NEDERLANDS De gegevens in deze uitgave zijn hoofdzakelijk bedoeld als richtlijn. Fiat behoudt zich het recht voor de in dit boekje beschreven modellen en uitvoeringen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Neem contact op met uw Fiat-dealer voor meer informatie. Gedrukt op kringlooppapier zonder chloor.
KIES VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Als uitvinder, ontwerper en fabrikant kennen wij uw auto als geen ander: wij zijn vertrouwd met ieder detail. Bij erkende Fiat Service werkplaatsen werken monteurs die rechtstreeks door ons zijn opgeleid en alle soorten onderhoud professioneel en kwaliteitsbewust uitvoeren. Er is altijd een Fiat werkplaats in uw omgeving voor regulier onderhoud, zomer- en winterchecks en praktisch advies door onze experts.
Al onze originele onderdelen zijn onderworpen aan strenge tests, zowel in de ontwerp- als de fabricagefase, door specialisten die controleren op het gebruik van de beste materialen en de betrouwbaarheid testen. Dit garandeert prestaties en veiligheid op de lange termijn, voor u en de passagiers in uw auto. Vraag altijd om originele onderdelen en controleer of deze zijn gebruikt.
Beste klant, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze van de Fiat Freemont. We hebben deze handleiding geschreven om u vertrouwd te maken uw auto en u te leren deze op de best mogelijke manier te gebruiken. U dient deze handleiding volledig te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat.
UW AUTO INLEIDING Gefeliciteerd met de keuze van uw nieuwe FIAT. U kunt er zeker van zijn dat uw auto beschikt over alle karakteristieke FIAT-kenmerken: nauwkeurig vakmanschap, exclusieve styling en hoogwaardige kwaliteit. Voordat u met uw nieuwe auto gaat rijden, dient u deze gebruikershandleiding en alle bijlagen aandachtig te lezen. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met alle bedieningselementen van de auto en besteed vooral aandacht aan het remmen, sturen en schakelen.
BELANGRIJKE OPMERKING UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 2 DE VOLLEDIGE INHOUD VAN DIT DOCUMENT IS GEBASEERD OP DE MEEST RECENTE INFORMATIE OP HET MOMENT VAN PUBLICATIE. WIJ BEHOUDEN ONS HET RECHT VOOR OP ELK MOMENT HERZIENINGEN TE PUBLICEREN.
Gezien het grote aanbod van vervangende onderdelen en accessoires van diverse merken, kan de fabrikant niet garanderen dat door montage of installatie van dergelijke onderdelen de veilige rijeigenschappen van uw auto behouden blijven.
UW AUTO VEILIGHEID HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING? In de gedetailleerde index, achter in deze handleiding, vindt u een volledig overzicht van alle onderwerpen. Raadpleeg de inhoudsopgave om te weten in welk hoofdstuk de informatie staat die u zoekt. Raadpleeg de volgende tabel voor een beschrijving van de symbolen die mogelijk aanwezig zijn in uw auto of worden gebruikt in deze gebruikershandleiding: (afb.
WIJZIGINGEN/AANPASSINGEN VAN DE AUTO WAARSCHUWING! Wijzigingen en aanpassingen kunnen de rijeigenschappen en veiligheid van de auto in ernstige mate beïnvloeden en kunnen leiden tot ongevallen met ernstig of zelfs dodelijk letsel.
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL UW AUTO (afb. 2) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 6 (afb.
INSTRUMENTEN (afb. 3) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 8 1. Toerenteller Deze meter telt het aantal omwentelingen per minuut van de motor (omw/min x 1000). Voordat de meternaald het rode gedeelte bereikt moet u gas terugnemen om schade aan de motor te voorkomen. 2. Snelheidsmeter Geeft de snelheid van het voertuig aan. 3.
UW SLEUTELS Uw auto werkt met een startcontact zonder sleutel. Dit systeem bestaat uit een sleutelhouder met afstandsbediening en Keyless Ignition Node (KIN). Keyless Enter-N-Go™ Deze auto is uitgerust met de functie Keyless Enter-NGo™. Lees de paragraaf "Startprocedures" in het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer informatie hierover. OPMERKING: Wanneer de contactschakelaar na het indrukken van een toets niet reageert, is de batterij van de afstandsbediening (sleutelhouder) mogelijk bijna leeg of leeg.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN SLEUTELHOUDER De sleutelhouder bevat ook de afstandsbediening en de noodsleutel, die in de achterzijde van de sleutelhouder is ondergebracht. OPMERKING: U kunt de noodsleutel op twee manieren in de slotcilinders steken; het maakt niet uit welke kant van de sleutel zich aan de bovenzijde bevindt. Met de noodsleutel kunnen de portieren worden geopend wanneer de accu van de auto of de batterij van de sleutelhouder leeg is.
WAARSCHUWING! • Zet, voordat u de auto verlaat, altijd de schakelhendel in de stand PARK, trek de handrem aan en neem de sleutelhouder uit het contact. Sluit altijd de auto af wanneer u de auto verlaat. • Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een auto die niet is afgesloten. • Het achterlaten van kinderen zonder toezicht in een auto is om verschillende redenen gevaarlijk. Kinderen of derden lopen dan het risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
SENTRY KEY® UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 12 De Sentry Key® startonderbreker voorkomt ongeoorloofd gebruik van de auto door derden door de motor te blokkeren. U hoeft het systeem niet te activeren of in te schakelen. Dit systeem werkt automatisch, ongeacht of de auto is afgesloten.
OPMERKING: Als het startblokkeersysteem met de Sentry Key® moet worden gerepareerd, dient u alle sleutelhouders van de auto mee te brengen naar de erkende dealer. SLEUTELS LATEN PROGRAMMEREN Sleutelhouders of afstandsbedieningen kunnen worden geprogrammeerd door een erkende dealer.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 14 PORTIEREN EN ACHTERKLEP ONTGRENDELEN Druk eenmaal kort op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening om het portier aan de bestuurderszijde te ontgrendelen of druk tweemaal binnen vijf seconden om alle portieren en de achterklep te ontgrendelen. De richtingaanwijzers knipperen om aan te geven dat het ontgrendelsignaal is ontvangen.
BATTERIJ VAN AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Als vervangende batterij wordt een CR2032-batterij aanbevolen. OPMERKING: • Perchloraatmateriaal — vereist mogelijk een speciale behandeling. Batterijen kunnen gevaarlijke stoffen bevatten. Lever ze in bij een inzamelpunt voor chemisch afval. • Afgedankte batterijen zijn schadelijk voor het milieu.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 16 ALGEMENE INFORMATIE De afstandsbediening en signaalontvangers werken op een zendfrequentie van 434 MHz, zoals is voorgeschreven in de EU. Deze apparatuur moet zijn gecertificeerd conform de specifieke regelgeving in het desbetreffende land.
ALARMSYSTEEM Het voertuigbeveiligingsalarm (VSA) bewaakt de portieren, motorkap en achterklep van de auto tegen toegang door onbevoegden en de contactschakelaar tegen onbevoegd gebruik. Als het alarm om welke reden dan ook afgaat, laat het systeem een claxonsignaal met tussenpozen klinken, de koplampen en achterlichten knipperen, en het indicatielampje van het alarmsysteem in de instrumentengroep knippert.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 18 • Het alarmsysteem blijft actief wanneer de elektrisch bediende achterklep wordt geopend. Als u op de achterklepknop drukt, wordt het alarmsysteem niet uitgeschakeld. Als iemand de auto binnendringt via de achterklep en een portier opent, gaat het alarm af.
PREMIUM BEVEILIGINGSSYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) ALARM INSCHAKELEN Volg deze stappen voor het inschakelen van het alarmsysteem: Het premium beveiligingssysteem bewaakt de portieren, motorkapvergrendeling en achterklep van de auto tegen toegang door onbevoegden en de contactschakelaar tegen onbevoegd gebruik. Het systeem maakt tevens gebruik van een inbraaksensor met dubbele functie en een voertuigkantelsensor. De inbraaksensor bewaakt tegen beweging in het interieur van de auto.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN nadat de voeding is hersteld om te voorkomen dat het alarm afgaat. • De ultrasone inbraaksensor (bewegingsdetector) bewaakt uw auto actief elke keer wanneer u het alarmsysteem inschakelt. Indien gewenst kan de ultrasone sensor en de voertuigkantelsensor worden uitgeschakeld wanneer het alarmsysteem wordt ingeschakeld.
STUURSLOT Uw auto is mogelijk uitgerust met een passief elektronisch stuurslot. Dit slot zorgt ervoor dat de auto zonder contactsleutel niet kan worden bestuurd. Het stuurslot heeft zes posities (een per 60 graden). Als het stuurwiel naar een van deze posities wordt bewogen terwijl de sleutel zich in de OFF-stand bevindt, wordt het stuurwiel vergrendeld. HANDMATIG HET STUURWIEL VERGRENDELEN Draai het stuurwiel een halve slag bij draaiende motor. Zet de motor af en verwijder de contactsleutel.
• Bandenspanning UW AUTO • De functie Vehicle Information (Voertuiginformatie) • Beeldschermweergaven voor waarschuwingsmeldingen VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN • Menu uitschakelen Met dit systeem kan de bestuurder informatie selecteren door op de volgende knoppen op het stuur te drukken: (afb.
3. Het gedeelte met instelbare indicatoren onder de snelheidsmeter. uitgeschakeld) en "Lights On" (lampen aan, als de bestuurder uitstapt). In het hoofdscherm worden normaal gesproken het hoofdmenu of de schermen van een gekozen functie uit het hoofdmenu weergegeven. Het hoofdscherm toont ook ongeveer 60 mogelijke waarschuwings- of informatieberichten.
• Left Front Turn Signal Light Out (Richtingaanwijzer linksvoor defect) (met één geluidssignaal) • Liftgate Ajar (Achterklep open) (met één geluidssignaal) • Left Rear Turn Signal Light Out (Richtingaanwijzer linksachter defect) (met één geluidssignaal) • Low Washer Fluid (Ruitensproeiervloeistof bijna op) (met één geluidssignaal) • Right Front Turn Signal Light Out (Richtingaanwijzer rechtsvoor defect) (met één geluidssignaal) • Ignition or Accessory On (contactschakelaar in ON of ACC) • Right Rear T
• Oil Change Due (Olie verversen) (met één geluidssignaal) • Uitlaatsysteem — regeneratie nu vereist. In omstandigheden waarbij alleen zeer korte ritten met lage snelheid worden gemaakt, of ritten waarbij alleen met lage snelheid wordt gereden, bereiken de motor en het uitlaatgasnabehandelingssysteem nooit de vereiste omstandigheden om de opgevangen roetdeeltjes te verwijderen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ORANJE VERKLIKKERLAMPJES EVIC In dit gedeelte worden instelbare oranje indicatoren getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn: RODE VERKLIKKERLAMPJES EVIC In dit gedeelte worden instelbare rode indicatoren getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn: • Controlelampje brandstofpeil Als het brandstofpeil is gezakt tot ongeveer 11,0 liter, gaat dit lampje aan en blijft het branden tot er brandstof wordt bijgevuld.
motor stationair draait). Als het lampje van het laadsysteem blijft branden, is er een probleem met het laadsysteem. Laat de auto dan ONMIDDELLIJK CONTROLEREN. Neem contact op met een erkende dealer. wanneer de motor draait, is onmiddellijk onderhoud noodzakelijk. In een dergelijk geval is het mogelijk dat het motorvermogen afneemt, de motor versneld of onregelmatig stationair draait of afslaat en dat uw auto moet worden gesleept.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 28 lampje gaat branden, zet dan de auto veilig stil aan de kant van de weg. Schakel vervolgens naar NEUTRAL en laat de motor stationair of met een hoger toerental draaien tot het lampje dooft. Als u door blijft rijden terwijl het lampje voor de versnellingsbaktemperatuur brandt, kan de versnellingsbak ernstig beschadigd of defect raken.
Bereik tot lege tank Geeft de geschatte afstand weer die nog kan worden afgelegd met de brandstof die in de tank aanwezig is. Deze geschatte afstand wordt bepaald door een gewogen gemiddelde van het huidige en gemiddelde brandstofverbruik in relatie tot het huidige brandstofpeil in de tank. Het bereik tot lege tank kan niet worden gereset met de selectieknop.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN selectieknop. Door op de selectieknop te drukken terwijl "Trip Info" (Ritinformatie) wordt gemarkeerd, zal het EVIC op één scherm zowel Trip A (Rit A), als Trip B (Rit B), als de Elapsed Time (Verstreken tijd) tonen. Als u één van deze drie functies wilt terugstellen, drukt u op de OMHOOG- of OMLAAG-knop om de functie die u wilt resetten te markeren (selecteren).
• Olietemperatuur Toont de daadwerkelijke temperatuur van de olie. • Oliedruk Toont de huidige oliedruk. • Versnellingsbaktemperatuur Toont de huidige temperatuur van de versnellingsbak. • Bedrijfsuren motor Geeft het aantal uren weer dat de motor in bedrijf is geweest. BERICHTEN Druk in het hoofdmenu op de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd deze ingedrukt totdat het bericht "Messages: XX" (Berichten: XX) gemarkeerd verschijnt in het EVIC.
UW AUTO (Kompasinstellingen), Audio and Phone/Bluetooth settings (Audio- en telefoon-/Bluetooth-instellingen). OPMERKING: Er kan telkens slechts één onderdeel van het aanraakscherm tegelijk worden weergegeven. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Druk op de toets "Settings" om toegang te krijgen tot het Settings scherm, gebruik de schermtoetsen Page Up / Down om door de volgende instellingen te scrollen.
• Modus (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Druk op de schermtoets Mode (Modus) om dit scherm te veranderen. In dit scherm kunt u een van de automatische scherminstellingen selecteren. Om de status van de modus te veranderen drukt u op de schermtoets Day (Dag), Night (Nacht) of Auto en laat deze weer los. Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links. • Taal Druk op de schermtoets Language (Taal) om dit scherm te veranderen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 34 Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Set Time (Tijd instellen), stel de uren en minuten met de schermtoetsen 'omhoog' en 'omlaag', selecteer AM ('s ochtends) of PM ('s middags), selecteer 12 hr of 24 hr en druk tot slot op de schermtoets met de pijl naar links wanneer alle keuzes zijn gemaakt.
Lights (Verlichting) • Uitschakelvertraging koplampen Druk op de schermtoets Headlight Off Delay (uitschakelvertraging koplampen) om dit scherm te veranderen. Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of bij uitstappen de koplampen nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven branden. Druk, om de status van de Headlight Off Delay (uitschakelvertraging koplampen) te veranderen op de schermtoets 0, 30, 60 of 90. Druk daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 36 (Knipperen bij vergrendelen) om dit scherm te veranderen. Wanneer deze functie geselecteerd is, knipperen de richtingaanwijzers voor en achter wanneer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt via de afstandsbediening. Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Flash Headlights with Lock (Knipperen bij vergrendelen).
OPMERKING: Wanneer de auto is uitgerust met Keyless Enter-N-Go™ (Passive Entry) en het EVIC is geprogrammeerd om alle portieren na eenmaal drukken te ontgrendelen, dan zullen alle portieren worden ontgrendeld, ongeacht welke portierhandgreep wordt vastgepakt. Als "Driver Door 1st Press" (Ontgrendel bestuurdersportier na één keer drukken) is geprogrammeerd, wordt alleen het bestuurdersportier ontgrendeld wanneer dit wordt vastgepakt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 38 Engine Off Options (opties voor uitgeschakelde motor) • Uitschakelvertraging koplampen Druk op de schermtoets Headlight Off Delay (uitschakelvertraging koplampen) om dit scherm te veranderen. Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of bij uitstappen de koplampen nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven branden.
Compass Settings (instellingen van kompas) • Variance (afwijking) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Druk op de schermtoets Variance (afwijking) om dit scherm te veranderen. De kompasafwijking is het verschil tussen het magnetische noorden en het geografische noorden. Ter compensatie van de verschillen moet de kompasafwijking aan de hand van de zonekaart worden ingesteld voor de zone waarin de auto wordt gebruikt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 40 • Calibration (Kalibratie) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Druk op de knop Calibration om deze instelling te veranderen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer totdat het kompas is gekalibreerd.
Telefoon / Bluetooth Display (scherm) • Gekoppelde apparaten Deze functie toont welke telefoons zijn gekoppeld aan het telefoon/Bluetooth-systeem. Raadpleeg de aanvullende handleiding van Uconnect Touch™ voor meer informatie hierover. • Display Mode (schermmodus) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) In dit scherm kunt u een van de automatische scherminstellingen selecteren. Om de status van de modus te veranderen drukt u op de schermtoets Day (Dag), Night (Nacht) of Auto en laat deze weer los.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 42 • Set Language (Taal instellen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) In dit scherm kunt u een van de drie talen voor de schermweergave selecteren, met inbegrip van de ritfuncties en het navigatiesysteem (voor bepaalde uitvoeringen/landen).
instelling Sync Time (Tijd synchroniseren) te veranderen, op de schermtoets On (Aan) of Off (Uit). Druk daarna op de schermtoets met de pijl naar links. • Uren instellen Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de weergegeven tijd veranderen. Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Set Time (Tijd instellen), stel de uren in met de schermtoetsen up (omhoog) en down (omlaag) en druk vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links wanneer alle keuzes zijn gemaakt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 44 een waarschuwing dat u op de hele omgeving moet blijven letten. Na vijf seconden verdwijnt deze waarschuwing. De ParkView® camera bevindt zich aan de achterzijde van de auto, boven de kentekenplaat.
• Auto Dim High Beams (grootlicht automatisch dimmen) "SmartBeam™" (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Wanneer u deze functie selecteert, zal het grootlicht onder bepaalde omstandigheden automatisch uitgeschakeld worden. Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Auto High Beams (automatisch grootlicht). Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links. Raadpleeg "Verlichting/SmartBeam™(voor bepaalde uitvoeringen/landen)” in “Uw auto” voor meer informatie.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 46 • 1st Press of Key Fob Unlocks (Ontgrendelen door eenmaal te drukken op de sleutelhouder) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Als u Unlock Driver Door Only On 1st Press (alleen bestuurdersportier na eerste keer drukken ontgrendelen) selecteert, wordt alleen het bestuurdersportier ontgrendeld bij de eerste druk op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening.
Engine Off Options (opties voor uitgeschakelde motor) • Engine Off Power Delay (vertraging voedingsspanning bij uitgeschakelde motor) Wanneer deze functie is geselecteerd, blijven de elektrisch bedienbare ruiten, de radio, het Uconnect™ telefoonsysteem (voor bepaalde uitvoeringen/landen), DVD-videosysteem (voor bepaalde uitvoeringen/ landen), het elektrisch bedienbare zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/landen) en de aansluitcontacten nog maximaal 10 minuten werken nadat de contactschakelaar in de stand OF
Compass Settings (instellingen van kompas) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN • Variance (afwijking) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De kompasafwijking is het verschil tussen het magnetische noorden en het geografische noorden. Ter compensatie van de verschillen moet de kompasafwijking aan de hand van de zonekaart worden ingesteld voor de zone waarin de auto wordt gebruikt.
• Perform Compass Calibration (kompaskalibratie uitvoeren) (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) Druk op de knop Calibration om deze instelling te veranderen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer totdat het kompas is gekalibreerd.
STOELEN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES De stoelen vormen een belangrijk onderdeel van het beveiligingssysteem voor inzittenden van de auto. WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren in de laadruimte. Bij een ongeval lopen personen in deze ruimte een groter risico op ernstig of dodelijk letsel.
De zitting omhoog of omlaag kantelen De hoek van de zitting kan in vier richtingen worden versteld. Trek de voorzijde van de stoelschakelaar omhoog of druk de achterzijde van de stoelschakelaar omlaag om het voorste of achterste gedeelte van de zitting in de richting van de schakelaar te verstellen. Laat de schakelaar los zodra de gewenste stand is bereikt. WAARSCHUWING! • Het verstellen van een stoel tijdens het rijden kan gevaarlijk zijn.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN WAARSCHUWING! • Personen die geen pijn op de huid kunnen voelen als gevolg van ouderdom, chronische ziekte, diabetes, rugletsel, medicatie, alcoholgebruik, uitputting of een andere lichamelijke conditie, moeten voorzichtig zijn bij het gebruik van de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij lage temperaturen brandwonden veroorzaken, met name als de verwarming langdurig wordt gebruikt. (Vervolgd) Voor uitvoeringen met Uconnect Touch™ 4.
HI (hoge stand) in LO (lage stand). De lage stand (LO) wordt automatisch na 30 minuten uitgeschakeld (OFF). Uitvoeringen met Uconnect Touch™ 8.4 en 8.4 Nav: Kies de schermtoets "Controls" (bedieningselementen) op het Uconnect Touch™ display. (afb. 17) Kies eenmaal de schermtoets onder "Driver" (bestuurder) of "Passenger" (passagier) om een hoge verwarmingsstand (HI) te kiezen. Kies de schermtoets een tweede maal om de LO-level verwarming te selecteren.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN WAARSCHUWING! • Het verstellen van een stoel tijdens het rijden kan gevaarlijk zijn. Het verstellen van een stoel tijdens het rijden kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en een aanrijding met ernstig of zelfs dodelijk letsel veroorzaakt. • Het verstellen van de stoelen moet plaatsvinden voordat de veiligheidsgordels zijn vastgegespt en terwijl de auto is geparkeerd.
WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen. Door een plotselinge beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen. De autogordel is wellicht niet correct ingesteld en u kunt zo letsel oplopen. Verstel de stoel alleen als de auto is geparkeerd. • Rijd nooit met de rugleuning zo schuin ingesteld dat de schoudergordel niet meer tegen uw borstkas rust.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN WAARSCHUWING! Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen. Door een plotselinge beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen. Stel de stoel alleen in als de auto geparkeerd staat. HOOFDSTEUNEN Hoofdsteunen zijn ontworpen om het risico van letsel te verlagen door de bewegingsvrijheid van het hoofd te beperken tijdens aanrijdingen van achteren.
“Veiligheidsgordelsystemen” in “Veiligheid” voor meer informatie. UW AUTO Trek aan de hoofdsteunen om ze te verhogen. Als u de hoofdsteun wilt verlagen, drukt u op de knop onder aan de hoofdsteun en drukt u de hoofdsteun naar beneden. (afb. 23) VEILIGHEID Voor een comfortabele positie kan de actieve hoofdsteun naar voren en naar achteren worden gekanteld. Als u de hoofdsteun dichter naar uw achterhoofd wilt kantelen, trekt u de onderkant van de hoofdsteun naar voren.
OPMERKING: UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 58 • De hoofdsteunen mogen uitsluitend door bevoegde monteurs worden verwijderd en alleen voor onderhoudswerkzaamheden. Als een hoofdsteun verwijderd moet worden, neem dan contact op met een erkende dealer.
• Raadpleeg "Veiligheidsgordelsystemen" in "Veiligheid" voor de correcte bevestiging van de gordel bij gebruik van een kinderzitje. WAARSCHUWING! Rijden in een voertuig zonder hoofdsteunen of met hoofdsteunen die niet goed zijn afgesteld kan leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel in geval van een botsing.Voor u in het voertuig gaat rijden moet u altijd de hoofdsteunen controleren. De hoofdsteunen mogen nooit worden afgesteld in een rijdende auto.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN WAARSCHUWING! • Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren in de laadruimte. Bij een ongeval lopen personen in deze ruimte een groter risico op ernstig of dodelijk letsel. • Vervoer geen personen in een ruimte van de auto die niet is voorzien van stoelen en veiligheidsgordels. • Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel zit en op de juiste wijze de veiligheidsgordel draagt.
WAARSCHUWING! Controleer of de rugleuning stevig is vergrendeld. Anders is de zitting niet voldoende stabiel voor kinderzitjes en/of de andere inzittenden. Een instabiele zitting kan leiden tot ernstig letsel. Naar achteren en naar voren verstellen De regelhendel bevindt zich aan de portierzijde van de stoel. Licht de hendel op om de stoel naar voren of naar achteren te verplaatsen. Laat de hendel los zodra de stoel zich in de gewenste stand bevindt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen. Door een plotselinge beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen. De autogordel is wellicht niet correct ingesteld en u kunt zo letsel oplopen. Verstel de stoel alleen als de auto is geparkeerd. • Rijd nooit met de rugleuning zo schuin ingesteld dat de schoudergordel niet meer tegen uw borstkas rust.
WAARSCHUWING! Houd de gesp schoon en vrij van belemmeringen en zorg dat de rugleuning stevig is vergrendeld. Anders is de zitting niet voldoende stabiel voor kinderzitjes en/of de andere inzittenden. Een instabiele zitting kan leiden tot ernstig letsel. UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Stadium Tip 'n Slide™ (Easy Entry/Exit Seat) — uitvoeringen voor zeven passagiers Met deze functie kunnen de passagiers van de derde zitrij makkelijk in - en uitstappen aan beide zijden van het voertuig.
UW AUTO VEILIGHEID WAARSCHUWING! Niet rijden met de stoel in deze stand omdat deze stand alleen bedoeld is om het in- en uitstappen voor passagiers op de derde zitrij te vergemakkelijken. Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
De rugleuning kan ook worden vergrendeld in de achterover gekantelde stand. Daarvoor trekt u de ontgrendellus die zich boven aan de rugleuning bevindt omhoog, laat de rugleuning naar achteren leunen en laat de ontgrendellus los. UW AUTO VEILIGHEID (afb. 33) Hendel rugleuning WAARSCHUWING! • Controleer of de rugleuning stevig is vergrendeld. Anders biedt de stoel niet voldoende stabiliteit voor de passagiers. Een instabiele zitting kan leiden tot ernstig letsel.
VERSTELBARE STUURKOLOM UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Met deze functie kunt u de stuurkolom in de hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom ook in de lengte verstellen. De bedieningshendel voor lengte- en hoogteverstelling bevindt zich onder het stuur aan het uiteinde van de stuurkolom. (afb. 35) Om de stuurkolom te ontgrendelen drukt u de bedieningshendel naar beneden.
SPIEGELS BINNENSPIEGEL MET DAG/NACHTSTAND Via een dubbel scharniersysteem kunt u de spiegel horizontaal en verticaal verstellen. Stel de spiegel zo in dat u door het midden van de achterruit kijkt. U kunt hinderlijke weerspiegeling van koplampen verminderen door het bedieningshendeltje onder de spiegel in de nachtstand te zetten (hendel naar de achterkant van de auto gekanteld). Stel de spiegel af terwijl deze in de dagstand staat (naar de voorruit toe). (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES BUITENSPIEGELS Voor een optimaal resultaat dient u de spiegels zo af te stellen dat u de naastliggende rijbaan goed in het zicht hebt en er tevens een geringe overlapping is met het zicht in de binnenspiegel. OPMERKING: Het bolle oppervlak van de buitenspiegel aan de passagierszijde biedt een veel bredere kijkhoek met name op de rijbaan naast uw auto.
OPMERKING: Een lampje in de knop geeft dan aan dat de spiegel is geactiveerd en kan worden versteld. ELEKTRISCH INKLAPBARE SPIEGELS (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De schakelaar voor de elektrische inklapbare spiegels bevindt zich tussen de spiegelschakelaars L (links) en R (rechts). Druk eenmaal op de schakelaar om de spiegels in te klappen en druk nogmaals op de schakelaar om de spiegels naar de normale rijstand terug te klappen.
UW AUTO VEILIGHEID "Schuifstangfunctie" zonneklep (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Met deze functie zijn er meer standen mogelijk om de zon te weren met de zonneklep. 1. Klap de zonneklep naar beneden. 2. Neem de zonneklep van de klem in het midden af. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 3. Trek de zonneklep in de richting van de achteruitkijkspiegel om het zonwerende vlak te vergroten.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN (afb. 40) Toets voor klimaatregeling op Uconnect Touch™ systeem 4.3 (afb. 42) Automatische temperatuurregeling — toetsen WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES (afb. 41) Automatische temperatuurregeling — toetsen (afb. 43) Handmatige klimaatregeling met Uconnect Touch™ systeem 4.
Beschrijving van de toetsen en schermtoetsen UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 1. Knop MAX A/C Druk kort op deze knop om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer MAX A/C is ingeschakeld. Als u nogmaals op deze knop drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handmatige modus en gaat het indicatielampje MAX A/C uit. 2. A/C-knop Druk kort op deze knop om de huidige instelling te wijzigen.
brandt wanneer de achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruitverwarming wordt na ongeveer 10 minuten automatisch uitgeschakeld. 8. Knop temperatuurverhoging passagiers Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurregeling. Druk op deze toets om de ingestelde temperatuur te verhogen. Het negeren van de volgende waarschuwingen kan leiden tot schade aan de verwarmingselementen: • Wees voorzichtig bij het wassen van de binnenkant van de achterruit.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 11. Aanjagerschakelaar De aanjagerschakelaar wordt gebruik om de hoeveelheid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem stroomt. De schakelaar heeft zeven standen. Als u het aanjagertoerental wijzigt, schakelt het systeem van automatische werking naar handmatige bediening.
• Vloerstand Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming. • Gemengde stand De lucht stroomt via de vloeropeningen, ontdooiroosters en de roosters voor ontwaseming van de zijramen. Deze stand kunt u het beste gebruiken bij koud weer of sneeuw. • Ontdooistand De lucht stroomt via de roosters voor ontwaseming van de voorruit en zijramen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 76 met de hand de aanjager en luchtverdeling in. Zorg ook dat u alleen de stand Instrumentenpaneel, Ventilatie op twee niveaus of Vloer kiest. andere instellingen worden gekozen, schakelt de MAX A/C-functie naar de vorige instellingen en gaat het indicatielampje MAX A/C uit.
AUTOMATISCHE TEMPERATUURREGELING (ATC) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De toetsen van de automatische temperatuurregeling bevinden zich in het midden op het instrumentenpaneel. OPMERKING: Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect Touch™ scherm. • De temperatuur kan worden weergegeven in Amerikaanse of metrische maateenheden, door de programmeerbare optie US of Metric (metrisch) te kiezen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 78 Het aanjagertoerental kan op elke gewenste constante waarde worden ingesteld met de aanjagerschakelaar. De aanjager werkt dan met een vast toerental, totdat een ander toerental wordt gekozen. Zo kunnen de inzittenden voorin de luchthoeveelheid regelen die in het voertuig circuleert en de automatische stand annuleren.
Achterin geblokkeerd Wanneer op de schermtoets Rear Temperature Lock (temperatuurregeling achterin blokkeren) op het Uconnect Touch™ scherm wordt gedrukt, wordt een vergrendelsymbool op het scherm achterin weergegeven. De temperatuur en luchtverdeling achterin worden vanaf door het Uconnect Touch™ systeem geregeld. (afb. 46) De inzittenden op de tweede zitrij kunnen de ATCregelknoppen achterin niet bedienen tenzij de functie met de toets Rear Temperature Lock is uitgeschakeld. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN niet meer te wijzigen. U ervaart het meeste gebruiksgemak wanneer u het systeem automatisch laat werken. OPMERKING: U hoeft de temperatuurinstelling niet te wijzigen wanneer de auto warm of koud is. Het systeem kiest zelf automatisch de temperatuur, de luchtdistributie en de aanjagersnelheid om zo snel mogelijk te voorzien in comfort. WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES (afb.
het symbool Temperatuur achterin geblokkeerd op de temperatuurregelknop en alle instellingen via de dakconsole worden genegeerd. • Vloerstand Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. REGELKNOP LUCHTDISTRIBUTIE ACHTERIN AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING • Auto Het achtersysteem handhaaft automatisch de correcte luchtdistributie en het comfortniveau zoals gewenst door de inzittenden achterin. • Dakbekleding stand Er komt lucht naar binnen via de ventilatieroosters in de dakbekleding.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 82 Stalling Wanneer u de auto twee weken hebt gestald of niet hebt gebruikt (bijv. in de vakantie), laat het aircosysteem daarna dan gedurende vijf minuten werken bij stationair toerental in de buitenlucht en met een hoog aanjagertoerental.
Aanbevolen handmatige instellingen voor diverse weersomstandigheden (afb. 48) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
VERLICHTING UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN KOPLAMPSCHAKELAAR De koplampschakelaar bevindt zich links van het instrumentenpaneel. Met deze schakelaar bedient u de koplampen, de parkeerlichten, de instrumentenverlichting, het dimmen van de instrumentenverlichting, de interieurverlichting en de mistlampen. (afb. 49) Draai de koplampschakelaar rechtsom naar de eerste klikstand om de parkeerlichten en de instrumentenverlichting te bedienen.
OPMERKING: De functie "Koplampen aan bij ingeschakelde ruitenwissers" kan met het Uconnect Touch™ systeem worden in- en uitgeschakeld, raadpleeg "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto" voor meer informatie. OPMERKING: De uitschakelvertraging van de koplampen kan worden geprogrammeerd met het Uconnect Touch™ systeem, raadpleeg "Uconnect Touch™ instellingen in "Uw auto" voor meer informatie. UITSCHAKELVERTRAGING VAN DE KOPLAMPEN Deze functie zorgt ervoor dat u nog ca.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN de mistkoplampen uit te schakelen. Bij auto's zonder mistkoplampen worden de mistachterlichten ingeschakeld als u de schakelaar de eerste keer indrukt. Wanneer de mistlampen zijn ingeschakeld, brandt een indicatielampje in de instrumentengroep branden. MULTIFUNCTIONELE HENDEL Met multifunctionele hendel bedient u de richtingaanwijzers, het dim- en grootlicht en het lichtsignaal.
LANE CHANGE ASSIST Tik de hendel eenmaal omhoog of omlaag zonder hem in de klikstand te duwen; de richtingaanwijzer (rechts of links) knippert dan driemaal en gaat vervolgens automatisch uit. DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR Druk de multifunctionele hendel naar voren om het grootlicht in te schakelen. Trek de multifunctionele hendel naar u toe om het dimlicht weer in te schakelen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 88 INTERIEURVERLICHTING VOLLEDIG UITSCHAKELEN (OFF) Draai de dimschakelaar geheel naar beneden in de stand OFF. De interieurverlichting blijft nu uit wanneer een portier wordt geopend. INSTRUMENTENVERLICHTING Draai de dimschakelaar omhoog naar de eerste klikstand.
INSTAPVERLICHTING RUITENWISSERS EN -SPROEIERS De interieurverlichting gaat aan wanneer u de afstandsbediening gebruikt voor het ontgrendelen of openen van de portieren of de achterklep. De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier bevindt zich links van de stuurkolom. (afb. 53) UW AUTO De voorruitwissers worden bediend met een schakelaar op het uiteinde van de hendel te draaien. Raadpleeg “Functies achterruit” voor meer informatie over het gebruik van de achterruitwisser/-sproeier.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Er zijn vijf intervalstanden waarmee u het wisinterval kunt regelen tussen het minimum van één wisbeweging per twee seconden tot het maximum van één wisbeweging per 36 seconden bij rijsnelheden lager dan 16 km/u. Bij rijsnelheden hoger dan16 km/u, varieert de vertraging van het minimum van één wisbeweging per seconde tot het maximum van één wisbeweging per ongeveer 18 seconden.
• Zet de ruitenwissers uit als u door een automatische autowasstraat gaat. De ruitenwissers kunnen beschadigd raken als u ze niet uitschakelt. • Zet bij koud weer de ruitenwisserschakelaar eerst in de stand OFF en laat de ruitenwissers de ruststand terugkeren voordat u het contact afzet (OFF). Als de ruitenwisserschakelaar in de stand ON blijft staan, vriezen de ruitenwissers aan de voorruit vast en kan de ruitenwissermotor doorbranden wanneer de motor weer wordt gestart.
UW AUTO KOPLAMPSPROEIERS (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De koplampsproeiers zijn verzonken in de bovenkant van het spatbord, in het midden onder de koplamp. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES Met de bedieningshendel voor de ruitenwissers/ sproeiers bedient u de koplampsproeiers als de contactschakelaar in de stand ON staat en de koplampen zijn ingeschakeld.
Draai de schakelaar tot voorbij de eerste stand om de achterruitsproeier in te schakelen. De ruitensproeierpomp blijft werken zolang u de schakelaar in deze stand houd. Na loslaten maakt de ruitenwisser nog drie wisbewegingen en keert vervolgens in de ruststand terug. (afb. 57) Als de achterruitwisser is ingeschakeld wanneer het contactslot in de stand LOCK wordt gezet, keert de ruitenwisser automatisch in de ruststand terug.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruitverwarming wordt na ongeveer 10 minuten automatisch uitgeschakeld. CRUISECONTROL OPMERKING: Gebruik de achterruitverwarming uitsluitend wanneer de motor draait, om ontladen van de accu te voorkomen. De knoppen voor de cruisecontrol bevinden zich aan de rechterzijde van het stuur. (afb.
OPMERKING: Om de correcte werking te waarborgen, is de cruisecontrol zodanig uitgevoerd dat het systeem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig meerdere functies van de cruisecontrol bedient. Als dit gebeurt, kan het systeem opnieuw in werking worden gesteld door op de knop ON/OFF van de cruisecontrol te drukken en de gewenste snelheid opnieuw in te stellen. INSCHAKELEN Druk op de knop ON/OFF. Het indicatielampje van de cruisecontrol gaat branden in de instrumentengroep.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 96 INGESTELDE SNELHEID AANPASSEN Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u de snelheid verhogen door op de knop RES (+) te drukken. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de ingestelde snelheid continu verhoogd totdat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid wordt dan ingesteld. Als u eenmaal op de knop RES (+) drukt, wordt de ingestelde snelheid verhoogd met 2 km/u.
DAKCONSOLE De dakconsole bevat de interieurverlichting, leeslampjes, een bergvakje voor zonnebrillen, een observatiespiegel en een schakelaar voor het optionele, elektrisch bedienbare zonnedak. (afb. 59) INTERIEURVERLICHTING/LEESLAMPJES De dakconsole is voorzien van twee lampjes voor de interieurverlichting. De verlichting gaat aan wanneer u een portier of de achterklep opent.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN OBSERVATIESPIEGEL INTERIEUR De bolle achteruitkijkspiegel biedt de bestuurder en de passagier voorin een breed zicht op de inzittenden achterin. Als u de observatiespiegel wilt gebruiken, drukt u op uitstekende staven van de klep voor het opbergvak, waarna u de klep loslaat om deze naar beneden te laten klappen. Vervolgens tilt u de klep omhoog tot het opbergvak bijna is afgesloten en laat u de klep los.
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN OPBERGRUIMTE De schakelaar voor de waarschuwingsknipperlichten bevindt zich in het schakelaarpaneel op het instrumentenpaneel boven de klimaatregelknoppen. HANDSCHOENENKASTJE Het handschoenenkastje bevindt zich aan de passagierszijde van het instrumentenpaneel. Trek aan de handgreep om het handschoenenkastje te openen. Druk op de schakelaar om de alarmknipperlichten in te schakelen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN OPBERGRUIMTE MIDDENCONSOLE Onder de armsteun van de middenconsole bevindt zich een opbergruimte. (afb. 65) Trek de handgreep aan de voorzijde van de klep naar boven om de opbergruimte te openen. (afb. 66) WAARSCHUWING! Ga niet rijden met de auto als consolevak is geopend. Tijdens het rijden moeten mobiele telefoons, MP3-spelers en andere draagbare apparatuur zijn opgeborgen.
Verschuifbare armsteun (alleen automatische versnellingsbak) Voor een eenvoudige toegang tot de opbergruimte kan de middenarmsteun kan ook naar achteren worden geschoven. (afb. 67) OPMERKING: Zorg dat de voorwerpen in het opbergvak de grendel niet blokkeren voordat u de stoel dichtklapt. Duw de zitting naar beneden na sluiten van het vakje en zorg dat de vergrendeling vastgrijpt in het draagvlak.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN TIJDELIJK OPBERGVAK TWEEDE ZITRIJ Dit is een tijdelijk opbergvak dat gebruikt kan worden als de rugleuning/armsteun is neergeklapt. Zorg dat alle voorwerpen uit dit vak zijn verwijderd voordat de rugleuning/armsteun wordt opgeklapt. Dit opbergvak bevindt zich in de vloer achter de voorstoelen. Ieder opbergvak van 5,9 l kan 12 blikjes van 0,35 l bevatten plus ijs of andere voorwerpen.
ELEKTRISCHE AANSLUITCONTACTEN In de middenconsole onder de radio bevindt zich een aansluitcontact van 12 volt (13 amp). Op dit aansluitcontact staat spanning wanneer de contactschakelaar in de stand ON/RUN of ACC staat. (afb. 72) UW AUTO VEILIGHEID Dit aansluitcontact werkt ook als sigarettenaansteker. Om het verwarmingselement te sparen, mag de aansteker niet ingedrukt in de verwarmingstand worden gehouden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Aan de achterzijde van de middenconsole bevindt zich het derde aansluitcontact van 12 volt. Op dit aansluitcontact staat spanning wanneer de contactschakelaar in de stand LOCK, ON of ACC staat. (afb. 74) Op het linker bekledingspaneel van de bagageruimte bevindt zich het vierde aansluitcontact van 12 volt. Op dit aansluitcontact staat spanning wanneer de contactschakelaar in de stand ON of ACC staat. (afb.
(Vervolgd) • De aansluitcontacten zijn uitsluitend bedoeld voor accessoirestekkers. Steek geen voorwerpen in de aansluitcontacten, om te voorkomen dat de contacten worden beschadigd en de zekering doorbrandt. Bij verkeerd gebruik van het elektrische aansluitcontact kan schade worden veroorzaakt die niet door de beperkte garantie van een nieuw voertuig wordt gedekt. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD • Veel accessoires die u op de aansluitcontacten kunt aansluiten, ontvangen ook voedingsspanning van de accu in de auto als u ze niet gebruikt (bijv. mobiele telefoons). Als u de accessoires te lang aangesloten laat, raakt de accu zo ver ontladen dat de levensduur ervan afneemt en/of de motor niet meer zal starten. • Accessoires die veel vermogen vergen, zoals koelers, stofzuigers, lampen, enz.
Wanneer de armsteun is neergeklapt bevinden de bekerhouders zich in de hoofdsteun. De hoofdsteun kan worden versteld om de bekerhouders een betere plaats te geven. (afb. 78) Laat kinderen nooit alleen achter in de auto terwijl de sleutel in de contactschakelaar steekt. Naast de bekerhouders kunnen sommige uitvoeringen zijn voorzien van flessenhouders. De flessenhouders bevinden zich in de portierpanelen. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De schakelaar voor het elektrisch bedienbare zonnedak bevindt zich in de dakconsole tussen de zonnekleppen. (afb. 80) STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
ZONNEDAK OPENEN — SNEL Als u de schakelaar naar achteren drukt en snel (binnen een halve seconde) loslaat, wordt het zonnedak automatisch vanuit iedere stand geopend. Het zonnedak wordt volledig geopend en stopt automatisch. Dit is de functie "Snel openen". De functie Snel openen zorgt dat bij iedere beweging van de schakelaar het zonnedak stopt. ZONNEDAK OPENEN — HANDMATIG Om het zonnedak te openen, drukt u de schakelaar naar achteren en houdt u de schakelaar in deze stand.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 110 OPMERKING: U kunt de zonwering niet sluiten als het zonnedak is geopend. WINDGERUIS Windgeruis kan worden beschreven als het gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met het geluid van een helikopter. U ervaart dit windgeruis mogelijk wanneer de ramen zijn geopend of wanneer het zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/landen) geheel of gedeeltelijk is geopend.
PORTIERVERGRENDELING HANDMATIGE PORTIERVERGRENDELING Als u alle portieren wilt vergrendelen, drukt u de portiervergrendelknop op ieder bekledingspaneel omlaag. Als u de voorportieren wilt ontgrendelen, trekt u de binnenhandgreep in de eerste klikstand. Als u de achterportieren wilt ontgrendelen, trekt u de portiervergrendelknop op het bekledingspaneel omhoog. (afb. 81) Wanneer de vergrendelknop is ingedrukt als u het portier sluit, wordt het portier vergrendeld.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (Vervolgd) • Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en laat het contact van auto's met Keyless Enter-N-Go™ niet in de stand ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen van de elektrische raambediening of andere schakelaars kunnen bedienen of de auto in beweging kunnen zetten.
4. de portieren niet al eerder werden ontgrendeld; 3. Schakel het contact binnen 15 seconden viermaal heen en weer tussen de standen LOCK en ON/ RUN en zet de schakelaar na de vierde keer in de stand LOCK (start de motor niet). Start echter niet de motor. Raadpleeg voor het veranderen van de huidige instellingen "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto" voor meer informatie. 4. Druk binnen 30 seconden op de schakelaar voor centrale portiervergrendeling om de portieren te ontgrendelen.
Activeren van het kinderslot UW AUTO 1. Open het achterportier. VEILIGHEID 2. Steek de punt van de noodsleutel (of een soortgelijk voorwerp) in het kinderslot en draai het slot naar de stand LOCK.(afb. 83)(afb. 84) 3. Herhaal stappen 1 en 2 voor het andere achterportier.
OPMERKING: Het kinderslot uitschakelen • Controleer na het activeren van het kinderslot altijd of het portier niet van binnenuit kan worden geopend. 1. Open het achterportier. UW AUTO 2. Steek de punt van de noodsleutel (of een soortgelijk voorwerp) in het kinderslot en draai het slot naar de stand UNLOCK. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD KEYLESS ENTER-N-GO™ Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde: Het Passive Entry-systeem is een uitbreiding van het afstandsbedieningsysteem van de auto en een functie van Keyless Enter-N-Go™. Met deze functie kunt u portieren van uw auto vergrendelen en ontgrendelen zonder dat u op de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de afstandsbediening hoeft te drukken.
OPMERKING: Als "Unlock All Doors On 1st Press" (alle portieren ontgrendelen met één druk op de ontgrendelknop) is geprogrammeerd, worden alle portieren ontgrendeld wanneer u de handgreep van het bestuurdersportier vastpakt. Raadpleeg voor het kiezen tussen "Unlock Driver Door 1st Press" (ontgrendel bestuurdersportier na één keer drukken) en "Unlock All Doors 1st Press" (ontgrendel alle portieren na één keer drukken), "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto" voor meer informatie.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN treedt wanneer de contactschakelaar in de stand OFF staat. Als een van de autoportieren is geopend en de schakelaar in het bekledingspaneel wordt bediend om de auto af te sluiten, zal het voertuigsysteem na het sluiten van alle portieren controleren of er binnen of buiten de auto geldige afstandsbedieningen met Passive Entry aanwezig zijn.
RAMEN ELEKTRISCH BEDIENDE RAMEN Met de ruitbediening op het bekledingspaneel van het bestuurdersportier kunt u alle portierruiten bedienen. (afb. 89) Op het bekledingspaneel van elk van de passagiersportieren bevindt zich één raambedieningschakelaar waarmee het raam van de desbetreffende portier kan worden geopend en gesloten. De ruitbediening werkt alleen als de contactschakelaar in de stand ON/RUN of ACC staat.
UW AUTO VEILIGHEID Automatische sluitfunctie met klembeveiliging (voor bepaalde uitvoering/landen) Bij sommige modellen zijn de ramen van het bestuurders- en passagiersportier voorzien van de functie "Automatisch sluiten". Zet de raamschakelaar naar de tweede klikstand, laat deze los, dan gaat het raam automatisch dicht. STARTEN EN RIJDEN Als u tijdens het gebruik van de automatische sluitfunctie het raam wilt stoppen voordat het volledig is gesloten, duwt u de schakelaar kort omlaag.
nogmaals kort op de ruitblokkeerschakelaar om deze in de stand Omhoog te zetten. (afb. 90) WINDGERUIS Windgeruis kan worden beschreven als het gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met het geluid van een helikopter. U ervaart dit windgeruis mogelijk wanneer de ramen zijn geopend of wanneer het zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/landen) geheel of gedeeltelijk is geopend. Dit is een normaal verschijnsel, dat tot een minimum kan worden beperkt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWING! • Wanneer u met een geopende achterklep rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de auto belanden. Deze dampen kunnen schadelijk zijn voor u en uw passagiers. Rijd alleen met gesloten achterklep. • Wanneer u toch met open achterklep moet rijden, zorg dan dat alle ramen gesloten zijn en dat de aanjager van de airco op de hoogste stand staat. Schakel de recirculatiestand niet in.
BAGAGE-MANAGEMENTSYSTEEM SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN VOOR VIJF PASSAGIERS • Een hogere laadvloer die bovenop een grote ingebouwde opbergruimte ligt. • Een drievoudig luik dat in de laadvloer is ingebouwd zodat men makkelijk toegang heeft tot de voorwerpen in de opbergruimte. • 60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waardoor meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
SJORHAKEN BAGAGE UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN WAARSCHUWING! De sjorhaken zijn geen veilige verankeringen voor de ankerband van een kinderzitje. Bij een noodstop of een botsing kan een haak worden losgetrokken en kan het kinderzitje losraken. Het kind zou ernstig letsel kunnen oplopen. Gebruik alleen de ankerpunten die speciaal bedoeld zijn voor de ankerbanden voor kinderzitjes. De sjorhaken bevinden zich op beide achterbekledingspanelen.
laadruimte achterin is niet bedoeld voor passagiers. Zij horen in stoelen te zitten en veiligheidsgordels te dragen. OPROLBAAR DEKZEIL VOOR DE LAADRUIMTE (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) — UITVOERINGEN VOOR VIJF PASSAGIERS OPMERKING: Het dekzeil is bedoeld om bagage aan het zicht te onttrekken, niet om deze vast te zetten. Het dekzeil voorkomt niet dat bagage verschuift en beschermt de inzittenden niet tegen losliggende voorwerpen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWING! Een dekzeil dat niet is bevestigd aan de auto kan bij een aanrijding letsel veroorzaken. Het kan losschieten als men plots moet remmen en een inzittende treffen. Berg het dekzeil niet op in de bagageruimte of in het interieur. Verwijder het afdekpaneel uit de auto als dit wordt losgemaakt van de bevestiging. Berg het afdekpaneel niet weg in de auto.
Om mogelijke schade te voorkomen: • U moet zorgen dat de steunstang van de motorkap goed is bevestigd in de houderklemmen voordat u de motorkap sluit. • De motorkap niet met kracht sluiten. Sluit de motorkap met een ferme neerwaartse beweging zodat beide vergrendelingen stevig vastklikken. Rijd nooit met uw auto als de motorkap niet volledig met beide vergrendelingen is gesloten. (afb. 98) Veiligheidspal motorkap WAARSCHUWING! Controleer voordat u gaat rijden of de motorkap goed vergrendeld is.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 128 IMPERIAAL (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De zijrails op het dak van uw auto zijn NIET bestemd om lading te dragen zonder de montage van dwarsdragers. Bij uw FIAT-dealer kunt u metalen dwarsdragers kopen waarmee u een functioneel dakdragersysteem kunt creëren.
REMSYSTEEM Uw auto is uitgerust met een remsysteem met twee afzonderlijke hydraulische remcircuits. Als een van deze twee hydraulische remcircuits uitvalt, blijft het andere systeem functioneren. Wel is de effectieve remwerking dan wat minder. De slag van het rempedaal wordt langer en er is meer pedaalkracht nodig om de auto af te remmen of te doen stoppen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 130 WAARSCHUWING! Met het ABS-systeem wordt niet voorkomen dat de auto onderworpen blijft aan de wetten van de natuur en het systeem zorgt evenmin voor meer grip op het wegdek.ABS kan geen ongevallen voorkomen, zeker geen ongevallen die worden veroorzaakt door te hoge snelheden in bochten,het rijden op zeer glad wegdek,of aquaplaning.
over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of voorwerpen rijdt of wanneer u een noodstop maakt. Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u dit als volgt merken: • de ABS-pompmotor draait (deze kan nog korte tijd blijven draaien nadat de auto al tot stilstand is gekomen), • de magneetkleppen maken klikgeluiden, • u voelt pulsaties in het rempedaal, • het rempedaal daalt iets of kan iets verder ingetrapt worden bij de eindaanslag. Dit zijn normale kenmerken van het ABS-systeem.
ABS-lampje UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 132 Het ABS-lampje dient ter controle van het ABS-systeem. Dit lampje gaat branden wanneer u de contactschakelaar in de stand ON zet en kan daarna nog vier seconden blijven branden. Als het ABS-lampje tijdens het rijden aan blijft of gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-gedeelte van het remsysteem niet functioneert en dat onderhoud nodig is.
WAARSCHUWING! Het BAS-systeem kan de werking van natuurwetten op het voertuig niet voorkomen of de tractie van de ondergrond waarop gereden wordt verbeteren. BAS kan geen ongevallen voorkomen, zeker geen ongevallen die worden veroorzaakt door te hoge snelheden in bochten, het rijden op zeer glad wegdek, of aquaplaning. Gebruik de mogelijkheden van een auto met BAS nooit op een roekeloze of risicovolle wijze die de veiligheid van uzelf of anderen in gevaar brengt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 134 WAARSCHUWING! Er zijn veel factoren, zoals de belading van het voertuig en de weg- en rijomstandigheden, die ervoor kunnen zorgen dat een wiel wordt opgetild of het voertuig kantelt.
Bedrijfsmodi van ESP ESP kent twee bedrijfsmodi. Volledig ingeschakeld Dit is de normale bedrijfsmodus van de ESP. Wanneer de auto wordt gestart,verkeert het systeem in deze modus. Deze modus dient te worden gebruikt onder bijna alle rijomstandigheden. ESP mag alleen om specifieke redenen in de bedrijfsmodus "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) worden geschakeld, zoals hieronder wordt beschreven. Raadpleeg "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) voor nadere informatie.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN WAARSCHUWING! Wanneer ESP in de stand "Gedeeltelijk uit" staat, wordt de ASR-functie van ESP uitgeschakeld (behalve de slipbeperking die is beschreven de paragraaf over ASR) en brandt het indicatielampje "ESP uit". Alle overige stabiliteitsvoorzieningen van het ESP-systeem functioneren normaal.
ANTISLINGERREGELING (TSC) TSC maakt gebruik van sensoren in het voertuig die een te grote slingering van de aanhanger detecteren. TSC treedt automatisch in werking zodra gemerkt wordt dat de aanhanger gevaarlijk slingert. Wanneer TSC is ingeschakeld, knippert het controle-/ storingslampje elektronisch stabiliteitsprogramma, wordt het motorvermogen gereduceerd en voelt u dat de wielen afzonderlijk worden afgeremd om te proberen het slingeren van de aanhanger te stoppen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 138 BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD II Uw auto is uitgerust met een geavanceerd diagnosesysteem genaamd OBD II (On-Board Diagnostic). Dit systeem bewaakt de regelsystemen voor uitlaatgasemissie, de motor en de automatische versnellingsbak.
STUURBEKRACHTIGING Het standaard stuurbekrachtigingssysteem zorgt voor een optimale reactie op stuurmanoeuvres en maakt de auto gemakkelijk bestuurbaar als er weinig ruimte is. Het systeem voorziet in mechanische stuurkracht als de stuurbekrachtiging eventueel wegvalt. Als de stuurbekrachtiging om een of andere reden uitvalt, blijft de auto normaal bestuurbaar. Onder dergelijke omstandigheden is er wel aanzienlijk meer stuurkracht nodig, vooral bij lage rijsnelheden en tijdens parkeermanoeuvres.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 140 Spoel het systeem van de stuurbekrachtiging niet met chemicaliën, omdat daardoor de onderdelen van de stuurbekrachtiging beschadigd kunnen raken. Dergelijke schade wordt niet gedekt door de standaardgarantie van een nieuwe auto.
Het bandenspanningscontrolesysteem waarschuwt de bestuurder voor lage bandenspanning als de bandenspanning om welke reden dan ook onder de waarschuwingsgrens daalt, inclusief de gevolgen van lage temperaturen en natuurlijk spanningsverlies van de band. Het bandenspanningscontrolesysteem blijft de bestuurder waarschuwen zolang de bandenspanning te laag is. De waarschuwing verdwijnt pas als de bandenspanning gelijk is aan of hoger is dan de aanbevolen waarden in op de sticker.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 142 • Als u met een veel te lage bandenspanning rijdt, raakt de band oververhit en kan de band defect raken. Een te lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, vermindert de levensduur van de band en kan het rij- en remgedrag van de auto nadelig beïnvloeden.
Waarschuwing bandenspanningscontrolesysteem controleren Als een fout in het systeem wordt ontdekt gaat het Waarschuwingslampje voor het meten van bandenspanning 75 seconden lang knipperen en blijft daarna branden. Bij een systeemstoring wordt ook een geluidssignaal weergegeven. Als het contact wordt uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld, zal deze reeks worden herhaald wanneer de systeemstoring zich nog steeds voordoet.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 144 spanning hebben. Het is mogelijk dat u eerst ongeveer 20 minuten met een snelheid boven de 25 km/u moet rijden, voordat het bandenspanningscontrolesysteem deze informatie ontvangt. bandenspanningssensoren. Rij daarna tot 20 minuten met een snelheid van meer dan 25 km/u.
• Bandenspanningslampje Waarschuwingen van het bandenspanningscontrolesysteem Als de spanning in een of meer banden te laag is, gaat in de instrumentengroep het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning branden en klinkt er een geluidssignaal. Verder geeft het Elektronisch Voertuiginformatiecentrum (EVIC) een grafiek weer waarop de bandenspanning van elke band wordt afgebeeld en eventuele lage bandenspanning knippert.
UW AUTO 5. Het gebruik van wielen/banden die niet zijn voorzien van bandenspanningssensoren. OPMERKING: VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 146 1. De thuiskomer heeft geen sensor voor het meten van de bandenspanning. Daarom wordt de bandenspanning van het compacte reservewiel niet door het bandenspanningscontrolesysteem geregistreerd. 2.
worden door banden zijn voorzien van bandenspanningssensoren. Rij daarna minstens 20 minuten met een snelheid van meer dan 25 km/u. Het bandenspanningscontrolesysteem geeft een geluidssignaal en het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning gaat gedurende 75 seconden knipperen, waarna het aanhoudend blijft branden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN PARKSENSE® PARKEERSENSOREN ACHTER (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ParkSense® parkeersensoren achter zorgt voor zichtbare en hoorbare aanwijzingen m.b.t. de afstand tussen de achterzijde van de auto en een gedetecteerd obstakel bij het achteruitrijden, bijv. tijdens een parkeermanoeuvre. Raadpleeg "Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van het ParkSense®" voor de beperkingen van dit systeem en adviezen.
PARKSENSE® scherm Als de versnellingsbak in de stand REVERSE (achteruit) staat, wordt het waarschuwingsscherm ingeschakeld en geeft het de systeemstatus weer. (afb. 101) (afb. 102) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb. 101) (afb.
UW AUTO VEILIGHEID Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel aan met drie boogjes en laat gedurende een halve seconde een toon horen. Als de auto het object nadert, zal het EVIC-display minder bogen laten zien en de geluidstoon zal veranderen van langzaam naar snel tot ononderbroken. (afb. 103) (afb. 104) (afb. 105) STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 104) Snelle toon NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb. 103) (afb.
De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display een knipperende boog laat zien en een ononderbroken toon laat horen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 152 PARKSENSE® IN- EN UITSCHAKELEN ParkSense® kan met het Uconnect Touch™ systeem worden in- en uitgeschakeld. De beschikbare keuzemogelijkheden zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen geluid) of Sound and Display (beeld en geluid). Raadpleeg “Uconnect Touch™ instellingen” voor meer informatie.
voorzichtig schoon (niet hard drukken of borstelen). Anders kunnen de sensoren beschadigd raken. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR GEBRUIK VAN HET PARKSENSE® SYSTEEM OPMERKING: • Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van sneeuw, ijs, modder en vuil om te zorgen dat het ParkSense® systeem correct werkt. • Drilboren, grote vrachtwagens en andere bronnen van trillingen kunnen de werking van ParkSense® nadelig beïnvloeden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 154 WAARSCHUWING! • De bestuurder moet altijd voorzichtig blijven bij het achteruitrijden, zelfs bij het gebruik van de parkeersensoren achter. Controleer het gebied achter de auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en wees bedacht op voetgangers, dieren, andere voertuigen, obstakels en dode hoeken, voordat u achteruitrijdt.
Als het camerabeeld wordt weergegeven, geven statische rasterlijnen de breedte van de auto aan, terwijl het midden van de auto wordt aangegeven door een stippellijn in het midden. Deze lijnen dienen als hulpmiddel bij het parkeren of om de auto recht voor een aanhangerkoppeling te zetten. De statische rasterlijnen geven Zone Rood Geel Groen WAARSCHUWING! Bestuurders moeten altijd voorzichtig achteruit rijden, ook wanneer gebruik wordt gemaakt van de ParkView® achteruitrijcamera.
UW AUTO PARKVIEW® IN- OF UITSCHAKELEN — MET HET AANRAAKSCHERM VAN DE RADIO 1. Zet de radio aan. VEILIGHEID 2. Kies de schermtoets "More" (meer). 3. Kies de schermtoets "Settings" (instellingen). STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 156 4. Kies de schermtoets "Safety & Driving Assistance" (hulpsystemen). 5.
NAVIGATIESYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Raadpleeg de gebruikershandleiding van Uconnect Touch™. STUURBEDIENING VOOR AUDIO De knoppen van de afstandsbediening van het audiosysteem bevinden zich achter op het stuur. De regelknoppen rechts en links zijn tuimelschakelaars met een druktoets in het midden van elke schakelaar. Reik met uw vingers achter het stuur om de knoppen te bedienen. (afb.
• Druk op de toets midden op de schakelaar om van modus te veranderen (d.w.z. AM, FM, enz). FUNCTIES LINKERSCHAKELAAR VOOR BEDIENING VAN DE MEDIA (BIJV. CD) FUNCTIES LINKERSCHAKELAAR VOOR RADIOBEDIENING • Druk eenmaal op de bovenkant van de schakelaar om het volgende nummer te beluisteren. VEILIGHEID • Druk de bovenkant van de schakelaar in om de volgende radiozender in opgaande richting te ZOEKEN vanaf de huidige instelling.
UCONNECT™ MULTIMEDIA VIDEO ENTERTAINMENT SYSTEM (VES)™ (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) Het Video Entertainment Systeem (VES)™ achterin is een systeem waaraan u en uw gezin jarenlang plezier kunnen beleven. U kunt uw lievelings-cd's en dvd's afspelen, luisteren naar muziek via de draadloze hoofdtelefoons of er allerlei spelcomputers of audioapparatuur op aansluiten. Lees deze gebruikershandleiding om uzelf vertrouwd te maken met de functies en bediening van het systeem.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 160 Het VES™ is een systeem met twee kanalen. Het videoscherm toont informatie in een gedeeld schermformaat. De linkerkant van het scherm is kanaal 1 en de rechterkant van het scherm is kanaal 2. Alle modi, behalve de videomodi (DVD-video, Aux-video) worden getoond op een gedeeld scherm. Als een videomodus wordt getoond, wordt het op het hele scherm getoond.
Knop voor de afstandsbediening Aan/uit Verlichting Pijl omhoog, volgende Pijl omlaag, vorige AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Standaard schermen AUX/AUX1/AUX2 HDD– DISC/ DVD Hard Disc Drive Menuschermen InstelMenu len voor scherm modusselectie UW AUTO VEILIGHEID Scherm AAN/UIT Achtergrondverlichting afstandsbediening AAN/UIT Omhoog zoeken* Omlaag zoeken* Volgende zender* Vorige zender* Volgende zender Volgende zender Volgende nummer Vorige nummer Audio: Video afspelen: Videomenu: Audio: Video afspel
UW AUTO Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Omhoog afstemmen* Volgende zender* Standaard schermen AUX/AUX1/AUX2 HDD– DISC/ DVD Hard Disc Drive Snel vooruit Snel vooruit Niet beschikbaar Menuschermen InstelMenu len voor scherm modusselectie Selectie Selectie rechts rechts Selectie rechts Snel achteruit Snel achteruit Niet beschikbaar Selectie links Selectie links Niet beschikbaar Geselecteerde item activeren Niet beschikbaar VEILIGHEID Pijl naar rechts FF STARTEN EN RIJDEN
Knop voor de afstandsbediening Terug Setup AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Standaard schermen AUX/AUX1/AUX2 HDD– DISC/ DVD Hard Disc Drive Niet beschikbaar Menu Display Settings (scherminstellingen) tonen/ verbergen Niet beschikbaar Niet beschikbaar Audio: Video afspelen: Videomenu: Audio: Video afspelen: Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Menuschermen InstelMenu len voor scherm modusselectie Terug Terug naar naar s
UW AUTO Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Niet beschikbaar Niet beschikbaar Standaard schermen AUX/AUX1/AUX2 HDD– DISC/ DVD Hard Disc Drive VEILIGHEID Menu STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Afspelen/ pauze Niet beschikbaar Niet beschikbaar Menu Geselecteerd kanaal tonen Niet beschikbaar Menu Diskopties tonen Audio: Pauzeren / afspelen hervatten Audio: Niet beschikbaar Stop Stop NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD Stop TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD
Knop voor de afstandsbediening Mute (geluid uit) Langzaam Status AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Standaard schermen AUX/AUX1/AUX2 HDD– DISC/ DVD Hard Disc Drive Menuschermen InstelMenu len voor scherm modusselectie UW AUTO VEILIGHEID Geluid hoofdtelefoon aan/uit Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Vertraagde modus en info over inhoud Niet beschikbaar Audio: Video afspelen: Videomenu: Audio: Video afspelen: Niet beschikbaar Vertraag
UW AUTO Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Modus Menu voor modusselectie tonen Prog omhoog Volgende voorkeurzender* Prog omlaag Vorige voorkeurzender* Naar volgende modus gaan Volgende voorkeurzender* Vorige voorkeurzender* Standaard schermen AUX/AUX1/AUX2 HDD– DISC/ DVD Hard Disc Drive Menuschermen InstelMenu len voor scherm modusselectie VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 166
2. Indicatielampjes kanaalkiezer – Als er een knop wordt ingedrukt, wordt het huidige kanaal of de huidige kanaalknop kortstondig verlicht. 3. Licht – De verlichting van de afstandsbediening inof uitschakelen. De verlichting van de afstandsbediening gaat na vijf seconden automatisch uit. 4. Keuzeschakelaar kanaal/scherm - geeft aan welk kanaal wordt geregeld met de afstandsbediening.
UW AUTO een radio met cd-wisselaar, kiest u met PROG Up de volgende cd en met PROG Down de vorige cd. navigeren door een dvd-menu is de werking afhankelijk van de inhoud van de disk. 11. MUTE – Druk hierop om het geluid van het geselecteerde kanaal naar de hoofdtelefoon te dempen. 17. ◂◂ – In radiomodi: druk hierop om de vorige zender te zoeken. In diskmodi: druk hierop en houd de toets ingedrukt om snel terug te spoelen door het huidige audionummer of videohoofdstuk.
klemmetjes en draait u de afstandsbediening vervolgens weer omhoog op zijn plaats in de twee andere klemmetjes. (afb. 108) De afstandsbediening vergrendelen Alle functies van de afstandsbediening kunnen uitgeschakeld als kinderslot. • Om de afstandsbediening uit te schakelen zodat hiermee geen wijzigingen kunnen worden aangebracht, drukt u op de toets voor het videoslot en volgt u de instructies van de radio (menu selecteren, VES achterin, vergrendelen).
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Bedieningselementen Het voedingslampje en de bedieningselementen van de hoofdtelefoon bevinden zich op de rechter oorschelp. 1. Controleer of de keuzeschakelaar voor kanaal/ scherm van de afstandsbediening in dezelfde stand staat als de keuzeschakelaar van de hoofdtelefoon. OPMERKING: Het videosysteem achterin moet zijn ingeschakeld om geluid te kunnen horen via de hoofdtelefoons.
Hoe lang geldt de garantie? Deze garantie duurt zolang het product in uw bezit is. Wat wordt niet door deze garantie gedekt? Deze garantie dekt geen schade of defect als gevolg van verkeerd gebruik, misbruik, of wijziging van het product door anderen dan Unwired. Oorstukken gemaakt van schuim, die in de loop van de tijd slijten bij normaal gebruik, zijn specifiek niet gedekt (vervangende schuimstukken zijn verkrijgbaar voor een klein bedrag).
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 172 VOOR DIT PRODUCT, BESCHRIJFT UW EXCLUSIEVE REMEDIE MET BETREKKING TOT DEFECTE PRODUCTEN EN VERVANGT ALLE ANDERE GARANTIES (UITDRUKKELIJK OF STILZWIJGEND), INCLUSIEF IEDERE GARANTIE OF WAARBORG TEN AANZIEN VAN DEUGDELIJKHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
wordt kort aan de onderkant van het scherm getoond over het videobeeld heen en het toont elke verandering in de status van kanaal 2. Als kanaal 2 zich in een videomodus bevindt, wordt het beeld getoond op het scherm van de tweede stoel achterin als een beeld op het hele scherm. Een balk wordt kort over het videobeeld heen aan de onderkant van het scherm getoond en het toont elke verandering in de status van kanaal 1.
UW AUTO Wanneer de videomodus zich in gedeelde disk of satellietvideomodus bevindt, hebben zowel de radio en het VES™ controle over de videofuncties. VES™ kan de volgende videomodi regelen: VEILIGHEID 1. CD: mogelijkheid vooruit te spoelen, terug te spoelen en volgende/vorige nummer. STARTEN EN RIJDEN 2. Cd-wisselaar (in radio): mogelijkheid disk verder/ terug en programmeren van alle vermelde cdbedieningsmogelijkheden (snel vooruit spoelen, terugspoelen, nummer verder/terug).
4. Modus kanaal 2 – Geeft de huidige bron voor kanaal 2 weer. afstandsbediening worden gewijzigd in kanaal/scherm 1 of kanaal/scherm 2. 5.
UW AUTO modus weergegeven wanneer de eerste keer op de knop MODE van de afstandsbediening wordt gedrukt. Menu met numeriek toetsenbord (afb. 113) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Als op het scherm voor kanaal 1 of 2 een knop voor directe actie wordt getoond, kunt u op de ENTERtoets van de afstandsbediening drukken om een menu met een numeriek toetsenbord te openen. In dit scherm kunt u eenvoudig een bepaalde radiofrequentie, satellietzender of nummer invoeren.
omstandigheden niet nodig is deze instellingen te wijzigen. Om de instellingen te wijzigen drukt u op de navigatietoetsen van de afstandsbediening (▴, ▾) om een optie te selecteren en drukt u vervolgens op de navigatietoetsen van de afstandsbediening (▸, ◂) om de waarde van de geselecteerde optie te wijzigen. Om alle standaardwaarden van de instellingen te herstellen, kiest u de menuoptie Default Settings (Standaardinstellingen) en drukt u op de ENTER-toets van de afstandsbediening.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN leiden, zijn er bepaalde momenten waarop het scherm (de schermen) automatisch overschakelt (overschakelen) naar de dvd-modus. Dit gebeurt wanneer: • er een disk in de dvd-speler (indien aanwezig) wordt geplaatst • de knop PLAY op het front van de dvd-speler wordt ingedrukt nadat de stop- of pauze-toets is ingedrukt, of bij • AM/FM-selectie via radio.
Ingangen voor audio- en video-apparatuur (AUX) gebruiken BEDIENING VAN iPod®/USB/MP3 (voor bepaalde uitvoeringen/ • Doe het scherm omlaag en druk vervolgens op de landen) knop POWER van de afstandsbediening om het scherm in te schakelen. Deze voorziening maakt het mogelijk een iPod® of extern USB-apparaat aan te sluiten op de USB-poort.
ONDERHOUD VAN CD's EN DVD's UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw cd's en dvd's in goede conditie te houden: 1. Houd de cd aan de rand vast en zorg dat u het oppervlak niet aanraakt. 2. Bij vlekken op de cd, maakt u het oppervlak met een zachte doek schoon, waarbij u van het midden naar de rand van de cd veegt. 3. Breng geen papier of plakband op de cd aan; voorkom krassen van de disc. 4.
BRANDSTOF TANKEN BRANDSTOFVULDOP (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De brandstofvuldop bevindt zich achter de brandstofvulklep aan de linkerzijde van de auto. Als de brandstofvuldop is zoekgeraakt of beschadigd, moet de vervangende dop geschikt zijn voor deze auto. (afb. 116) Afsluitbare brandstofvuldop (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Uw auto is mogelijk uitgerust met een afsluitbare brandstofvuldop. Gebruik de standaard sleutel om de brandstofvuldop af te sluiten/te openen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 182 WAARSCHUWING! • Houd alle rookgerei en vuur uit de buurt van het voertuig wanneer de tankdop is verwijderd en u de tank vult. • Laat de motor nooit draaien terwijl u brandstof tankt. • Er kan brand ontstaan als u een jerrycan vult met benzine terwijl deze in de auto staat. Dit kan leiden tot brandwonden. Zet een jerrycan altijd op de grond tijdens het vullen.
VEILIGHEID BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening in uw auto zijn de beveiligingssystemen voor inzittenden: • Driepuntsgordels voor alle zitplaatsen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 184 Draag altijd de veiligheidsgordels, ook tijdens korte ritten, ook al bent u een ervaren bestuurder. Een andere bestuurder kan fouten maken en een aanrijding veroorzaken waarbij u betrokken raakt. Dit kan ver van huis gebeuren, maar ook in uw eigen straat.
(Vervolgd) • Een veiligheidsgordel mag nooit door twee personen tegelijk worden gebruikt. De twee personen kunnen dan tijdens een aanrijding met een klap tegen elkaar komen en elkaar zo ernstig verwonden.Gebruik nooit een driepuntsgordel of een heupgordel voor meer dan één persoon, ongeacht de lengte van de personen. UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Gebruiksinstructies voor driepuntsgordels 1. Stap in de auto en sluit het portier. Ga tegen de leuning zitten en stel de voorstoel in. 2.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES WAARSCHUWING! • Een veiligheidsgordel waarvan de gesp in de verkeerde sluiting is bevestigd, biedt onvoldoende bescherming. Het heupgedeelte valt dan mogelijk te hoog over uw lichaam, waardoor inwendig letsel kan worden veroorzaakt. Gesp uw gordel altijd vast in de gespsluiting direct naast u. • Een te losse veiligheidsgordel biedt onvoldoende bescherming.
4. Leg de heupgordel over uw dijen, onder de buik. Om een losse heupgordel strak te trekken, moet u het schoudergedeelte van de gordel aantrekken. Om een te strakke heupgordel losser te maken, kantelt u de gesp en trekt u aan de heupgordel. Een nauw aansluitende gordel verkleint het risico dat u onder de gordel doorglijdt bij een aanrijding. (afb. 119) WAARSCHUWING! • Een heupgordel die te hoog wordt gedragen, kan het risico van inwendig letsel bij een aanrijding vergroten.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES WAARSCHUWING! Een gerafelde of verdraaide gordel kan bij een aanrijding scheuren, waardoor u niet langer beschermd bent. Controleer de veiligheidsgordels van tijd tot tijd op scheuren, rafels en losse delen. Laat beschadigde onderdelen onmiddellijk vervangen. Probeer niet zelf de gordels aan te passen of uit elkaar te halen.
3. Schuif de gesp omhoog over de dubbelgevouwen gordel. De dubbelgevouwen gordel moet aan de bovenzijde van de gesp door de sleuf gaan. 4. Schuif de gesp verder omhoog tot de dubbelgevouwen gordel vrijkomt. GORDELSPANNERS De veiligheidsgordels voor de beide voorstoelen zijn voorzien van gordelspanners, die ervoor zorgen dat een loszittende gordel wordt strak getrokken bij een aanrijding.
UW AUTO VEILIGHEID OPMERKING: De actieve hoofdsteunen kunnen wel of niet geactiveerd worden bij een frontale botsing of een botsing van opzij. Als echter tijdens een frontale botsing een tweede botsing van achteren plaatsvindt, kunnen de actieve hoofdsteunen geactiveerd worden, afhankelijk van factoren zoals de soort botsing en de ernst ervan. (afb. 121) STARTEN EN RIJDEN NOODGEVALLEN 1. Pak de geactiveerde actieve hoofdsteun beet vanuit de achterbank. (afb.
met decoratief kunststof vergrendeld worden. (afb. 125) OPMERKING: • Als u problemen ondervindt met het terugstellen van de actieve hoofdsteunen, neem dan contact op met een erkende dealer. • Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofdsteunen controleren door een specialist bij een erkende dealer.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN inzittenden wanneer de actuatoren geactiveerd worden. De botsingsensoren bevinden zich bij de voorbumper. De EPPM beschikt over een reservevoeding, waardoor de actuatoren ook geactiveerd kunnen worden wanneer de accu leeg is of is losgekoppeld. De EPPM bewaakt de gereedheid van de elektronische onderdelen van het actieve motorkapsysteem wanneer de contactschakelaar in de stand START of ON/RUN staat.
voor het airbagsysteem laten branden wanneer een storing wordt geconstateerd die het actieve motorkapsysteem zou kunnen beïnvloeden. De diagnose meldt eveneens de aard van het defect. Raadpleeg uw erkende dealer als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem brandt of als het bericht "SERVICE ACTIVE HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodzakelijk) op het scherm van het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC) wordt weergegeven.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 194 WAARSCHUWING! • Wanneer u het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem op het instrumentenpaneel of het bericht "SERVICE ACTIVE HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodzakelijk) op het EVIC negeert, kan dat betekenen dat de actieve motorkap,en daarmee de bescherming van voetgangers, niet functioneert.
De BeltAlert® waarschuwingscyclus begint wanneer de auto een snelheid van meer dan 8 km/u bereikt: het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels knippert en er klinkt een geluidssignaal met tussenpozen. Wanneer de cyclus is gestart, wordt deze volledig afgewerkt of gestopt wanneer de desbetreffende veiligheidsgordels zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is voltooid, blijft het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels branden totdat de desbetreffende veiligheidsgordels zijn vastgegespt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN KINDERZITJES Iedereen in uw auto moet altijd een veiligheidsgordel dragen, ook baby's en kinderen. Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed vastgegespt op de achterbank zitten. Statistieken tonen aan dat kinderen beter beschermd zijn wanneer ze op de achterbank zijn vastgegespt en niet op de voorstoelen. (afb. 127) WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
Gewicht Groep — tot 10 kg Groep 0+ — tot 13 kg Groep 1 – 9 tot 18 kg Groep II – 15 tot 25 kg Groep III – 22 tot 36 kg Voorstoel passagierszijde X X X X X Zitplaats (of andere plaats) Achterbank buiAchterbank Tweede zitrij tenzijde midden buitenzijde *U N.v.t. **U *U N.v.t. **U *U N.v.t. **U *U N.v.t. **U *U N.v.t. **U Legenda voor letters in bovenstaande tabel: U = Geschikt voor universele kinderzitjes, goedgekeurd voor het gewicht.
UW AUTO Gewicht Maat Bevestiging F G ISO/L1 ISO/L2 (1) ISO/R1 (1) ISO/R1 ISO/R2 ISO/R3 (1) ISO/R2 ISO/R3 ISO/F2 ISO/F2X ISO/F3 (1) (1) VEILIGHEID Reiswieg STARTEN EN RIJDEN 0 — tot 10 kg WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 0+ — tot 13 kg NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 198 I – 9 tot 18 kg II – 15 tot 25 kg III – 22 tot 36 kg E E D C D C B B1 A (1) Tabel ISOFIX-posities VoorAchterAchterstoel bank bank passabuitenmidden gierszijde zijde X X X X X X X X X X X X X
Legenda voor letters in bovenstaande tabel: (1) = Als kinderzitjes geen ISO/XX-identificatie hebben (A t/m G) voor het desbetreffende gewicht, moet de autofabrikant aangeven welke voertuigspecifieke ISOFIX-kinderzitjes geschikt zijn voor de posities. IUF = geschikt voor naar voren gekeerde kinderbeveiligingssystemen van ISOFIX in de universele categorie die voor gebruik bij deze gewichtsklasse is goedgekeurd.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 200 Raadpleeg voor meer informatie de paragraaf "ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzitjes". WAARSCHUWING! Tegen de rijrichting in geplaatste kinderzitjes mogen nooit op de voorstoel van een auto met passagiersairbag worden geplaatst. Bij het opblazen kan de airbag anders ernstig of zelfs dodelijk letsel aan kinderen in die zitpositie toebrengen.
2. Trek de lus naar voren om de vergrendeling en de zitting los te maken. (afb. 128) OPMERKING: Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak mogelijk aan. 3. Licht het stoelkussen op en duw het naar achteren om het in de verhogingsstand vast te zetten. (afb. 129) 7. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u een klik hoort. (afb. 130) 4. Zet het kind rechtop in de stoel met de rug stevig tegen de rugleuning. 5.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN WAARSCHUWING! Zorg dat de zitting stevig vergrendeld is voordat men erop gaat zitten.Anders is de zitting niet voldoende stabiel voor kinderzitjes en/of de andere inzittenden.Wanneer de zitting niet goed is vergrendeld, kan dit leiden tot ernstig letsel.
Enkele tips om uw kinderzitje optimaal te gebruiken: • Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje of het is voorzien van een sticker waarop is vermeld dat het zitje voldoet aan alle van toepassing zijnde veiligheidsnormen. FIAT raadt u ook aan voor aanschaf te controleren of het kinderzitje goed te bevestigen is in de auto waarin u het gaat gebruiken. • Het kinderzitje moet geschikt zijn voor het gewicht en de lengte van het kind.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 204 Tegenwoordig zijn ISOFIX-compatibele kinderzitjes verkrijgbaar. Aangezien de introductie van de lage verankeringspunten enkele jaren zal vergen, zullen kinderzitjes met bevestigingen voor dergelijke verankeringspunten voorlopig ook voorzieningen hebben voor bevestiging met behulp van de veiligheidsgordels.
Het ISOFIX-compatibele kinderzitje installeren Wij raden u aan de aanwijzingen van de fabrikant zorgvuldig op te volgen bij het installeren van het kinderzitje. Niet alle kinderzitjes worden geïnstalleerd volgens de beschrijving in deze handleiding. Nogmaals: volg nauwgezet de aanwijzingen van de fabrikant op wanneer u een kinderzitje installeert.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 206 De meeste, maar niet alle, kinderzitjes zijn aan beide zijden voorzien van aparte banden. Deze banden zijn voorzien van een haak of een koppelstuk voor bevestiging aan het lage ankerpunt en van een systeem voor het verstellen van de band.
AIRBAGSYSTEEM Deze auto is ter aanvulling op de veiligheidsgordels voorzien van geavanceerde frontairbags voor zowel de bestuurder als de voorpassagier. De geavanceerde frontairbag voor de bestuurder bevindt zich in het midden van het stuurwiel. De geavanceerde frontairbag voor de passagier bevindt zich in het instrumentenpaneel, boven het handschoenenkastje. De airbagpanelen zijn voorzien van het opschrift SRS/AIRBAG. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID • Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar een erkende dealer te worden gebracht.
WAARSCHUWING! • Er mogen geen voorwerpen op of nabij het airbagpaneel op het instrumentenpaneel worden geplaatst,omdat deze letsel kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij de airbag wordt opgeblazen. • Plaats niets op of rond de airbagpanelen en probeer deze nooit handmatig te openen.Anders is het mogelijk dat u de airbags beschadigt. Bovendien kunt u letsel oplopen doordat de airbags mogelijk niet meer functioneren. De beschermpanelen van de airbagkussens gaan alleen open als de airbags worden opgeblazen.
OPMERKING: UW AUTO • Wanneer de auto over de kop slaat, kunnen de gordelspanners en/of de aanvullende zijairbags in de stoelen en de gordijn-zijairbags worden geactiveerd. VEILIGHEID • De airbagpanelen zijn in de interieurbekleding nauwelijks zichtbaar, maar springen open tijdens het opblazen van de airbag. STARTEN EN RIJDEN • Als u zich tijdens het activeren te dicht bij aanvullende zijairbags in de stoel of gordijn-zijairbags bevindt, kunt u ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Geavanceerde frontairbags bieden samen met de kniebescherming extra bescherming aan de bestuurder en voorpassagier. Ook de zijairbags zorgen in combinatie met de veiligheidsgordels voor een betere bescherming van de inzittenden. Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om het risico op letsel door een geactiveerde airbag te verminderen: Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed vastgegespt op de achterbank zitten.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 212 WAARSCHUWING! • Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan dit bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. De airbags werken in combinatie met uw veiligheidsgordel om u op de juiste wijze te beschermen. Bij sommige aanrijdingen worden de airbags niet opgeblazen. Draag uw veiligheidsgordels altijd,ook als uw auto is uitgerust met airbags.
wordt geraakt, opgeblazen worden bij aanrijdingen die geringe schade aan de voorkant van het voertuig tot gevolg hebben, maar die aanvankelijk een grote afname van de snelheid veroorzaken. De controller van het beveiligingssysteem voor inzittenden beschikt over een reservevoeding, waardoor de airbags ook geactiveerd kunnen worden wanneer de accu leeg is of is losgekoppeld. De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse botsingen opgeblazen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 214 WAARSCHUWING! Wanneer u het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem op het instrumentenpaneel negeert,kan dat betekenen dat de airbags u bij een aanrijding niet beschermen.
De aanvullende zijairbags in de stoelen worden volledig opgeblazen in ongeveer 10 milliseconden. De zijairbag beweegt zo snel en krachtig dat deze letsel kan veroorzaken wanneer de inzittende niet goed in de stoel zit, of wanneer zich voorwerpen bevinden in de ruimte waar de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt vooral voor kinderen.
UW AUTO • De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie heeft of het contact wordt afgezet. • De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de contactsleutel wordt verwijderd. VEILIGHEID • De portieren automatisch ontgrendelen. STARTEN EN RIJDEN Om de functies van het uitgebreide ongelukkenresponssysteem na een incident te resetten, moet u de contactschakelaar van de stand IGN ON in de stand IGN OFF zetten.
WAARSCHUWING! Eenmaal geactiveerde airbags en gordelspanners hebben geen enkel effect bij een volgende aanrijding. Laat de airbags, gordelspanners en het oprolmechanisme van de veiligheidsgordels voorin onmiddellijk vervangen door een erkende dealer. U dient ook de controller van het beveiligingssysteem voor inzittenden te laten nakijken. Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem De airbags moeten bedrijfsklaar zijn om u bij een aanrijding te beschermen.
STARTEN EN RIJDEN De EDR in deze auto is ontworpen om gegevens te registreren die onder meer antwoord geven op de volgende vragen: • Hoe hebben diverse systemen in uw auto zich gedragen? • Waren de veiligheidsgordels van de bestuurder en passagier vastgegespt? • Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of rempedaal in? • Hoe snel reed de auto? WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN • Deze gegevens kunnen bijdragen aan een beter inzicht in de omstandigheden waaronder botsingen en letsel
VEILIGHEIDSTIPS PASSAGIERS VERVOEREN VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE LAADRUIMTE. WAARSCHUWING! • Laat nooit kinderen of dieren achter in een geparkeerde auto bij warm weer. De warmte in het interieur kan ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken en zelfs dodelijk zijn. • Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren in de laadruimte. Bij een ongeval lopen personen in deze ruimte een groter risico op ernstig of dodelijk letsel.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 220 (Vervolgd) • Als u in een geparkeerde auto moet zitten met een draaiende motor, stel dan de verwarming of de koeling zodanig af dat er buitenlucht in de auto wordt aangezogen. Zet de aanjager op een hoog toerental. De beste bescherming tegen koolmonoxidevergiftiging is een goed onderhouden uitlaatsysteem.
Veiligheidsinformatie over vloermatten Plaats uitsluitend vloermatten die overeenkomen met de afmetingen van de voetruimte van uw auto. U mag alleen vloermatten gebruiken die het gebied rondom de pedalen vrijlaten en stevig vastzitten, zodat de matten niet kunnen verschuiven, de beweging van de pedalen kunnen belemmeren of de veilige besturing van uw auto op een andere manier kunnen hinderen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 222 VEILIGHEIDSCONTROLES BUITEN DE AUTO Banden Controleer de banden op overmatige of ongelijkmatige slijtage. Controleer de banden op stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen die in het loopvlak of de wang vast zijn blijven zitten. Controleer het loopvlak op sneden en scheuren. Controleer de wangen op sneden, scheuren en bobbels.
STARTEN EN RIJDEN UW AUTO AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN STARTPROCEDURES De motor en aandrijflijn (overbrenging en as) van uw auto vereisen geen lange inrijperiode. Doe het volgende voordat u uw auto start: stel uw stoel in, stel de binnen- en buitenspiegels in, doe uw veiligheidsgordel om en verzoek eventuele passagiers ook hun veiligheidsgordel om te doen. Rijd de eerste 500 km rustig. Na de eerste 100 km kunt u het beste een snelheid tot 80 à 90 km/u aanhouden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 224 (Vervolgd) • Laat de sleutelhouder niet in of nabij de auto achter en laat Keyless Enter-N-Go™ niet in de stand ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen van de elektrische raambediening of andere schakelaars kunnen bedienen of de auto in beweging kunnen zetten.
PARK) en blijft de motor draaien. Verlaat een auto nooit als deze niet in de stand PARK staat, omdat de auto dan kan wegrollen. • Druk een derde keer op de knop ENGINE START/ STOP om de contactschakelaar in de stand OFF te zetten.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 226 (Vervolgd) • Probeer niet de auto te starten door middel van aanduwen of slepen. Onverbrande brandstof kan de katalysator binnendringen, na het starten ontbranden en zo de katalysator en de auto beschadigen.Wanneer de accu van de auto leeg is, kunt u startkabels gebruiken en de auto starten met een hulpaccu of de accu van een andere auto.
versnellingsbak) terwijl u tegelijkertijd de knop ENGINE START/STOP (Motor aan/uit) ingedrukt houdt. Laat de knop los als de motor start. OPMERKING: Onder zeer koude omstandigheden kan het nodig zijn om de startmotor tot 30 seconden te laten draaien om de motor te starten. Laat de knop los als de motor niet start. Wacht 25-30 seconden en probeer dan opnieuw te starten. 4. Laat de motor na het starten nog ca. 30 seconden stationair draaien voordat u gaat rijden.
Afkoelschema turbocompressor UW AUTO VEILIGHEID Rijomstandigheden Lading Stop & Go Stop & Go Snelwegen Leeg Gemiddeld Gemiddeld Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het voertuig en de aanhangwagen samen Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het voertuig en de aanhangwagen samen Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het voertuig en de aanhangwagen samen STARTEN EN RIJDEN Stadsverkeer WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN Snelwegen SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 22
HANDREM Automatische versnellingsbak Voordat u het voertuig verlaat, moet u er zeker van zijn dat de handrem goed is aangetrokken. Zorg ook dat u de hendel bij een automatische versnellingsbak in de stand PARK (parkeren) zet en bij een handmatige versnellingsbak in REVERSE (achteruit) of in de 1e versnelling. Het handrempedaal bevindt zich in de hoek links onder het instrumentenpaneel. Om de handrem aan te trekken, moet u het handrempedaal volledig intrappen.
OPMERKING: UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 230 • Als de parkeerrem is ingeschakeld en de automatische versnellingsbak in een versnelling staat, gaat het "Waarschuwingslampje remsysteem" knipperen. Als beweging van de auto wordt gedetecteerd, klinkt er een geluidssignaal om de bestuurder hierop te wijzen. Zet de handrem volledig vrij voordat u met de auto gaat rijden.
(Vervolgd) • Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en laat Keyless Enter-N-Go™ niet in de stand ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen van de elektrische raambediening of andere schakelaars kunnen bedienen of de auto in beweging kunnen zetten. • Controleer of de handrem volledig vrij staat voor u gaat rijden. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot een defect aan de remmen en tot een ongeval. • De handrem moet altijd goed worden aangetrokken wanneer u de auto verlaat.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Schakel in numerieke volgorde door de versnellingen heen – sla er geen over. Zorg dat de eerste versnelling is ingeschakeld (niet de derde), wanneer u uit stilstand wegrijdt. De koppeling kan beschadigd raken als u vanuit de derde versnelling wegrijdt. Bij de meeste stadsritten is het gemakkelijker om alleen de lage versnellingen te gebruiken.
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) De versnellingsbak kan beschadigd raken indien de volgende voorzorgsmaatregelen niet in acht genomen worden: • Schakel alleen naar PARK als de auto volledig stilstaat. • Schakel alleen naar of uit REVERSE,als de auto volledig stilstaat en de motor stationair draait. • Schakel niet tussen PARK, REVERSE, NEUTRAL of DRIVE bij een hoger motortoerental dan stationair.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 234 (Vervolgd) • Sluit altijd de auto af wanneer u de auto verlaat. • Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een auto die niet is afgesloten. • Het achterlaten van kinderen zonder toezicht in een auto is om verschillende redenen gevaarlijk. Kinderen of derden lopen dan het risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
WAARSCHUWING! • Gebruik de stand PARK nooit als vervanging voor de handrem. Trek de parkeerrem altijd volledig aan als u de auto parkeert, om te voorkomen dat de auto gaat rollen en mogelijk letsel of schade veroorzaakt. • Uw auto kan zich in beweging zetten en u en anderen verwonden wanneer hij niet volledig in de stand PARK staat. Controleer dit door te proberen de versnellingspook naar achteren te bewegen (rempedaal los) nadat u hem in de stand PARK hebt gezet.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 236 (Vervolgd) • Laat nooit kinderen in de auto achter. Het achterlaten van kinderen zonder toezicht in een auto is om verschillende redenen gevaarlijk. Kinderen of derden lopen dan het risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.Waarschuw kinderen dat ze niet aan de handrem, het rempedaal of de schakelhendel mogen komen.
WAARSCHUWING! Laat de auto niet uitrollen in de stand NEUTRAL en schakel nooit het contact uit om in vrijloop een helling af te dalen. Dit zijn onveilige handelingen waarbij u minder snel kunt reageren op veranderingen van het verkeer of wegomstandigheden. U zou de macht over het stuur kunnen verliezen en een aanrijding kunnen veroorzaken.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES werking kortstondig tot alleen de tweede versnelling beperkt blijven. De normale werking wordt hersteld zodra de versnellingsbaktemperatuur voldoende is gestegen. Noodloopmodus van de versnellingsbak De werking van de versnellingsbak wordt elektronisch gecontroleerd op abnormale situaties.
Koppelomvormerkoppeling De automatische transmissie in deze auto beschikt over een functie die het brandstofverbruik helpt beperken. Bij gekalibreerde toerentallen grijpt automatisch een koppeling in de koppelomvormer aan. Dit kan een iets ander gevoel of respons geven tijdens normale werking in de hogere versnellingen. Wanneer de rijsnelheid afneemt of soms tijdens het accelereren, ontkoppelt de koppeling automatisch.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN VERSNELLINGEN Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen draaien wanneer u vanuit de standen PARK of NEUTRAL naar een andere versnelling schakelt. OPMERKING: Na het selecteren van een versnelling moet u even wachten tot de gekozen versnelling is geactiveerd voordat u gas geeft. Dit is met name belangrijk wanneer de motor koud is.
(Vervolgd) • Uw auto kan zich in beweging zetten en u en anderen verwonden wanneer hij niet volledig in de stand PARK staat. Controleer dit door te proberen de versnellingspook naar achteren te bewegen (rempedaal los) nadat u hem in de stand PARK hebt gezet. Zorg ervoor dat de schakelhendel in de stand PARK staat voordat u de auto verlaat. • Het is gevaarlijk om de schakelhendel uit de stand PARK of NEUTRAL te zetten wanneer het motortoerental hoger is dan stationair.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN • Voordat u de schakelhendel uit de stand PARK beweegt, moet u de contactschakelaar van de stand LOCK/OFF in de stand ON/RUN zetten en tevens het rempedaal ingetrapt houden. Anders kan de schakelhendel beschadigd raken. • Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen draaien als u vanuit de standen PARK of NEUTRAL naar een andere versnelling schakelt. Anders kan schade aan de aandrijflijn ontstaan.
DRIVE Deze stand is bedoeld voor het rijden in de stad en op de grote weg. In deze stand schakelt de versnellingsbak het soepelst en rijdt u het zuinigst. De transmissie schakelt automatisch op via de eerste underdriveversnelling, tweede, derde en vierde versnelling, vijfde prise-direct-versnelling en de zesde overdriveversnelling. De stand DRIVE zorgt voor optimale rijeigenschappen onder alle normale omstandigheden.
5. Start de motor opnieuw. UW AUTO 6. Schakel naar de gewenste versnelling. Als het probleem niet langer wordt gedetecteerd, werkt de versnellingsbak weer op de normale manier. VEILIGHEID OPMERKING: Ook al kan de versnellingsbak worden gereset, we raden u toch aan zo spoedig mogelijk een bezoek te brengen aan uw erkende dealer. Uw erkende dealer kan met speciale diagnoseapparatuur vaststellen of het probleem zich nogmaals kan voordoen.
AANDRIJVING OP ALLE WIELEN (AWD) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Met deze voorziening kunt u de vierwielaandrijving (AWD) inschakelen. Het systeem werkt automatisch, de bestuurder hoeft niets te bedienen en heeft geen extra vaardigheden nodig. Onder normale rijomstandigheden hebben de voorwielen de meeste grip. Als de voorwielen grip dreigen te verliezen, wordt er automatisch meer trekkracht overgebracht op de achterwielen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 246 GRIP Bij rijden op natte of met sneeuwresten bedekte wegen kan een dunne laag water ontstaan tussen de band en het wegdek. Dit verschijnsel wordt aquaplaning genoemd en kan ertoe leiden dat de auto gedeeltelijk of volledig onbestuurbaar wordt en u niet meer kunt remmen. Volg de onderstaande aanwijzingen op om het risico van aquaplaning te verkleinen: 1.
• Controleer altijd de diepte van het stilstaande water voordat u erdoor rijdt. Rijd nooit door stilstaand water dat tot boven de onderkant van de wielvelgen reikt. • Bepaal de staat van de weg of het pad onder water en of zich obstakels onder water bevinden voordat u door het stilstaande water rijdt. • Rijd niet met een hogere snelheid dan 8 km/u door stilstaand water. Dit beperkt de golfvorming tot een minimum. • Rijden door stilstaand water kan schade veroorzaken aan de onderdelen van de aandrijflijn.
TREKKEN VAN EEN AANHANGER UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 248 In dit hoofdstuk vindt u veiligheidstips en informatie over wat u redelijkerwijs wel en niet met uw auto mag trekken. Lees deze informatie aandachtig door voordat u met een aanhanger gaat rijden. Volg de vereisten en aanbevelingen voor het trekken van een aanhanger uit deze handleiding op, zodat de garantie zijn geldigheid behoudt.
7% of meer dan 10% van de lading van de aanhangwagen. Het disselgewicht moet niet hoger zijn dan het gecertificeerde vermogen van de trekhaak of het vermogen van het disselgewicht, wat minder is. Het moet minder zijn dan 4% van de lading van de aanhangwagen, maar niet minder dan 25 kg. U moet de disselbelading beschouwen als een deel van de belading op uw auto en zijn maximaal toelaatbare asbelasting (GAWR).
UW AUTO VEILIGHEID • Bij een vaste trekhaak met kogel bevestigt u de klem direct op het daartoe bestemde punt. Deze alternatieve oplossing vereist speciale toestemming van de fabrikant van de aanhanger, omdat de klem wellicht niet sterk genoeg is voor gebruik op deze manier.(afb. 142) Zonder bevestigingspunten STARTEN EN RIJDEN • Bij een trekhaak met afneembare kogel dient u zich te houden aan de door de fabrikant of leverancier aanbevolen werkwijze.(afb.
TREKGEWICHTEN (MAXIMALE AANHANGERGEWICHTEN) In de onderstaande tabel worden de maximale aanhangergewichten voor uw type aandrijflijn weergegeven. Motor/versnellingsbak Frontaal oppervlak Max. BGA (Bruto gewicht aanhanger) (model voor 5 of 7 passagiers) 454 kg 1.100 kg 1.250 kg Max.
UW AUTO VEREISTEN VOOR HET TREKKEN VAN EEN AANHANGER Voor een juiste inrijperiode van de aandrijflijn van uw nieuwe auto wordt aanbevolen de onderstaande richtlijnen te volgen: VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 252 • Tijdens de eerste 805 km die met uw nieuwe auto worden gereden, mag geen aanhangwagen worden aangekoppeld.
(Vervolgd) • Breng altijd veiligheidskettingen aan tussen uw auto en de aanhanger. Maak de kettingen altijd vast aan het frame of de daarvoor bestemde bevestigingspunten op de trekhaak.Voer de kettingen kruiselings onder de dissel door en zorg voor voldoende speling voor het nemen van bochten. • Parkeer een auto met aanhanger nooit op een helling. Als u een auto met aanhanger parkeert, trek dan altijd de handrem aan. Plaats altijd blokken voor de wielen van de aanhanger. • Overschrijd nooit het GCWR.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 254 – Bij het trekken van een aanhanger met hydraulisch geregelde remmen is geen elektronische remregelmodule voor de aanhanger vereist. – Aanhangwagenremmen worden aanbevolen voor aanhangwagens van meer dan 450 kg en zijn verplicht op aanhangwagens van meer dan 750 kg.
Aantal pennen 1 2 3 4 5 6 7 Functie Kleur draad Linkerrichtingaanwijzer Mistachterlicht Massa/ gemeenschappelijke retourlijn Rechterrichtingaanwijzer Parkeerlicht rechtsachter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter. b Remlichten Parkeerlicht linksachter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter. b Geel Blauw Wit (afb.
UW AUTO VEILIGHEID Aantal pennen 1 5 STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 6 7 NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD 8 9 TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 256 10 Functie Kleur draad Linkerrichtingaanwijzer Parkeerlicht rechtsachter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter. b Remlichten Parkeerlicht linksachter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter.
Handgeschakelde versnellingsbak (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Als u een auto met handgeschakelde versnellingsbak gebruikt voor het trekken van een aanhangwagen, moet u altijd in de EERSTE versnelling wegrijden om te voorkomen dat de koppeling gaat slippen. Automatische versnellingsbak (voor bepaalde uitvoeringen/landen) U kunt de stand DRIVE gebruiken bij het trekken van een aanhanger.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN "4" als de gewenste snelheid kan worden aangehouden. Selecteer indien nodig "3" of "2" om de gewenste snelheid aan te houden. – Vermijd lang rijden bij hoge toerentallen om oververhitting te voorkomen. Mogelijk moet de snelheid worden verlaagd om lang rijden met hoge toerentallen te voorkomen. U kunt opschakelen of de rijsnelheid weer verhogen wanneer de helling en het verkeer dit toelaat.
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER UW AUTO SLEPEN VAN DEZE AUTO ACHTER EEN ANDERE AUTO Sleepmethode Slepen met alle wielen op de grond Wielen VAN de grond GEEN UITVOERINGEN MET VOORWIELAANDRIJVING - HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Transmissie in de stand NEUTRAL Contact in stand ACC of ON/RUN NIET TOEGESTAAN UITVOERINGEN MET VOORWIELAANDRIJVING - AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK UITVOERINGEN MET AANDRIJVING OP ALLE WIELEN (AWD) Als de versnellingsbak kan worden bediend: Transmissie in de stand NEUTRAL
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 260 Uitvoeringen met aandrijving op alle wielen (AWD) Slepen achter een camper (met vier wielen op de grond of met een dolly) is NIET TOEGESTAAN. Deze auto mag alleen gesleept worden op een oplegger, met alle vier de wielen VAN de grond.
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN INSTRUMENTENGROEP UW AUTO (afb. 148) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 262 BESCHRIJVINGEN INSTRUMENTENGROEP 1. Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem Het lampje gaat ter controle vier tot acht seconden branden nadat u de contactschakelaar de eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
3. Controle-/storingslampje ESP (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Het controle-/storingslampje van het elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP) in de instrumentengroep gaat branden wanneer de contactschakelaar in de stand ON/RUN wordt gezet. Als de motor draait, behoort dit lampje uit te gaan. Wanneer controle-/storingslampje ESP continu blijft branden terwijl de motor draait, is een storing gedetecteerd in het ESP-systeem.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 264 7. Scherm kilometerteller/elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) Kilometerteller De kilometerteller geeft het aantal kilometers aan dat de auto in totaal heeft gereden. Scherm elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) Het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC) heeft een interactief scherm dat zich in de instrumentengroep bevindt.
Uw voertuig is ook uitgerust met een controlelampje voor storingen van het bandenspanningscontrolesysteem, dat gaat branden wanneer het systeem niet goed werkt. Het controlelampje voor storingen van het bandenspanningscontrolesysteem werkt in combinatie met het bandenspanningslampje. Als het systeem een storing detecteert, knippert het lampje gedurende ongeveer één minuut, waarna het continu gaat branden. Zolang er sprake van een storing is, wordt deze reeks telkens herhaald wanneer de auto wordt gestart.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 266 10. Waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels Dit lampje gaat ter controle vier tot acht seconden branden nadat u de contactschakelaar de eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet. Als tijdens deze gloeilampcontrole de veiligheidsgordel voor de bestuurder niet is vastgegespt, hoort u een geluidssignaal.
OPMERKING: Het lampje kan bij het nemen van een scherpe bocht even knipperen, doordat dan het vloeistofpeil verandert. Breng de auto naar de dealer voor onderhoud en laat het remvloeistofpeil controleren. Als een storing van het remsysteem wordt aangegeven, laat de auto dan onmiddellijk repareren. WAARSCHUWING! Blijven doorrijden terwijl het rode waarschuwingslampje voor het remsysteem brandt, is gevaarlijk. Een deel van het remsysteem is mogelijk defect. De remweg wordt dan langer.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 268 12. Controlelampje antiblokkeersysteem (ABS) Dit lampje is een indicator van het ABSsysteem. Het lampje gaat branden wanneer u de contactschakelaar in de stand ON/RUN zet en kan daarna nog vier seconden blijven branden.
NOODGEVALLEN STARTEN MET STARTKABELS Wanneer de accu van uw auto leeg is, kan de motor met behulp van een set startkabels en een accu in een andere auto, of met een draagbare snellader weer worden gestart. Bij onjuist gebruik kan het starten met startkabels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvuldig aan de hier beschreven procedures. VOORBEREIDING VOOR HET STARTEN MET STARTKABELS De accu in uw auto bevindt zich tussen de linker koplampeenheid en het spatscherm van het linker voorwiel.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 270 WAARSCHUWING! • Pas op voor de radiateurventilator wanneer de motorkap is geopend.Als de contactschakelaar in de stand ON staat, kan deze ventilator op elk moment gaan draaien. Er bestaat gevaar voor letsel door draaiende ventilatorbladen. • Verwijder alle metalen sieraden zoals horloges of armbanden die onbedoeld elektrisch contact kunnen maken.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel (+) aan op de pluspool (+) van de hulpaccu. 7. Koppel het andere einde van de minkabel (-) van de startkabel los van de minpool (-) van de hulpaccu. 3. Sluit het einde van de minkabel (-) van de startkabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu. 8. Koppel de pluskabel (+) van de startkabel los van de pluspool (+) van de hulpaccu. 4. Sluit het andere einde van de minkabel (-) aan op de externe minpool (-) van de auto met de lege accu. 9.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES WIELEN VERWISSELEN EN GEBRUIK VAN DE KRIK WAARSCHUWING! • Probeer geen wiel te verwisselen aan de zijde van de auto waar ander verkeer langs rijdt. Ga ver genoeg van de weg af staan om ongelukken te voorkomen bij gebruik van de krik of het verwisselen van een wiel. • Het is gevaarlijk om u onder een opgekrikte auto te bevinden. De auto kan van de krik glijden en op u vallen.
WAARSCHUWING! Probeer geen wiel te verwisselen aan de zijde van de auto waar ander verkeer langs rijdt. Ga ver genoeg van de weg af staan om ongelukken te voorkomen bij gebruik van de krik of het verwisselen van een wiel. 2. Schakel de waarschuwingsknipperlichten in. Reservewiel verwijderen OPMERKING: Klap bij modellen met zeven zitplaatsen de stoelen van de derde zitrij neer. Dan is er meer ruimte om bij de krik en het andere gereedschap te komen en het liermechanisme te bedienen. UW AUTO VEILIGHEID 1.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN OPMERKING: Monteer onderdelen 2 en 3; dit doet u door de kleine kogel aan het uiteinde van onderdeel 2 in het gaatje aan het uiteinde van onderdeel 3 aan te brengen. Zo worden deze onderdelen aan elkaar bevestigd. Monteer onderdeel 1en 2 waarbij de wielmoerbus aan het uiteinde van onderdeel 1 naar boven gekeerd is als het is aangebracht op onderdeel 2.
3. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan op de lieraandrijfmoer. Draai de in elkaar gezette krikhendel naar rechts om het reservewiel in de opbergruimte te tillen. Blijf draaien aan de krikhendel tot u het liermechanisme drie keer hoort klikken. Te strak aandraaien is onmogelijk. Duw een paar keer tegen het wiel om te controleren of het stevig is bevestigd.
UW AUTO VEILIGHEID Probeer niet om de auto op te krikken op andere plaatsen dan de aangegeven plaatsen in de instructies voor het opkrikken van deze auto. (afb. 154) 1. Neem het reservewiel, de krik en de krikhendel uit de opbergplaats. STARTEN EN RIJDEN 3. Plaats de krik onder het krikpunt dat zich het dichtst bij de lekke band bevindt. Centreer de krikkop tussen de inkepingen in de dorpelbalk.
WAARSCHUWING! Als u de auto hoger opkrikt dan noodzakelijk, zal hij minder stabiel staan. De auto kan van de krik glijden en zo ernstig letsel veroorzaken. Krik de auto slechts zo ver op als nodig is om het wiel te verwijderen. 5. Verwijder de wielmoeren. Verwijder de wieldop, indien aanwezig, van het wiel met de hand. Wrik de wieldop niet los. Trek vervolgens het wiel los van de wielnaaf. WAARSCHUWING! Om persoonlijk letsel te voorkomen, dient u de wieldoppen voorzichtig te hanteren.
OPMERKING: UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 278 • Installeer geen sierdop of wieldop op het compacte reservewiel. • Raadpleeg de paragrafen "Compact reservewiel" en "Reservewiel voor beperkt gebruik" onder "Banden — algemene informatie" in het hoofdstuk "Technische specificatie" voor meer waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en informatie over het reservewiel, het gebruik en de werking ervan. 7.
ORIGINEEL WIEL MONTEREN Auto's uitgerust met wieldoppen 1. Monteer het originele wiel op de as. 2. Breng om het monteren van stalen wielen met wieldoppen gemakkelijker te maken twee wielmoeren aan op de tapeinden die zich aan beide zijden van het ventiel bevinden. Breng de wielmoeren aan met het conusvormige uiteinde van de moer in de richting van het wiel. Haal de wielmoeren licht aan.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 280 5. Laat de auto zakken tot op de grond door de slinger linksom te draaien. 6. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de moersleutel aan het einde van de hendel omlaag voor meer hefboomwerking. Trek de wielmoeren in stervolgorde aan totdat iedere moer twee keer aangetrokken is. Het correcte aanhaalmoment voor de moeren is 130 Nm.
TIREFIT-SET(voor bepaalde uitvoeringen/landen) ONDERDELEN EN GEBRUIK VAN DE TIREFIT-SET Klein gaatjes (tot 6 mm) in het loopvlak van de band kunnen worden gedicht met TIREFIT. Voorwerpen, zoals als spijkers en schroeven, mogen niet uit de band worden verwijderd. TIREFIT kan worden gebruikt bij buitentemperaturen tot ongeveer -20 °C. (afb. 160) Deze set zorgt voor een tijdelijke afdichting, waardoor u nog maximaal 160 km kunt rijden met een maximumsnelheid van 88 km/u. 4.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 282 Gebruik van de functieregelknop en slangen Uw TIREFIT-set is voorzien van de volgende symbolen, die de lucht- en afdichtfunctie aangeven. • Luchtfunctie selecteren Draai de functieregelknop (5) naar de stand voor alleen luchtpompbediening. Gebruik de zwarte luchtpompslang (7) wanneer u deze functie selecteert.
waarmee u ballen, luchtbedden of andere opblaasbare voorwerpen kunt oppompen. Gebruik uitsluitend de zwarte luchtpompslang (7) en zorg ervoor dat de functieregelknop (5) op de luchtmodus is afgesteld als zulke voorwerpen worden opgepompt om te voorkomen dat ze worden ingespoten met afdichtingsmiddel. Het TIREFIT-afdichtingsmiddel is uitsluitend bedoeld voor het afdichten van gaatjes met een kleinere diameter dan 6 mm in het loopvlak van een band.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 284 (Vervolgd) • Voorkom dat TIREFIT in contact komt met uw haar, ogen of kleding. TIREFIT is schadelijk bij inademen, inslikken en huidcontact. Het veroorzaakt irritatie van de huid, ogen en luchtwegen. Spoel onmiddellijk met veel water na eventuele aanraking met de ogen of de huid.
2. Verwijder de sticker met de snelheidslimiet van de bovenkant van de fles met afdichtingsmiddel (1) en breng de sticker aan op het instrumentenpaneel. 3. Maak de afdichtingsslang (6) onmiddellijk los van het ventiel, breng de dop weer aan op de fitting aan het uiteinde van de slang, en berg de TIREFIT-set op de daarvoor bestemde plaats in de auto op. Ga snel door naar (D) "Rijden met de auto". • De metalen fitting van de stekker (8) kan na gebruik heet zijn en moet daarom voorzichtig worden gehanteerd.
UW AUTO (C) Afdichtingsmiddel TIREFIT in de lekke band spuiten: andere auto. Zorg dat de motor draait voordat u de TIREFIT-set inschakelt. • Start altijd de motor voordat u de TIREFIT-set inschakelt. 3. De fles (1) met afdichtingsmiddel is mogelijk eerder gebruikt en daarom leeg. Schakel hulp in. VEILIGHEID OPMERKING: Bij auto's met handmatige versnellingsbak moet de handrem zijn aangetrokken en de schakelhendel in de stand NEUTRAL staan.
Als de band niet binnen 15 minuten wordt gevuld tot een druk van ten minste 1,8 bar (26 psi): • De schade aan de band is te groot. Probeer niet door te rijden. Schakel hulp in. OPMERKING: Druk, als de band een te hoge spanning heeft, op de knop Deflation (leeglopen) om de bandenspanning te verminderen tot de voorgeschreven bandenspanning voordat u verder gaat. Als de band binnen 15 minuten is gevuld tot de aanbevolen bandenspanning of tot een spanning van ten minste 1,8 bar (26 psi): 1.
UW AUTO VEILIGHEID (E) Na het rijden: Parkeer op een veilige plaats. Lees eerst "Wanneer u stopt om TIREFIT te gebruiken" voordat u verder gaat. 1. Draai de functieregelknop (5) in de stand voor de luchtfunctie. 2. Maak de stekker los en steek de stekker in de 12 Volt-aansluiting van de auto. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 288 3.
3. Druk op de knop voor het losmaken van de fles met afdichtingsmiddel. De fles met afdichtingsmiddel (1) springt omhoog. Verwijder de fles en voer deze volgens de voorschriften af. 4. Verwijder eventuele resten van het afdichtingsmiddel van de TIREFIT-houder. 5. Breng de nieuwe fles met afdichtingsmiddel (1) zo aan in de houder dat de afdichtingsslang (6) wordt uitgelijnd met de slangsleuf in de voorzijde van de behuizing. Druk de fles in de behuizing.
GLOEILAMPEN – Exterieur UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Lampnr. Dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . H11 Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HB3/9005 Richtingaanwijzer voor . . . . . . . . . . PY27W/3757AK Parkeerlicht vóór . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . W5W Mistlamp vóór . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . PSX24W Mistlamp achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Raak de nieuwe gloeilamp niet met de vingers aan. Contact met huidvet verkort de levensduur van de lamp. Wanneer de lamp in aanraking is gekomen met vet,reinig deze dan eerst met reinigingsalcohol. 4. Breng de gloeilamp met de fitting in het koplamphuis aan en draai het geheel een kwart slag rechtsom.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD 5. Houd de lipjes op de nieuwe mistlamp gelijk aan de sleuven in de kraag van de lampopening in de achterzijde van het mistlamphuis. 5. Trek de lamp recht uit de opening met sleuf in het lamphuis. Raak de nieuwe gloeilamp niet met de vingers aan. Contact met huidvet verkort de levensduur van de lamp. Wanneer de lamp in aanraking is gekomen met vet,reinig deze dan eerst met reinigingsalcohol. 6.
6. Verwijder de lamp uit het contact en breng de nieuwe gloeilamp aan. 7. Houd de lipjes op de nieuwe achtermistlamp gelijk aan de sleuven in de kraag van de lampopening in de achterzijde van het mistlamphuis. 8. Steek de lamp in het lamphuis totdat de lipjes aanliggen in de sleuven van de kraag. 9. Druk de lamp stevig en gelijkmatig in het lamphuis tot de beide klemveren de lamp stevig op zijn plaats houden. 10. Plaats de mistlampbehuizing weer terug.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN het carrosseriepaneel en de buitenzijde van het achterlichthuis en pak de flens aan de binnenzijde van het achterlichthuis met de andere hand vast. Druk met de spatel en uw hand het achterlichthuis los. 4. Draai de fitting van de betreffende gloeilamp een kwart slag linksom en neem de gloeilamp uit het achterlichthuis. Achteruitrijlamp vervangen 1. Open de achterklep. 2.
5. Verwijder de lamp uit het contact en breng de nieuwe gloeilamp aan. 6. Installeer de gloeilamp met fitting in de behuizing en draai de fitting een kwart slag naar rechts om deze op zijn plaats te vergrendelen. 7. Breng het achterlichthuis en de bevestigingen aan. KENTEKENVERLICHTING 1. Duw het kleine grendellipje dat uit de lens steekt in de richting van de auto en houd het in die stand vast. 2.
ZEKERINGEN UW AUTO VEILIGHEID ZEKERINGEN INTERIEUR Het zekeringenkastje voor de interieurzekeringen bevindt zich onder het instrumentenpaneel aan de passagierszijde.
Locatie F120 F121 F122 F123 F124 F125 F126 F127 Patroonzekering Minizekering 10 A rood 15 A blauw 25 A blanco 25 A blanco 10 A rood 10 A rood 10 A rood 20 A geel Omschrijving Vierwielaandrijving – Voor bepaalde uitvoeringen/landen Draadloze ontstekingsnode Module bestuurdersportier Module passagiersportier Locatie F128 Minizekering 15 A blauw F129 15 A blauw F130 15 A blauw F131 10 A rood Spiegels Regelmodule stuurkolom F132 Audioversterker F133 Trekhaak – Voor bepaalde uitvoeringen/landen
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN ZEKERINGEN ONDER MOTORKAP (STROOMVERDEELKAST) In de motorruimte bevindt zich een stroomverdeelkast. (afb.
Locatie F148 F149 Patroonzekering 40 A groen 30 A roze 25 A blanco F150 F151 Minizekering 30 A roze F152 25 A blanco F153 20 A geel F156 10 A rood F157 10 A rood F158 10 A rood Omschrijving Motor koelventilator Elektromagneet startmotor Modules aandrijflijn Koplampsproeiermotor – Voor bepaalde uitvoeringen/ landen Dieselbrandstofverwarming – Voor bepaalde uitvoeringen/landen Locatie Patroonzekering F159 F160 F161 F162 F163 50 A rood 50 A rood 25 A blanco 20 A geel 20 A geel 30 A groe
UW AUTO Locatie F170 VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN F172 F173 F174 WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN F175 F176 INHOUD 300 Minizekering Omschrijving 15 A blauw Emissie – Gedeeltelijk nul emissie actuators 20 A geel 25 A blanco 20 A geel 30 A groen 10 A rood F177 20 A geel F178 25 A blanco F179 10 A rood SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES Patroonzekering Locatie Patroonzekering F181 100 A blauw Kleppen ABS F182 50 A rood Sirene – Voor bepaalde uitvoeringen/ l
SCHAKELHENDEL ONTGRENDELEN 4. Houd het rempedaal stevig ingetrapt. Als zich een storing voordoet en de schakelhendel niet uit de stand PARK kan worden bewogen, dan kunt u de volgende procedure uitvoeren om de schakelhendel tijdelijk te kunnen bewegen: 5. Steek een schroevendraaier of soortgelijk klein gereedschap in de opening en houd het ontgrendelmechanisme naar voren gedrukt. UW AUTO 6. Beweeg de schakelhendel naar de stand NEUTRAL. VEILIGHEID 1. Zet de motor af. 2. Trek de handrem stevig aan. 3.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 302 EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJKRIJGEN Wanneer u met de auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, kunt u de auto meestal door een heen en weer gaande beweging los krijgen. Draai het stuur links- en rechtsom om de voorwielen vrij te maken.
WAARSCHUWING! Het laten doorslippen van de wielen is gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te hoge wielsnelheden kunnen de banden en assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen. Er kan een band exploderen, waardoor iemand gewond kan raken. Laat de wielen van uw auto niet met een hogere snelheid dan 48 km/u of langer dan 30 seconden continu doorslippen. Zorg er ook voor dat er geen personen aanwezig zijn in de nabijheid van een doorslippend wiel, ongeacht de snelheid waarmee het wiel ronddraait.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 304 De sleepogen zijn uitsluitend bedoeld voor noodsituaties, om een voertuig dat van de weg is geraakt vrij te krijgen. Gebruik de sleepogen niet voor het aankoppelen aan een afsleepwagen of om op de auto op de weg te slepen. U kunt uw auto anders beschadigen. Om te slepen kunt u beter sleepbanden dan kettingen gebruiken. Kettingen kunnen schade veroorzaken.
Steek het platte uiteinde van de slinger door het sleepoog en draai vast. Raadpleeg "Opkrikken en wiel verwisselen" voor meer informatie. Het sleepoog moet volledig aanliggen tegen de bevestigingssteun achter het bumperpaneel, zoals is afgebeeld. Als de sleephaak niet goed aan het sleepoog bevestigd kan worden, mag u de auto niet slepen. (afb. 172) GEBRUIK VAN HET SLEEPOOG ACHTER De aansluiting voor het sleepoog achter bevindt zich achter een klep op de bumperbeschermer linksachter.
SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 306 Sleepmethode Slepen met alle wielen op de grond Slepen met behulp van een wiellift of dolly Autoambulance Wielen VAN de grond GEEN UITVOERINGEN MET VOORWIELAANDRIJVING - HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK NIET TOEGESTAAN Transmissie in de stand NEUTRAL NIET TOEGESTAAN Contact in stand ACC of ON/RUN Max. snelheid 40 km/u Max.
Wanneer de accu van de auto leeg is, raadpleeg dan de paragraaf "Schakelhendel ontgrendelen" in het hoofdstuk "Wat doen in geval van nood" voor instructies over hoe u de automatische versnellingsbak uit de stand PARK schakelt voor het slepen. • Gebruik geen takelsysteem met sleeplus om de auto te slepen. Dit kan het bumperpaneel beschadigen. • Bij het vastmaken van de auto op een autoambulance mogen de onderdelen in de wielophanging vóór of achter niet worden vastgemaakt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 308 UITVOERINGEN MET VOORWIELAANDRIJVING (FWD) HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK De fabrikant raadt aan de auto op een autoambulance te vervoeren (alle wielen VAN de grond). UITVOERINGEN MET VOORWIELAANDRIJVING (FWD) AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK De fabrikant raadt aan de auto op een autoambulance te vervoeren (alle wielen VAN de grond).
SERVICE EN ONDERHOUD ONDERHOUDSSCHEMA OPMERKING: ONDERHOUDSSCHEMA — BENZINEMOTOR De geplande onderhoudsbeurten in deze handleiding moeten op de aangeduide tijdstippen of kilometerstanden worden uitgevoerd om uw garantie te behouden en optimale betrouwbaarheid en prestaties van de auto te garanderen. Bij veeleisend gebruik, bijvoorbeeld door het rijden in stoffige omgevingen of veel korte ritten, is mogelijk meer onderhoud vereist.
In duizenden kilometers 24 48 72 96 120 144 168 192 Maanden 12 24 36 48 60 UW AUTO PCV-klep controleren en zo nodig vervangen. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 310 Accustatus controleren en zo nodig bijladen.
In duizenden kilometers 24 48 72 96 120 144 168 192 Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 • • • • Visuele controle uitvoeren van de conditie van de hulpaandrijfriem(en). UW AUTO • Uitlaatgasemissiewaarden controleren. • Handrem controleren en indien nodig afstellen. • • • Werking motormanagement controleren (via diagnosestekker). • • • • • • • • • VEILIGHEID • • Ververs de automatische transmissievloeistof en vervang het filter (*).
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN OPMERKING: Koelsysteem doorspoelen en koelvloeistof verversen bij 240.000 km of na 10 jaar. • herhaaldelijke korte ritten (minder dan 7-8 km) bij temperaturen onder het vriespunt; Periodieke controles Na elke 1.000 km of voorafgaand aan lange ritten het volgende controleren en indien nodig bijvullen: • motor draait vaak stationair, rijden van lange afstanden met lage snelheden of langere perioden zonder gebruik.
ONDERHOUDSSCHEMA — DIESELMOTOR Vereiste onderhoudsintervallen Raadpleeg de onderhoudsschema's op de volgende pagina's voor de vereiste onderhoudsintervallen. UW AUTO In duizenden kilometers 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 • • • • • • • • • • • • Banden op conditie/slijtage controleren en bandenspanning eventueel corrigeren.
In duizenden kilometers 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 Uitlaatgassen-/emissies controleren. • • • • • • Accustatus controleren en zo nodig bijladen. • • • • • • Werking motorsysteem controleren (via diagnosestekker). • • • • • • UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Visuele controle van de conditie van de hulpaandrijfriem. • • Hulpaandrijfriemen vervangen. WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN • Toestand van distributieriem controleren.
In duizenden kilometers 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 Bij gebruik van de auto als politiewagen, taxi of bedrijfswagen of regelmatig trekken van een aanhangwagen: de automatische transmissievloeistof verversen en het filterelement vervangen. • Automatische transmissievloeistof verversen en filter vervangen.
UW AUTO VEILIGHEID Gebruik van auto onder zware omstandigheden Als de auto hoofdzakelijk onder een van de volgende omstandigheden wordt gebruikt: • trekken van aanhanger of caravan; • stoffige wegen; STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 316 • herhaaldelijke korte ritten (minder dan 7-8 km) bij temperaturen onder het vriespunt; • motor draait vaak stationair, rijden van lange afstanden met lage snelheden of langere period
MOTORCOMPARTIMENT — 2,4-LITER BENZINE (afb. 174) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD (afb.
MOTORCOMPARTIMENT — 3,6-LITER BENZINE UW AUTO (afb. 175) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 318 (afb.
MOTORCOMPARTIMENT — 2,0-LITER DIESEL (afb. 176) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES (afb.
ONDERHOUDSPROCEDURES UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 320 De volgende pagina's bevatten de vereiste onderhoudswerkzaamheden zoals vastgesteld door de fabrikant van uw auto. Naast de onderhoudsaspecten die worden vermeld in het onderhoudsschema zijn er mogelijk ook andere componenten die op een later tijdstip onderhoud vereisen of vervangen moeten worden.
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en alleen wanneer de motor warm is. De meting is dan nauwkeuriger. Het oliepeil moet gehandhaafd blijven tussen de merktekens op de peilstok. De peilstok is gemarkeerd met een kruisarcering met het woord SAFE (veilig) of een deel met kruisarcering met de woorden MIN aan de ondergrens en MAX aan de bovengrens. Bijvullen met één liter olie als het oliepeil aan de ondergrens staat brengt het peil terug naar de bovengrens van de markering.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN Motorolieviscositeit – 2,4-liter en 3,6-liter benzinemotor SAE 5W-30 motorolie wordt aanbevolen voor alle gebruikstemperaturen. Deze motorolie vergemakkelijkt het starten bij lage temperaturen en vermindert het brandstofverbruik. Op de motorolievuldop wordt tevens de aanbevolen viscositeit van de motorolie voor uw auto aangegeven.
Keuze van het luchtfilter De kwaliteit van vervangende luchtfilters verschilt aanzienlijk. Alleen hoogwaardige filters staan garant voor een juiste werking. ONDERHOUDSVRIJE ACCU U hoeft nooit water bij te vullen of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. OPMERKING: De accu bevindt zich in de ruimte achter het linker voorspatbord en is bereikbaar via de wielholte. Het wiel- en bandensamenstel hoeven niet verwijderd te worden om bij die ruimte te komen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 324 • Let er bij het aansluiten van de accukabels op dat de pluskabel op de pluspool en de minkabel op de minpool aangesloten worden. De aansluitpolen zijn gemarkeerd als positief (+) en negatief (-) op de accubehuizing. De kabelklemmen moeten stevig op de aansluitpolen zitten en mogen geen corrosie vertonen.
Koudemiddel opvangen en recyclen Het airconditioningsysteem van uw auto bevat R-134a, een koudemiddel dat de ozonlaag niet aantast. De fabrikant raadt u aan het onderhoud aan het airconditioningsysteem te laten uitvoeren door een erkende dealer of een vakgarage die beschikt over de uitrusting om het koudemiddel op te vangen en te laten recyclen.
Het luchtfilter van de airco is voorzien van een pijl die de richting van de luchtstroom door het filter aangeeft. Als het filter niet op de juiste wijze wordt geïnstalleerd, moet het wellicht vaker worden vervangen. UW AUTO VEILIGHEID 7. Plaats het klepje van het handschoenenkastje weer terug. Zorg dat de scharnieren volledig op hun plaats zitten als u het klepje omhoog doet. Anders klikt het veerslot niet goed dicht. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb.
een kleine hoeveelheid smeermiddel van hoge kwaliteit direct aan in de slotcilinder. Laat het onderhoud van uw auto over aan een FIAT-dealer. Voor routineonderhoud en klein onderhoud dat u zelf wilt uitvoeren, raden wij u aan om het juiste gereedschap, originele reserveonderdelen van FIAT en de vereiste vloeistoffen te gebruiken.Voer geen onderhoud uit als u geen ervaring hebt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 5. Kantel het ruitenwisserblad omlaag en breng de kap op het scharnier op zijn plaats. er veeg de wisserbladen mee schoon. Dit verbetert de wiswerking. RUITENSPROEIERVLOEISTOF BIJVULLEN De ruitensproeiers vóór en achter maken gebruik van hetzelfde vloeistofreservoir. Het vloeistofreservoir bevindt zich in de motorruimte. Controleer regelmatig de inhoud van het reservoir.
WAARSCHUWING! In de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistof is brandbaar. Deze kan ontbranden en brandwonden veroorzaken. Wees daarom voorzichtig als u het reservoir bijvult of in de buurt van het reservoir werkt. UITLAATSYSTEEM De beste bescherming tegen koolmonoxidevergiftiging is een goed onderhouden uitlaatsysteem. Laat het onderhoud van uw auto over aan een FIAT-dealer.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 330 OPMERKING: Opzettelijk knoeien aan het uitlaatgasregelsysteem is strafbaar en kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. WAARSCHUWING! Een heet uitlaatsysteem kan brand veroorzaken wanneer u boven brandbaar materiaal parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog gras of bladeren die in aanraking komen met de hete uitlaat.
Laat het onderhoud van uw auto over aan een FIAT-dealer. Voor routineonderhoud en klein onderhoud dat u zelf wilt uitvoeren, raden wij u aan om het juiste gereedschap, originele reserveonderdelen van FIAT en de vereiste vloeistoffen te gebruiken.Voer geen onderhoud uit als u geen ervaring hebt. Controle van koelvloeistof Controleer de koelvloeistof (antivries) ieder jaar (bij voorkeur voordat de vorst invalt).
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 332 (Vervolgd) • Gebruik geen gewoon water of koelvloeistof (antivries) op basis van alcohol. Gebruik geen roestremmers of andere anticorrosie-producten, omdat deze mogelijk niet geschikt zijn voor de gebruikte koelvloeistof (antivries) en verstopping van de koelvloeistof kunnen veroorzaken.
Het is de taak van de eigenaar van de auto om de concentratie van de koelvloeistof aan te passen aan de buitentemperatuur. Controleer de vuldop en reinig deze grondig wanneer er afzettingen zichtbaar zijn op het sluitvlak. OPMERKING: Als verschillende koelvloeistoffen worden gemengd, neemt de levensduur van de koelvloeistof (antivries) af en moet de koelvloeistof vaker worden ververst.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 334 binnenkrijgt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen. Verwijder gemorste vloeistof onmiddellijk. • Vul niet te veel vloeistof bij in het koelvloeistofreservoir. Koelvloeistofpeil De radiator is normaliter helemaal gevuld. Het is dus niet nodig de radiatordop te openen, behalve om de antivriesconcentratie te controleren of de koelvloeistof te verversen.
REMSYSTEEM Om altijd optimale remprestaties te waarborgen, moeten alle onderdelen van het remsysteem regelmatig worden gecontroleerd. Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhoudsschema" voor de juiste onderhoudsintervallen. WAARSCHUWING! Rijden met uw voet op het rempedaal is gevaarlijk en kan leiden tot ongevallen. Rijden met uw voet op het rempedaal veroorzaakt abnormaal hoge remtemperaturen, verhoogt de slijtage van de remvoering en kan leiden tot schade aan het remsysteem.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES WAARSCHUWING! • Gebruik uitsluitend door de fabrikant aanbevolen remvloeistof. Raadpleeg "Vloeistoffen, smeermiddelen en originele onderdelen" in "Technische gegevens" voor meer informatie. Gebruik van de verkeerde remvloeistof kan ernstige schade veroorzaken aan uw remsysteem en/of de werking ervan nadelig beïnvloeden.
mogen geen chemicaliën door de versnellingsbak worden gespoeld; uitsluitend het goedgekeurde smeermiddel mag worden gebruikt. Speciale additieven De fabrikant raadt het gebruik van speciale additieven in de transmissievloeistof ten zeerste af. Automatische transmissievloeistof (ATF) is een geavanceerd en hoogwaardig product waarvan de prestaties door additieven nadelig kunnen worden beïnvloed. Daarom raden we u aan geen additieven aan de transmissievloeistof toe te voegen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 338 HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ACHTERDIFFERENTIEEL (RDA) – ALLEEN UITVOERINGEN MET AWD Vloeistofpeil controleren Inspecteer de handgeschakelde versnellingsbak op lekkage iedere keer wanneer de olie wordt ververst. Indien nodig moet vloeistof worden bijgevuld tot aan het juiste niveau.
Vloeistofpeil controleren Controleer de unit visueel na iedere olieverversing op lekkage. Indien u lekkage ziet, controleer dan het vloeistofniveau door de vuldop te verwijderen. Het vloeistofniveau moet gehandhaafd worden tussen de bodem van de vulopening tot 4 mm onder de vulopening. De onderstaande onderhoudsadviezen helpen om de carrosserie van uw auto gedurende lange tijd in optimale conditie te houden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 340 Gebruik nooit schurende of sterke reinigingsmiddelen zoals staalwol of schuurpoeder. Deze veroorzaken krassen op het metaal en de lak. Speciale verzorging • Spuit de onderzijde van de auto regelmatig schoon (minstens één keer per maand) wanneer u op bepekelde of stoffige wegen of in kuststreken rijdt.
• Bij hardnekkige vlekken brengt u een milde zeepoplossing aan op een schone, vochtige doek en verwijdert u de vlek. Verwijder zeepresten met een andere vochtige doek. • Verwijder vetvlekken met een multifunctioneel schoonmaakmiddel of een gelijkwaardig middel en een schone, vochtige doek. Verwijder zeepresten met een andere vochtige doek. • Gebruik geen bijtende oplosmiddelen of enige andere vorm van bescherming op vlekwerende producten.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 342 Om krassen tot een minimum te beperken en de lichtopbrengst maximaal te houden, mogen de koplamplenzen niet met een droge doek worden schoongemaakt. Verwijder vuil met een milde zeepoplossing en spoel goed na. 1. Reinig met een zachte bevochtigde doek.
STALLEN VAN DE AUTO ROULEREN VAN BANDEN Als u meer dan 21 dagen geen gebruikmaakt van uw auto, wilt u mogelijk voorzorgsmaatregelen nemen ter bescherming van de accu. De banden die gebruikt worden aan de voorzijde van de auto krijgen een andere belasting te verwerken dan de banden aan de achterzijde. De functies bij de besturing, de aandrijving en het remmen zijn verschillend. Hierdoor slijten de voor- en achterbanden onevenredig.
TECHNISCHE SPECIFICATIES UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN CHASSISNUMMER (VIN) Het chassisnummer (VIN) bevindt zich vooraan op de linkerhoek van het instrumentenpaneel en is van buitenaf door de voorruit zichtbaar. Dit nummer is ook ingeslagen op de dorpel van het portier rechtsvoor onder de sierlijst en staat verder op het label Motorvoertuiginformatie dat op een raam van het voertuig is bevestigd, op de voertuigregistratie en op de eigendomspapieren. (afb. 181) (afb.
BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE BANDENSPANNING Voor de veiligheid en goede rijeigenschappen is een juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Als de bandenspanning niet juist is, heeft dit de onderstaande gevolgen: Veiligheid WAARSCHUWING! • Een onjuiste bandenspanning is gevaarlijk en kan leiden tot ongevallen. • Bij een te lage bandenspanning heeft de band te veel rek en dit kan resulteren in oververhitting en lekrijden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 346 BANDENSPANNING De juiste spanning voor koude banden staat vermeld op de B-stijl aan de bestuurderszijde of op de achterrand van het bestuurdersportier. Controleer de bandenspanning ten minste één keer per maand en vul de banden indien nodig met lucht. Controleer de banden tegelijkertijd op slijtage of zichtbare schade.
WAARSCHUWING! Het rijden met hoge snelheden in een maximaal beladen auto is gevaarlijk. De extra belasting op uw banden kan lekkage of een klapband veroorzaken. Dit kan leiden tot een ernstig ongeval. Rij niet sneller dan 120 km/u in een auto die tot het maximale laadvermogen is beladen. RADIAALBANDEN WAARSCHUWING! Het gecombineerd monteren van radiaalbanden en andere bandentypes heeft een negatieve invloed op het weggedrag van uw auto. Dit stabiliteitsverlies kan ongevallen veroorzaken.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD Laat vanwege de verminderde grondspeling uw auto niet in een automatische wasstraat wassen wanneer een compact reservewiel of een reservewiel voor beperkt gebruik is gemonteerd. De auto kan schade oplopen. COMPACT RESERVEWIEL (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Het compacte reservewiel mag slechts tijdelijk en alleen in noodgevallen worden gebruikt.
RESERVEWIEL VOOR BEPERKT GEBRUIK (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Het reservewiel voor beperkt gebruik mag slechts tijdelijk en alleen in noodgevallen worden gebruikt. De omschrijving van de band bevindt zich op een sticker op het reservewiel voor beperkt gebruik. Op deze sticker worden de beperkingen voor het rijden met het reservewiel aangegeven. Het reservewiel lijkt op het oorspronkelijke wiel op de voor- of achteras van de auto, maar heeft andere eigenschappen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 350 WAARSCHUWING! Het laten doorslippen van de wielen is gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te hoge wielsnelheden kunnen de banden beschadigen of lek raken. Er kan een band exploderen,waardoor iemand gewond kan raken.Laat de wielen van uw auto niet met een hogere snelheid dan 48 km/u of langer dan 30 seconden continu doorslippen.
Bewaar banden die niet worden gebruikt op een koele, droge en donkere plaats. Voorkom dat de banden in aanraking komen met olie, vet en benzine. VERVANGENDE BANDEN De banden van uw nieuwe auto bieden een optimale balans tussen verschillende eigenschappen. Controleer daarom de banden regelmatig op de juiste bandenspanning en op slijtage.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 352 (Vervolgd) • Gebruik nooit een band met een lagere belastingsindex of capaciteit dan die van de banden waarmee uw auto oorspronkelijk is uitgerust.Als u een band met een lagere belastingsindex gebruikt, kan de band te zwaar worden belast en lek raken. U kunt hierdoor de controle over de auto verliezen een aanrijding veroorzaken.
(Vervolgd) • Door de beperkte ruimte voor sneeuwkettingen tussen de banden en andere onderdelen van de wielophanging, is het belangrijk uitsluitend kettingen te gebruiken die in goede staat verkeren. Gebroken sneeuwkettingen kunnen ernstige schade veroorzaken. Zet de auto onmiddellijk stil als u een geluid hoort dat zou kunnen wijzen op kettingbreuk.Verwijder eerst de beschadigde onderdelen van de ketting voordat u deze weer gebruikt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 354 BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOR Alle motoren voldoen aan alle emissie-eisen, hebben een laag brandstofverbruik en bieden optimale rijeigenschappen als u hoogwaardige loodvrije benzine met een minimum octaangehalte van 91 gebruikt. Het gebruik van superbenzine wordt afgeraden, omdat dit voor deze motoren geen voordelen ten opzichte van normale benzine biedt.
van gebruik van methanol/benzine of E-85ethanolmengsels is de fabrikant niet aansprakelijk. Hoewel MTBE een zuurstofverbinding op basis van methanol is, heeft het niet de negatieve effecten van methanol. Het gebruik van brandstof met een ethanolgehalte van meer dan 10% kan motordefecten, start- en rijproblemen, en aantasting van materialen veroorzaken. Deze nadelige werking kan blijvende schade aan uw auto tot gevolg hebben.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 356 WAARSCHUWING! Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen is dodelijk. Volg de onderstaande voorschriften om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen: • Adem nooit uitlaatgassen in. Deze bevatten namelijk koolmonoxide, een kleur- en reukloos gas dat dodelijk kan zijn.
VLOEISTOFINHOUD Metrisch Brandstof (ongeveer) Uitvoeringen met voorwielaandrijving Uitvoeringen met aandrijving op alle wielen Motorolie met filter 2,4-liter motor 3,6-liter motor 2,0-liter dieselmotor Motorkoelsysteem* 2,4-liter motor en airconditioning met één of twee klimaatzones 2,4-liter motor en airconditioning met drie klimaatzones 3,6L dieselmotor en airconditioning met één of twee klimaatzones 3,6-liter motor en airconditioning met drie klimaatzones 2,0-liter dieselmotor en airconditioning met één
VLOEISTOFFEN, SMEERMIDDELEN EN ORIGINELE ONDERDELEN UW AUTO MOTOR Component VEILIGHEID Motorkoelvloeistof* STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Motorolie – 2,4-liter motor*** Motorolie – 3,6-liter motor*** NOODGEVALLEN Motorolie — 2,0-liter dieselmotor*** SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 358 Bougies - 2,4-liter motor Bougies - 3,6-liter motor Brandstofkeuze – 2,4- en 3,6-liter motor Specificaties van vloeistoffen en smeermiddelen (vloeistoffen, smeermiddelen) Rood
Component Specificaties van vloeistoffen en smeermiddelen (vloeistoffen, smeermiddelen) Brandstofkeuze - 2,0-liter dieselmotor Cetaan 50 of meer (minder dan 15 ppm zwavel) Dieselbrandstoftoevoeging – 2,0-literdieselmotor Toevoeging voor diesel met antivries en beschermende werking voor dieselmotoren. (TUTELA DIESEL ART, Contractual Technical Reference N° F601.L06. Te mengen met de dieselbrandstof: 25 cc per 10 liter). * BELANGRIJK: Geen vloeistoffen met verschillende specificaties bijvullen of mengen.
CHASSIS UW AUTO Component VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Automatische versnellingsbak (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Handgeschakelde versnellingsbak (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Hoofdrem/koppelingscilinder Vloeistofreservoir stuurbekrachtiging NOODGEVALLEN Vloeistof ruitensproeiers/ achterruitsproeier SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 360 Specificaties van vloeistoffen en smeermiddelen (vloeistoffen, smeermiddelen) Geheel synthetisch smeer
WANNEER HET VOERTUIG HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR HEEFT BEREIKT FIAT spant zich al vele jaren in voor de bescherming van het milieu door voortdurend de productieprocessen te verbeteren en producten te vervaardigen die het milieu steeds minder belasten. FIAT wil zijn klanten de best mogelijke service geven bij het naleven van de milieuwetgeving en het voldoen aan de Europese richtlijn 2000/53/EC inzake voertuigen aan het einde van de levensduur.
362
363
INHOUD UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 364 Aandrijving op alle wielen (AWD) . . . . . . . . . . . . . . .245 Aanhangergewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .251 Aanhangwagen trekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .248 Aansluiting voor randapparatuur . . . . . . . . . . . . . . . .103 Aanvullend veiligheidssysteem - Airbag . . . . . . . . . . . .207 ABS . . . . . . . . .
Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . . .233, 336 Automatische versnellingsbak, schakelgroepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .234, 240 vloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .337 vloeistof en filter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . .337 vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . .337 Automatisch ontgrendelen, portieren . . . . . . . . . . . .112 Bagagemanagementsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .357 vereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .354 vuldop (gasdop) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .181 Brandstof besparen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28 Brandstofbesparing. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28 Brandstoflampje. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektronische snelheidsregeling (cruisecontrol) . . . . . . .94 Elektronisch remregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . .130 Elektronisch remregelsysteem, antiblokkeerysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129 Electronic Roll Mitigation . . . . . . . . . . . . . . . . . .133 elektronisch stabiliteitsprogramma . . . . . . . . . . . .134 rembekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .132 tractieregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 368 Instrumentenpaneel en bedieningsinstrumenten . . . . . . .6 Instrumentenpaneel, reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . .342 Interieurverlichting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87 Interieur, verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . .341 Interieur, zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Lampen, vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .290 Lampen, verlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .222, 289 Lampen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .289, 290 Lampjes Indicatielampje grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . .263 Lane Change Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87 LATCH-systeem (Onderste bevestigingspunten en -banden voor kinderzitjes) . . . . . . . . . . . . .203, 205 Lekken, vloeistof . . . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 370 vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .357 Motorolie, viscositeit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .322 Multifunctionele bedieningshendel. . . . . . . . . . . . . . . .86 Muntenhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99 Navigatiesysteem (Uconnect™ gps) . . . . . . . . . .154, 157 Neerklapbare achterbank .
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . .86, 222, 263, 290, 293 Rijden, door stromend, opkomend, of ondiep stilstaand water . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .246 Rijden bij lage temperaturen. . . . . . . . . . . . . . . . . . .225 Rijden met caravan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259 Rotatie, banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .343 Ruitensproeier, reservoir vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .328 Ruitensproeiers . .
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 372 verwarmd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .69 Sproeiers, koplamp. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92 Stabilisatie-inrichting aanhanger (TSC) . . . . . . . . . . . .137 Stabilisatieregeling, aanhanger (TSC) . . . . . . . . . . . . .137 Stallen van het voertuig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82 Starten . . . . .
Universeel gebruikersinterface (UCI)-schakelaar . . . . .179 Uw remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129, 229 Vastgelopen voertuig, bevrijden . . . . . . . . . . . . . . . .302 Vastgelopen voertuig heen en weer schommelen . . . . .302 Vastgereden voertuig bevrijden . . . . . . . . . . . . . . . . .302 Veiligheidscontrole aan de buitenkant van het voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .222 Veiligheidscontrole in het voertuig. . . . . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 374 Vervangende banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .351 Vervangende sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12 Vervangingslampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .289 Vervoer van huisdieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218 Verwarmde buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zijdelingse knipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .293 Zijknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .293 Zitverhoger. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .200 Zitverhoger voor kinderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .200 Zonnebrilvakje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97 Zonnedak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108 Zonneklep, verlenging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Opmerking Fiat Group Automobiles S.p.A. - Parts & Services - Technical Services - Service Engineering Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia) Print n. 530.02.
KIES VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Als uitvinder, ontwerper en fabrikant kennen wij uw auto als geen ander: wij zijn vertrouwd met ieder detail. Bij erkende Fiat Service werkplaatsen werken monteurs die rechtstreeks door ons zijn opgeleid en alle soorten onderhoud professioneel en kwaliteitsbewust uitvoeren. Er is altijd een Fiat werkplaats in uw omgeving voor regulier onderhoud, zomer- en winterchecks en praktisch advies door onze experts.
NEDERLANDS De gegevens in deze uitgave zijn hoofdzakelijk bedoeld als richtlijn. Fiat behoudt zich het recht voor de in dit boekje beschreven modellen en uitvoeringen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Neem contact op met uw Fiat-dealer voor meer informatie. Gedrukt op kringlooppapier zonder chloor.