COP PANDA UM NL SISTEMA 6-12-2011 16:19 Pagina 1 F I A T P A N D A NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.
COP PANDA UM NL SISTEMA 6-12-2011 16:19 Pagina 2 WAAROM KIEZEN VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel. In de erkende Fiat Service garages vindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid die kwaliteit en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden.
KIEZEN VOOR ORIGINELE ONDERDELEN IS DE MEEST LOGISCHE KEUZE PERFORMANCE ORIGINELE ONDERDELEN COMFORT VEILIGHEID MILIEU ACCESSOIRES ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN WAARDEN ORIGINELE ONDERDELEN
HET HERKENNEN VAN DE ORIGINELE ONDERDELEN Om een Origineel Onderdeel te herkennen, volstaat het te controleren of het onderdeel voorzien is van onze merklogo’s, die altijd duidelijk zichtbaar zijn op Originele Onderdelen, van het remsysteem tot de ruitenwissers, van de schokdempers tot het luchtfilter. Alle Originele Onderdelen worden onderworpen aan strenge controles, zowel in de ontwerp- als fabricatiefase, door specialisten die uiterst moderne materialen gebruiken om de betrouwbaarheid te testen.
Beste klant, Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat hebt gekozen. Wij hebben dit boekje opgesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten waarderen. Wij raden aan het meteen door te lezen voordat u voor de eerste keer gaat rijden. Het bevat belangrijke informatie, tips en aanwijzingen voor het gebruik van de auto die u zullen helpen de technische eigenschappen van uw Fiat volledig te benutten.
BELANGRIJKE INFORMATIE! TANKEN Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die aan de Europese specificatie EN228 voldoet. Het gebruik van benzine die niet voldoet aan bovengenoemde norm veroorzaakt inschakeling van het EOBD-lampje en een onregelmatige motorwerking. Dieselmotoren:Tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590.
WEGWIJS IN UW AUTO WEGWIJS IN UW AUTO INSTRUMENTENPANEEL De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, de instrumenten en de lampjes kunnen variëren afhankelijk van de verschillende versies. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG fig. 1 F0W0092 1. Verstelbare en richtbare luchtroosters 2. Bedieningshendel buitenverlichting 3. Frontairbag bestuurderszijde 4. Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter en tripcomputer 5.
INSTRUMENTENPANEEL WEGWIJS IN UW AUTO De achtergrondkleur van de instrumenten en het type instrumenten variëren in functie van de versies. VERSIES MET MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN C TOT kmi NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS fig. 2 - Benzine-uitvoeringen A. Snelheidsmeter B. Multifunctioneel display C.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN C TOT kmi LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 3 - Dieseluitvoeringen A. Snelheidsmeter B. Multifunctioneel display C.
WEGWIJS IN UW AUTO SNELHEIDSMETER KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER Geeft de snelheid van de auto aan (snelheidsmeter) De digitale meter B fig. 4 geeft de koelvloeistoftemperatuur aan wanneer deze hoger is dan circa 50°C. Het eerste streepje brandt continu om de correcte werking van het systeem aan te geven. Het waarschuwingslampje fig.
DISPLAY E Kilometerteller (weergave totaalstand aantal Bij verwijderde contactsleutel, worden op het display gedurende enkele seconden, wanneer een voorportier wordt geopend, de tijd, de temperatuur en de totaalstand van de kilometerteller (in km of mijlen) weergegeven. "STANDAARD" SCHERM MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY De volgende informatie wordt op de display getoond fig.
❒ zorgen binnen het menu voor het naar beneden en naar boven doorlopen; ❒ zorgen tijdens instellingen voor het verhogen en verlagen van de waarden. BEDIENINGSKNOPPEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Gebruik deze knoppen om het menu van de multifunctionele display te doorlopen. Opmerking Het symbool op de knoppen is afhankelijk van de versie: en of en .
❒ STEL UUR (tijd) IN ❒ STEL DATUM IN ❒ ZIE RADIO ❒ AUTOCLOSE ❒ MEETEENHEID ❒ TAAL ❒ GELUIDSSTERKTE WAARSCHUWINGEN ❒ PIEP VEILIGHEIDSGORDELS (voor bepaalde versies/markten) ❒ SERVICE ❒ AIRBAG/PASSAGIERSAIRBAG (voor bepaalde versies/markten) ❒ SLUIT MENU AF Een optie in het hoofdmenu zonder een submenu kiezen: ❒ druk kort op de knop om de instelling van het hoofdmenu die gewijzigd moet worden te selecteren; ❒ druk op de knoppen of (deze telkens indrukken) om de nieuwe instelling te selecteren; ❒ druk kort op
MENUOPTIES WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 10 Menu Met deze optie kan toegang tot het Setup Menuworden verkregen. Druk op de knop of fig. 7 om de verschillende Menuopties te selecteren. De knop lang indrukken om naar het standaardscherm terug te keren.
❒ druk op de knop : op de display knippert "Off"; ❒ druk kortstondig op de knop om terug te keren naar het menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar het standaardscherm zonder op te slaan. Activering Trip B/gegevens (Activering Trip B) Met deze functie kan de weergave van Trip B (dagteller) ingeschakeld ("On") of uitgeschakeld ("Off") worden. Zie voor meer informatie de paragraaf "Trip computer".
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 12 Stel datum in (datuminstelling) Met deze functie kan de datum ingesteld worden (jaar - maand - dag).
❒ druk kortstondig op de knop om "On" of "Off" op de display te doen knipperen in functie van wat eerder is ingesteld; ❒ druk op de knop of om te kiezen; ❒ druk kortstondig op de knop om terug te keren naar het menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar het hoofdmenu zonder op te slaan; ❒ druk nogmaals langdurig op de knop om terug te keren naar het standaardscherm of het hoofdmenu in functie van waar men zich bevindt.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 14 Ga als volgt te werk om de gewenste taal in te stellen: ❒ druk kortstondig op de knop : op de display begint de voorheen ingestelde "taal" te knipperen; ❒ druk op de knop of om te kiezen; ❒ druk kortstondig op de knop om terug te keren naar het menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar het standaardscherm zonder op te slaan.
Opmerking Het “Geprogrammeerd onderhoudsschema” voorziet voor benzineversies elke 30.000 km (of 18.000 mijl) en voor dieselversies elke 35.000 km (of 21.000 mijl) in een servicebeurt. Deze melding verschijnt automatisch wanneer de sleutel in de stand MAR wordt gedraaid, vanaf 2.000 km (of het equivalent in mijl) vóór de servicebeurt. Deze melding wordt elke 200 km (of het equivalent in mijl) herhaald. Onder de 200 km wordt deze melding met kortere intervallen weergegeven.
TRIP COMPUTER WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 16 Algemene informatie De Trip computer geeft informatie over de werking van het voertuig weer op de display, wanneer de contactsleutel in de stand MAR staat. Deze functie omvat twee afzonderlijke reisfuncties, “Trip A” en Trip B” genaamd, waarmee de hele reis (dagtrip) van de auto kunnen worden vastgelegd.
Gemiddelde snelheid Geeft de gemiddelde snelheid weer in functie van de totale tijd die is verlopen sinds het begin van de reis. Reistijd Geeft de tijd weer die is verlopen sinds het begin van een nieuwe reis. TRIP KNOP Deze knop bevindt zich op de rechterhendel. fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 18 SYMBOLEN FIAT CODE SYSTEEM Sommige onderdelen van de auto zijn voorzien van gekleurde plaatjes met daarop symbolen die de voorzorgsmaatregelen aangeven die in acht genomen moeten worden wanneer het betreffende onderdeel wordt gebruikt. Onder de motorkap is tevens een plaatje aangebracht, waarop de betekenis van deze symbolen wordt toegelicht.
contact op met het Fiat Servicenetwerk als de motor nog steeds niet gestart kan worden. Waarschuwingslampje rijden branden gaat tijdens het Als het waarschuwingslampje gaat branden, betekent dit dat het systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij een spanningsval). Neem, als het probleem aanhoudt, contact op met het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID De elektronische onderdelen in de sleutels kunnen beschadigen als de sleutel aan sterke schokken wordt blootgesteld. Om een correcte werking van de inwendige elektronische componenten te garanderen, mag de sleutel nooit aan direct zonlicht blootgesteld worden. SLEUTEL ZONDER AFSTANDSBEDIENING STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De metalen baard A fig. 10. De sleutel bedient: ❒ het contactslot; ❒ de portiersloten; ❒ het achterklepslot.
Portieren en achterklep vergrendelen Druk kort op de knop : vergrendeling van portieren en achterklep, uitschakeling van plafondverlichting en een maal knipperen van richtingaanwijzers (voor bepaalde versies/markten). Als een of meer portieren open zijn, worden ze niet vergrendeld. Dit wordt aangegeven door het snel knipperen van de richtingaanwijzers (voor bepaalde versies/markten). De portieren worden niet bij open achterklep vergrendeld.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ trek de batterijhouder D naar buiten en vervang de batterij E met inachtneming van de juiste polariteit; ❒ plaats de batterijhouder D weer in de sleutel en draai de schroef C naar . VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Gebruikte batterijen moeten overeenkomstig de wet in speciale bakken gedeponeerd worden. Breng ze anders naar het Fiat Servicenetwerk, dat voor hun verwerking zal zorgen. CONTACTSLOT De sleutel kan naar 3 standen worden gedraaid fig.
BELANGRIJK Als er geknoeid is aan het contactslot (bijv. een poging tot diefstal), dan moet men het laten controleren bij het Fiat Servicenetwerk alvorens te gaan rijden. BELANGRIJK Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt verlaten, om onverhoeds gebruik van de bedieningselementen te voorkomen.Vergeet niet de handrem aan te trekken. Schakel de 1e versnelling in als de auto op een helling omhoog staat geparkeerd en de achteruitversnelling bij een helling omlaag.
ZITPLAATSEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID BELANGRIJK De verstelling mag alleen bij stilstaande auto gebeuren. Hoogteverstelling (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) Verzet hendel B fig. 15 omhoog of omlaag om de gewenste hoogte in te stellen. BELANGRIJK Deze verstelling is alleen mogelijk als men op de bestuurdersstoel zit.
Rugleuningverstelling Gebruik hendel C fig. 16 om de rugleuning in de gewenste stand te brengen en laat vervolgens de hendel los. De uitvouwbare passagiersstoel in de tafelstand zetten (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) Gebruik de hendel A om de stoel helemaal naar achteren te brengen (zie verstelling in lengterichting), gebruik de hendel C om de rugleuning neer te klappen en op het zitkussen te leggen en laat vervolgens de hendel C los.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS BELANGRIJK De verstelling mag alleen bij stilstaande auto gebeuren. De hoofdsteunen moeten zodanig versteld worden dat het hoofd en niet de nek er tegenaan steunt. Alleen op deze manier oefenen ze hun beschermende werking uit. Ga als volgt te werk om de hoofdsteunen te verwijderen: ❒ trek de hoofdsteunen tot hun maximumhoogte uit; ❒ druk op de knoppen A en B fig.
STUURWIEL BELANGRIJK Het stuurwiel kan verticaal worden versteld. Verstel als volgt: duw de hendel A fig. 19 omlaag in stand 1, verstel het stuurwiel in de gewenste stand en blokkeer het stuurwiel door de hendel A in stand 2 te brengen. BELANGRIJK De verstelling mag alleen bij stilstaande auto en uitgeschakelde motor gebeuren. Demontage-/montagewerkzaamheden, waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom vereist zijn (bv. bij montage van een diefstalbeveiliging) zijn ten strengste verboden.
ACHTERUITKIJKSPIEGELS WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Ga als volgt te werk om te verstellen: ❒ kies de te verstellen zijspiegel (links of rechts) met de schakelaar A fig. 22 ; ACHTERUITKIJKSPIEGELS Deze spiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme dat ervoor zorgt dat de spiegel losschiet bij hevige botsing met een inzittende. Gebruik de hendel A fig. 20 om de spiegel in twee standen te zetten: normaal of antiverblindingsstand.
❒ zet de schakelaar A op de stand B en gebruik hem om de linker zijspiegel af te stellen; ❒ zet de schakelaar A op de stand D en gebruik hem om de rechter zijspiegel af te stellen. Na het afstellen moet de schakelaar A in de tussenstand C (geblokkeerde stand) worden gezet. BELANGRIJK Wanneer de achterruitverwarming wordt ingeschakeld, worden de verwarmingselementen van de buitenspiegels geactiveerd (voor bepaalde versies/markten).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID LUCHTROOSTERS IN HET MIDDEN A fig. 25 - Verstelbare en richtbare luchtroosters in het midden: ❒ gebruik het schuifje B om het luchtrooster in de gewenste stand te zetten; ❒ draai aan het wieltje C om de luchtopbrengst te regelen. STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER fig.
KLIMAATCOMFORT WEGWIJS IN UW AUTO UITSTROOMOPENINGEN/ROOSTERS VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 26 ONDERHOUD EN ZORG F0W0230 1. Bovenste vaste uitstroomopeningen 2. Verstelbare en richtbare en vaste uitstroomopeningen voor zijruiten 3. Verstelbare en richtbare luchtroosters in het midden 4.
WEGWIJS IN UW AUTO VERWARMING/HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) BEDIENINGSELEMENTEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN 1 LAMPJES EN BERICHTEN 0 2 3 4 NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 32 fig.
A Draaiknop voor luchttemperatuur (rood=warm/blauw=koud) fig. 27 B Schuifje luchtrecirculatie fig. 27 interne luchtrecirculatie luchttoevoer van buitenaf E Draaiknop voor ventilatorsnelheid en inschakeling/ uitschakeling airconditioning fig. 27 (voor bepaalde versies/markten). Druk op de knop om de airconditioning in te schakelen: de led op de knop gaat branden. Dit zorgt voor een snelle koeling van het interieur. .
VENTILATIE VAN HET INTERIEUR WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 34 Ga als volgt te werk om het interieur te ventileren: ❒ draai de knop A fig. 27 naar het blauwe gebied; ❒ Zet de draaiknop B op externe luchtcirculatie ; ❒ draai de knop C naar ; ❒ zet de knop E op de gewenste ventilatorsnelheid.
BELANGRIJK De airconditioning is zeer nuttig om het ontwasemen te versnellen, aangezien de lucht wordt ontvochtigd. Plaats de knoppen dus zoals hierboven is beschreven en druk op de knop E om de klimaatregeling in te schakelen (de led op de knop gaat branden - voor bepaalde versies/markten). Achterruitverwarming/ruitontwaseming Druk op de knop om in te schakelen: als deze functie is ingeschakeld, gaat de led op de knop branden.
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING WEGWIJS IN UW AUTO (voor bepaalde uitvoeringen/markten) BEDIENINGSELEMENTEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 36 fig. 28 Knoppen A - Handmatige selectie luchtverdeling Door op deze knoppen te drukken, kan de lucht op vijf manieren verdeeld worden: luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
+ + Knop B verdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten (warmste lucht) en roosters op dashboard (koelste lucht). verdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten en uitstroomopeningen voorruit/voorste zijruiten. Dit type verdeling biedt een doeltreffende verwarming van het interieur en voorkomt dat de ruiten beslaan.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ❒ de display van de ingestelde temperatuur is uit; ❒ de luchtrecirculatie is uit; ❒ de compressor is uitgeschakeld; ❒ de ventilator is uitgeschakeld. Knop I - Toename luchttemperatuur Knop F - Achterruitverwarming, in-/ uitklapbare spiegel/verwarmde voorruit (voor bepaalde uitvoeringen/markten) inschakeling/uitschakeling Bij bediening van deze knop wordt de luchttemperatuur in het interieur verlaagd. De led op de knop gaat branden.
BESCHRIJVING De automatisch gecontroleerde parameters en functies zijn: ❒ luchttemperatuur bij de roosters; ❒ luchtverdeling bij de roosters; ❒ ventilatorsnelheid (traploze regeling van de luchtstroom); ❒ inschakeling van de compressor (voor koelen/ ontvochtigen van de lucht); ❒ luchtrecirculatie. Alle functies kunnen handmatig worden gewijzigd. Met andere woorden, men kan een of meer functies selecteren en de parameters naar wens veranderen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 40 WERKING AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING Druk op de AUTO-knop; het systeem regelt automatisch het volgende: ❒ de hoeveelheid lucht die in het interieur wordt gevoerd; ❒ de verdeling van de lucht in het interieur; waarbij alle eerdere handmatige instellingen gewist worden. De led op de AUTO knop gaat branden tijdens de werking van de automatische klimaatregeling.
❒ inschakeling van de achterruitverwarming (led op de knop brandt) en de weerstanden in de buitenspiegels (voor bepaalde versies/markten); ❒ instelling maximum luchttemperatuur; ❒ bediening van de nuttige luchtopbrengst. ONTWASEMEN/ONTDOOIEN VAN VERWARMDE ACHTERRUIT EN BUITENSPIEGELS (voor bepaalde versies/markten) Druk op de knop om in te schakelen: als deze functie is ingeschakeld, gaat de led op de knop branden.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 42 Automatische recirculatie wordt ingeschakeld door op de AUTO-toets te drukken. BELANGRIJK Met de interne luchtcirculatie kan de gewenste toestand (verwarming of koeling, afhankelijk van de keuze) sneller bereikt worden.
BELANGRIJK Druk op de knop om de klimaatregeling weer in te schakelen: op deze manier worden alle werkingsomstandigheden die vóór uitschakeling zijn opgeslagen, hersteld. Druk op de AUTO-knop om de automatische regeling van de luchtverdeling na een handmatige instelling te herstellen. UITSCHAKELING VAN DE KLIMAATREGELING Druk op de knop. De leds naast het symbool en de weergave van de interne luchtcirculatie op het controlepaneel gaan uit.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG verzoeken als het comfort in het interieur snel verslechterd (of als de gebruiker om maximale koeling – LO – of snelle ontwaseming – MAX DEF – vraagt). Bij actieve Start&Stop-functie (motor afgezet bij voertuigsnelheid nul), zal de luchtstroomsnelheid (indien automatisch geregeld) verminderd worden om het comfort in het interieur zo lang mogelijk te handhaven.
BELANGRIJK De dagverlichting is een alternatief voor het dimlicht in landen waar dit tijdens het rijden overdag verplicht is, en is tevens toegestaan in landen waar dit niet verplicht is. BELANGRIJK De dagverlichting mag het dimlicht niet vervangen tijdens het rijden in het donker en in tunnels. Het gebruik van de dagverlichting wordt geregeld door de wegenverkeerswetgeving van het land waar u rijdt. Neem de wettelijke voorschriften in acht.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Het controlelampje of gaat op het instrumentenpaneel branden. De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als het stuurwiel weer wordt rechtgezet. "Lane change"-functie Trek, als u het verwisselen van rijbaan wilt aangeven, de linkerhendel korter dan een halve seconde naar de instabiele stand. De richtingaanwijzer aan de gekozen kant knippert drie maal en wordt vervolgens automatisch uitgeschakeld.
RUITEN REINIGEN De rechter hendel bedient de ruitenwissers/-sproeier en de achterruitwisser en -sproeier. RUITENWISSERS/-SPROEIER De ruitenwissers kunnen alleen werken met de contactsleutel in de stand MAR. De draaischakelaar A fig. 30 kan in vier verschillende standen worden gezet: ruitenwissers uit. wissen met interval. langzaam continu wissen. snel continu wissen. Hef de hendel op (onstabiele stand) om de tijdelijke snelle wisstand in te schakelen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 48 Als de hendel wordt losgelaten, stoppen de ruitensproeiers onmiddellijk terwijl de ruitenwissers nog drie slagen maken. Na circa zes seconden volgt nog een extra reinigingsslag. ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER De ruitenwissers kunnen alleen werken met de contactsleutel in de stand MAR. Inschakeling draai ringmoer B fig.
PLAFONDVERLICHTING PLAFONDVERLICHTING VOOR Plafondverlichting met een lamp Het lampenglas van de plafondverlichting A fig. 31kent drie standen: ❒ rechts ingedrukt: lampje altijd aan ❒ links ingedrukt: lampje altijd uit ❒ middelste stand (neutraal): het lampje gaat aan/uit bij het openen/sluiten van de portieren. Plafondverlichting met meerdere lampen (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Gebruik de schakelaar A fig. 32 om de lampen van de plafondverlichting aan/uit te zetten.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 50 BELANGRIJK Controleer alvorens de auto te verlaten of beide schakelaars in de middelste stand staan: op deze manier zullen de lampjes van de plafondverlichting doven bij het sluiten van de portieren, en voorkomt men dat de accu ontlaadt.
Wanneer de achterklep wordt gesloten, gaat de verlichting automatisch uit. De stand van de sleutel in het contactslot beïnvloedt de werking van de bagageruimteverlichting niet. BEDIENINGSELEMENTEN WEGWIJS IN UW AUTO ALARMKNIPPERLICHTEN Druk op de knop A fig. 33 om de alarmknipperlichten in/uit te schakelen. Bij ingeschakelde alarmknipperlichten gaan de controlelampjes en op het instrumentenpaneel branden en knippert de schakelaar A.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID MISTLAMPEN VOOR (voor bepaalde versies/markten) Druk op de knop fig. 34 om de mistlampen in- en uit te schakelen. Druk opnieuw op de knop om de mistlampen uit te schakelen. Bij brandende mistlampen gaat het controlelampje op het instrumentenpaneel branden. MISTACHTERLICHTEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Druk op de knop fig. 34 om de lichten in- en uit te schakelen.
Deze functie blijft in het geheugen opgeslagen: wanneer de auto opnieuw wordt gestart, behoudt het systeem de instelling die het vóór het afzetten van de motor had. Druk opnieuw op de ECO-toets om de functie uit te schakelen en de normale rij-instelling te herstellen.
INTERIEURUITRUSTING WEGWIJS IN UW AUTO DASHBOARDKASTJE PASSAGIERSZIJDE Trek aan de handgreep A fig. 37 om het dashboardkastje te openen. VEILIGHEID BELANGRIJK STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Rijd nooit met open dashboardkastje: het kan de passagier in geval van een botsing verwonden. STOPCONTACT Bevindt zich op de tunnelconsole fig. 38 in de buurt van de handrem. Werk alleen met de contactsleutel in de stand MAR. BELANGRIJK Beschadig het stopcontact niet door ongeschikte stekkers te gebruiken.
ASBAK (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De asbak bestaat uit een uitneembaar kunststof houder met een veersluiting die in de beker-/ blikjeshouders op de tunnelconsole geplaatst kan worden fig. 39. BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als prullenbak: de inhoud kan door sigarettenpeuken in brand raken. de achterkant (voor bepaalde versies/markten). Open het schuifje A fig. 40 om het spiegeltje te gebruiken.
SCHUIFDAK WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Het grote elektrische schuifdak bestaat uit 2 glazen panelen, een vast paneel achter en een verstelbaar paneel voor. Deze panelen zijn voorzien van twee zonneschermen (voor en achter) en kunnen handmatig worden versteld. De zonneschermen kunnen bij gesloten schuifdak in alle standen worden versteld. Om de zonneschermen te openen, trek het handvat A fig.
Openen Druk op en houdt de knop C ingedrukt om het voorste ruitpaneel in “spoilerstand” te brengen. Druk, nadat het dak tot spoilerstand is geopend, gedurende langer dan een halve seconde op knop C fig. 42 om het dak automatisch in volledig geopende stand te zetten. De automatische beweging van het dak kan in elke stand worden stopgezet door nogmaals op een knop (B of C) te drukken. Sluiten Druk vanaf de volledig geopende stand op knop B fig. 42.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID ❒ neem de meegeleverde Allen sleutel uit de gereedschapshouder in de bagageruimte of, afhankelijk van de versie, in het dashboardkastje; ❒ steek de betreffende sleutel in de zitting A fig. 43 en draai hem rechtsom om het schuifdak te openen of linksom om het schuifdak te sluiten.
PORTIEREN VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN VAN BUITENAF Ontgrendelen Zet de sleutel fig. 44 in de stand 1 en trek de hendel naar voren. Met de centrale deurvergrendeling (voor bepaalde uitvoeringen/markten), worden de portieren en de achterklep tegelijkertijd ontgrendeld als de sleutel wordt gedraaid. Met de afstandsbediening (voor bepaalde uitvoeringen/markten), druk op de knop om de portieren te openen. BELANGRIJK Alvorens een portier te openen moet men controleren of dit op een veilige manier kan gebeuren.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Vergrendelen Duw de hendel A fig. 45 in de richting van het portier. Gebruik de hendel A aan bestuurderszijde om alle portieren te vergrendelen. In geval van mechanische vergrendeling zonder centrale deurvergrendeling, worden de portieren elkeen met de bijbehorende hendel vergrendeld. BELANGRIJK Bij alle andere portieren, vergrendelt de hendel alleen het betreffende portier.
PORTIERBEGRENZER WEGWIJS IN UW AUTO De begrenzer voor het portier voor A fig. 48 en achter B fig. 48 houdt het portier in elke gewenste openings- of sluitstand. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER fig. 47 F0W0080 fig.
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ELEKTRISCHE RUITBEDIENING VOOR Deze werkt met de contactsleutel in de stand MAR en gedurende circa drie minuten nadat de contactsleutel naar de stand STOP is gedraaid of verwijderd is. De bedieningsknoppen voor de elektrische ruitbediening bevinden zich achter de versnellingspook en bedienen fig. 49: A Openen/sluiten linkerruit. B Openen/sluiten rechterruit.
ACHTERKLEP De ontgrendeling van de achterklep gebeurt elektrisch en is uitgeschakeld wanneer de auto rijdt. OPENEN Met de mechanische sleutel Bij versies zonder afstandsbediening kan de achterklep van buitenaf worden geopend door de mechanische sleutel in het slot op de achterklep handgreep te draaien. Met de afstandsbediening (voor bepaalde versies/markten) Druk op de knop op de afstandsbediening om de achterklep te ontgrendelen. De richtingaanwijzers knipperen twee maal.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN SLUITEN BAGAGERUIMTE UITBREIDEN Trek aan het lipje A fig. 52, laat de achterklep zakken en druk in de buurt van het slot totdat het vastklikt. Het verwijderen van de hoedenplank. Ga als volgt te werk: ❒ haak de twee trekkoorden A fig. 53 los door de oogjes B uit de steunpennen te verwijderen; ❒ maak de pennen C fig.
❒ als er een derde achterstoel aanwezig is (voor bepaalde versies/markten), de middelste veiligheidsgordel losmaken, rol de gesp op in de behuizing op het dakpaneel; ❒ gebruik de hendels aan de zijkanten van de achterstoelen fig. 55 duw ze in de richting van het interieur van de auto, klap de rugleuning om en leg hem op de zitting. De auto kan optioneel in sommige versies uitgerust worden met een deelbare rugleuning.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 66 ❒ gedeeltelijke vergroting aan de rechterkant, met neergeklapte rugleuning, voor het vervoer van twee passagiers aan de linkerkant; ❒ gedeeltelijke vergroting aan de linkerkant, met neergeklapte rugleuning, voor het vervoer van een passagier aan de rechterkant; Achterbank terugzetten Plaats de veiligheidsgordels opzij en controleer of ze goed gestrekt en niet ve
MOTORKAP OPENEN Ga als volgt te werk: ❒ trek de hendel fig. 57 in de richting van de pijl; ❒ verplaats het hendeltje B fig. 58 naar links zoals aangegeven in de figuur; ❒ til de motorkap op en trek tegelijkertijd de steunstang C fig. 59 uit de klem D; steek vervolgens het uiteinde van de stang in de opening E in de motorkap (grote opening) en druk de stang in de veiligheidsstand (kleine opening), zoals aangegeven in de figuur. Gebruik beide handen om de motorkap op te tillen.
SLUITEN WEGWIJS IN UW AUTO Ga als volgt te werk: ❒ houd de motorkap met één hand omhoog, verwijder met de andere hand de stang C fig. 59 uit de zitting E en plaats hem terug in de klem D; VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte zakken en laat hem dan vallen. Controleer of de motorkap goed gesloten is (niet alleen met de beveiliging vergrendeld) door te proberen hem op te tillen.
IMPERIAAL/SKIDRAGER De bevestigingspunten B fig. 61 zijn aangegeven in de figuur en zijn alleen bereikbaar met geopende portieren en na de flappen A fig. 61 van het dak te hebben verwijderd. In het Fiat Lineaccessori assortiment is speciaal voor deze auto een imperiaal/skidrager opgenomen. Neem de aanwijzingen die bij de installatiekit van de imperiaal/ skidrager zijn geleverd in acht. Auto met overlangse dakrails De bevestigingspunten zijn aangegeven door de referentiegaten B fig. 61.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Verdeel de lading gelijkmatig en houd bij het rijden rekening met een verhoogde zijwindgevoeligheid. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 70 De wettelijke voorschriften betreffende de maximale afmetingen moeten altijd worden gerespecteerd.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het gewicht van de vervoerde lading verandert. MISTLAMPEN AFSTELLEN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk voor controle en eventuele afstelling. KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar de auto oorspronkelijk is gekocht.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 72 BELANGRIJK Wanneer het ABS wordt ingeschakeld, is een trilling aan het rempedaal voelbaar. Verlaag de remdruk niet en houd het rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het systeem voor de kortste remweg in functie van de conditie van het wegdek. BELANGRIJK Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de grip van de banden op het wegdek beperkt.
HILL HOLDER Dit systeem is een onderdeel van het ESC systeem en helpt de bestuurder bij het wegrijden op een helling. Het Hill Holder systeem wordt in de volgende gevallen automatisch geactiveerd: ❒ op een helling: als de auto stilstaat op een afdalende weg van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapte rempedaal en de versnellingsbak in de vrijstand of met ingeschakelde versnelling (andere dan achteruit).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Wanneer het ASR tijdens het rijden wordt uitgeschakeld, schakelt het automatisch weer in bij de volgende start van de motor. Wanneer met sneeuwkettingen wordt gereden, kan het handig zijn om het ASR uit te schakelen: onder deze omstandigheden levert het doorslippen van de tractiewielen bij het wegrijden immers meer trekkracht op. Het ESP blijft ook ingeschakeld wanneer met het ruimtebesparend reservewiel wordt gereden.
MSR (Motor Schleppmoment Regelung) Dit systeem is een onderdeel van het ABS systeem dat het motorkoppel regelt bij bruusk terugschakelen, om overmatige vertraging van de tractiewielen te voorkomen. Dit is vooral van nut op wegdekken met gebrekkige grip, waardoor de auto niet meer stabiel blijft.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN HET SYSTEEM HANDMATIG INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE MOTOR NIET WORDT AFGEZET Druk op knop fig. 64 op het bedieningspaneel van het dashboard om het systeem handmatig in of uit te schakelen. Inschakeling Start&Stop systeem Wanneer het Start&Stop systeem wordt ingeschakeld, is de led boven de knop gedoofd.
Als een comfortabele temperatuur prioritair is, dan kan het Start&Stopsysteem worden uitgeschakeld zodat de klimaatregeling kan blijven werken en voorkomen kan worden dat de ruiten beslaan.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS geen enkele handeling uitvoert, dan schakelt het Start&Stop-systeem de motor definitief uit om brandstof te besparen. In dergelijke gevallen kan men de motor alleen herstarten m.b.v. de contactsleutel. Opmerking De motor kan in elk geval draaiende worden gehouden door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
EOBD BELANGRIJK BELANGRIJK Controleer alvorens de motorkap te openen of de motor is afgezet en of de contactsleutel in de stand STOP staat.Volg de instructies op die zijn aangegeven op het plaatje op de voorste traverse fig. 67.Wij adviseren om de contactsleutel uit te nemen als er zich nog inzittenden in de auto bevinden.Verlaat de auto na de contactsleutel te hebben uitgenomen of in de stand STOP te hebben gedraaid.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN door de regeleenheid opgeslagen storingscodes en de specifieke parameters voor diagnose en werking van de motor kunnen worden uitgelezen. BELANGRIJK Na de storing te hebben verholpen zal het Fiat Servicenetwerk zorgen voor een complete controle van het systeem, tests verrichten op een proefbank en zo nodig, een proefrit maken die ook lange afstandsritten kan omvatten.
De frequentie van het geluidssignaal: ❒ neem toe naarmate de afstand tussen de auto en het obstakel afneemt ❒ wordt onafgebroken wanneer de afstand tussen de auto en het obstakel minder dan 30 cm bedraagt en stopt onmiddellijk als de afstand toeneemt ❒ is constant als de afstand tussen de auto en het obstakel onveranderd blijft. Meetbereik Wanneer de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan wordt alleen rekening gehouden met het dichtstbijzijnde obstakel.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 82 ❒ De door de sensoren verzonden signalen kunnen ook gewijzigd worden door ultrasoonsystemen (bijv. pneumatisch remsysteem of pneumatische hamers) in de buurt van de auto.
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING "DUALDRIVE" Dit systeem werkt alleen als de contactsleutel in de stand MAR staat en bij draaiende motor. Met de stuurbekrachtiging kan de bestuurder de benodigde kracht voor het verdraaien van het stuurwiel regelen in functie van de rijomstandigheden. BELANGRIJK Als de contactsleutel snel wordt gedraaid, is de complete werking van de stuurbekrachtiging reeds na enkele seconden beschikbaar. INSCHAKELING/UITSCHAKELING CITY-FUNCTIE Druk op de knop CITY fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 84 BELANGRIJK Demontage-/montagewerkzaamheden, waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom vereist zijn (bv. bij montage van een diefstalbeveiliging) zijn ten strengste verboden. Zulke werkzaamheden kunnen de prestaties van het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaar brengen waardoor de auto niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
INBOUWVOORBEREIDING VOOR AUTORADIO (voor bepaalde versies/markten) Als er op het moment van aanschaf geen autoradio is besteld, is de auto voorzien van een vak in het dashboard fig. 70. STANDAARD UITRUSTING Het systeem omvat: ❒ voedingskabels autoradio; ❒ vak voor autoradio; Verwijder de portierpanelen om de luidsprekers te installeren. Deze werkzaamheid moet door het Fiat Servicenetwerk worden uitgevoerd. De autoradio moet in het hiervoor bestemde vak A fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ❒ antenne (op dak); ❒ in functie van de gekozen optie, voorziet de inbouwvoorbereiding vier of zes luidsprekers. Inbouwvoorbereiding met vier luidsprekers (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ❒ twee 165-mm full-range luidsprekers in de voorportierpanelen; ❒ twee 130-mm full-range luidsprekers achter in de voorportierpanelen.
MONTAGE VAN ELEKTRISCHE/ ELEKTRONISCHE SYSTEMEN MONTAGE VAN ELEKTRISCHE/ ELEKTRONISCHE SYSTEMEN Elektrische/elektronische systemen die na aanschaf van de auto door de aftersales-service worden gemonteerd, moeten van het merkteken zijn voorzien (zie fig. 72). Fiat S.p.A. autoriseert de montage van zend-/ ontvangstapparatuur op voorwaarde dat deze door een gespecialiseerd bedrijf op vakkundige wijze en overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant wordt uitgevoerd.
TANKEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Versies voorzien van "Smart Fuel" systeem zijn uitgerust met een blokkeersysteem dat het tanken van het verkeerde type brandstof verhindert. Het per ongeluk bijvullen van brandstof van het verkeerde type (bijvoorbeeld benzine in dieselmotoren) kan alleen gebeuren in geval van versies met tankvuldop. Controleer, vóór het tanken, of het type brandstof correct is. Zet de motor af alvorens te tanken.
TANKEN Om de tank volledig te vullen, kan men twee keer bijvullen nadat het tankpistool is afgeslagen. Meer bijvullen kan storingen in het brandstoftoevoersysteem veroorzaken.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ❒ open de achterklep en neem de adapter B uit de gereedschapshouder (versies met ruimtebesparend reservewiel - voor bepaalde versies/markten) fig. 74 of uit de Fix&Go Automatic kit (versies met Fix&Go Automatic) fig. 75; ❒ trek aan de tankklep A om hem te openen; ❒ steek de adapter B in de vulopening zoals aangegeven in fig.
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR VERSIES MET "Smart Fuel" SYSTEEM BELANGRIJK Monteer geen voorwerp/dop op de rand van de vulopening die niet geschikt is voor het voertuig. Het gebruik van voorwerpen/ doppen van het verkeerde type kan de druk in de tank doen toenemen, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. BELANGRIJK Breng geen open vuur of brandende sigaretten in de buurt van de vulopening van de tank: brandgevaar.
VEILIGHEID WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEIDSGORDELS VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS De veiligheidsgordel moet omgelegd worden terwijl men goed rechtop, met de rug tegen de rugleuning zit. Pak, om de gordel om te leggen, de gesp A fig. 77 en steek deze in de sluiting B, totdat de klik van het vergrendelen wordt gehoord.
BELANGRIJK Als de achterbankleuning na het neerklappen weer in de normale stand wordt geplaatst, controleer dan of de veiligheidsgordels zodanig geplaatst zijn dat ze klaar voor gebruik zijn. BELANGRIJK De veiligheidsgordel (voor bepaalde uitvoeringen) midden achterin is van een servicegesp voorzien fig. 80. Gebruik de veiligheidsgordel niet zonder vastgemaakte servicegesp. In dat geval bestaat er bij een ongeval een hoog risico op letsel of dood.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS BELANGRIJK De veiligheidsgordels links- en rechtsachter zijn voorzien van een verstelmechanisme voor de metalen gesp (metalen haak).Verstel de metalen gesp ten opzichte van de veiligheidsgordels voor meer comfort en om het lawaai in de inzittendenruimte te beperken.
wanneer hun veiligheidsgordel niet is omgelegd. Het symbool A fig. 83 geeft aan dat de veiligheidsgordel niet is omgelegd. Het symbool B fig. 83 geeft aan dat de veiligheidsgordel is omgelegd. Voor het permanent uitschakelen van dit systeem, neem contact op met het Fiat Servicenetwerk. Het SBR-systeem kan alleen via het Setup menu van het display opnieuw worden ingeschakeld (zie de paragraaf “Ken uw auto”).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 96 Als de veiligheidsgordel tijdens het rijden opnieuw wordt losgemaakt, weerklinkt het geluidssignaal zoals voorheen is beschreven en gaat het pictogram A fig. 83 branden. Passagier Een gelijkaardig mechanisme is van toepassing voor de passagier voorin. Het geluidssignaal wordt ook afgebroken wanneer de passagier uit de auto stapt.
Veiligheidsgordels met gordelspanners De veiligheidsgordels voor zijn voorzien van gordelspanners die bij een heftige frontale botsing de gordel enige centimeters aantrekt. Op die manier worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging ingeperkt. Wanneer de gordelspanners hebben gewerkt; rolt de gordel niet meer op. De auto is ook uitgerust met een tweede gordelspanner (nabij de dorpellijst). Wanneer die wordt ingeschakeld, wordt de metalen kabel verkort.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ALGEMENE WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS De bestuurder moet zich aan alle plaatselijke wettelijke voorschriften met betrekking tot de verplichting en de manier waarop de gordel wordt gebruikt houden en moet ook de inzittenden deze voorschriften doen naleven. Leg de veiligheidsgordel altijd om alvorens weg te rijden.
Elke gordel kan slechts een enkele persoon beschermen. Vervoer nooit kinderen op de schoot van inzittenden met één veiligheidsgordel voor beiden fig. 86. Steek geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van een inzittende. BELANGRIJK Nadat een gordel aan een zware belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij een ongeval), moet de gordel compleet met de verankeringen, bevestigingsschroeven en de gordelspanner worden vervangen. Ook als er geen zichtbare schade is, kan de gordel toch verzwakt zijn.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 100 ❒ zorg dat er geen vocht in de oprolautomaat komt: de goede werking ervan is alleen gegarandeerd als ze droog blijven ❒ vervang de gordels als ze sporen van slijtage of beschadiging vertonen. BELANGRIJK De veiligheidsgordel van de passagier voorin (voor bepaalde versies) is voorzien van een verstelmechanisme voor de metalen gesp (metalen haak).
Alle beveiligingssystemen moeten de typegoedkeuring hebben, alsook een goed vastgehecht plaatje met het controleteken dat nooit niet mag worden verwijderd. Kinderen langer dan 1,50 m worden wat de beveiligingsystemen betreft gelijkgesteld aan volwassenen en moeten de standaard veiligheidsgordels dragen. In het Fiat Lineaccessori-assortiment zijn kinderzitjes voor elke gewichtsgroep opgenomen. Het gebruik van deze kinderzitjes is sterk aanbevolen, want ze zijn speciaal ontworpen voor Fiat voertuigen.
WEGWIJS IN UW AUTO "UNIVERSEEL" KINDERZITJE MONTEREN (met de veiligheidsgordels) BELANGRIJK GROEP 0 en 0+ VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Baby's tot 13 kg moeten in kinderzitjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, zoals afgebeeld in fig. 87 waarbij het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast. Het kinderzitje wordt op zijn plaats gehouden door de veiligheidsgordels van de auto, zoals getoond in fig.
GROEP 2 Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg mogen rechtstreeks de veiligheidsgordels van de auto gebruiken fig. 89. Het kinderzitje is in dit geval nodig om het kind correct ten opzichte van de gordels te plaatsen, zodat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en nooit langs de nek ligt; het onderste gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik liggen. Kinderen langer dan 1,50 m moeten de veiligheidsgordels net zoals volwassenen dragen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 104 GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN HET UNIVERSELE KINDERZITJE De auto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EG-richtlijn inzake de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto overeenkomstig de volgende tabel: Gewichtsgroep Passagiersstoel voor Passagier achterin in het midden (voor bepaalde versies/ markten) Passagiers
INBOUWVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX”-KINDERZITJE De auto is voorbereid op de montage van een “Isofix Universeel”-kinderzitje; een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het veilig vervoeren van kinderen. Een Isofix-kinderzitje kan naast een conventionele kinderzitjes worden gemonteerd. Ter illustratie is een Isofix Universeel-kinderzitje voor gewichtsgroep 1 weergegeven op fig. 91. Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke Isofix-kinderzitjes voorzien.
WEGWIJS IN UW AUTO de dealer voor meer informatie. Zie het bij het kinderzitje geleverde instructieboekje voor meer informatie over de montage en/of het gebruik. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 92 F0W0177 fig. 93 F0W0087 ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 106 BELANGRIJK Monteer het kinderzitje alleen bij stilstaande auto. Het kinderzitje is op de juiste wijze aan de beugels bevestigd als de vergrendeling hoorbaar vastklikt.
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR GEBRUIK VAN HET ISOFIX UNIVERSEEL KINDERZITJE In de onderstaande tabel worden, conform de Europese regelgeving ECE 16, de verschillende mogelijkheden weergegeven van de montage van Universeel Isofix kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID AIRBAGS De auto is uitgerust met frontairbags voor bestuurder en passagier, zijairbags voor bestuurder en passagier voor bescherming van borst en schouders (voor bepaalde versies/markten) en hoofdairbags voor het beschermen van de hoofden van de inzittenden voorin.
BELANGRIJK BELANGRIJK Rijd altijd met de handen op de stuurwielrand zodat de airbag indien nodig ongehinderd opgeblazen kan worden. Rijd niet met voorover gebogen lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen de rugleuning gedrukt. Frontairbag aan passagierszijde Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen dat in een speciale ruimte in het dashboard fig. 95 is opgeborgen: deze airbag heeft een groter volume dan de bestuurdersairbag.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER Uitschakeling frontairbag en zijairbag aan passagierszijde voor borst/bekken (voor bepaalde versies/markten) Als een kind achterstevoren op de voorstoel vervoerd moet worden, schakel dan de passagiersairbag en zijairbags voor bescherming van borst en schouders uit (voor bepaalde markten/ versies).
Hoofdairbag Deze bestaan uit twee gordijnairbags die in de zijkant van de dakbekleding zijn opgenomen fig. 97 en zijn afgedekt met afwerkingselementen. De hoofdairbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzittenden voor- en achterin tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote oppervlak dat zij in opgeblazen toestand beslaan. Bij lichte botsingen is het opblazen van de zijairbags niet vereist.
WEGWIJS IN UW AUTO niet in werking treden, dan duidt dat niet op een storing in het systeem. BELANGRIJK VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 112 Als het lampje tijdens het rijden blijft branden, dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of gordelspanners niet geactiveerd worden bij een botsing of, in een beperkt aantal gevallen, per ongeluk geactiveerd worden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in de stand MAR staat, ook wanneer de motor is uitgezet, kunnen de airbags ook geactiveerd worden bij stilstaande auto wanneer deze door een andere auto wordt aangereden. Om die reden mogen kinderen nooit op de voorstoel worden geplaatst, ook als de auto stilstaat. Als de sleutel echter in de stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel veiligheidssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd. In dat geval duidt de niet-activering niet op een storing van het systeem.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 114 BELANGRIJK Als het “rode” lampje niet enkele seconden gaat branden wanneer de contactsleutel in de stand MAR, dan is het “rode” lampje mogelijk defect. In dat geval begint het “gele” waarschuwingslampje na enkele seconden te knipperen en wordt, voor bepaalde versies/markten, de explosieve lading van de passagiers- en de zijairbag uitgeschakeld.
STARTEN EN RIJDEN DE MOTOR STARTEN STARTPROCEDURE VOOR BENZINEVERSIES Ga als volgt te werk: ❒ trek de handrem aan en zet de versnellingsbak in de vrijstand; ❒ trap het koppelingspedaal volledig in zonder het gaspedaal aan te raken; ❒ draai de contactsleutel naar AVV en laat deze los zodra de motor start. Als de motor niet bij de eerste poging start, draai dan de contactsleutel naar de stand STOP alvorens de procedure te herhalen.
WEGWIJS IN UW AUTO het waarschuwingslampje blijft branden, probeer dan met de andere sleutels die bij het voertuig zijn geleverd. Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als de motor nog steeds niet gestart kan worden. Wij adviseren om gedurende de beginperiode niet de maximale prestaties van de auto te eisen (bijv. snel accelereren, lange afstanden op topsnelheid, krachtig remmen etc.).
DE MOTOR UITZETTEN PARKEREN Draai de contactsleutel naar de stand STOP terwijl de motor stationair draait. Zet de motor af en trek de handrem aan. Schakel een versnelling in (1ste als opwaarts wordt geparkeerd en achteruit als neerwaarts wordt geparkeerd) en laat de voorwielen iets gedraaid). Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd, blokkeer de wielen dan met of wiggen of stenen. Verwijder altijd de contactsleutel als de auto wordt verlaten.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd, is het raadzaam om de wielen met wiggen of stenen te blokkeren. Laat nooit kinderen zonder toezicht in de auto achter. Verwijder altijd de contactsleutel als de auto wordt verlaten en neem deze mee. BELANGRIJK STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De auto moet geremd worden na enkele klikken van de hendel; indien niet, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk om hem te laten afstellen.
BELANGRIJK Het koppelingspedaal mag uitsluitend voor het schakelen gebruikt worden. Laat tijdens het rijden de voet nooit, zelfs niet licht, op het koppelingspedaal rusten. Bij bepaalde versies/markten kan de regelelektronica van het koppelingspedaal een foutieve rijstijl als een defect interpreteren. BELANGRIJK De achteruit kan uitsluitend bij stilstaande auto worden ingeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Stroomverbruikers Overbodige handelingen Gebruik alleen elektrische apparatuur voor de noodzakelijke tjidsduur. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem nemen veel stroom op, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot 25% in stadsverkeer). Trap het gaspedaal niet in wanneer men voor een stoplicht stil staat of alvorens de motor af te zetten.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN TREKKEN VAN AANHANGERS Koude start BELANGRIJKE OPMERKINGEN Bij korte ritten en regelmatig koud starten kan de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur bereiken. Hierdoor neemt zowel het brandstofverbruik als de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen toe (van +15% tot +30% in stadsverkeer). Voor het trekken van aanhangers of caravans moet de auto zijn voorzien van een goedgekeurde trekhaak en een geschikte elektrische installatie.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Naast de aansluitingen die op het schema zijn aangegeven, is slechts een aansluiting voor een eventuele elektrische rem mogelijk alsmede een aansluiting voor een interne gloeilamp van niet meer dan 15 W voor de aanhanger. Voor de aansluitingen dient de daarvoor bestemde regeleenheid te worden gebruikt met een accukabel met een doorsnede van minimaal 2,5 mm2.
het rijden en het remmen en voor een betere bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de banden zeker niet om. BELANGRIJK De maximumsnelheid voor winterbanden met de indicatie “Q” is 160 km/h; 190 km/h voor winterbanden met de indicatie “T” en 210 km/h voor winterbanden met de indicatie"H". De snelheidsbeperkingen moeten echter altijd worden gerespecteerd. SNEEUWKETTINGEN Het gebruik van sneeuwkettingen moet aan de plaatselijke voorschriften voldoen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 124 DE AUTO LANGDURIG STALLEN Tref de volgende voorzorgen als de auto langer dan een maand niet gebruikt zal worden: ❒ zet de auto in een overdekte, droge en indien mogelijk goed geventileerde ruimte en zet de ruiten iets open; ❒ schakel een versnelling in en controleer of de handrem niet is aangetrokken; ❒ maak de minklem van de accu los (zie voor versies met het S
LAMPJES EN BERICHTEN LAMPJES EN MELDINGEN ALGEMENE WAARSCHUWINGEN Wanneer de lampjes branden wordt tevens een specifiek bericht en/of een geluidssignaal voortgebracht, wanneer van toepassing. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen door hun beknopt karakter niet worden beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het is daarom raadzaam het instructieboek altijd aandachtig te lezen.
WEGWIJS IN UW AUTO Het lampje (of symbool op de display) gaat branden wanneer de handrem wordt ingeschakeld. Als de auto rijdt, dan is ook een geluidssignaal hoorbaar. VEILIGHEID BELANGRIJK Controleer of de handrem toevallig is ingeschakeld als het lampje tijdens het rijden gaat branden. werkt. In dergelijke gevallen blijft het remsysteem normaal werken, maar met uitsluiting van het ABS systeem. Rijd zeer voorzichtig en wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wanneer het lampje defect is, gaat het lampje knipperen dat aangeeft dat de frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Ook zorgt het airbagsysteem voor de automatische uitschakeling van de airbags aan passagierszijde (frontairbag en zijairbags voor bepaalde versies/markten). In dergelijke gevallen kan het lampje mogelijk geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
WEGWIJS IN UW AUTO LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE (rood) (voor bepaalde versies/markten) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 128 Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt gedraaid, gaat het lampje branden. Het moet doven nadat de motor is gestart (als de motor stationair draait, is het normaal dat het lampje iets later dooft).
❒ gebruik van de auto voor korte ritten, waardoor de motor niet helemaal op bedrijfstemperatuur kan komen; ❒ herhaald onderbreken van het regeneratieproces, hetgeen wordt aangegeven door het branden van het DPF-lampje. BELANGRIJK Wanneer het lampje gaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km na ontsteking van het lampje, worden ververst.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 130 BRANDSTOFRESERVE – BEPERKTE ACTIERADIUS (geel) Dit lampje gaat branden wanneer er nog circa 5 à 7 liter brandstof in de tank is. Wanneer het bereik minder is dan ongeveer 50 km (of het equivalent in mijl) is, verschijnt bij sommige versies een waarschuwing op de display. BELANGRIJK Het lampje knippert om te wijzen op een storing in het systeem.
STORING ESP-SYSTEEM (geel) VOORGLOEIBOUGIES/STORING VOORGLOEISYSTEEM (dieselversies) (geel) (voor bepaalde versies/markten) VOORGLOEIBOUGIES Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje branden. Het moet doven kort nadat de motor is gestart. Als het lampje continu blijft branden en niet dooft (bij sommige versies verschijnen een melding en een symbool op de display), neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG waardoor aanzienlijk meer inspanning nodig is om de auto te besturen. Het sturen blijft echter wel mogelijk. Neem in dat geval contact op met het Fiat Servicenetwerk. BELANGRIJK Onder bepaalde omstandigheden kan het branden van het lampje op het instrumentenpaneel te wijten zijn aan andere factoren dan de elektrische stuurbekrachtiging.
BELANGRIJK Pas de rijsnelheid aan de verkeerscondities en weersomstandigheden aan en neem de wegenverkeerswetgeving in acht. De motor afzetten terwijl het DPF lampje brandt is toegestaan, maar het meermaals onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies van de motorolie. Daarom wordt steeds aanbevolen te wachten tot het lampje is gedoofd alvorens de motor af te zetten, zoals voorheen beschreven.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ richtingaanwijzers; ❒ Dagverlichting (DRL). Storing oliedruksensor VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 134 Versies met multifunctioneel display: de storing van de oliedruksensor wordt aangegeven met een brandend lampje op het instrumentenpaneel. MISTACHTERLICHTEN (geel) Het lampje gaan branden wanneer de mistachterlichten worden ingeschakeld.
GROOTLICHT (blauw) Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld. LINKER RICHTINGAANWIJZER (groen) (knipperend) Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt verplaatst of, samen met de rechter richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als een storing in het Start&Stop systeem optreedt. ECO-FUNCTIE INSCHAKELEN/ UITSCHAKELEN (0.9 TwinAir 85 pk versies) De inschakeling/uitschakeling van de ECO functie door het indrukken van de betreffende knop (zie de paragraaf "Bedieningselementen" in het hoofdstuk "Kennismaking met de auto") is aangegeven met de led op de ECO knop.
NOODGEVALLEN Wij adviseren om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te bellen dat in het garantieboekje is vermeld. U kunt zich ook verbinden met de site www.fiat.com om de dichtstbijzijnde dealer van het Fiat Servicenetwerk te zoeken. DE MOTOR STARTEN Ga onmiddellijk naar het Fiat Servicenetwerk als het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel vast blijft branden.
WEGWIJS IN UW AUTO Gebruik nooit een accusnellader om de motor te starten, aangezien deze de elektronische systemen kan beschadigen, met name de regeleenheden van de ontsteking en de inspuiting. VEILIGHEID BELANGRIJK STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 138 Deze procedure moet door ervaren personeel verricht worden, aangezien verkeerde handeldingen elektrische ontladingen van aanzienlijke kracht kunnen veroorzaken.
BELANGRIJK Als het gemonteerde velgtype wordt vervangen (lichtmetalen in plaats van stalen velgen of vice versa), moeten ook alle wielbouten worden vervangen door bouten met een lengte die geschikt is voor het velgtype. BELANGRIJK Waarschuw de andere weggebruikers voor de stilstaande auto conform de plaatselijke wettelijke voorschriften: alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz. Alle inzittenden moeten de auto verlaten, vooral als de auto zwaar beladen is.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 140 BELANGRIJK Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor andere doeleinden, zoals het opkrikken van andere auto’s. Gebruik de krik nooit voor het uitvoeren van reparaties onder de auto.
❒ plaats de krik onder de auto, nabij het te verwisselen wiel; ❒ gebruik het toestel A fig. 104 om de krik te verlengen tot de bovenkant van de krik B fig. 105 in de rand C van de chassisbalk komt (nabij de markering op de chassisbalk); fig. 101 ❒ waarschuw de passagiers dat de auto wordt opgekrikt; zorg dat niemand in de nabijheid van de auto komt tot de auto weer helemaal op grond staat; ❒ plaats de slinger D fig.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ neem de sleutel A fig. 103 en draai de wielbouten volledig vast; ❒ draai aan de slinger van de krik D om de auto omlaag te brengen. Verwijder de krik; VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ❒ gebruik de sleutel A om de wielbouten kruiselings vast te draaien, in de volgorde die is aangegeven in fig. 106; ❒ het is raadzaam om bij vervanging van een lichtmetalen velg het wiel ondersteboven te plaatsen, met het versierde gedeelte naar boven gericht.
Versie met stalen velgen Ga als volgt te werk: ❒ zorg dat de contactvlakken van het standaard wiel en de velg schoon zijn om het loskomen van de wielbouten te voorkomen; ❒ monteer het standaard wiel en steek de vier wielbouten in de betreffende gaten; ❒ draai de wielbouten vast met de bijgeleverde sleutel; ❒ breng de auto omlaag en verwijder de krik; ❒ draai de wielbouten helemaal vast met de bijgeleverde sleutel in de voorheen aangegeven volgorde; Versies met lichtmetalen velgen ❒ monteer het wiel op de na
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN "Fix&Go Automatic" kit Deze bandenreparatiekit bevindt zich in een speciale houder in de bagageruimte fig. 107. In deze houder zitten ook een schroevendraaier en het trekoog. De kit fig. 107 bevat: ❒ busje A met afdichtmiddel, voorzien van: ❒ vulleiding B; ❒ sticker C met het opschrift "max.
BELANGRIJK Overhandig de informatiefolder aan het personeel dat de band zal repareren die behandeld is met de bandenreparatiekit. Als de band door vreemde voorwerpen lek is geraakt, kan de kit gebruikt worden voor beschadigingen in het loopvlak of de schouder met een diameter van maximaal 4 mm. BELANGRIJK Lekken en beschadigingen in de flanken kunnen niet gerepareerd worden. Gebruik de reparatiekit niet als de band beschadigd is geraakt door het rijden met een lege band.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Laat het busje en het afdichtmiddel niet in het milieu achter.Verwerk het busje en het afdichtmiddel overeenkomstig de nationale en plaatselijke voorschriften. OPPOMPEN BELANGRIJK STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Doe de beschermende handschoenen aan die bij de snelle bandenreparatiekit zijn geleverd. ❒ controleer of de schakelaar A fig.
❒ als het na 5 minuten nog steeds niet mogelijk is om minstens 1,8 bar te krijgen, koppel dan de compressor van het ventiel en het stopcontact af en verplaats vervolgens de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren, zodat de afdichtvloeistof zich gelijkmatig in de band kan verdelen; pomp de band vervolgens weer op.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN BUSJE MET AFDICHTMIDDEL VERVANGEN BELANGRIJK Informeer de dealer dat de band gerepareerd is met de snelle bandenreparatiekit. Overhandig de informatiefolder aan het personeel dat de behandelde band moet repareren. BANDENSPANNING CONTROLEREN EN HERSTELLEN Ga als volgt te werk: ❒ maak de snelkoppeling A fig.
EEN LAMP VERVANGEN ALGEMENE INSTRUCTIES ❒ Controleer alvorens een lamp te vervangen of de contacten zijn geoxideerd; ❒ vervang defecte lampen door exemplaren van hetzelfde type en vermogen; ❒ controleer na vervanging van een gloeilamp in de koplamp altijd of de koplampafstelling goed is; ❒ als een lamp niet functioneert, controleer dan of de betreffende zekering is doorgebrand alvorens de lamp te vervangen.
TYPEN LAMPEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID De auto is uitgerust met verschillende typen gloeilampen: Volglas lampen: (type A) klemmontage. Trek om te verwijderen. STARTEN EN RIJDEN Lamp met bajonet-sluiting: (type B) druk de lamp ietwat in en draai linksom om hem uit de houder te verwijderen. LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Buislampen: (type C) trek de lamp uit de veercontacten om hem te verwijderen.
Lampen Lamp Type Vermogen Zie Figuur H4 55W D Parkeer-/dagverlichting (DRL) P21/5W 21W B Stadslicht achter P21/5W 5W B Richtingaanwijzers voor PY21W 21W B Richtingaanwijzers op flanken W5W 5W A Richtingaanwijzers achter PY21W 21W B Remlichten P21/5W 21W B Derde remlicht LEDS - - Mistlicht H11 55W E Achteruitrijlichten W16W 16W B Mistachterlichten W16W 16W B C5W 5W C Dimlicht\grootlicht Kentekenverlichting WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LA
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BUITENLAMPEN VERVANGEN Voor het type lamp en het vermogen, zie “Een lamp vervangen". KOPLAMPUNITS De achterlichtunits omvatten de gloeilampen voor de dimlichten, het grootlicht en de richtingaanwijzers. De plaatsing van de lampen is als volgt fig. 115: A Grootlicht/dimlichten B Richtingaanwijzers GROOTLICHT/DIMLICHTEN Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ verwijder het deksel A fig.
Flanken Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ druk op het lampenglas A fig. 117 om de inwendige borgveer B in te drukken en verwijder de lichtunit; ❒ draai de lamphouder C linksom, verwijder de lamp en vervang hem; ❒ monteer de lamphouder C in het lampenglas en draai hem rechtsom; ❒ monteer de lichtunit zodat de inwendige borgveer B goed vastzit. ❒ druk op de veer C fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN PARKEER-/DAGVERLICHTING (DRL) (voor bepaalde versies/markten) ACHTERLICHTUNITS Ga voor het vervangen van de lamp als volgt te werk: ❒ draai het stuur tot tegen de aanslag; ❒ maak de schroeven A fig. 118 los en verwijder de klep B; ❒ druk op de veer C fig.
3e REMLICHT MISTLICHTEN/MISTACHTERLICHTEN Het derde remlicht zit in de achterklep verwerkt en bestaat uit led lampjes. Neem voor het vervangen contact op met het Fiat Servicenetwerk. Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ maak de borglippen A los en verwijder de klep B fig. 123; ❒ druk op de veer C en koppel de stekker los D fig.
KENTEKENVERLICHTING WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Ga als volgt te werk om een lamp te vervangen: ❒ verwijder lampenglas A fig. 125; ❒ verwijder de lamp B fig. 126 uit de zijdelingse veercontacten en vervang hem; ❒ Monteer de nieuwe lamp B en zorg voor een optimale vergrendeling tussen de veercontacten; ❒ monteer het lampenglas A fig. 125. STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 124 F0W0206 fig. 125 F0W0259 ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 156 fig.
BINNENLAMPEN VERVANGEN PLAFONDVERLICHTING MET EEN LAMP Voor het type lamp en het betreffende vermogen, zie de paragraaf “Een lamp vervangen". Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ verwijder het plafondlampje A fig. 129 door aan de door de pijl aangegeven punten te trekken; ❒ open de klep C fig. 130, verwijder de lamp C uit de zijdelingse veercontacten en vervang de lamp; ❒ Monteer de nieuwe lamp B fig. 130 en zorg voor een optimale vergrendeling tussen de veercontacten; ❒ sluit de klep C fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID ❒ open het deksel B en vervang de lamp; ❒ dek het lampenglas af met de beschermkap B; ❒ monteer het plafondlampje A door eerst het lampje aan een zijde correct te monteren en vervolgens de andere zijde ervan aan te drukken, zodat het hoorbaar vastklikt. STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 129 F0W0237 fig.
Voor een overzicht van de zekeringen wordt verwezen naar de zekeringentabel in de volgende pagina’s. BELANGRIJK Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem contact op met het Fiat Servicenetwerk. BELANGRIJK Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een hogere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR. VEILIGHEID BELANGRIJK Als een hoofdzekering (MEGA-FUSE, MIDIFUSE, MAXI-FUSE) doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Zekeringenkast in de motorruimte Deze zekeringenkast bevindt zich naast de accu: ga voor toegang tot de zekeringen als volgt te werk: ❒ draai de schroef A fig. 133 los, verwijder deksel B fig. 133 door het naar boven te trekken. Op het deksel zijn de identificatienummers van de elektrische onderdelen die met de zekeringen overeenkomen aangegeven fig. 134.
Zekeringenkast op het dashboard De regeleenheid bevindt zich aan de linkerkant van de stuurkolom en de zekeringen zijn makkelijk bereikbaar via het onderste deel van het dashboard. De zekeringen bevinden zich in de zekeringenkast die is afgebeeld in fig. 135. WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER fig.
ZEKERINGEN SCHEMA WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 162 Zekeringenkast in de motorruimte ZEKERING AMPERE Knooppunt Body Computer F01 60 Ventilator inzittendenruimte F08 40 Mistlicht F09 15 Claxons F10 15 Grootlicht F14 15 Verwarmde voorruit F15 70 Aircocompressor F19 7,5 Stopcontact voor (met of zonder aansteker) F20 15 Brandstofpomp F21 15 Blow-by F30 5 Schuifdak
Zekeringenkast op het dashboard ZEKERING AMPERE F13 5 F31 5 +30 (**) F36 10 +15 (*) rempedaalschakelaar (NA) F37 7,5 Centrale portiervergrendeling F38 20 Tweeweg-ruitensproeierpomp F43 20 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20 Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20 +15 (*) F49 7,5 +15 (*) F50 7,5 +15 (*) F51 5 +30 (**) F53 7,5 +15 (*) hoogteregeling koplampen +15 (*) Bediening via ingeschakeld contactslot met blokkering tijdens starten van motor (*
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ACCU OPLADEN BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu geldt slechts ter informatie. Raadpleeg bij voorkeur het Fiat Servicenetwerk om deze werkzaamheden te laten uitvoeren. Het verdient aanbeveling aan de accu langzaam en met een laag ampèrage gedurende ongeveer 24 uur op te laden. De accu langer opladen, kan de accu beschadigen.
OPHEFFEN VAN HET VOERTUIG Als het voertuig opgeheven moet worden, ga dan naar een Fiat dealer die is uitgerust met een garagekrik of een hefbrug. WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID BELANGRIJK Het voertuig mag alleen zijdelings worden opgekrikt door de hefarmen van de garagekrik of de brug te plaatsen, zoals is afgebeeld in fig. 137. STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER fig. 136 F0W0229 fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN SLEPEN VAN DE AUTO BELANGRIJK Het sleepoog dat bij de auto wordt geleverd bevindt zich in de gereedschapshouder, onder de mat in de bagageruimte. MONTAGE VAN HET SLEEPOOG Verwijder de dop A fig. 138 (voorbumper) of A fig. 139 (achterbumper) door met de hand op het onderste gedeelte te duwen, neem het sleepoog B fig. 138 fig. 139 uit het omhulsel in de gereedschapshouder en draai het compleet in de schroefdraad aan de voor- of achterzijde.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat tijdens het slepen de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachtiging niet beschikbaar zijn, waardoor voor het bedienen van het rempedaal en het sturen meer kracht is vereist. Gebruik voor het slepen geen soepele kabels en vermijd bruuske bewegingen. Zorg tijdens het slepen dat er geen onderdelen door de sleepverbinding kunnen worden beschadigd.
WEGWIJS IN UW AUTO ONDERHOUD EN ZORG GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 168 Juist onderhoud is uiterst belangrijk voor een lange levensduur van de auto onder optimale omstandigheden. Fiat heeft een reeks controles en onderhoudsbeurten opgesteld die elke 30.000 kilometer (benzineversies) of elke 35.000 kilometer (dieselversies) uitgevoerd moeten worden. Vóór 30.000/35.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA WEGWIJS IN UW AUTO BENZINE-UITVOERINGEN De servicebeurten moeten elke 30.000 km of om de 24 maanden uitgevoerd worden. km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen ● ● ● ● ● ● Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte, inzittendenruimte, opbergvak, lampje instrumentenpaneel, enz.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 Conditie van getande distributieriem controleren (behalve 0.9 TwinAir 85 pk motor) ● Klepspeling controleren en zo nodig afstellen (1.2 8V 69 pk versie) ● NOODGEVALLEN ● ● ● ● ● De uitstoot van uitlaatgas/roet controleren ● ● ● ● ● ● Motormanagementsystemen controleren (d.m.v.
DIESELUITVOERINGEN De servicebeurten moeten elke 35.000 km of om de 24 maanden uitgevoerd worden. km x 1000 35 70 105 140 175 Maanden 24 48 72 96 120 Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen ● ● ● ● ● Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte, inzittendenruimte, opbergvak, lampje instrumentenpaneel, enz.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID km x 1000 35 70 105 140 175 Maanden 24 48 72 96 120 Olieniveau handgeschakelde versnellingsbak controleren ● ● ● ● ● Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen ● ● ● ● ● ● Brandstoffilterelement vervangen ● De aandrijfriem(en) van hulporganen vervangen STARTEN EN RIJDEN Luchtfilterelement vervangen ● NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 172 ● ● ● ● Motorolie en oliefilter vervangen (of elke 24 maa
PERIODIEKE CONTROLES INTENSIEF GEBRUIK VAN DE AUTO Elke 1.000 km of vóór een lange reis controleren en eventueel bijvullen: ❒ niveau motorkoelvloeistof, remvloeistof en ruitensproeiervloeistof; ❒ conditie en spanning banden; ❒ werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, etc.); ❒ werking ruitenwissers/-sproeiers en stand/slijtage wisserbladen voor/achter. Elke 3.000 km controleren en eventueel bijvullen: motorolieniveau.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ motorolie en oliefilter controleren en zo nodig vervangen; ❒ pollenfilter controleren en zo nodig vervangen; CONTROLE VAN VLOEISTOFNIVEAUS BELANGRIJK VEILIGHEID Rook nooit tijdens het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen ontvlambare gassen en dampen vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
0.9 TwinAir 85 pk versies WEGWIJS IN UW AUTO E A C F VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN D B fig. 140 A. Motorolie dop/vulopening B. Motorolie peilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof voor voorruit/ achterruit/koplampsproeiers E. Remvloeistof F.
1.2 8V 69 pk versies WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 141 ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 176 A. Motorolie dop/vulopening B. Motorolie peilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof voor voorruit/ achterruit/koplampsproeiers E. Remvloeistof F.
1.3 16v MultiJet versies WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 142 A. Motorolie dop/vulopening B. Motorolie peilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof voor voorruit/ achterruit/koplampsproeiers E. Remvloeistof F.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 178 MOTOROLIE Motorolieverbruik Controleer enkele minuten (ongeveer vijf) na het uitzetten van de motor het oliepeil met de auto op een horizontale ondergrond. Gewoonlijk ligt het maximaal motorolieverbruik op ongeveer 400 gram per 1000 km. Tijdens de beginperiode van de auto wordt de motor ingereden. Daarom is het motorolieverbruik pas stabiel na de eerste 5.
Het motorkoelsysteem moet worden gevuld met PARAFLUUP antivries. Vul koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als de koelvloeistof waarmee het koelsysteem reeds is gevuld. PARAFLUUP mag niet met andere typen vloeistoffen worden gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start de motor dan in geen geval en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk. BELANGRIJK Rijd nooit met een leeg ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn van fundamenteel belang voor een goed zicht.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 180 Vermijd elk contact tussen de uiterst corrosieve remvloeistof en de gelakte delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk water. BELANGRIJK Remvloeistof is giftig en uiterst corrosief.
ACCU Accu F (zie vorige bladzijden) vereist niet dat de elektrolyt met gedestilleerd water wordt bijgevuld. Een periodieke controle bij het Fiat Servicenetwerk is echter noodzakelijk om de efficiëntie te verifiëren. ACCU VERVANGEN Vervang indien nodig de accu door een andere originele accu met dezelfde specificaties. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de accu voor het onderhoud.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Als de accu met onvoldoende vloeistof werkt, kan dit de accu onherstelbaar beschadigen en een explosie veroorzaken. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG Verkeerde installatie van elektrische en elektronische apparatuur kan ernstige schade aan de auto toebrengen. Als men na aanschaf van de auto accessoires wil monteren (alarm, mobiele telefoon enz.
WIELEN EN BANDEN Controleer voor een lange reis en elke twee weken de spanning van de banden en van het noodreservewiel (voor bepaalde versies/markten). Controleer de bandenspanning wanneer de banden koud zijn. Tijdens het rijden neemt de bandenspanning onder normale omstandigheden toe: zie voor de juiste waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”. Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige bandenslijtage fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ❒ Monteer altijd nieuwe banden en vermijd banden waarvan de herkomst dubieus is; ❒ bij de montage van een nieuwe band moet ook een nieuw ventiel worden voorzien. BELANGRIJK De wegligging van de auto is in grote mate afhankelijk van een juiste bandenspanning. BELANGRIJK Als de spanning te laag is, raakt de band oververhit, met mogelijke ernstige beschadiging tot gevolg.
Wisserbladen vervangen Wisserblad achterruit vervangen Ga als volgt te werk: ❒ hef de wisserarm op, druk op het klepje A fig. 144 van de springveer en schuif het wisserblad van de arm los; ❒ monteer het nieuwe wisserblad door het klepje in de speciale zitting op de wisserarm te blokkeren; ❒ breng de wisserarm voorzichtig tegen de ruit. Ga als volgt te werk: ❒ til de dop A fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Controleer vervolgens of de sproeikoppen niet verstopt zijn. Gebruik zo nodig een speld om ze vrij te maken. BELANGRIJK Bij versies met schuifdak moet het schuifdak gesloten zijn alvorens de ruitensproeiers te bedienen. Achterruitsproeier STARTEN EN RIJDEN De sproeiers van de achterruit zijn niet verstelbaar. De sproeier bevindt zich boven op de achterruit fig. 147.
❒ het aanbrengen van kunststofmaterialen met een beschermende functie op de meest blootgestelde delen: onderzijde portieren, binnenzijde spatborden, randen enz.; ❒ toepassing van "open" holle ruimtes om te voorkomen dat condensvorming en vochtophoping roest van binnenuit bevorderen. CARROSSERIEGARANTIE De auto bezit een garantie tegen doorroesten, veroorzaakt door corrosie, van alle originele structuur- of carrosseriedelen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 188 BELANGRIJK Vogelpoep moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd worden, omdat hierin bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn. Schoonmaakmiddelen verontreinigen het milieu.Was daarom de auto op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd.
INTERIEUR KUNSTSTOF EN GECOATE INTERIEURDELEN Controleer af en toe of er geen water onder de matten is blijven staan, waardoor het plaatwerk kan gaan roesten. BELANGRIJK Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het reinigen van het interieur van de auto. De elektrostatische lading die door het wrijven tijdens het reinigen ontstaat, kan brand veroorzaken.
TECHNISCHE GEGEVENS WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN IDENTIFICATIEGEGEVENS TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS Wij adviseren om nota te nemen van de identificatiecodes. De volgende identificatiecodes zijn op de plaatjes ingeslagen en vermeld: ❒ Typeplaatje met identificatiegegevens. ❒ Chassisnummer. ❒ Identificatieplaatje carrosserielak. ❒ Motorcode. Het typeplaatje is aangebracht aan de linkerkant van de bagageruimte fig.
IDENTIFICATIEPLAATJE CARROSSERIELAK CHASSISNUMMER Dit plaatje is aangebracht in de bagageruimte (linkerzijde) en bevat de volgende gegevensfig. 149: A Lakfabrikant. B Kleurnaam. C Fiat kleurcode. D Kleurcode voor overspuiten en bijwerken. Dit bevindt zich aan de rechterzijde van de vloer van de bagageruimte en bevat de volgende gegevens: ❒ type auto; ❒ chassisnummer. WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID MOTORCODE Deze is op het cilinderblok ingeslagen en vermeldt het model en het chassisnummer.
WEGWIJS IN UW AUTO MOTORCODE - CARROSSERIEVERSIES Versies 0.9 TwinAir 85 pk (*) Motorcode 312A2000 VEILIGHEID 169A4000 TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 192 312PXA1A P0C (4 ZITPLAATSEN) (*) 312PXL1A P3 (4 ZITPLAATSEN) 1.3 16v MultiJet (*) ONDERHOUD EN ZORG 312PXA1A P1B (5 ZITPLAATSEN) 312PXA1A P0B (5 ZITPLAATSEN) STARTEN EN RIJDEN NOODGEVALLEN 312PXG1A P1 (4 ZITPLAATSEN) 312PXA1A P0 (4 ZITPLAATSEN) 1.
MOTOR Versies 0.9 TwinAir 85 pk (*) 1.2 8V 69 pk 1.3 16V MultiJet (*) 312A2000 169A4000 199A9000 Otto Otto Diesel 2 in lijn 4 in lijn 4 in lijn 80,5 x 86,0 70,8 x 78,86 69,6 x 82 Cilinderinhoud (cm3) 875 1242 1248 Compressieverhouding 10 11,1 16,8 Maximum vermogen (EEG) (kW) 62,5/57 (*) 51 55 Maximum vermogen (EEG) (pk) 85/77,5 (*) 69 75 5500 5500 4000 Max.
WEGWIJS IN UW AUTO BRANDSTOFTOEVOER Versies 0.9 TwinAir 85 pk VEILIGHEID 1.2 8V 69 pk 1.
REMMEN Versies 0.9 TwinAir 85 pk 1.2 8V 69 pk 1.
WEGWIJS IN UW AUTO WIELOPHANGING Versies 0.9 TwinAir 85 pk 1.2 8V 69 pk VEILIGHEID 1.3 16V MultiJet Voor Achter Onafhankelijke wielophanging type McPherson, met onderste wieldraagarmen bevestigd aan een subframe Semi-onafhankelijke wielen gekoppeld met een torsieas Draaicirkel (m) Type STUURINRICHTING STARTEN EN RIJDEN Versies 0.9 TwinAir 85 pk LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 196 1.2 8V 69 pk 1.
WIELEN VELGEN EN BANDEN Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op het kentekenbewijs zijn tevens alle goedgekeurde banden aangegeven. BELANGRIJK Als de gegevens in de instructieboek afwijken van die van het kentekenbewijs, dient men zich altijd aan de gegevens van het kentekenbewijs te houden. Voor de rijveiligheid moeten alle wielen zijn voorzien van banden van hetzelfde merk en type. BELANGRIJK Monteer geen binnenbanden in tubeless banden.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 198 Belastingsindex (laadvermogen) 70 = 335 kg 81 = 462 kg 71 = 345 kg 82 = 475 kg 72 = 355 kg 83 = 487 kg 73 = 365 kg 84 = 500 kg 74 = 375 kg 85 = 515 kg 75 = 387 kg 86 = 530 kg 76 = 400 kg 87 = 545 kg 77 = 412 kg 88 = 560 kg 78 = 425 kg 89 = 580 kg 79 = 437 kg 80 = 450 kg 90 = 600 kg 91 = 615 kg VERKLARING VAN DE VELGCODES Voorbeeld fig.
STANDAARD VELGEN EN BANDEN Ruimtebesparend reservewiel Versies Velgen Banden Winterbanden (*) Velg WEGWIJS IN UW AUTO Band 0,9 TwinAir 85 pk 5,5J X 14 H2 - ET 35 175/65 R14 82T 175/65 R14 84Q (M+S) 6J X 15 H2 ET 35 (**) 185/55 R15 82T(***) 185/55 R15 82Q (M+S) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN 165/65 R14 79T (*) 1.2 8V 69 pk 5,5J X 14 H2 - ET 35 165/70 R14 81T(*) 175/65 R14 84Q (M+S) 175/65 R14 82T 6J X 15 H2 ET 35 (**) 185/55 R15 82T(***) 185/55 R15 82Q (M+S) 165/65 R14 79T (*) 1.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 200 Bij warme banden moet de bandenspanning +0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de bandenspanning nogmaals wanneer de banden koud zijn.
BAND MET VELGBESCHERMING WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Indien op de stalen velgen met integrale wieldeksels (met veerbevestiging) van de standaard afwijkende banden een velgbescherming wordt gemonteerd, dan mogen de wieldeksels NIET worden gemonteerd (fig. 151). Het gebruik van ongeschikte banden en wieldeksels kan leiden tot een plots verlies van de bandenspanning. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER fig.
WEGWIJS IN UW AUTO AFMETINGEN De afmetingen zijn uitgedrukt in mm fig. 152 en hebben betrekking op een auto die met originele banden is uitgerust. De hoogte heeft betrekking op een onbeladen auto. Inhoud bagageruimte: inhoud (V.D.A.-norm)= 225 liter. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 202 fig.
PRESTATIES Max. snelheid in km/h na de eerste gebruiksperiode van de auto. Versies km/h 0.9 TwinAir 85 pk 177 1.2 8V 69 pk 164 1.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID GEWICHTEN EN BELASTINGEN Versies 0.9 TwinAir 85 pk 1.2 8V 69 pk 1.
TANKEN Benzine-uitvoeringen 0.9 TwinAir 85 pk 1.2 8V 69 pk 37 37 5÷7 5÷7 Koelsysteem (liter): 5,3 5,2 Carterpan (liter): 2,8 2,5 Carterpan en filters (liter): 3,2 2,8 Tankinhoud (liter): incl. een reserve van (liter): Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen Loodvrije benzine met octaangetal van ten minste 95 RON (specificatie EN228) 50/50 mengsel van water en PARAFLU UP (*) WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN SELENIA K P.E.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 206 Dieseluitvoeringen 1.3 16V MultiJet Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen incl.
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN WEGWIJS IN UW AUTO AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Gebruik Smeermiddelen voor benzinemotoren Smeermiddelen voor dieselmotoren Specificaties vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van de auto Originele vloeistoffen en smeermiddelen Verversingsinterval SAE 5W-40 ACEA C3 volledig synthetisch smeermiddel. FIAT-kwalificatie 9.55535-S2. SELENIA K P.E. Contractual Technical Reference No. F603.
WEGWIJS IN UW AUTO Gebruik VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Smeermiddelen voor krachtoverbrenging LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 208 Remvloeistof Specificaties vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van de auto Originele vloeistoffen en smeermiddelen Toepassingen SAE 75W synthetisch smeermiddel. FIATkwalificatie 9.55550-MZ6. TUTELA TRANSMISSION GEARFORCE Contractual Technical Reference No. F002.
Gebruik Specificaties vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van de auto Originele vloeistoffen en smeermiddelen Toepassingen WEGWIJS IN UW AUTO Beschermingsmiddel voor radiateurs Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivrieswerking, op basis van geïnhibeerd monoethyleenglycol met organische formule. Overtreft CUNA NC 956-16, ASTM D 3306 specificaties. FIAT-kwalificatie 9.55523. PARAFLUUP (*) Contractual Technical Reference No. F101.
WEGWIJS IN UW AUTO BRANDSTOFVERBRUIK STARTEN EN RIJDEN De gegevens over het brandstofverbruik die vermeld zijn in onderstaande tabel zijn bepaald op basis van de typegoedkeuringstests in overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen.
CO2-EMISSIE De CO2 -emissieniveaus in de volgende tabellen hebben betrekking op het gecombineerde verbruik. Versies CO2-emissie volgens huidige Europese richtlijn (g/km). 0.9 TwinAir 85 pk 99 1.2 8V 69 pk 120 1.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 212 RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR Al jaren zet Fiat zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en de realisatie van producten die steeds meer milieuvriendelijk zijn.
INHOUDSOPGAVE SNELGIDS ..................................................................................218 Algemene functies..................................................................219 Radiofuncties...........................................................................220 CD-functies .............................................................................220 Media Player functies (alleen bij Blue&Me™) .............221 BEDIENINGSTOETSEN OP STUURWIEL .......................222 INLEIDING .
AUTORADIO INLEIDING..............................................................................240 MP3 WERKING .....................................................................240 KEUZE VAN MP3-SESSIES OP HYBRIDE DISKS ..........240 DISPLAY-INFORMATIE ........................................................241 KEUZE VAN VOLGENDE/VORIGE MAP .......................241 STRUCTUUR VAN DE MAPPEN......................................242 AUX (uitsluitend bij het Blue&Me™ systeem) .............
INLEIDING TIPS Verkeersveiligheid Raak, voordat u gaat rijden, vertrouwd met de verschillende functies van de autoradio (bijv. het opslaan van radiostations). Ontvangstomstandigheden Tijdens het rijden veranderen de ontvangstomstandigheden voortdurend. De ontvangst kan gestoord worden door de aanwezigheid van bergen, gebouwen of bruggen, of wanneer u ver verwijderd bent van de zender. Een te hoog volume tijdens het rijden kan zowel voor de bestuurder als de passagiers gevaarlijk zijn.
AUTORADIO 216 ❒ gebruik nooit chemische reinigingsproducten (bijv. antistatische of thinner sprays) omdat deze het oppervlak van de CD's kunnen beschadigen; ❒ berg na het luisteren de CD's weer op in hun doosjes om beschadiging te voorkomen; ❒ stel de CD's niet langdurig bloot aan direct zonlicht, hoge temperaturen of vocht; ❒ plak geen stickers op het oppervlak van de CD en schrijf niet met pen of potlood op het oppervlak; ❒ Gebruik nooit CD's met veel krassen, barsten of vervormingen etc.
Luidsprekers voor Hi-Fi audio specificatie (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Luidsprekers voor Basic Audio specificatie Voorste luidsprekers ❒ 2 165 mm mid-woofer luidsprekers in het deurpaneel; ❒ 2 38 mm tweeters op de voorstijl; Achterste luidsprekers ❒ 2 130 mm full-range luidsprekers in het deurpaneel; Voorste luidsprekers ❒ 2 165 mm full-range luidsprekers in het deurpaneel. Achterste luidsprekers ❒ 2 165 mm full-range luidsprekers in het deurpaneel.
AUTORADIO SNELGIDS fig.
Algemene functies Functies Modus Inschakelen toets kort indrukken Uitschakelen toets kort indrukken Volumeregeling knop linksom/rechtsom draaien FM AS Keuze radiobron FM1, FM2, FM Autostore toets kort achter elkaar indrukken AM Keuze radiobron MW1, MW2 toets kort achter elkaar indrukken MEDIA Keuze CD/Media Player bron (alleen met Blue&Me™) / AUX (alleen met Blue&Me™, voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar aanwezig) toets kort achter elkaar indrukken Volume in-/uitschakelen (Mute/Pause)
Radiofuncties Toets Functies Radiostation zoeken: - Automatisch zoeken - Handmatig zoeken Automatisch zoeken: of toets indrukken (langer ingedrukt houden voor snel vooruitzoeken) Handmatig zoeken: of toets indrukken (langer ingedrukt houden voor snel vooruitzoeken) Huidige radiostation opslaan Toetsen 1 t/m 6 voor preset/geheugen langer ingedrukt houden Opgeslagen radiostation oproepen Toetsen 1 t/m 6 voor preset/geheugen kort indrukken AUTORADIO 123456 220 Modus CD-functies Toets Functies CD ui
Media Player functies (alleen bij Blue&Me™) Functies Modus Keuze vorige/volgende map/artiest/genre/album op basis van de actieve keuzemodus Toets kort indrukken Vorige/volgende nummer weergeven Toets kort indrukken AUTORADIO Toets 221
BEDIENINGSTOETSEN OP STUURWIEL (voor bepaalde uitvoeringen/markten) 1 0 2 3 4 AUTORADIO fig.
De autoradio biedt de volgende functies: Radio ❒ PLL-tuner met FM/AM/MW golfbanden; ❒ RDS (Radio Data System) met TA-functie (verkeersinformatie) - TP (verkeersprogramma's) EON (Enhanced Other Network) - REG (regionale programma's); ❒ AF: zoeken naar alternatieve frequenties in RDS; ❒ voorbereiding voor noodberichten; ❒ automatisch/handmatig afstellen op stations; ❒ FM Multipath detector; ❒ handmatige opslag van 30 stations: 18 op FMgolfband (6 op FM1, 6 op FM2, 6 op FMT), 12 op MW-golfband (6 op MW1, 6 op
Audiogedeelte ❒ Mute/Pause functie: ❒ Soft-Mute functie; ❒ Loudness functie; ❒ grafische 7-bands equalizer; ❒ Gescheiden regeling hoge/lage tonen; ❒ Balansregeling linker/rechter kanalen. Media Player (alleen met Blue&Me™) AUTORADIO Zie voor de functies van de Media Player het Blue&Me™ supplement.
Door kortstondig op de MEDIA toets te drukken, kan de CD-functie gekozen worden. GEHEUGENFUNCTIE AUDIOBRON Als een andere functie (bijv. de radio) wordt gekozen, terwijl naar een CD wordt geluisterd, dan wordt de weergave onderbroken en weer vanuit hetzelfde punt hervat als naar de CD-bron wordt teruggekeerd. Als een andere functie wordt gekozen terwijl naar de radio wordt geluisterd, dan wordt afgestemd op het laatst gekozen station als weer naar de radio wordt teruggekeerd.
❒ TREBLE (regeling hoge tonen); ❒ BALANCE (regeling balans rechts/links); ❒ FADER (regeling balans voor/achter); ❒ LOUDNESS (inschakeling/uitschakeling LOUDNESS functie); ❒ EQUALISER (activering en selectie van in de fabriek ingestelde equalizerniveaus); ❒ USER EQUALISER (persoonlijke equalizerinstelling). AUTORADIO FADERREGELING Ga als volgt te werk: ❒ Gebruik de of toets om “Bass” of “Treble” in het AUDIO-menu in te stellen; ❒ druk op de of toets om de lage of hoge tonen te verhogen/verlagen.
EQ-FUNCTIE (inschakeling/uitschakeling equalizer) De ingebouwde equalizer kan in- of uitgeschakeld worden. Wanneer de equalizerfunctie is uitgeschakeld, kunnen uitsluitend de audioinstellingen "Bass" (lage tonen) en "Treble" (hoge tonen) geregeld worden, terwijl als de functie is ingeschakeld tevens de geluidscurven geregeld kunnen worden. Kies voor het uitschakelen van de equalizer, de "EQ OFF" functie met de of toets.
AUTORADIO De functies waarin het menu voorziet zijn: ❒ AF SWITCHING (ON/OFF); ❒ TRAFFIC INFORMATION (ON/OFF); ❒ REGIONAL MODE regionale programma's (ON/OFF); ❒ MP3 DISPLAY (CD MP3 display-instellingen); ❒ SPEED VOLUME (automatische snelheidsafhankelijke volumeregeling); ❒ RADIO ON VOLUME (in/-uitschakeling maximumlimiet radiovolume); ❒ SPEECH VOLUME (instelling telefoonvolume); ❒ AUX OFFSET (afstelling volume van draagbaar apparaat op dat van een van de andere bronnen); ❒ RADIO OFF (uitschakelwijze); ❒ SYS
TRAFFIC INFORMATION functie (verkeersinformatie) Sommige stations op de FM-golfband (FM1, FM2 en FMA) zenden ook verkeersinformatie uit. In dit geval verschijnt het opschrift "TA" op de display. Ga als volgt te werk om de TA-functie in- en uit te schakelen: ❒ druk kortstondig op de MENU-toets en kies “Traffic info”; ❒ druk op de of toets om de functie in/uit te schakelen. ❒ Als de TA-functie is ingeschakeld, licht op de display het pictogram "TA" op.
AUTORADIO 230 ❒ luistervolume hoger dan 5: volume verkeersinformatie gelijk aan luistervolume +1. Als het volume tijdens een verkeersbericht wordt gewijzigd, dan wordt het niveau niet op de display getoond; het nieuwe niveau wordt alleen tijdens dit verkeersbericht aangehouden. Terwijl verkeersinformatie wordt ontvangen, verschijnt het opschrift “TRAFFIC INFORMATION” op de display. De TA-functie kan met een willekeurige toets van de autoradio onderbroken worden.
Deze functie past automatisch het volume aan de voertuigsnelheid aan, door het volume te verhogen als de snelheid toeneemt, om de verhouding tot het geluidsniveau in het inzittendencompartiment te behouden. Gebruik voor het in- en uitschakelen van de functie de / toetsen.
AUTORADIO 232 SPEECH VOLUME functie (instelling telefoonvolume) RADIO OFF functie (in- en uitschakelwijze) Als aan de (ON/OFF) toets/knop wordt gedraaid of als de / toetsen worden ingedrukt, kan met deze functie het volume ingesteld worden (instellingen van 1 tot 40) of worden uitgeschakeld (OFF-instelling) voor de Telefoon en Blue&Me™ (behalve de Media Player functie). De display toont de huidige functiestatus: ❒ "Speech Off": functie uitgeschakeld.
Als een handsfree-systeem in de auto geïnstalleerd is, wordt bij een inkomend telefoontje de audio van de autoradio met de uitgang van de telefoon verbonden. Het geluid van het inkomende telefoontje heeft altijd een vast volume, maar dit kan tijdens het gesprek aangepast worden met de ON/OFF toets/knop. Het vaste geluidsvolume van de telefoon kan geregeld worden met de "SPEECH VOLUME" functie in het Menu. Bij uitschakeling van de audio voor het telefoongesprek verschijnt het opschrift "PHONE" op de display.
Code Card Dit document is het eigendomsbewijs van de autoradio. Op de Code Card staan het model, het serienummer en de geheime code van de autoradio aangegeven. AUTORADIO Opmerking Bewaar de Code Card op een veilige plek, zodat bij diefstal van de autoradio de betreffende informatie aan de bevoegde instanties gegeven kan worden.
VOORKEUZETOETSEN De toetsen met de nummer 1 t/m 6 worden voor het instellen van de volgende voorkeuzestations gebruikt: ❒ 18 op de FM-golfband (6 op FM1, 6 op FM2, 6 op FMT of "FMA") (bij sommige uitvoeringen); ❒ 12 op de MW-golfband (6 op MW1, 6 op MW2). Kies voor het luisteren naar een voorkeuzestation, de gewenste golfband en druk vervolgens kort op de betreffende voorkeuzetoets (1 t/m 6). Door langer dan 2 seconden op de voorkeuzetoets te drukken, wordt het station waarop is afgestemd opgeslagen.
AUTORADIO Tijdens het automatische opslagproces, knippert het opschrift "Autostore" op de display. Druk nogmaals op de FM AS-toets om de Autostorefunctie te onderbreken: de radio zal opnieuw op het station afstemmen dat vóór inschakeling van de functie beluisterd werd. Na beëindiging van de Autostore-functie, stemt de radio automatisch af op het eerste voorkeuzestation op de FMA-golfband aan de voorkeuzezijde 1.
STEREO-UITZENDINGEN CD-SPELER Als het ontvangstsignaal zwak is, schakelt de weergave automatisch van Stereo naar Mono over. INLEIDING Dit hoofdstuk beschrijft uitsluitend de varianten voor wat betreft de werking van de CD-speler: zie voor een beschrijving van de werking van de autoradio het hoofdstuk “Functies en Instellingen”.
AUTORADIO INBRENGEN/UITWERPEN VAN DE CD Steek de CD voorzichtig in de sleuf, zodat het automatische laadsysteem ingeschakeld wordt dat de CD correct zal plaatsen. De CD kan ook worden ingebracht bij uitgeschakelde radio en contactsleutel in de stand MAR: in dit geval blijft de radio uitgeschakeld. Wanneer de autoradio wordt ingeschakeld, wordt de laatst beluisterde audiobron vóór het uitschakelen geactiveerd.
DISPLAY-INFORMATIE PAUZE-FUNCTIE Wanneer de CD-speler werkt, verschijnt op de display de volgende informatie: ❒ "CD Track 5": geeft het tracknummer op de CD aan; ❒ "03.42": geeft de verstreken speelduur vanaf het begin van het nummer aan (als de betreffende menufunctie is ingeschakeld). Druk, om de CD-speler in de pauzestand te zetten, op de toets. Het opschrift "CD Pause" verschijnt op de display. Druk, om het nummer weer af te spelen, opnieuw op de toets.
CD MP3-SPELER INLEIDING Dit hoofdstuk beschrijft uitsluitend de varianten voor wat betreft de werking van de CD MP3-speler: zie voor een beschrijving van de werking van de autoradio het hoofdstuk “Radio" en "CD MP3speler”. OPMERKING MPEG Layer-3 audio decoding technology in licentie van Fraunhofer IIS en Thomson Multimedia. AUTORADIO MP3 WERKING 240 Behalve het afspelen van normale audio-CD’s, kan de autoradio ook CDROM’s afspelen waarop gecomprimeerde audiobestanden in MP3-formaat zijn geregistreerd.
DISPLAY-INFORMATIE Weergave ID3-TAG-informatie De autoradio kan niet alleen informatie over de verstreken speelduur, naam van de map en van het bestand weergegeven, maar ook ID3-TAG-informatie over de Titel, Artiest en Auteur van het nummer. De naam van de MP3-map die op de display wordt getoond, komt overeen met de naam waarmee de CD-map is opgeslagen, gevolgd door een asterisk. Voorbeeld van een MP3-mapnaam: BEST OF *.
STRUCTUUR VAN DE MAPPEN De autoradio met MP3-speler: ❒ herkent alleen mappen die bestanden in MP3formaat bevatten; ❒ als de MP3-bestanden van een CD-ROM in “submappen” zijn opgenomen, dan wordt hun structuur naar één niveaustructuur gebracht, namelijk naar het niveau van de hoofdmappen.
PROBLEEMOPLOSSING ALGEMEEN Laag volume De Fader-functie moet zijn ingesteld op de waarden "F" (voor), om te voorkomen dat het uitgangsvermogen van de autoradio vermindert en het volume wordt uitgezet als de fader is ingesteld op R+9. Bron kan niet geselecteerd worden Er is geen geluidsdrager ingebracht. Breng de af te spelen CD of CD MP3 in.
De CD kan niet ingebracht worden Er is al een CD ingebracht. Druk op de verwijder de CD. toets en LEZEN VAN MP3-BESTAND Er worden nummers overgeslagen tijdens het afspelen van MP3-bestanden AUTORADIO Er zitten krassen op de CD of de CD is vuil. Maak de CD schoon, zie hiervoor de beschrijving in de paragraaf “CD” in het hoofdstuk “INLEIDING”.
® in het hart van uw motor. ® Vraag uw garagist om Pagine_ITA.
Uwauto heeft Selenia gekozen De motor van uw auto is ontstaan met ontworpen voor Selenia, hetmotorolie-assortiment dat voldoet aan demeest geavanceerde internationale specificaties. Specifieke tests en technische kenmerken van hoog niveaumaken van Selenia het smeermiddel bij uitstek voor veilige en onovertrefbare motorprestaties.
ALFABETISCH REGISTER ABS ............................................... 71 ABS (systeem) ............................. 71 Accu.............................................. 181 – advies voor verlengen levensduur.............................. 181 – vervangen ............................... 181 Accu (opladen) ........................... 164 Achterklep.................................... 63 Achterruitsproeier ..................... 48 – vloeistofniveau achterruitsproeier ................ 179 Achterruitwisser .
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 248 Dieselfilter ................................... Dimlicht – bediening ................................. Display........................................... – Bedieningsknoppen............... DPF (Dieselroetfilter)................ DPF filter ...................................... DRLs (Dagverlichting) ............... Dualdrive (elektrische stuurbekrachtiging).....
Kinderen (veilig vervoeren) Lampjes op instrumentenpaneel................. 125 – "Isofix" kinderzitje montage ................................. 105 lamp vervangen .................. 153-155 Lamp vervangen Kinderzitjes (geschiktheid voor gebruik) ............................ 104 – buitenverlichting ................... 152 Klimaatcomfort ........................... 31 – interieurverlichting............... 157 Klimaatregeling............................ 29 – Bagageruimte (inhoud)........
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 250 Parkeersensoren ......................... Parkeren....................................... Plafondverlichting achter – lamp vervangen..................... Plafondverlichting – bagageruimteverlichting ....... – plafondverlichting voor ........ Plafondverlichting voor – bediening ................................. Planfondverlichting voor – lamp vervangen...........
Trip Computer – Trip Computer....................... – Trip Computer waarden...... – TRIP knop ............................... TRIP knop..................................... 16 16 17 17 Universeel Isofix kinderzitje... 107 "Universeel" kinderzitje monteren................................... 102 Universele Isofix (kinderzitje) .............................. 105 Veiligheid ..................................... 92 – Isofix kinderzitje (montage)............................... 105 – veiligheidsgordels......
NOTITIES
Fiat Group Automobiles S.p.A. - Parts&Services - Technical Services - Service Engineering Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Turijn (Italië) Druknummer 603.81.
COP PANDA UM NL SISTEMA 6-12-2011 16:19 Pagina 2 WAAROM KIEZEN VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel. In de erkende Fiat Service garages vindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid die kwaliteit en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden.
COP PANDA UM NL SISTEMA 6-12-2011 16:19 Pagina 1 F I A T P A N D A NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.