beschermdeksel is verwijderd.
DASHBOARD EN BEDIENING Zekeringenkastje op de pluspool van de accu ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0146m STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De zekeringen in het zekeringenkastje op de pluspool van de accu zijn bereikbaar nadat de twee borgingen (A) zijn losgedraaid en het deksel (B) is verwijderd.
DASHBOARD EN BEDIENING Zekeringenkastje in de bagageruimte Sedan-uitvoeringen STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De zekeringen in het zekeringenkastje links in de bagageruimte zijn bereikbaar nadat het klepje (A) is geopend zoals aangegeven in de afbeelding.
ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING houd de lip (C) vast en open het tweede klepje (D): de zekeringen zijn nu bereikbaar.
AMPÈRE Waarschuwingsknipperlichten F53 10 Dimlicht rechts F12 15 Dimlicht links F13 15 Grootlicht rechts F14 10 Grootlicht links F15 10 Mistlampen voor F30 15 Remlichten/derde remlicht F37 10 Derde remlicht (uitvoeringen met adaptieve cruise-control) F68 7,5 Achteruitrijlichten F31 7,5 Plafondverlichting voor/achter F39 10 +30 richtingaanwijzers F53 10 Regeleenheden koplampen rechts/links (uitvoeringen met gasontladingslampen) F37 10 VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE Elektr
F52 15 Ruitbediening linksachter F33 20 Ruitbediening rechtsachter F34 20 Achterruitverwarming F40 30 Ruitenwissers/-sproeiers F43 30 Aansteker F44 20 Stekkerdoos bagageruimte F44 20 Ruitensproeierverwarming F41 7,5 Bediening cruise-control/adaptieve cruise-control F35 7,5 F02 (MAXI-FUSE) 70 Regeleenheid elektrische stuurbekrachtiging Regeleenheid airbag Regeleenheid motorruimte Regeleenheid dashboard F50 7,5 F70 (MEGA-FUSE) 150 F71 (MIDI-FUSE) 70 Regeleenheid eventuele aa
DASHBOARD EN BEDIENING F39 10 ESP-sensor F42 7,5 Stuurhoeksensor F42 7,5 Diagnosestekker EOBD F39 10 Voorbereiding telefoonhoorn F39 10 Voeding regeleenheid bestuurdersportier (ruitbediening) F47 20 Voeding regeleenheid passagiersportier (ruitbediening) F48 20 Verlichting bedieningsknoppen opendak F49 7,5 Schakelsignaal op rempedaal voor elektronische regeleenheden F35 7,5 Instrumentenpaneel (+ via contactslot) F37 10 Instrumentenpaneel (+30) F53 10 Regeleenheid bandenspanni
15 Elektronische inspuiting/Selespeed F16 7,5 Opendak met lamelruiten F45 20 Opendak met lamelruiten F46 20 Hulpverwarming (uitvoeringen JTD en Multijet) F73 (MIDI-FUSE) 50 Voorgloeibougies (uitvoeringen JTD en Multijet) F04 (MAXI-FUSE) 50 Verwarmd dieselfilter (uitvoeringen JTD en Multijet) F20 30 Primaire componenten elektronische inspuiting (uitvoeringen JTD en Multijet) F22 20 +30 Selespeed F23 15 Elektrische stuurbekrachtiging (+ start-/contactslot) F24 10 Extra versterker r
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK De beschrijving van de procedure voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wendt u tot de Fiat-dealer om deze werkzaamheden uit te laten voeren. We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu worden beschadigd.
DASHBOARD EN BEDIENING OPKRIKKEN VAN DE AUTO Als de auto opgekrikt moet worden, moet u zich tot de Fiat-dealer wenden. Deze beschikt over een garagekrik of hefbrug. F0C0247m LAMPJES EN BERICHTEN SLEPEN VAN DE AUTO Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte. Ga als volgt te werk: verwijder het sleepoog (B) uit de houder; ❒ draai het sleepoog geheel op de schroefdraad achter of voor.
DASHBOARD EN BEDIENING Controleer bij auto’s met een Selespeed versnellingsbak of de versnellingsbak in de vrijstand (N) staat (controleer of de auto rolt als er tegen wordt geduwd) en sleep de auto zoals een auto met een handgeschakelde versnellingsbak, zoals hiervoor is beschreven. ATTENTIE ATTENTIE Als u er niet in slaagt om de versnellingsbak in de vrijstand te zetten, sleep de auto dan niet en wendt u tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING BRANDBLUSSER (indien aanwezig) Deze bevindt zich rechts in de bagageruimte; de plaats is verschillend bij de 3- en 5 -deurs uitvoeringen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 326 ONDERHOUD EN ZORG GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ......................... 327 ONDERHOUDSSCHEMA ................................................ 328 JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ...................................... 330 AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ........................ 330 NIVEAUS CONTROLEREN .............................................
BELANGRIJK De servicebeurten van het geprogrammeerd onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Als de auto vaak wordt gebruikt voor het slepen van aanhangers, moeten er kortere intervallen worden aangehouden voor de werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID 20 40 60 80 100 120 140 Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen ● ● ● ● ● ● ● ● ● Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.
140 ● ● ● ● ● ● ● ● Luchtfilter vervangen (benzine-uitvoeringen) ● Luchtfilter vervangen (uitvoeringen JTD en Multijet) ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● Getande distributieriem controleren ● ● ● ● Getande distributieriem vervangen (*) (**) Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen) ● ● ● ● Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v.
DASHBOARD EN BEDIENING Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan 20.000 km wordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 10.
Vervang de motorolie vaker dan in het onderhoudsschema staat aangegeven als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals: Als de auto veel over stoffige wegen rijdt of bij geconcentreerde luchtvervuiling, moet het pollenfilter vaker worden vervangen; dit is vooral raadzaam als een beperking in de capaciteit van de ventilatie wordt geconstateerd. ❒ veel langdurig stationair-draaiende motor of lange ritten bij lage snelheden (bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING Wij raden u aan de acculading voor het begin van de winter te controleren, om de mogelijkheid van bevriezing van het elektrolyt te voorkomen. Voer deze controle vaker uit als de auto overwegend voor korte trajecten wordt gebruikt, of als er accessoires zijn gemonteerd die permanent, ook bij uitgeschakeld contact, stroom verbruiken. Dit geldt in het bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires.
DASHBOARD EN BEDIENING NIVEAUS CONTROLEREN NOODGEVALLEN F0C0117m 1 Motorolie - 2 Accu 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof - 5 Koelvloeistof uitvoering 1.616V F0C0166m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG BELANGRIJK Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlam- uitvoering 1.416V bare gassen aanwezig zijn: brandgevaar.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN uitvoering 1.816V F0C0118m TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN 1 Motorolie - 2 Accu 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof - 5 Koelvloeistof ALFABETISCH REGISTER 1 Motorolie - 2 Accu 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof - 5 Koelvloeistof - 6 Olie voor Selespeed versnellingsbak F0C0120m uitvoering 2.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN F0C0119m 1 Motorolie - 2 Accu 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof 5 Koelvloeistof uitvoering 1.9 Multijet F0C0471m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN uitvoeringen 1.9 JTD 80 - 1.
DASHBOARD EN BEDIENING MOTOROLIE Oliepeil controleren Verwijder de oliepeilstok (A) en maak de peilstok schoon. Plaats de peilstok geheel terug, verwijder de peilstok en controleer of het niveau tussen het MIN- en MAX-merkteken op de peilstok staat. uitvoering 1.416V F0C0103m Motorolie bijvullen Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet via de olievulopening (B) motorolie tot aan het MAX-merkteken worden bijgevuld.
DASHBOARD EN BEDIENING Motorolieverbruik Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer 400 gram per 1000 km. BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto. uitvoering 2.420V F0C0231m uitvoeringen 1.9 JTD 80 - 1.9 JTD 115 F0C0115m uitvoering 1.9 Multijet F0C0470m ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen.
DASHBOARD EN BEDIENING OLIE ACTUATOR VERSNELLINGSBAK SELESPEED (indien aanwezig) Ga als volgt te werk: ❒ draai de contactsleutel in stand MAR; ❒ maak de ontluchtingsslang los, verwijder de plug (A) en controleer of het oliepeil nabij het MAX-merkteken op het reservoir staat; ❒ als het niveau onder het MAX-merkteken staat, vul dan olie bij tot het juiste niveau is bereikt; ❒ draai de plug weer vast, monteer de ontluchtingsslang op de aansluiting op de plug en draai de contactsleutel in stand STOP.
DASHBOARD EN BEDIENING KOELVLOEISTOF VAN HET MOTORKOELSYSTEEM Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van 50% gedemineraliseerd water en PARAFLU UP van FL Selenia, langzaam via de vuldop (A) van het expansiereservoir te gieten. Een mengsel van PARAFLU UP en gedemineraliseerd water in een mengverhouding van 50% beveiligt tot een temperatuur van –35°C. F0C0108m ATTENTIE Draai bij een warme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding.
DASHBOARD EN BEDIENING RUITEN-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF VEILIGHEID Verwijder dop (A) en vul het reservoir met een mengsel van water en TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in de volgende mengverhouding: ❒ 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de zomer; ❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de winter. STARTEN EN RIJDEN Bij temperaturen onder –20°C, TUTELA PROFESSIONAL SC 35 onverdund gebruiken. F0C0106m Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir.
DASHBOARD EN BEDIENING REMVLOEISTOF Draai de dop (A) los en controleer of de vloeistof in het reservoir nog op het maximale niveau staat. Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die voldoet aan de “DOT 4”-specificaties. Het verdient aanbeveling TUTELA TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waarmee het remsysteem door de fabriek is gevuld. F0C0098m ATTENTIE De remvloeistof is giftig en zeer corrosief.
DASHBOARD EN BEDIENING LUCHTFILTER/POLLENFILTER Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen door de Fiat-dealer. CONDENS AFTAPPEN (uitvoeringen JTD en Multijet) F0C0107m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DIESELFILTER ACCU NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 342 BELANGRIJK Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen laten draaien.
DASHBOARD EN BEDIENING ACCULADING CONTROLEREN De acculading kan gecontroleerd worden door de kleur van de optische meter, die zichtbaar is via de inspectieopening, te controleren. Accu niet voldoende opgeladen Accu opladen (het is raadzaam dit door de Fiat-dealer te laten uitvoeren) Donkere kleur met groen middenstuk Niveau elektrolyt en acculading voldoende Geen enkele handeling ATTENTIE De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de ogen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd. TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 344 Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu. Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Onderhoudsschema” staan aangegeven.
voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten, enz.); Deze stroomverbruikers blijven continu stroom verbruiken ook als de motor is uitgezet, waardoor de accu geleidelijk kan ontladen. ❒ maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie van de auto worden uitgevoerd, eerst de minpool van de accu los; ❒ de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.
DASHBOARD EN BEDIENING WIELEN EN BANDEN Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”. Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage van de banden: (A): juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak. (B): te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak. (C): te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.
ATTENTIE Bedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van een juiste bandenspanning. ATTENTIE Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er onherstelbare inwendige schade aan de band kan ontstaan. ATTENTIE Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan de linkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd. ATTENTIE Voer geen lakwerkzaamheden uit bij lichtmetalen velgen die een temperatuur vereisen boven 150°C.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Houd voor de rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het “Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan. Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor het betreffende systeem gaat lekken. Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.
DASHBOARD EN BEDIENING Wisserbladen voor vervangen ❒ monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarm moet vallen; controleer of het wisserblad geborgd is. F0C0162m LAMPJES EN BERICHTEN Wisserblad achter vervangen kantel het dopje (A) omhoog, draai de moer (B) los, waarmee de wisserarm aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as; ❒ plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer zorgvuldig vast; ❒ kantel het dopje naar beneden.
DASHBOARD EN BEDIENING RUITENSPROEIERS Voorruit (ruitensproeiers) Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt. F0C0163m Achterruit (achterruitsproeier) De sproeier is ingebouwd boven de achterruit. F0C0161m TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN De stralen van de achterruitsproeier kunnen op dezelfde manier worden afgesteld als die van de ruitensproeiers voor.
❒ omgevings-/seizoensinvloeden. Ook de invloed van schurende elementen, zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en steenslag op de lak en de onderzijde moet niet worden onderschat. Fiat heeft voor de Fiat Stilo de beste technologische oplossingen toegepast om de carrosserie efficiënt tegen roest te beschermen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN De juiste wasmethode: ❒ verwijder de antenne van het dak als u de auto in een wastunnel wast, om te voorkomen dat deze beschadigt; De lak heeft behalve een esthetische functie ook een beschermende functie. ❒ spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage druk af; Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit op, dat de elektrische weerstandsdraden van de achterruitverwarming niet worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting van de draden. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een schone, zachte doek om krassen en beschadigingen te voorkomen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN INTERIEUR Het verdient aanbeveling de motorruimte na het winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij moet er goed op worden gelet dat de waterstralen niet direct met de elektronische regeleenheden in contact komen. Laat dit verzorgen door een gespecialiseerd bedrijf. Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu’s, enz.
Dep een vochtige vlek of vet met een droge en absorberende doek en wrijf daarbij niet. Behandel de plek vervolgens met een doek of zeem bevochtigd met water en een neutrale zeep. Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlek dan met een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij de instructies op de verpakking strikt moeten worden opgevolgd. BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het glas van het instrumentenpaneel of andere kunststof onderdelen schoon te maken. Bewaar nooit spuitbussen in de auto.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 356 TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIEGEGEVENS .............................................. MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN MOTOR ................................................................................. INSPUITING ......................................................................... TRANSMISSIE .................................................
DASHBOARD EN BEDIENING IDENTIFICATIEGEGEVENS LAMPJES EN BERICHTEN TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS TECHNISCHE GEGEVENS F0C0099m ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Het typeplaatje is aangebracht op de fronttraverse in de motorruimte en bevat de volgende informatie: A - Naam van de fabrikant. B - Nummer typegoedkeuring. C - Identificatiecode van het autotype. D - Chassisnummer. E - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto. F - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger. G - Max.
DASHBOARD EN BEDIENING CHASSISNUMMER Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechter voorstoel. ❒ type van de auto (ZFA 192000); ❒ oplopend productienummer. STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Het is bereikbaar nadat het klepje in de vloerbedekking is opgetild en bevat de volgende gegevens: LAMPJES EN BERICHTEN PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK Het plaatje is op de binnenzijde van de motorkap aangebracht en bevat de volgende informatie: B - Kleurbenaming. C - Kleurcode.
192BXB1A 03 192BXB1A 03B (*) 192CXB1A 12 (▲) 1.816V 192A4000 192AXC1A 04 – 192BXC1A 05 192CXC1A 13 (❍) 2.420V 192A2000 192AXD1A 16B (n) 192AXD12 06B (r) 192BXD1A 17B (n) 192BXD12 07B (r) 1.9 JTD 80 192A3000 192AXF1A 10C – 192BXF1A 11C 192CXF1A 15C (❍) 1.9 JTD 115 192A1000 192AXE1A 08C – 192BXE1A 09C 192CXE1A 14C (❍) 1.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN 1.416V 1.616V 1.816V 2.
Diesel Diesel Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn Boring en slag mm 82,0 x 90,4 82,0 x 90,4 82,0 x 90,4 Cilinderinhoud cm3 1910 1910 1910 18,5 18,5 18,5 kW pk min-1 59 80 4000 85 115 4000 103 140 4000 Nm kgm min-1 196 20 1500 255 26 2000 305 31 2000 – – Compressieverhouding Max. vermogen (EU) bijbehorend toerental Max.
Brandstofsysteem DASHBOARD EN BEDIENING 1.9 JTD 115 1.9 Multijet Elektronische sequentiële, gefaseerde multipoint inspuiting. Returnlesssysteem Elektronisch geregelde directe inspuiting Unijet “Common Rail”. Turbocompressor met vaste geometrie Elektronisch geregelde directe inspuiting Unijet “Common Rail”. Turbocompressor met variabele geometrie en intercooler Elektronisch geregelde Multijet “Common Rail” met turbo en intercooler TRANSMISSIE 1.416V 2.420V 1.616V - 1.816V - 1.9 JTD 80 1.
DASHBOARD EN BEDIENING REMMEN Geventileerde schijfremmen Handrem Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen Schijfremmen Semi-onafhankelijk met via torsietraverse gekoppelde wielen Achter STUURINRICHTING Type Minimum draaicirkel (tussen stoepranden) m 1.416V - 1.616V 1.9 JTD 80 - 1.9 JTD 115 - 1.9 Multijet 1.816V - 2.
DASHBOARD EN BEDIENING WIELEN VELGEN EN BANDEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven. BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring te houden.
Maximale snelheid bij winterbanden QM + S = max. 160 km/h. TM + S = max. 190 km/h. HM + S = max. 210 km/h. 6 1/2 = breedte van de velg (in inch) (1). J = velgbedprofiel (deel aan de zijkanten waarop de band steunt) (2). 15 = montagediameter in inch (komt overeen met die van de band die gemonteerd moet worden) (3 = Ø). H2 = vorm en aantal “humps” (vorm van de velgrand die de wang van de tubeless band op zijn plaats houdt).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN VELGMAAT 1.
1.816V 1.9 Multijet 2.420V 1.
DASHBOARD EN BEDIENING Bandenmaat 1,9 2,1 2,3/3,0 (*) 205/55 R16 91V 2,1 2,1 2,3 2,3/3,0 (*) 215/45 R17 87W 2,3 2,3 2,7 2,5/3,0 (*) 195/65 R15 91H 1,9 1,9 2,3 2,3/3,0 (*) 205/55 R16 91V 2,1 2,1 2,3 2,3/3,0 (*) 215/45 R17 87W 2,3 2,3 2,7 2,5/3,0 (*) 195/65 R15 91V 1,9 1,9 2,3 2,3/3,0 (*) 205/55 R16 91V 2,1 2,1 2,3 2,3/3,0 (*) 215/45 R17 87W 2,3 2,3 2,7 2,5/3,0 (*) 4,2 1.616V 1.9 JTD 115 1.816V 1.9 Multijet 1.
DASHBOARD EN BEDIENING AFMETINGEN VEILIGHEID De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaardbanden. De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. STARTEN EN RIJDEN Inhoud bagageruimte Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm) .......................................305 dm3 A B C D E F G H 1.416V - 1.616V 1.816V - 1.9 JTD 80 1.9 JTD 115 1.9 Multijet 4182 887 2600 695 1475 1514 (*) 1784 1508 (*) 2.
DASHBOARD EN BEDIENING De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaardbanden. VEILIGHEID De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto Inhoud bagageuimte LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm) .............................. 370 dm3 (Õ) 370 dm3 (▲) 335 dm3 (å) 410 dm3 (ç) ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Met neergeklapte achterbank .......
DASHBOARD EN BEDIENING De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaardbanden. VEILIGHEID De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. Inhoud bagageruimte LAMPJES EN BERICHTEN Voor uitvoeringen met verschuifbare achterbank geheel naar voren geplaatst. Multi Wagon uitvoeringen 1.416V - 1.616V - 1.816V 1.9 JTD 80 1.9 JTD 115 1.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h. SEDAN-UITVOERINGEN 1.416V 1.616V 1.816V 3 deurs 5 deurs 3 deurs 5 deurs 3 deurs 5 deurs 180 178 185 183 202 200 2.420V 3 deurs 215 1.9 JTD 80 3 deurs 5 deurs 5 deurs 213 172 170 192 190 1.9 JTD 115 3 deurs 5 deurs 203 1.
1240 1295 Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder: 510 510 510 510 510 510 900 830 1600 1645 (❍) 900 860 1655 1700 (❍) 950 830 1660 1705 (❍) 950 860 1715 1760 (❍) 990 830 1750 990 860 1805 Max. toelaatbaar gewicht (**) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: Gewicht van de aanhanger – geremd: – ongeremd: 1000/500 (❒) 1000/500 (❒) 500 500 1100/500 (❒) 1100/500 (❒) 500 500 1200/500 (❒) 1200/500 (❒) 500 500 Max. dakbelasting (***): 80 80 80 80 80 80 Max.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN 3-deurs Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, 1265 gereedschap en accessoires): Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder: 510 1.9 Multijet 5 deurs 3 deurs 1.9 JTD 80 3-deurs 5-deurs 1.
1.9 Multijet Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1235 1295 1385 1395 1410 1430 Nuttig laadvermogen (*) incl. de bestuurder: 510 510 510 510 510 510 Max. toelaatbaar gewicht (**) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 950 960 1745 950 960 1805 (❍) 990 960 1895 1020 960 1905 1020 960 1920 1030 960 1940 1000/500 (❒) 500 1100/500 (❒) 500 1200/500 (❒) 500 1300/500 (❒) 500 1300/500 (❒) 500 1300/500 (❒) 500 Max.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 376 VULLINGSTABEL 1.416V liter kg 1.616V liter kg 1.816V kg liter 2.420V liter kg Voorgeschreven brandstof Aanbevolen producten Brandstoftank: incl.
– – 58 9 – – Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590) Motorkoelsysteem – met airconditioning: – 5,25 – 7,3 – 7,3 Mengsel van gedemineraliseerd water en 50% PARAFLU UP Motorcarter: Carter en oliefilter: 4,4 4,7 3,8 4,0 4,4 4,7 3,8 4,0 4,4 4,7 3,8 4,0 SELENIA TURBO DIESEL (❍) Versnellingsbak en differentieel: 1,98 1,8 1,65 1,5 1,87 1,7 TUTELA CAR ZC 75 Synth – 0,525 – 0,525 – 0,525 Hydraulisch remcircuit met ABS: Vloeistofreservoir ruitensproeiers/achterruitsproeier/
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Gebruik ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 378 Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Aanbevolen smeermiddelen en vloeistoffen Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis. Voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A3 en API SL. SELENIA 20K Motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis.
TUTELA MRM ZERO Homokinetische koppelingen aan zijde differentieel Synthetisch vet voor smering bij zeer koude buitentemperaturen. Indringingsgetal NLGI 2 TUTELA STAR 325 Homokinetische koppeling aan zijde differentieel (alleen uitvoeringen 1.616V) Vet op basis van lithiumzepen, bevat molybdeenbisulfide. Indringingsgetal NLGI 2 TUTELA STAR 500 Homokinetische koppeling aan zijde wiel Vloeistof voor remsysteem Synthetische remvloeistof FMVSS nr.
DASHBOARD EN BEDIENING Het brandstofverbruik dat in de tabellen op de volgende pagina is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is vastgelegd. een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer; ❒ een rit buiten de stad: hierbij wordt veelvuldig geaccelereerd in alle versnellingen en wordt een normaal gebruik van de auto buiten de stad gesimuleerd.
Sedan-uitvoeringen 1.816V 5 deurs 3 deurs 5 deurs Stadsverkeer 8,2/8,5 (*) 8,5 10,1 10,3/10,5 (*) 11,3 11,5 Buitenweg 5,5/5,6 (*) 5,7 5,7 5,8/5,8 (*) 6,1 6,2 Gecombineerd 6,5/6,6 (*) 6,7 7,3 7,4/7,5 (*) 8,0 8,1 (*) “DYNAMIC”-uitvoeringen. 1.9 JTD 80 3 deurs 5 deurs 1.9 JTD 115 3 deurs 5 deurs 1.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 382 CO2-EMISSIE De CO2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaande tabellen weergegeven. CO2-emissie volgens EU-normen 1999/100 (g/km) Sedan-uitvoeringen 1.416V 1.616V 1.
Banden - acculading controleren . . . . . .343 Airconditioning, automatische met gescheiden regeling . . . . . . . . . . .98 - onderhoud . . . . . . . . . . . . . . .346 - starten met een hulpaccu . . . .280 Airconditioning, handbediend . . .95 - vervangen . . . . . . . . . . . . . . . .344 Armsteun achter . . . . . . . . . . . .131 Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . .150 Armsteun voor . . . . . . . . . . . . . .131 Achterruitsproeier Asbak (voor/achter) . . . . . . . . . .
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . .28 Brandstofnoodschakelaar . . . . .130 Brandstofsysteem . . . . . . . . . . . .362 Buitenverlichting - bediening . . . . . . . . . . . . . . . . .109 - gloeilamp achter vervangen . . . . . . . . . . . . . .303-304 - gloeilamp voor vervangen . . . .301 . . . . . . . . . . . . . . . . .160 - gloeilamp vervangen . . . . . . . .298 Dop van brandstoftank . . . . . . .189 Dorpelverlichting . . . . . . . .
- vloeistofniveau . . . . . . . . . . . .340 - algemene aanwijzingen . . . . . .294 - lichtsterkteregeling . . . . . . .61-77 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . .362 - lamptypen . . . . . . . . . . . . . . . .295 Intelligente wis-/wasregeling . . .114 Krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .284 Gordelspanners . . . . . . . . . . . . .197 Interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . .354 Grootlicht Interieuruitrusting . . . . . . . . . . .131 Lak - bediening . . . . . . . . .
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 386 Motor - uitspuiten . . . . . . . . . . . . . . . . .354 - identificatiecode . . . . . . . . . . .359 MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .170 - motorcode . . . . . . . . . . . . . . .358 Multifunctioneel display . . . . . . . .30 - specificaties . . . . . . . . . . .360-361 Muntenbakje . . . . . . . . . . . . . . . .
Sensor automatische koplampen (schemersensor) . . . . . . . . . . . . .111 - verschuifbare achterbank . . . . .83 - technische gegevens . . . . . . . .363 - vloeistofniveau . . . . . . . . . . . .341 Skiluik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .160 Richtingaanwijzers Skywindow (opendak met lamelruiten) . . . . . . . . . . . . . . . .137 - bediening . . . . . . . . . . . . . . . . .110 - voor met elektrische verstelling80 - voor met handbediende verstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Typeplaatjes - Selespeed versnellingsbak . . . .227 - carrosserielak . . . . . . . . . . . . .358 - specificaties . . . . . . . . . . . . . . .362 - identificatiegegevens . . . . . . . .357 Versnellingsbak Selespeed . . . . .227 Verwarming en ventilatie . . . . . . .93 Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . .192 Vullingstabel . . . . . . . . . . . . . . . .376 Waarschuwingsknipperlichten - hoogteverstelling . . . . . . . . . . .196 Wiel verwisselen . . . .
OLIE VERVERSEN? DE EXPERTS ADVISEREN SELENIA. Uw nieuwe auto is ontwikkeld met producten van FL Selenia. Bij de werkplaatsen van het Fiat-dealernet kunt u Selenia-motorolie verkrijgen. 35.000 Motorexperts in heel Europa adviseren Selenia voor een maximale bescherming van de motor in uw auto. VRAAG UW DEALER NAAR SELENIA.
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia 20K; een synthetische motorolie die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties. Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de motor en garandeert optimale prestaties en maximale bescherming. SELENIA 20K Top Quality fuel economy motorolie volgens API SLspecificaties voor normale, turbo- of multikleps-benzinemotoren. Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij hoge temperaturen.
NOTITIES
UITVOERING STANDAARD GEMONTEERDE BAND Bij gemiddelde belading Bij volle belading Voor Achter Voor Achter Bandenmaat 1.416V - 1.9 JTD 80 1.616V - 1.9 JTD 115 1.816V - 1.9 Multijet 2.
NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in dit boekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kunt u zich tot de Fiat-dealer wenden. Gedrukt op houtvrij milieuvriendelijk papier.