500 UM NL SISTEMA_500 UM ITA 30/08/13 14.33 Pagina 1 F I A T 5 0 0 NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.
500 UM NL SISTEMA_500 UM ITA 30/08/13 14.33 Pagina 2 WAAROM KIEZEN VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel. In de erkende Fiat Service garages vindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid die kwaliteit en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden.
Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de . Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te nemen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw volledig te benutten.
ERG BELANGRIJK! BRANDSTOF TANKEN Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal (RON) van 95 die voldoet aan de Europese specificatie EN 228. Als u benzine gebruikt die niet voldoet aan bovenstaande specificatie gaat het waarschuwingslampje EOBD branden en gaat de motor onregelmatig lopen. Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselolie die aan de Europese norm EN590 voldoet.
WEGWIJS IN UW AUTO WEGWIJS IN UW AUTO DASHBOARD De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/ waarschuwingslampjes kunnen per uitvoering verschillen. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG fig. 1 F0S0390 1. Luchtrooster aan de zijkant – 2. Linker hendel: bediening buitenverlichting – 3. Instrumentenpaneel en lampjes – 4. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter en tripcomputer – 5.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 4 SYMBOLEN FIAT CODE Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht, met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen, als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt.
DE SLEUTELS CODE CARD (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Met de auto wordt tegelijk met de twee sleutels een CODE card overhandigd, waarop is aangegeven: A fig. 2 de elektronische code; B fig. 2 de mechanische code van de sleutels die aan het Fiat Servicenetwerk moet worden doorgegeven als er duplicaatsleutels worden besteld. Wij raden u aan om de elektronische code A altijd bij u te hebben.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De metalen baard A fig. 4 dient voor: ❒ het contactslot; ❒ de sloten van de portieren; ❒ het ver-/ontgrendelen van de tankdop. Als u toets B fig. 4 indrukt, wordt de metalen baard in-/uitgeklapt. Portieren en achterklep ontgrendelen Druk kort op de knop : om de deuren en de achterklep te ontgrendelen.
BATTERIJ VAN SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk: ❒ druk op knop A fig. 5 en klap de metalen baard B fig. 5 uit; ❒ draai de schroef C fig. 5 in stand met behulp van een kleine schroevendraaier; ❒ trek de batterijhouder D fig. 5 naar buiten en vervang de batterij E fig. 5, let daarbij goed op de polariteit; ❒ zet de batterijhouder D weer in de sleutel en draai de schroef C in stand . Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN START-/CONTACTSLOT Uitschakelen: Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR draait. De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid fig. 8: ❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuur geblokkeerd. Enkele elektrische installaties werken (bijv. autoradio, elektrische ruitbediening enz.). ❒ MAR: contact aan. Alle elektrische systemen kunnen werken; ❒ AVV: motor starten.
INSTRUMENTENPANEEL WEGWIJS IN UW AUTO De achtergrondkleur van de instrumenten en het type instrumenten kunnen afhankelijk van de versies variëren. Dieselversies hebben een toerenteller met een volledige uitslag van 6 tpm x 1000. en zijn alleen aanwezig op de dieseluitvoeringen. De lampjes of is alleen beschikbaar bij versies met Dualogic versnellingsbak (zie Het waarschuwingslampje “Dualogic” supplement).
WEGWIJS IN UW AUTO SNELHEIDSMETER TOERENTELLER De meternaald geeft A fig. 10-fig. 11 geeft de snelheid van de auto aan (snelheidsmeter). De meternaald B fig. 10-fig. 11 geeft het motortoerental aan. Volledige uitslag 8 tpm x 1000: benzineversies. Volledige uitslag 6 tpm x 1000: dieselversies. VEILIGHEID DIGITALE BRANDSTOFMETER De digitale meter C fig. 10 - fig. 11 geeft de hoeveelheid brandstof in de tank aan. Het lampje E fig. 10 - fig.
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY De auto is uitgerust met een multifunctioneel display dat tijdens de rit nuttige informatie levert aan de bestuurder op basis van de eerder gemaakte instelling. GEAR SHIFT INDICATOR (indien aanwezig) Versnellingsbak hogere versnelling BEDIENINGSKNOPPEN + Om het scherm en de keuzemogelijkheden naar boven te doorlopen of de weergegeven waarde te verhogen fig. 12. MENU Kort indrukken voor toegang tot het menu en/of naar het volgende scherm te gaan of de keuze te bevestigen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ❒ binnen het menu kunt u het menu naar boven of beneden doorlopen; ❒ tijdens het instellen kunt u de waarde verhogen of verlagen. Opmerking Bij het openen van een voorportier wordt het display verlicht en wordt enkele seconden de tijd en de afgelegde kilomters/mijlen (indien aanwezig) weergegeven. BEGINSCHERM MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY Op het standaardscherm fig.
of – telkens in om de opties van het setup-menu te doorlopen. De bedieningswijzen verschillen afhankelijk van de gekozen optie.
MENUFUNCTIES WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 14 Lichtsterkte interieur regelen Op enkele uitvoeringen heeft het instrumentenpaneel een lichtsensor die het omgevingslicht detecteert, om de lichtsterkte van het instrumentenpaneel zelf te regelen.
Opmerking Er kan een snelheid tussen 30 en 200 km/h of tussen 20 en 125 mph worden gekozen afhankelijk van de ingestelde eenheid; zie de paragraaf "Meeteenheid instellen" die hierna wordt beschreven. Elke keer dat u de knop + / – indrukt, wordt de waarde 5 eenheden verhoogd of verlaagd. Als u de knop + / – ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug. Als u dicht bij de juiste waarde bent, stelt u de exacte waarde in door de knop telkens in te drukken en los te laten.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 16 Opmerking Telkens als de knop + of – wordt ingedrukt, wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als de knop ingedrukt wordt gehouden, dan wordt de waarde snel verhoogd/verlaagd. Als u dicht bij de juiste waarde bent, stelt u de exacte waarde in door de knop telkens in te drukken en los te laten.
❒ druk op de knop+ of – om de keuze te maken; ❒ druk kortstondig op de MENU knop om terug te keren naar het menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar het standaardscherm zonder op te slaan. Autoclose (Automatische centrale vergrendeling bij rijdende auto) (indien van toepassing) Als deze functie is ingeschakeld (On), dan worden de portieren automatisch vergrendeld zodra de auto sneller rijdt dan 20 km/h.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 18 Wanneer de instellingen zijn uitgevoerd, druk kortstondig op de MENU knop om terug te keren naar het menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar het hoofdmenu zonder op te slaan. ❒ druk nogmaals langdurig op de MENU knop om terug te keren naar het standaardscherm of het hoofdmenu in functie van waar men zich bevindt.
Gordels (Herinschakeling buzzer voor melding SBR-systeem) De functie wordt alleen weergegeven als het SBR-systeem door het Fiat Servicenetwerk is uitgeschakeld (zie de paragraaf "SBR-systeem" in het hoofdstuk "Veiligheid") Service (Geprogrammeerd onderhoud) Met deze functie kan worden weergegeven hoeveel kilometers nog resteren voordat een servicebeurt moet worden uitgevoerd.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 20 knoppen + en – , druk nogmaals op de MENU knop ; ❒ op het display verschijnt een verzoek om bevestiging; ❒ selecteer door het indrukken van de knop + of – (Ja) (voor bevestiging van de inschakeling/ uitschakeling) of (Nee) (om te annuleren); ❒ druk kort op de MENU knop : er verschijnt een bevestigingsbericht van de gekozen instelling en er wordt teruggekeerd naar
TRIPCOMPUTER Weergegeven gegevens Algemeen Autonomie Met de “Tripcomputer” kan, als de contactsleutel in stand MAR staat, op het display informatie worden weergegeven over de werking van de auto. Deze functie bestaat uit twee afzonderlijke delen "Trip A" en "Trip B" die de gehele rit van de auto onafhankelijk van elkaar controleren. Beide functies kunnen op nul worden gezet (reset begin van een nieuwe rit).
Huidig verbruik WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Geeft het brandstofverbruik weer. Deze waarde wordt continu bijgewerkt. Als de auto stilstaat met draaiende motor verschijnt de melding “- - - -” op de display. Gemiddelde snelheid BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van “Trip A” wordt weergegeven, dan worden alleen de gegevens van “Trip A” op nul gezet.
ZITPLAATSEN VOOR BELANGRIJK BELANGRIJK Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een stilstaande auto worden uitgevoerd. VERSTELLEN IN LENGTERICHTING Trek hendel A fig. 15 omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren: als u rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op de rand van het stuurwiel steunen. Als u de hendel hebt losgelaten, controleer dan of de stoel goed vergrendeld is door te proberen hem naar voren en naar achteren te schuiven.
RUGLEUNING OMKLAPPEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Bedien voor het omklappen van de rugleuning de hendel D fig. 18 (beweging 1) en druk de rugleuning naar voren tot deze blokkeert (beweging 2); laat hendel D los en druk tegen de rugleuning om de stoel vooruit te schuiven (beweging 3).
PASSAGIERSZIJDE ZONDER STANDGEHEUGEN ZITPLAATSEN ACHTER Schuif de stoel, om deze in de oorspronkelijke stand te zetten, naar achteren door op de rugleuning te drukken totdat de stoel vergrendelt (beweging 4); bedien de hendel D fig. 18 (beweging 5) en kantel de rugleuning omhoog (beweging 6) totdat hij hoorbaar vergrendelt. De vergrendelingsmethode is gekozen om de veiligheid van de inzittende te garanderen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN HOOFDSTEUNEN BELANGRIJK VOOR De hoofdsteunen zijn in hoogte verstelbaar; ga voor het verstellen als volgt te werk. Omhoog zetten: trek de hoofdsteun omhoog totdat deze hoorbaar vergrendelt. Omlaag zetten: druk op de knop A fig. 20 en duw de hoofdsteun omlaag. BELANGRIJK LAMPJES EN BERICHTEN Verstel de hoofdsteunen alleen als de auto stilstaat en de motor is afgezet. De hoofdsteunen moeten zo worden ingesteld dat ze het hoofd ondersteunen en niet de nek.
Om de hoofdsteun omlaag te zetten op knop B drukken. De speciale vormgeving van de hoofdsteunen verhindert opzettelijk dat de passagier achter op de juiste wijze tegen de rugleuning kan leunen, dit is nuttig omdat de passagier gedwongen wordt de hoofdsteun voor gebruik in de juiste stand te zetten. BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter gebruikt worden, moeten de hoofdsteunen altijd volledig zijn uitgetrokken.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BINNENSPIEGEL BUITENSPIEGELS De binnenspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme, waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet. Met het hendeltje A fig. 23 kan de spiegel in twee standen worden gezet: normaal of anti-verblindingsstand.
BUITENSPIEGELS INKLAPPEN Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen) kunnen de buitenspiegels worden ingeklapt door ze van stand 1 fig. 25 (open) in stand 2 fig. 25 (gesloten) te zetten. BELANGRIJK De buitenspiegel is bol, waardoor de waarneming van de afstand iets wordt beïnvloed.Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand 1 staan. WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER fig.
WEGWIJS IN UW AUTO KLIMAATREGELING LUCHTROOSTERS VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 30 fig. 26 F0S0021 1. Luchtroosters voor ontdooiing of ontwaseming van de voorruit – 2. Verstel- en regelbare luchtroosters in het midden – 3. Verstel- en regelbare luchtroosters aan de zijkant – 4. Vaste luchtroosters voor de zijruiten – 5.
VERWARMING EN VENTILATIE EXTRA VERWARMING (voor bepaalde versies/markten) De extra verwarming versnelt het opwarmen van het interieur wanneer het zeer koud is. De extra verwarming schakelt automatisch uit nadat de gewenste comfortsituatie is bereikt. Belangrijk De extra verwarming werkt alleen bij lage buitentemperatuur en motorkoelvloeistoftemperatuur. De extra verwarming wordt niet ingeschakeld als de accuspanning laag is. BEDIENINGSKNOPPEN A Draaiknop luchttemperatuur fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Snelle ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten voor HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING Ga als volgt te werk: ❒ draai knop A in het rode vlak; ❒ draai knop C in stand ; ❒ draai knop D in stand ; (maximale ❒ draai knop B in stand 4 aanjagersnelheid).
Opmerking Als de draaiknop in stand 0 staat, komt er geen luchtstroom uit de luchtroosters. C Draaiknop luchtrecirculatie fig. 28 luchtrecirculatie luchttoevoer van buiten BELANGRIJK Het verdient aanbeveling om de recirculatiefunctie in te schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat vervuilde lucht het interieur bereikt.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING (indien aanwezig) De extra verwarming schakelt automatisch in afhankelijk van de omgevingsomstandigheden en bij draaiende motor wanneer de koelvloeistoftemperatuur laag is. De extra verwarming schakelt automatisch uit nadat de gewenste comfortsituatie in het interieur is bereikt en wanneer de koelvloeistoftemperatuur hoog is. De automatische klimaatregeling fig.
❒ kan de temperatuur van de lucht naar het interieur niet lager worden dan de buitentemperatuur (de temperatuuraanduiding op het display knippert als het systeem er niet in slaagt het gewenste klimaat te bereiken); ❒ kunt u de aanjagersnelheid handmatig op nul zetten (als de compressor is ingeschakeld, kan de aanjagersnelheid niet lager zijn dan een minimale waarde: één streepje op het display). Lampje op de knop uit = recirculatie uitgeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 36 Om de automatische regeling van de aanjagersnelheid weer in te schakelen, moet u de knop AUTO indrukken. Druk, om de automatische regeling van de luchtverdeling weer in te schakelen, op de knop AUTO. Knoppen G H I fig. 29 handmatig kiezen Knop L fig.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM BUITENVERLICHTING In de winter moet het airconditioningsysteem ten minste een keer maand gedurende ongeveer 10 minuten worden ingeschakeld. Laat voor het zomerseizoen de werking van het systeem door het Fiat Servicenetwerk controleren. Met de linker hendel wordt het merendeel van de buitenverlichting bediend. De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK De dagverlichting is geen vervanging voor het dimlicht tijdens het rijden in tunnels of in het donker. Het gebruik van de dagverlichting is afhankelijk van wettelijke voorschriften van het land waarin u zich bevindt: houd u aan de voorschriften. DIMLICHT / BUITENVERLICHTING Draai, met de contactsleutel in stand MAR, de draaiknop in stand fig. 30.
Van rijstrook wisselen Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt aangeven, moet u de linker hendel korter dan een halve seconde in de onvergrendelde stand zetten. De richtingaanwijzer van de gekozen richting knippert 3 keer en gaat daarna automatisch uit. “FOLLOW ME HOME” Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaalde tijd worden verlicht.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN RUITEN REINIGEN Met de rechter hendel worden de ruitenwissers/sproeiers voor en achter bediend. RUITENWISSERS / -SPROEIERS Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. De hendel kan in 5 standen worden gezet (4 snelheidsregelingen)fig. 32: A. ruitenwissers uitgeschakeld. B. wissen met interval; C. langzaam continu wissen; D. snel continu wissen. E. tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand).
continu wissen. De werking stopt als de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld. “Intelligente wis-/wasregeling”: als u de hendel naar het dashboard duwt (onvergrendelde stand), wordt de achterruitsproeier ingeschakeld. Als u de hendel aangetrokken houdt, dan worden in één beweging de ruitenwissers/-sproeiers ingeschakeld; de ruitenwissers schakelen automatisch in als u de hendel langer dan een halve seconde aangetrokken houdt.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ❒ als de sleutel uit het contactslot wordt genomen binnen twee minuten na het uitschakelen van de motor, gaat de verlichting ongeveer 10 seconden branden; ❒ als de portieren worden ontgrendeld (met de afstandsbediening of met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier), gaat de verlichting ongeveer 10 seconden branden.
ECO-FUNCTIE (indien aanwezig) SPORT-FUNCTIE (indien aanwezig) Om de ECO-functie in te schakelen op knop E drukken fig. 34 gedurende minstens 5 seconden. Bij geactiveerde ECO-functie, is de auto ingesteld voor het rijden in de stad, wat gekenmerkt wordt door een lichter draaiend stuur (Dualdrive-systeem ingeschakeld) en een lager brandstofverbruik. Als de functie is ingeschakeld verschijnt op het instrumentenpaneel ECO.
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Deze worden ingeschakeld als u op knop B fig. 33drukt, onafhankelijk van de stand van de contactsleutel. Als het systeem is ingeschakeld, gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes en branden. Druk nogmaals op knop B om de waarschuwingslichten uit te schakelen.
INTERIEURUITRUSTING Op de achterzijde van de zonneklep aan passagierszijde bevindt zich een spiegeltje, dat verlicht kan worden door een plafondlampje dat ingeschakeld kan worden met knop B fig. 37. AANSTEKER (indien aanwezig) BELANGRIJK BELANGRIJK De aansteker wordt erg heet. Ga voorzichtig om met de aansteker en voorkom dat deze gebruikt wordt door kinderen: gevaar van brand en/of brandwonden. Controleer altijd of de aansteker nadat deze is ingedrukt ook weer uitschakelt.
WEGWIJS IN UW AUTO DASHBOARDKASTJE AAN PASSAGIERSZIJDE (indien aanwezig) BELANGRIJK Rijd niet met een geopend dashboardkastje: bij een ongeval zou de passagier gewond kunnen raken. Trek aan handgreep A fig. 38om het kastje te openen. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Rijd niet met een geopend dashboardkastje: bij een ongeval zou de passagier gewond kunnen raken. OPBERGVAK IN MIDDENCONSOLE Om het vak te openen, moet u het bij de opening B fig. 39 naar buiten trekken.
BEKER- / BLIKJESHOUDER Op de tunnelconsole bevinden zich twee houders voor de zitplaatsen voor en twee voor de zitplaatsen achter waarin bekers of blikjes geplaatst kunnen worden. STEKKERDOOS (indien aanwezig) De stekkerdoos zit in de tunnelconsole en wordt gevoed als de contactsleutel in de stand MAR staat. Om de stekkerdoos te gebruiken moet u het beschermdekseltje A fig. 41openen.
WEGWIJS IN UW AUTO DAK MET VAST RUITPANEEL MONTAGEVOORBEREIDING VOOR DRAAGBAAR NAVIGATIESYSTEEM (indien aanwezig) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De stekkerdoos voor aansluiting van een draagbaar navigatiesysteem zit op het dashboard fig. 42. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Het dak bestaat uit een groot glazen paneel en een zonnescherm dat met de hand kan worden bediend. Het zonnescherm kan alleen gebruikt worden in de standen “geheel gesloten” of “geheel geopend”.
SCHUIFDAK OPENEN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Het open dak heeft een groot glazen paneel dat elektrisch kan worden bediend en een zonnescherm dat met de hand kan worden bediend. Het zonnescherm kan alleen gebruikt worden in de standen “geheel gesloten” of “geheel geopend”. Om het zonnescherm te openen: pak de handgreep vast en druk op de sluiting A fig. 44 en begeleid het scherm tot het geheel geopend is.
WEGWIJS IN UW AUTO Open het dak niet bij sneeuw of ijs: het kan beschadigd worden. BELANGRIJK VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 50 Verwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat het open dak per ongeluk in beweging wordt gebracht en zo gevaar op kan leveren voor de achtergebleven inzittenden: oneigenlijk gebruik van het dak kan gevaarlijk zijn.
PORTIEREN BELANGRIJK Controleer, voordat u een portier opent of u dit op een veilige manier kunt doen. Open de portieren alleen als de auto stilstaat. OPENEN/SLUITEN MET DE SLEUTEL Van buitenaf openen (portier bestuurderszijde): draai de sleutel in stand 1 fig. 47 en trek aan de handgreep. Op de uitvoeringen met centrale portiervergrendeling, worden, als u de sleutel omdraait, tegelijkertijd alle sloten van de portieren en de achterklep ontgrendeld.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 52 Vergrendeling/ontgrendeling van binnenuit: gebruik de handgrepen die op de panelen van de portieren zitten fig. 48. Stand 1: het portier is ontgrendeld. Stand 2: het portier is ontgrendeld.
RUITBEDIENING BELANGRIJK ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (indien aanwezig) De elektrische ruitbediening werkt met de contactsleutel in stand MAR en ongeveer twee minuten nadat de sleutel in stand STOP is gedraaid of is uitgenomen. De knoppen om de ruiten te bedienen zitten naast de versnellingspook fig. 50: A Openen/sluiten ruit linker portier. B Openen/sluiten ruit linker portier. Houd de knop enkele seconden ingedrukt om de ruit automatisch te openen/sluiten (alleen als de sleutel in MAR staat).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN BAGAGERUIMTE ACHTERKLEP OPENEN MET DE SLEUTEL Ontgrendel het slot met de metalen baard van de contactsleutel A fig. 51. De achterklep gaat gemakkelijk open dankzij de gasveren aan de zijkant. Als de achterklep geopend wordt, gaat bij bepaalde uitvoeringen de bagageruimteverlichting branden: de verlichting gaat automatisch uit als de achterklep gesloten wordt.
Om de achterklep met deze handgreep te kunnen openen, moet eerst een van de portieren worden geopend of moeten de portieren ontgrendeld zijn met de afstandsbediening of met de mechanische sleutel. Als de achterklep niet goed gesloten is, brandt het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig). BELANGRIJK Als de bagageruimte wordt gebruikt mag het maximum laadvermogen nooit worden overschreden, zie het hoofdstuk “Technische gegevens”.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ACHTERKLEP IN GEVAL VAN NOOD OPENEN BAGAGERUIMTE VERGROTEN Om de achterklep vanuit het interieur te openen (bij een lege accu of bij een storing in het elektrische systeem van de achterklep zelf), moet als volgt te werk worden gegaan (zie "Bagageruimte vergroten" in dit hoofdstuk): ❒ verwijder de hoofdsteunen achter; ❒ klap de rugleuningen naar voren; ❒ om de achterklep mechanisch te ontgrendelen, moet u vanuit de bagageruimte het hendeltje A fig.
GEDEELTELIJKE VERGROTING (50/50) (indien aanwezig) Ga als volgt te werk: ❒ verwijder de hoofdsteunen van de achterbank (indien aanwezig); voor het verwijderen van de hoofdsteunen moet de rugleuning zijn ontgrendeld en naar voren worden gekanteld en moet de achterklep open staan ❒ controleer of de veiligheidsgordels niet gespannen zijn of gedraaid zitten ❒ trek aan het hendeltje A fig. 57 of B om respectievelijk het linker of rechter deel van de rugleuning te ontgrendelen en leg de rugleuning op de zitting.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN HOEDENPLANK VERWIJDEREN MOTORKAP Maak de twee pennen aan de zijkant los en verwijder de hoedenplank. OPENEN Ga als volgt te werk: ❒ trek hendel A fig. 58 in de richting van de pijl; ❒ verplaats hendeltje B fig. 59 naar rechts zoals aangegeven in de figuur; ❒ til de motorkap op en trek tegelijkertijd steunstang C fig.
Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de ruit aanstaan voordat u de motorkap optilt. BELANGRIJK Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Kom niet met uw handen in de buurt van de elektroventilateur: deze kan, ook als de sleutel niet in het contactslot zit, in werking treden. Wacht totdat de motor is afgekoeld.
IMPERIAAL/SKIDRAGER SLUITEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG Ga als volgt te werk: ❒ houd de motorkap met één hand omhoog, trek met de andere hand stang C fig.
KOPLAMPEN BELANGRIJK Houd u strikt aan de wettelijke bepalingen betreffende de maximale afmetingen. Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie het hoofdstuk "Technische gegevens"). BELANGRIJK Verdeel de lading gelijkmatig en houd tijdens de rit rekening met een verhoogde zijwindgevoeligheid. Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten nog goed vastzitten.
KOPLAMPVERSTELLING WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De auto is uitgerust met een elektrische koplampverstelling, die werkt met de contactsleutel in stand MAR en ingeschakeld dimlicht. Als de auto beladen is, helt hij achterover met als gevolg dat de lichtbundel meer naar boven schijnt. Herstel in dat geval de juiste richting met de bedieningsknoppen + en – fig. 63. Het display toont de stand gedurende de koplampverstelling.
ABS BELANGRIJK Dit systeem, dat deel uitmaakt van het remsysteem, voorkomt het blokkeren of slippen van een of meerdere wielen op alle soorten wegdek en ongeacht de kracht van de remwerking, zodat de auto ook tijdens paniekremmen onder controle gehouden kan worden en de remweg wordt geoptimaliseerd. Het systeem grijpt in tijdens het remmen wanneer de wielen dreigen te blokkeren tijdens paniekremmen of onder slechte adhesiecondities, waarbij blokkering vaker kan voorkomen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 64 BELANGRIJK De capaciteiten van het ABS mogen nooit op onverantwoorde en gevaarlijke wijze worden uitgetest, waardoor de persoonlijke veiligheid en die van anderen in gevaar komt. BELANGRIJK Voor een goede werking van het ABS moeten de banden van alle wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie verkeren en vooral van het voorgeschreven type en maat zijn.
ESC-SYSTEEM (Electronic Stability Control) Dit elektronische systeem waakt over de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de richtingsstabiliteit van de auto beter is. Het systeem herkent potentieel gevaarlijke situaties voor de stabiliteit van de auto en grijpt automatisch en op gedifferentieerde manier in op de remmen van de vier wielen door een stabiliserend koppel te leveren.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 66 BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen parkeerrem; laat de auto dus nooit achter zonder de handrem te hebben aangetrokken, de motor te hebben uitgeschakeld en de eerste versnelling te hebben ingeschakeld, zodat de geparkeerde auto in veilige omstandigheden verkeert (lees ook de paragraaf "Parkeren" in het hoofdstuk "Starten en rijden").
BELANGRIJK BELANGRIJK Voor een goede werking van het ASR moeten de banden van alle wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie verkeren en vooral van het voorgeschreven type en maat zijn. Het ASR kan niet de door het wegdek geboden grip boven de limieten van de natuurkundige wetten laten toenemen. WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID BELANGRIJK BELANGRIJK Ook als het noodreservewiel (daar waar aanwezig) wordt gebruikt, blijft het ASR werken.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 68 Het systeem detecteert het noodremmen door de snelheid en de kracht waarmee het rempedaal wordt ingetrapt te controleren en past vervolgens de optimale remdruk toe. Dit kan de remweg verkorten en dus vormt het HBA-systeem een aanvulling op het ABS.
EOBD-SYSTEEM Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie. Bovendien meldt het systeem door het branden van het lampje op het instrumentenpaneel en het verschijnen van een bericht op het multifunctionele display (indien aanwezig) dat de betreffende componenten defect zijn (zie hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
WEGWIJS IN UW AUTO ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING "DUALDRIVE" (indien aanwezig) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 70 Enkele uitvoeringen zijn uitgerust met de elektrische stuurbekrachtiging "Dualdrive". De elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als de contactsleutel in de stand MAR fig. 65staat en de motor draait.
en berichten”). Bij een storing in het stuurbekrachtigingssysteem blijft de auto mechanisch bestuurbaar. BELANGRIJK Onder bepaalde omstandigheden kan het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaan branden door oorzaken die niet afhangen van de elektrische stuurbekrachtiging. In dat geval moet u onmiddellijk de auto stilzetten, de motor ongeveer 20 seconden uitzetten en vervolgens de motor weer starten.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID PARKEERSENSOREN (indien aanwezig) Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 66 en attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de aanwezigheid van obstakels achter de auto. ACTIVERING STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN De sensoren worden bij het inschakelen van de achteruit automatisch geactiveerd. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
WERKING MET AANHANGER De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld als u de aanhangerstekker loskoppelt. Voor een juiste werking van het systeem, mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren zitten.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 74 BELANGRIJK De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren en andere gevaarlijke handelingen ligt altijd en overal bij de bestuurder. Controleer als u de auto parkeert of zich geen personen (vooral kinderen) of dieren in de buurt van de auto bevinden. De parkeersensoren moet als een hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden.
WERKING - UITSCHAKELING VAN DE MOTOR WERKING - OPNIEUW STARTEN VAN DE MOTOR Met handgeschakelde versnellingsbak: bij stationair draaiende motor, wordt de motor afgezet als de versnellingspook in de vrijstand staat en het koppelingspedaal niet is ingetrapt. Met handgeschakelde versnellingsbak: trap het koppelingspedaal in om de motor opnieuw te starten. Met Dualogic versnellingsbak: de motor wordt afgezet als hij stil staat en het rempedaal is ingetrapt.
WEGWIJS IN UW AUTO Bovendien verschijnen er extra aanwijzingen op het display (indien aanwezig) over het in- of uitschakelen van het Start&Stop-systeem. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 68 F0S0271 fig.
VOORWAARDEN VOOR HET HERSTARTEN VAN DE MOTOR Om redenen van comfort, emissieregeling en veiligheid kan de motor, zonder tussenkomst van de bestuurder, weer automatisch worden gestart als aan bepaalde voorwaarden is voldaan: ❒ accu onvoldoende opgeladen ❒ verminderde druk in het remsysteem, bijvoorbeeld omdat het rempedaal enkele malen is ingetrapt ❒ rijdende auto, bijvoorbeeld omdat de auto op een helling stond ❒ als de motor langer dan circa 3 minuten is afgezet door het Start&Stop-systeem; ❒ bij versies m
ONREGELMATIGE WERKING WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Als er een storing in het Start&Stop-systeem aanwezig is, wordt het systeem uitgeschakeld. De bestuurder wordt geïnformeerd over de storing door het branden van het algemene waarschuwingslampje A fig. 70 en, indien aanwezig, met een bericht en het storingssymbool B fig. 70 op het instrumentenpaneel. Wendt u in dat geval tot het Fiat Servicenetwerk.
NOODSTART WAARSCHUWINGEN Wanneer men met een hulpaccu moet starten, mag de minkabel – fig. 72 vanaf de hulpaccu nooit in verbinding worden gebracht met de minpool A fig. 72 van de accu in de auto. Sluit de minkabel aan op een massapunt op de motor of op de versnellingsbak. WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Controleer voordat de motorkap wordt geopend of de motor is uitgeschakeld en de contactsleutel in de stand STOP staat.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 80 BELANGRIJK Bij auto's met Dualogic versnellingsbak wordt geadviseerd, als de motor automatisch wordt uitgeschakeld op een helling, de motor opnieuw te starten door de keuzehendel in stand + te zetten of in stand – zonder het rempedaal los te laten.
INBOUWVOORBEREIDING (indien aanwezig) Naast de standaarduitrusting is de auto af fabriek uitgerust met: ❒ twee mid-woofer luidsprekers met een diameter van 165 mm en elk een vermogen van 40 W in de voorportieren ❒ twee tweeter luidsprekers met een diameter van 38 mm en elk een vermogen van 30 W in de voorstijlen; ❒ voedingskabel voor de antenne ❒ voedingskabels voor de luidsprekers voor ❒ voedingskabels voor de autoradio ❒ antenne op het dak van de auto.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG NA AANSCHAF GEMONTEERDE ACCESSOIRES Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, navigatiesysteem met antidiefstalsatellietbewaking enz.
TANKEN BENZINEMOTOREN Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 RON. BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt vervuild. BELANGRIJK Tank met de auto nooit, niet in noodgevallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine. U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Draai de dop B los met de contactsleutel. Door de hermetische afsluiting van de tank kan de druk in de tank iets verhoogd zijn. Het is daarom normaal als u bij het losdraaien van de tankdop een sissend geluid hoort. Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje, zoals in fig. 75is afgebeeld. BELANGRIJK STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of een brandende sigaret: brandgevaar.
❒ schakel de linker richtingaanwijzer uit ❒ draai de contactsleutel naar de stand STOP ❒ draai de contactsleutel naar de stand MAR. BELANGRIJK Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem lekt, schakel dan het systeem niet opnieuw in, zodat brand wordt voorkomen. BESCHERMING VAN HET MILIEU De volgende voorzieningen worden gebruikt om uitstoot van benzinemotoren te beperken: ❒ driewegkatalysator ❒ Lambdasondes ❒ benzinedamp-opvangsysteem.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 86 DPF-ROETFILTER (DIESEL PARTICULATE FILTER) (Uitsluitend MultiJet versies met DPF) Het roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een mechanisch filter in het uitlaatsysteem, dat de roetdeeltjes in het uitlaatgas van de dieselmotor opvangt.
VEILIGHEID VEILIGHEIDSGORDELS GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. Pak, om de gordel om te leggen, de gesp A fig. 76 en steek deze in de sluiting B fig. 76, totdat de klik van het vergrendelen wordt gehoord. Als tijdens het uittrekken de gordel blijft blokkeren, laat hem dan een stukje teruglopen en trek hem vervolgens langzaam uit. Druk, om de gordel los te maken, op knop C fig. 76.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 88 SBR-SYSTEEM GORDELSPANNERS Het SBR-systeem (Seat Belt Reminder) waarmee de auto is uitgerust waarschuwt de bestuurder en de passagier voorin op de volgende manieren wanneer hun veiligheidsgordel niet is omgelegd: ❒ de eerste 6 seconden gaat lampje continu branden en klinkt er een ononderbroken geluidssignaal; ❒ de daaropvolgende 96 seconden knippert lampje en k
BELANGRIJK De gordelspanner is voor éénmalig gebruik bestemd. Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om hem te laten vervangen nadat hij in werking is getreden. Werkzaamheden die leiden tot stoten, trillingen of plaatselijke verhitting in de zone rondom de gordelspanners (meer dan 100°C gedurende ten hoogste 6 uur) kunnen de gordelspanners beschadigen of in werking doen treden.Wendt u zich tot het Fiat Servicenetwerk voor eventuele werkzaamheden aan deze componenten.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS BELANGRIJK Voor maximale bescherming moet de rugleuning rechtop gezet worden, moet men goed tegen de rugleuning aanzitten en moet de gordel goed aansluiten op de borst en het bekken. Draag altijd veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin! Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij een ongeval het risico op ernstige verwondingen toenemen en kan zelfs de dood tot gevolg hebben.
BELANGRIJK Nadat een gordel aan een zware belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij een ongeval), moet de gordel compleet met de verankeringen, bevestigingsbouten en de gordelspanner worden vervangen. Ook als er geen zichtbare schade is, kan de gordel toch verzwakt zijn.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 92 KINDEREN VEILIG VERVOEREN Alle inzittenden van het voertuig, met inbegrip van baby's en kinderen, moeten beschermd worden! Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde veiligheidssystemen. Dit is een wettelijk voorschrift volgens richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van de Europese Unie.
BELANGRIJK ZEER GEVAARLIJK: Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Als bij een botsing de airbag wordt opgeblazen, kan het kind hierdoor dodelijke verwondingen oplopen. Het is raadzaam kinderen altijd op de achterbank te vervoeren, bij een ongeval biedt de achterbank de meeste bescherming. Kleine kinderen mogen zo nodig alleen op de passagiersstoel worden vervoerd als de frontairbag aan passagierszijde uitschakelbaar is.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN GROEP 0 en 0+ GROEP 1 Baby's tot 13 kg moeten in kinderzitjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, zoals afgebeeld in fig. 80 waarbij het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast. Het achterstevoren geplaatste kinderzitje wordt op zijn plaats gehouden door de veiligheidsgordels van de auto, zoals getoond in fig. 80, en moet het kind beschermen met de eigen gordels.
GROEP 2 GROEP 3 Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg mogen rechtstreeks de veiligheidsgordels van de auto gebruiken.fig. 82. Het kinderzitje is in dit geval alleen nodig om het kind correct ten opzichte van de gordels te plaatsen, zodat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en nooit langs de nek ligt; het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik liggen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 96 GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE KINDERZITJES De Fiat voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EG-richtlijn inzake de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto overeenkomstig de volgende tabel: Groep Gewicht Passagier voor Passagier achter Groep 0, 0+ tot 13 kg U U Groep 1 9-18 kg U U Groep 2 15-25 k
❒ Controleer of de gordels goed zijn vastgemaakt door aan de gordelband te trekken. ❒ Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts één kind: vervoer nooit twee kinderen in een systeem. ❒ Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het kind loopt. ❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen afwijkende houding aanneemt of de gordels losmaakt. ❒ Laat een kind nooit de het diagonale gordelgedeelte onder zijn arm of achter zijn rug omleggen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID MONTAGEVOORBEREIDING VOOR ISOFIX UNIVERSEEL-KINDERZITJE De auto is uitgerust met ISOFIX verankeringspunten, een nieuwe Europese standaard dat het monteren van een kinderzitje snel, eenvoudig en veilig maakt. STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Er kunnen zowel traditionele kinderzitjes als universele Isofix kinderzitjes gemonteerd worden. Ter illustratie is een “Isofix Universeel”-kinderzitje voor gewichtsgroep 1 weergegeven op fig. 84.
Bij universele Isofix-kinderzitjes moeten alle zitjes goedgekeurd zijn volgens de ECE R44-richtlijn (R44/03 of recentere updates) “Universeel Isofix". BELANGRIJK Als een universeel Isofix kinderzitje niet aan alle drie verankeringspunten is vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind niet goed kunnen beschermen. In geval van een aanrijding zou het kind ernstig gewond kunnen raken of zelfs kunnen overlijden.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE ISOFIX UNIVERSEEL KINDERZITJES In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage van de Isofix Universeel-kinderzitjes op de zitplaatsen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
AIRBAG De auto is uitgerust met frontairbags voor bestuurder en passagier, een knieairbag voor de bestuurder (voor bepaalde versies/markten), zijairbags (voor bepaalde versies/markten) en hoofdairbags. FRONTAIRBAGS De frontairbags voor bestuurder/passagier en de knie-airbag voor de bestuurder (voor bepaalde versies/markten) beschermen de inzittenden op de voorstoelen in het geval van middelzware/zware frontale botsingen, door de airbag tussen de inzittende en het stuurwiel of het dashboard op te blazen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De frontairbags aan bestuurders- en passagierszijde en de knie-airbag aan bestuurderszijde zijn ontworpen voor een optimale bescherming van de inzittenden voor met omgelegde veiligheidsgordels. Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel van de ruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder, tussen de onderste bescherming van de stuurkolom en de knieën van de bestuurder en het dashboard en de voorpassagier.
BELANGRIJK ZEER GEVAARLIJK: Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de rijrichting in op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg hebben. Daarom moet de passagiersairbag altijd uitgeschakeld worden als een kinderzitje tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op de voorste passagiersstoel.
Frontairbag passagier en kinderzitje:WAARSCHUWING WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER fig.
Knieairbag bestuurderszijde (indien aanwezig) Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen dat in een speciale ruimte onder de onderste afschermkap van de stuurkolom is geplaatst fig. 90, op kniehoogte: deze airbag bied extra bescherming bij een frontale botsing.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK De inzittende wordt bij een zijdelingse botsing optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in de juiste positie in de stoel zit. Hierdoor kan de headbag op de juiste wijze worden opgeblazen. VEILIGHEID BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid poeder. Dit poeder is niet schadelijk en duidt niet op het begin van een brand.
BELANGRIJK Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen tegen het portier, de ruiten of in het gebied van de hoofdairbag om mogelijke verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen. Steek nooit het hoofd, de armen of de ellebogen uit het raam.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 108 BELANGRIJK Als de contactsleutel in de stand MAR staat en de motor is afgezet, kunnen de airbags ook geactiveerd worden als de auto door een andere auto wordt aangereden. Daarom mag, wanneer de passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al staat de auto stil, GEEN tegen de rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de voorstoel gemonteerd worden.
BELANGRIJK De frontairbag treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen deze twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking. BELANGRIJK Hang geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen. BELANGRIJK De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
STARTEN EN RIJDEN WEGWIJS IN UW AUTO MOTOR STARTEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 110 De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering: zie bij startproblemen de paragraaf "Fiat CODE" in het hoofdstuk "Wegwijs in uw auto". Direct na het starten van de motor, vooral als de auto langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid produceren.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start. Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje op het instrumentenpaneel samen met het lampje blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het dan met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, wend u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 112 MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN HANDREM Ga als volgt te werk: De handrem fig. 93 bevindt zich tussen de voorstoelen. Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel omhoog trekken zodat de auto blokkeert.
❒ trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop A fig. 93; ❒ houd de knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje op het instrumentenpaneel dooft. Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt. PARKEREN Ga als volgt te werk: ❒ zet de motor af en trek de handrem aan. ❒ schakel een versnelling in (eerste als opwaarts wordt geparkeerd en achteruit als neerwaarts wordt geparkeerd) en laat de voorwielen iets gedraaid.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden ingeschakeld. Wacht bij een draaiende motor en een geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens 2 seconden, voordat u de achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen. Om de achteruitversnelling R vanuit de vrijstand in te schakelen, moet de schuifring A fig.
BRANDSTOFBESPARING Accessoires gemonteerd op de dakrails Hier volgen enkele nuttige tips om brandstof te besparen en om de uitstoot van schadelijke emissies van zowel CO2 als andere vervuilende stoffen (stikstofoxiden, onverbrande koolwaterstoffen, fijn stof enz.) zoveel mogelijk te beperken. Verwijder accessoires zoals: dwarssteunen, skidrager, bagagebox, enz. van het dak als u ze niet meer gebruikt. Deze verminderen de aerodynamica van de auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt.
WEGWIJS IN UW AUTO RIJSTIJL Maximumsnelheid Hieronder vindt u de voornaamste rijstijlen die van invloed zijn op het brandstofverbruik. Bij een hogere snelheid neemt het brandstofverbruik fors toe. Rijd dus zoveel mogelijk met een constante snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost alleen brandstof en verhoogt tevens de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Stilstaan in het verkeer TREKKEN VAN AANHANGERS Als de auto langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is het raadzaam de motor uit te zetten. WAARSCHUWINGEN Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type en een adequate elektrische installatie. De montage van de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden met een aanhanger.
WEGWIJS IN UW AUTO In ieder geval mag de maximum snelheid niet hoger zijn dan 100 km/h. BELANGRIJK VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 118 Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aanhanger.Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen. BELANGRIJK Breng in geen geval wijzigingen aan het remsysteem van de auto aan.
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen en voor een betere bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de banden niet om. BELANGRIJK De maximumsnelheid voor winterbanden met markering “Q” is 160 km/h. Men dient zich echter altijd strikt te houden aan de snelheidsbeperkingen van de wegenverkeerswetgeving. SNEEUWKETTINGEN Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voorschriften van het land waar wordt gereden.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 120 AUTO LANGERE TIJD STALLEN Tref de volgende voorzorgen als de auto langer dan een maand niet gebruikt zal worden: ❒ zet de auto in een overdekte, droge en zo mogelijk geventileerde ruimte en zet de ramen een stukje open; ❒ schakel een versnelling in en trek de handrem niet aan; ❒ maak de minkabel los van de accu en controleer de acculading (zie de paragraaf "Accu
LAMPJES EN BERICHTEN LAMPJES EN BERICHTEN ALGEMENE OPMERKINGEN Als het lampje gaat branden, verschijnt er bij bepaalde uitvoeringen ook een bijbehorend bericht op het instrumentenpaneel en/of klinkt er een geluidssignaal. Deze berichten zijn beknopt en uit voorzorg en moeten niet worden gezien als compleet en/of een alternatief voor de informatie in het Instructieboekje, dat altijd aandachtig gelezen moet worden. Houdt u bij een storing altijd aan de aanwijzingen die in dit hoofdstuk beschreven worden.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Als de auto in beweging is, hoort u bij enkele uitvoeringen ook een geluidssignaal. BELANGRIJK Als het lampje tijdens het rijden gaat branden, dan moet worden gecontroleerd of de handrem niet is aangetrokken.
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden, na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden als de motor te warm is. Als het lampje gaat branden, moeten de volgende maatregelen worden genomen: ❒ tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het koelvloeistofniveau in het reservoir zich onder het MIN-teken bevindt.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 124 van het ABS. Rijd voorzichtig verder en wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk. Op enkele uitvoeringen verschijnt het bijbehorende bericht op het display. STORING EBD (rood) (geel) 1.
Als dit lampje gaat knipperen betekent dit niet dat er sprake is van een defect aan de auto, maar wordt de bestuurder gewaarschuwd dat het normale gebruik van de auto heeft geleid tot de noodzaak van olieverversing.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden, na enkele seconden moet het lampje doven. Als het lampje blijft branden, werkt de elektrische stuurbekrachtiging niet meer en is meer kracht nodig voor het draaien van het stuur: wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
ALLEEN VOOR BENZINEMOTOREN Een knipperend lampje duidt op een mogelijke beschadiging van de katalysator. Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgelaten zodat de motor met lage toerentallen draait en het lampje niet meer knippert; u kunt met matige snelheid doorrijden waarbij rijomstandigheden moeten worden vermeden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van het lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 128 BELANGRIJK De snelheid moet altijd worden afgestemd op de verkeerssituatie en de weersomstandigheden en de geldende verkeersregels. De motor kan worden afgezet terwijl het DPF-lampje brandt, maar herhaalde onderbrekingen van het regeneratieproces kunnen voortijdig kwaliteitsverlies van de motorolie tot gevolg hebben.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het bijbehorende bericht op het display. Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om alle sleutels in het geheugen te laten opslaan. MISTACHTERLICHTEN (geel) Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor kan onregelmatig gaan draaien.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN INSCHAKELING AFSLUITER BRANDSTOFTOEVOER/AFSLUITER BRANDSTOFTOEVOER NIET BESCHIKBAAR Opmerking Het lampje gaat tijdens het rijden knipperen om aan te geven dat et ESC systeem werkt. Het lampje gaat branden als de brandstofnoodschakelaar wordt geactiveerd of als de brandstofnoodschakeling niet beschikbaar is. Op het display verschijnt het bijbehorende bericht.
MISTLAMPEN VOOR (groen) Het lampje gaat branden als de mistlampen voor worden ingeschakeld. RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen - knipperend) Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
BEPERKTE ACTIERADIUS WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 132 Op het multifunctionele display verschijnt een bericht om de gebruiker te waarschuwen als de actieradius van de auto kleiner wordt dan 50 km. ASR-SYSTEEM Het ASR-systeem kan worden uitgeschakeld door het indrukken van de knop ASR OFF.
INSCHAKELING SPORT-FUNCTIE (1.4 16V versies) Het opschrift SPORT gaat branden op het multifunctionele display als deze functie wordt ingeschakeld door het indrukken van de betreffende bedieningsknop. Als opnieuw op de knop wordt gedrukt, dooft het opschrift SPORT. VEILIGHEIDSGORDELS NIET OMGELEGD (rood) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat continu branden als bij stilstaande auto de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet goed is omgelegd.
NOODGEVALLEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service- en garantiehandleiding vermeld staat. U kunt ook de site www.fiat.com raadplegen voor de dichtstbijzijnde vestiging van het Fiat Servicenetwerk. MOTOR STARTEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Als het lampje op het instrumentenpaneel constant blijft branden, wend u dan onmiddellijk tot het Fiat Servicenetwerk.
❒ start de motor; ❒ maak, als de motor is aangeslagen, de kabels in omgekeerde volgorde los. Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen maar wend u tot het Fiat Servicenetwerk. BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu's niet rechtstreeks met elkaar! eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat uit de accu kan ontsnappen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Op het noodreservewiel is een oranje sticker aangebracht waarop de belangrijkste aanwijzingen en beperkingen zijn vermeld met betrekking tot het gebruik van het noodreservewiel. Deze sticker mag absoluut niet worden verwijderd of afgedekt. Op de sticker staan de volgende aanwijzingen in vier talen vermeld: "Let op! Uitsluitend voor tijdelijk gebruik! 80 km/h max! Zo snel mogelijk vervangen door een normaal wiel.
BELANGRIJK De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is of voor auto's van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor het opkrikken van andere auto's. En beslist nooit voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opgekrikte auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik is het maximum hefvermogen aangegeven, de krik mag nooit voor een zwaardere last worden gebruikt.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ❒ maak bevestiging B fig. 97 los ❒ neem de gereedschaphouder C fig. 97 uit en zet de houder dicht bij het te verwisselen wiel; ❒ neem het noodreservewiel D fig.
❒ controleer of de groef F fig. 100 van de krik goed om de rand G fig. 100 van de chassisbalk valt; ❒ waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt; zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en de auto vooral niet aanraken totdat deze weer geheel op de grond staat; ❒ plaats de slinger H fig. 100 in de krik I fig. 100 en zet de auto omhoog, totdat het wiel enige centimeters los is van de grond.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ draai de 4 wielbouten vast; ❒ draai de slinger van de krik zodat de auto zakt, en verwijder de krik; ❒ draai de wielbouten kruiselings vast, in de volgorde die in fig. 102 is aangegeven. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 101 F0S0130 fig. 102 F0S0131 ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 140 NORMALE WIEL MONTEREN Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer het noodreservewiel.
Uitvoeringen met lichtmetalen velgen ❒ plaats het wiel op de naaf en draai met de bijgeleverde sleutel de bouten vast; ❒ laat de auto zakken en verwijder de krik; ❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in de afgebeelde volgorde fig. 102; ❒ monteer het geklemde wieldeksel en zorg ervoor dat het referentiegat op het wiel samenvalt met de referentiepen op het wieldeksel. BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Fix&Go SNELLE BANDENREPARATIEKIT (voor bepaalde versies/markten) De Fix&Go fig.
BELANGRIJK Beschadigingen op de zijkanten van de band kunnen niet gerepareerd worden. Gebruik de Fix&GO kit niet als de band beschadigd is geraakt door het rijden met een lege band. BELANGRIJK Reparatie is niet mogelijk bij schade aan de velg (zodanige vervorming van de groef dat er lucht weglekt).Verwijder niet het eventueel in de band binnengedrongen voorwerp (schroef of spijker).
OPPOMPEN VAN DE BAND WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS BELANGRIJK BELANGRIJK Voor een preciezere uitlezing, wordt geadviseerd de waarde bij uitgeschakelde compressor te controleren. Doe de beschermende handschoenen aan die bij de Fix&Go kit zijn geleverd. ❒ trek de handrem aan; ❒ plaats de Fix&Go kit bij het te repareren wiel; ❒ zoek de vulslang B fig.
❒ Als de druk na 5 minuten niet minstens 1,5 bar heeft bereikt, schakel dan de compressor uit en maak de vulslang B van het bandventiel los en verwijder de stekker H; ❒ verplaats de auto ongeveer 10 meter zodat de afdichtvloeistof zich gelijkmatig in de band kan verdelen en pomp vervolgens weer op; BELANGRIJK Als ook in dit geval binnen 5 minuten na inschakeling van de compressor geen druk van minstens 1,5 bar wordt bereikt, rijd dan niet verder omdat de band te ernstig beschadigd is en de Fix&Go kit niet d
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK Rijd niet verder als de bandenspanning onder 1,5 bar is gedaald: de Fix&Go kit kan de vereiste afdichting niet garanderen omdat de band te ernstig beschadigd is.Wend u tot het Fiat Servicenetwerk.
GLOEILAMP VERVANGEN ALGEMENE AANWIJZINGEN ❒ Controleer voordat u een lampje vervangt of de contacten niet zijn geoxideerd; ❒ vervang een defect lampje door een exemplaar van hetzelfde type en vermogen; ❒ als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen altijd of de afstelling nog goed is.
TYPEN GLOEILAMPEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG Op de auto zijn verschillende typen lampen gemonteerd : Glasfittinglampen: (type A) met klemfitting, om ze te verwijderen moet u ze eruit trekken. Lampen met bajonetfitting: (type B) om ze te verwijderen op het lampenglas duwen en ze linksom draaien. Buislampen: (type C) om ze te verwijderen het lampje losmaken uit de contacten.
Lampen Toepassing Type Vermogen Zie afbeelding Grootlicht HI 55W D Dimlichten H7 55W D Dimlichten met gasontladingslampen (voor bepaalde uitvoeringen/markten) DIS 35W F Buitenverlichting voor/dagverlichting W2I/5W 5/2IW A Richtingaanwijzers voor WY2IW 21W B Richtingaanwijzers voor (met gasontladingslampen Xenon) PY24W 24W B Richtingaanwijzers op flanken W5W 5W A Richtingaanwijzers achter PY2IW 2IW B Achterlichten RI0W I0W B Remlichten P2IW 2IW B Achteruitrijlichte
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN LAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN de verlichtingsunit openen en vervolgens de rubber dop D fig. 110 verwijderen. Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf "Lamp vervangen". RICHTINGAANWIJZERS Voor KOPLAMPUNITS In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de buitenverlichting, het dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen. Verwijder vanuit de motorruimte de rubber dop A fig.
Flankrichtingaanwijzers Neem alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen om ervoor te zorgen dat er geen schade aan de carrosserie ontstaat (we raden u aan een kunststof kaartje te gebruiken dat onbuigzaam en dik genoeg is). Om de gloeilamp te vervangen, gaat u als volgt te werk: ❒ druk op het lampenglas door eerst het voorste deel naar het achterste deel (1 fig. 112) te bewegen; ❒ druk daarna in de andere richting op het achterste deel (2 - fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Met gasontladingslampen (Xenon) (indien aanwezig) GROOTLICHT BELANGRIJK VEILIGHEID Door de hoge voedingsspanning mogen defecte gasontladingslampen (Xenon) uitsluitend vervangen worden door gespecialiseerd personeel: levensgevaar! Wend u tot het Fiat Servicenetwerk. STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Om de gloeilamp te vervangen, gaat u als volgt te werk: ❒ verwijder de rubber dop, zoals hiervoor is beschreven; ❒ maak de twee borgveren van de lamp A fig.
BUITENVERLICHTING/DAGVERLICHTING Om de gloeilamp te vervangen, gaat u als volgt te werk: ❒ verwijder de rubber dop, zoals hiervoor is beschreven; ❒ draai de lamphouder B fig. 114 linksom en verwijder hem; ❒ trek de geklemde lamp los en vervang hem; ❒ monteer de lamphouder B door hem rechtsom te draaien en controleer of hij goed vastzit; ❒ zet de rubber dop weer op zijn plaats.
ACHTERLICHTUNITS WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Gloeilamp vervangen: ❒ open de achterklep; ❒ draai de twee bevestigingsschroeven A fig. 117 los en trek de lichtunit recht naar achteren zonder deze te kantelen; ❒ maak de lamphouder los uit de bevestigingslippen B fig. 117. ❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien. De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst fig.
DERDE REMLICHT KENTEKENPLAATVERLICHTING Gloeilamp vervangen: ❒ verwijder de twee doppen en draai de twee bevestigingsschroeven A fig. 119 los; ❒ trek de unit naar buiten; ❒ maak de stekker B fig. 120 los; ❒ druk op de vergrendeling C fig. 120 en open de lamphouder; ❒ verwijder de geklemde lamp en vervang de hem; ❒ sluit de lamphouder en controleer of de vergrendeling goed vastzit; ❒ draai de twee bevestigingsschroeven vast en monteer de doppen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID ❒ maak het lampje los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang het; plaats het nieuwe lampje en controleer of het goed vastzit in de veercontacten; ❒ monteer het lampenglas. GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf "Lamp vervangen".
❒ open het dekseltje B fig. 123 zoals aangegeven; ❒ maak het lampje C fig. 123 los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang het; plaats het nieuwe lampje en controleer of het goed vastzit in de veercontacten; ❒ sluit het dekseltje en monteer het lampenglas. ❒ sluit de bescherming B op het lampenglas; ❒ monteer de verlichtingsunit door deze eerst aan een zijde in zijn zitting te plaatsen en vervolgens aan de andere aan te drukken, totdat de vergrendeling hoorbaar vastklikt.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ZEKERINGEN VERVANGEN De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende pagina's aangegeven. ALGEMENE INFORMATIE Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem. Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de zekering niet is doorgebrand: de verbindingsstrip A fig.
BELANGRIJK Controleer voordat u een zekering vervangt of de contactsleutel uit het contactslot is genomen en of alle stroomverbruikers uit zijn en/of uitgeschakeld. BELANGRIJK Als een hoofdzekering van de veiligheidssystemen (airbagsysteem, remsysteem), krachtbron (motor, versnellingsbak) of stuursysteem doorbrandt, wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk. PLAATS VAN DE ZEKERINGEN WEGWIJS IN UW AUTO Zekeringen op het dashboard De zekeringen zijn bereikbaar nadat de geklemde kap E is verwijderd.
WEGWIJS IN UW AUTO De nummers die de elektrische componenten aangeven die door de betreffende zekering worden beveiligd zijn vermeld op de binnenzijde van het deksel fig. 130. Als de motorruimte moet worden uitgespoten, zorg dan dat de waterstraal niet direct op de zekeringenkast in de motorruimte wordt gericht. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN L LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 129 F0S0068 fig. 130 F0S0069 ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 160 fig.
ZEKERINGENTABEL Zekeringenkast op het dashboard fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 162 Zekeringenkast in de motorruimte fig.
ACCU OPLADEN BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wend u bij voorkeur tot het Fiat Servicenetwerk om deze werkzaamheden uit te laten voeren. We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampèrage) gedurende ongeveer 24 uur op te laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu worden beschadigd. Ga voor het opladen als volgt te werk: ❒ maak de stekker A fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 164 BELANGRIJK Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden, anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest, moet door deskundig personeel worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vloeistof kan weglekken.
SLEPEN VAN DE AUTO Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte. SLEEPOOG BEVESTIGEN Achter ❒ verwijder de dop A fig. 133 ❒ neem het sleepoog B fig. 134 uit de gereedschaphouder; ❒ draai het sleepoog volledig op de schroefdraadpen. WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Ga als volgt te werk: BELANGRIJK Voor ❒ verwijder de dop A fig. 133 ❒ neem het sleepoog B fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 166 BELANGRIJK Houd er rekening mee dat tijdens het slepen de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachtiging niet beschikbaar zijn, waardoor voor het bedienen van het rempedaal en het sturen meer kracht is vereist. Gebruik voor het slepen geen soepele kabels en vermijd bruuske bewegingen.
ONDERHOUD EN ZORG GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de auto. Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks controleen onderhoudsbeurten samengesteld die iedere 30.000 km moeten worden uitgevoerd. Het geprogrammeerde onderhoud is echter niet volledig toereikend om de auto in optimale staat te houden: zelfs in de beginperiode vóór de servicebeurt bij 30.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 168 GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA De onderhoudsbeurten moeten iedere 30.000 km worden uitgevoerd.
Km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 Aangrijpingspunt koppelingspedaal controleren en afstellen (0.9 TwinAir 65 pk versies) ● ● ● ● ● ● Handrem controleren/afstellen ● ● ● ● ● ● ● Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren ● ● ● ● ● ● ● De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, hydraulisch rem- koppelingssysteem, ruitensproeiers, accu enz.) ● ● ● ● ● ● Inspuiting/ontsteking controleren (m.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 ● Bougies vervangen (2) (0.9 TwinAir 65 pk versies) ● ● Bougies vervangen (2) (0.9 TwinAir 85 pk, 105 pk, 1.2 8V, 1.
PERIODIEKE CONTROLES ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO Elke 1.000 km of vóór een lange reis controleren en eventueel bijvullen: ❒ niveau van de motorkoelvloeistof; ❒ niveau van de remvloeistof; ❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof; ❒ conditie en spanning van de banden; ❒ werking van verlichting (koplampen en achterlichten, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, enz.); ❒ werking van ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en stand/slijtage van wisserbladen voor en achter. Iedere 3.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 172 ❒ pollenfilter controleren en eventueel vervangen; vervang het pollenfilter in ieder geval als een verminderde luchtopbrengst naar het interieur wordt waargenomen. ❒ luchtfilter controleren en eventueel vervangen.
0.9 TwinAir 65 pk versies WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 135 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
0.9 TwinAir 85 pk - 105 pk versies WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 174 fig. 136 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
Uitvoeringen 1.2 8v WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 137 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
1.4 16V versies (voor bepaalde versies/markten) WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 176 fig. 138 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
Uitvoeringen 1.3 Multijet 75pk WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 139 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
Uitvoeringen 1.3 Multijet 95pk WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 178 fig. 140 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
MOTOROLIE Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor. Voor alle versies, uitgezonderd 0.9 TwinAir 65 pk, 85 pk en 105 pk versies Verwijder de oliepeilstok B, maak hem schoon met een doek die geen pluizen achterlaat, en zet de peilstok weer terug. Trek de peilstok weer naar buiten en controleer of het oliepeil tussen de referentietekens MIN en MAX op de peilstok zelf staat.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 180 BELANGRIJK Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is: gevaar voor verbranding. Bij een warme motor kan de elektroventilateur onverwacht inschakelen: kans op verwonding. Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen worden gegrepen.
RUITENSPROEIERVLOEISTOF REMVLOEISTOF Verwijder voor het bijvullen van de vloeistof de dop D (zie vorige pagina's), m.b.v. het lipje. Gebruik een mengsel van water en TUTELA PROFESSIONAL SC35, in de volgende mengverhouding: 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de zomer. 50% TUTELA PROFESSIONAL SC35 en 50% water in de winter. Gebruik bij temperaturen onder -20°C, onverdunde TUTELA PROFESSIONAL SC 35 vloeistof. Controleer het niveau van de vloeistof in het reservoir op het oog.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID BELANGRIJK De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moeten de betreffende delen onmiddellijk worden gewassen met water en neutrale zeep en daarna met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.
DIESELFILTER ACCU CONDENS AFTAPPEN (Multijet-uitvoeringen) De accu van de auto is "onderhoudsarm": onder normale gebruiksomstandigheden is het niet nodig gedestilleerd water bij te vullen. Door water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig worden beschadigd en de motor onregelmatig gaan draaien. Als het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden, wend u dan zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten aftappen.
ACCU VERVANGEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 184 Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd. Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema” staan aangegeven.
❒ maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie van de auto worden uitgevoerd eerst de kabel van de minpool van de accu los; ❒ de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd. BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50% geladen is, raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen terug. Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (reeds bij temperaturen van circa –10°C).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 186 Banden moeten worden vervangen wanneer de profieldiepte van het loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt. De wettelijke voorschriften van het land waarin wordt gereden moeten altijd worden nageleefd. BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ❒ Voorkom indien mogelijk bruusk remmen en het optrekken met spinnende wielen.
BELANGRIJK Voer bij lichtmetalen velgen geen spuitwerkzaamheden uit die een temperatuur vereisen boven 150°C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht. RUBBER SLANGEN Houd voor de rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het "Onderhoudsschema" in dit hoofdstuk aan.
WEGWIJS IN UW AUTO RUITENWISSERS/ ACHTERRUITWISSER WISSERBLADEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 188 Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFESSIONAL SC 35 aan. Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste één maal per jaar de wisserbladen te vervangen.
WISSERBLAD ACHTER VERVANGEN Ga als volgt te werk: ❒ kantel het dopje A fig. 143 omhoog, draai de moer B fig. 143 los waarmee de wisserarm aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as; ❒ plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer zorgvuldig vast; ❒ plaats het dopje terug. RUITENSPROEIERS VOORRUIT (RUITENSPROEIER) Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje (zie de paragraaf "Niveaus controleren" in dit hoofdstuk).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID RUITENSPROEIER ACHTERRUIT (ACHTERRUITSPROEIER) CARROSSERIE De sproeiermonden van de achterruitsproeier kunnen niet worden afgesteld. De sproeier is ingebouwd boven de achterruit fig. 145. BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE INVLOEDEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 190 fig.
❒ het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op kwetsbare onderdelen: onderzijde van de portieren, binnenzijde van de spatborden, randen, enz.; ❒ toepassing van “open” holle ruimtes om condensvorming te voorkomen en binnendringend water af te voeren, waardoor roest van binnenuit wordt voorkomen. CARROSSERIEGARANTIE Bij de auto is de carrosserie tegen doorroesten van alle originele componenten van de carrosserie en van alle dragende delen gegarandeerd.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 192 Was de auto nooit als hij lang in de zon heeft gestaan of als de motorkap nog warm is: de glans van de lak kan afnemen. De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde wijze worden gewassen als de gespoten carrosseriedelen.
De buitenspiegelkappen van uw FIAT America zijn voorzien van exclusieve versieringen die bij het wassen met de nodige zorg moeten worden behandeld. BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte moet de contactsleutel in stand STOP staan en de motor koud zijn. Controleer na het reinigen of de verschillende beschermingen (rubber kappen, deksels enz.) nog op hun plaats zitten en niet beschadigd zijn. BELANGRIJK Richt geen hete of hogedruk waterstralen op de buitenspiegelkappen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID INTERIEUR STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu's enz.), waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou kunnen worden. Verwijder stof met een zachte borstel of een stofzuiger. Voor een nog betere reiniging van de stoffen bekleding raden wij u aan de borstel vochtig te maken.
TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIEGEGEVENS Wij raden u aan om kennis te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens zijn op de volgende typeplaatjes ingeslagen: ❒ Typeplaatje met identificatiegegevens. ❒ Chassisnummer ❒ Plaatje met informatie over de carrosserielak. ❒ Motorcode. WEGWIJS IN UW AUTO TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS Het typeplaatje is links op de bodemplaat in de bagageruimte aangebracht en bevat de volgende informatie fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK Het plaatje is op de buitenstijl (linkerzijde) van de achterklep aangebracht en bevat de volgende informatie fig. 147: A Fabrikant van de lak. B Kleurbenaming. C Kleurcode. D Kleurcode voor bijwerken en overspuiten. CHASSISNUMMER Het typeplaatje is rechts op de bodemplaat in de bagageruimte aangebracht en bevat de volgende informatie fig.
MOTORCODE - CARROSSERIE-UITVOERINGEN WEGWIJS IN UW AUTO EURO 5 TYPEGOEDKEURING Uitvoeringen Typecode motor 0.9 TwinAir 65 pk 312A4000 0.9 TwinAir 85 pk 312A2000 Code carosserie-uitvoering. 312AXH1A 10 (**) VEILIGHEID 312AXH1A 10C (**) (***) 312AG1A 08 312AXA1A 00C (*) STARTEN EN RIJDEN 312AXA1A 00D 1.2 8v 69 pk 169A4000 312AXA1A 00E (*) (**) 312AXA1A 00F (**) LAMPJES EN BERICHTEN 312AXA1A 00S (***) 312AXC1B 02F (*) 1.4 16V 100 pk * 169A3000 1.
EURO 6 TYPEGOEDKEURING WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 198 Uitvoeringen Typecode motor Code carosserie-uitvoering. 312AXH1A 10E (**) 0.9 TwinAir 65 pk 312A4000 0.9 TwinAir 85 pk 312A2000 312AG1A 08E 0.9 TwinAir 105 PK 199B6000 312AXM1B 11 1.
MOTOR 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk 0.
WEGWIJS IN UW AUTO 1.2 8V 69 pk 1.4 16V 100 pk* 1.3 16V MultiJet 75 pk 1.
BRANDSTOFSYSTEEM Uitvoeringen Brandstofsysteem 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk Gefaseerde sequentiële elektronische Multipoint inspuiting, met pingelcontrole en variabele bediening van de inlaatkleppen 0.9 TwinAir 105 PK 1.2 8V 69pk 1.4 16V 100 pk * 1.3 16v Multijet 75 pk 1.
WEGWIJS IN UW AUTO TRANSMISSIE Uitvoeringen Versnellingsbak Koppeling Aandrijving Vijf/zes versnellingen vooruit en een achteruit met sychronisatoren voor de keuze van versnellingen vooruit Zelfinstellend met pedaal zonder vrije slag Voor 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk VEILIGHEID 0.9 TwinAir 105 pk 1.2 8V 69pk STARTEN EN RIJDEN 1.4 16V 100 pk * 1.3 16v Multijet 75pk 1.
REMMEN Uitvoeringen Voetrem voor Voetrem achter Schijfremmen Trommelremmen met zelfcentrerende remschoenen en een wielremcilinder per wiel 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk 0.9 TwinAir 105 pk 1.2 8V 69pk 1.4 16V 100 pk * 1.3 16v Multijet 75pk 1.
WEGWIJS IN UW AUTO WIELOPHANGING Uitvoeringen Voor Achter Onafhankelijke MacPherson wielophanging met dwarsbalk, schokdempers en schroefveren; met stabilisatorstang bij versies met elektrische stuurbekrachtiging Torsieas met onderling verbonden wielen, bestaande uit torsieas en twee buisvormige draagarmen met schokdempers en schroefveren met stabilisatorstang * 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk VEILIGHEID 0.9 TwinAir 105 pk 1.2 8V 69pk STARTEN EN RIJDEN 1.4 16V 100 pk * 1.3 16v MultiJet 75 pk 1.
STUURINRICHTING Uitvoeringen Draaicirkel tussen stoepranden (m) 0.9 TwinAir 65 pk 9,3 0.9 TwinAir 85 pk 9,3 0.9 TwinAir 105 pk 9,3 1.2 8V 69pk 9,3 1.4 16V 100 pk * 10,8 1.3 16v Multijet 75pk 9,3 1.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN WIELEN DE BANDENMAAT LEZEN VELGEN EN BANDEN Voorbeeld fig. 149: 175/65 R 14 82H 175 Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken) 65 Hoogte/breedte-verhouding (H/S) (percentage) R Radiaalband 14 Diameter van de velg (in inches) (Ø) 82 Beladingsindex (draagvermogen) H Snelheidsindex Geperste stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Alle typegoedgekeurde banden zijn op het kentekenbewijs vermeld.
Snelheidsindex bij winterbanden QM + S max. 160 km/h TM + S max. 190 km/h HM + S max. 210 km/h Beladingsindex (draagvermogen) 70 = 335 kg 81 = 462 kg 71 = 345 kg 82 = 475 kg 72 = 355 kg 83 = 487 kg 73 = 365 kg 84 = 500 kg 74 = 375 kg 85 = 515 kg 75 = 387 kg 86 = 530 kg 76 = 400 kg 87 = 545 kg 77 = 412 kg 88 = 560 kg 78 = 425 kg 89 = 580 kg 79 = 437 kg 90 = 600 kg 80 = 450 kg 91 = 615 kg VERKLARING VAN DE CODERING OP DE VELGEN Voorbeeld: 5,00 B x 14 H2 fig.
BIJGELEVERDE VELGEN EN BANDEN WEGWIJS IN UW AUTO Noodreservewiel * Versies Velgen Banden Winterbanden Velg Band VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 208 0.9 TwinAir 65 pk 0.
Noodreservewiel * Versies Velgen Banden Winterbanden Velg Band 0.9 TwinAir 105 pk 6Jx15H2-ET35 / 40 (**) 6½Jx16H2-ET35 (**) * Indien aanwezig (**) Lichtmetalen velg (***) Ongeschikt voor sneeuwkettingen 185/55 R15 82H (***) 185/55 R15 82Q (M+S) 195/45 R16 84H (***) 195/45 R16 84Q (M+S) 4.00Bx14 ET43 135x80 R14 84P 4.00Bx14 ET43 135x80 B14 80P 4.
WEGWIJS IN UW AUTO Noodreservewiel * Versies Velgen 1.
Noodreservewiel * Versies Velgen Banden Winterbanden Velg Band 1.4 16V 100 pk * 1.3 16v MultiJet 75 pk 1.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de bandenspanning nogmaals als de banden koud zijn.
PRESTATIES RIM PROTECTOR BANDEN Maximumsnelheid in km/h na inrijperiode van de auto. BELANGRIJK Indien op de stalen velgen met integrale wieldeksels (met veerbevestiging) van de standaard afwijkende banden een velgbescherming wordt gemonteerd, dan mogen de wieldeksels NIET worden gemonteerd (fig. 150). Het gebruik van ongeschikte banden en wieldeksels kan leiden tot een plotseling verlies van de bandenspanning. Uitvoeringen WEGWIJS IN UW AUTO km/h 0.9 TwinAir 65 pk 159 (in 4e versnelling) 0.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID AFMETINGEN De afmetingen zijn uitgedrukt in mm fig. 151 en hebben betrekking op een auto die met originele banden is uitgerust. De hoogte heeft betrekking op een onbeladen auto. Inhoud bagageruimte: inhoud (V.D.A.-norm)= 185 liter. STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 214 fig.
Uitvoeringen A B C D E F G I 0.9 TwinAir 65 pk 3546 703 2300 543 1488(***) 1413 / 1414(**) 1627 1407 / 1048(**) 0.9 TwinAir 85 pk 3546 703 2300 543 1488(***) 1413 / 1414(**) 1627 1407 / 1048(**) 1627 1407 / 1048(**) 0.9 TwinAir 105 PK 3546 703 2300 543 1488(***) 1413 / 1414(**) 1.2 8v 69 pk 3546 703 2300 543 1488(***) 1413 1627 1407 1627 1408 1.4 16V 100 pk * 3546 703 2300 543 1488(***) 1413 / 1414(**) 1.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN GEWICHTEN EN BELADING 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk 0.9 TwinAir 105 PK 1.
1.4 16V 100 pk* 1.3 16V MultiJet 75 pk 1.3 16v MultiJet 95 pk Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) (kg): 930 980 980 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (kg): (*) 440 440 440 – vooras: 830 830 830 – achteras: 640 640 640 – totaalgewicht: 1370 1420 1420 – geremde aanhanger: 800 800 800 – ongeremde aanhanger: 400 400 400 Max.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 218 VULLINGSTABEL 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk 0.9 TwinAir 105 pk Voorgeschreven brandstoffen en originele smeermiddelen Tankinhoud (liter): 35 35 35 incl.
Benzine-uitvoeringen Voorgeschreven brandstoffen en originele smeermiddelen 1.2 8V 69 pk 1.4 16V 100 pk* Tankinhoud (liter): 35 35 incl.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 220 1.3 16v Multijet 75 pk 1.3 16V Multijet 95pk Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen Tankinhoud (liter): 35 35 incl.
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN Uw auto is voorzien van een motorolie die grondig ontwikkeld en getest is om aan de vereisten van het Geprogrammeerd Onderhoudsschema te voldoen. Constant gebruik van de voorgeschreven smeermiddelen garandeert de specificaties van brandstofverbruik en emissies. De kwaliteit van het smeermiddel is van essentieel belang voor de werking en de levensduur van de motor. PRODUCTSPECIFICATIES Toepassing Smeermiddelen voor 0.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 222 Toepassing Smeermiddelen voor 1.3 MultiJet 75 pk, 95 pk dieselmotoren Specificaties en hoeveelheden van de vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van de auto SAE 5W-30 ACEA C2 volledig synthetisch smeermiddel FIAT-kwalificatie 9.55535-S1. Originele vloeistoffen en smeermiddelen SELENIA WR P.E. Contractual Technical Reference N° F510.
Toepassing Specificaties en hoeveelheden van de vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van de auto Originele vloeistoffen en smeermiddelen Toepassing WEGWIJS IN UW AUTO SAE 75W-85 synthetisch smeermiddel. FIAT kwalificatie 9.55550-MX3. TUTELA TRANSMISSION TECHNYX Contractual Technical Reference N° F010.B05 Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel VEILIGHEID Specifieke vloeistof voor elektrohydraulische versnellingsbakactuatoren. FIAT 9.55550-SA1 classificatie.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 224 Toepassing Specificaties en hoeveelheden van de vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van de auto Originele vloeistoffen en smeermiddelen Toepassing Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivrieswerking, op basis van geïnhibeerd Beschermingsmiddel monoethyleenglycol met organische formule.
BRANDSTOFVERBRUIK De gegevens over het brandstofverbruik die vermeld zijn in onderstaande tabellen zijn bepaald op basis van de typegoedkeuringstests in overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen.
BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS DE GELDENDE EU-RICHTLIJN (liter/100 km) WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Uitvoeringen Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd 0.9 TwinAir 65 pk 5,2 - 5,1* 3,6 - 3,5* 4,2 - 4,1* 0.9 TwinAir 85 pk 4,7 3,6 4,0 0.9 TwinAir 105 PK 5,5 3,5 4,2 1.2 8V 69 pk 6.4 4.3 5.1 5,7 - 5,6* 4,3 - 4,2* 4,8 - 4,7* 1.4 16V 100 pk * 7,7 5,1 6,1 1.4 16V 100 pk Start&Stop * 7,2 5,0 5,8 1.3 16v Multijet 75 pk 5,3 3,6 4,2 1.3 16V MultiJet 95 pk Start&Stop 4.7 3.1 3.7 1.
CO2-EMISSIE De CO2-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject. Uitvoeringen CO2-emissie volgens de geldende Europese richtlijn (g/km) 0.9 TwinAir 65 pk 97 - 95* 0.9 TwinAir 85 pk 92 0.9 TwinAir 105 PK 99 1.2 8V 69pk 119 1.2 8V 69 pk Start&Stop 113 - 110* 1.4 16V 100 pk * 140 1.4 16V 100 pk Start&Stop * 135 1.3 16v Multijet 75 pk 110 1.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG BEPALINGEN VOOR HET VERWERKEN VAN DE AUTO AAN HET EINDE VAN ZIJN LEVENSDUUR Reeds jarenlang heeft Fiat de algemene verplichting op zich genomen het milieu te beschermen en te respecteren door de productieprocessen en de realisering van de producten steeds "milieuvriendelijker" te maken.
® ®
NOTITIES
ALFABETISCH REGISTER Aansteker .................................... 45 – sidebag .................................... 105 – Uitschakelen frontairbag en sidebag aan passagierszijde....................... 105 Auto langere tijd stallen ........... 120 Automatische klimaatregeling........................... 34 – bedieningsorganen ................ 34 – onderhoud .............................. 37 Autoradio................................. 80-81 Banden - onderhoud ................. Bedieningsknoppen.............
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 234 Carrosserie-uitvoeringen ......... 197 Dualdrive (elektrische CO2-emissie ............................... 227 stuurbekrachtiging).............. 42-70 CODE-card.................................. 5 EBD functie (Electronic Brake-Force distribution)........ 64 Dag-dimlicht (D.R.L.) Elektrische ruitbediening .......... 53 – functie menu...........................
Instrumenten – Brandstofmeter ..................... – Instrumenten.......................... – multifunctioneel display ....... – snelheidsmeter....................... – toerenteller ............................ Instrumentenpaneel ................... Interieur (reinigen) .................... Interieuruitrusting....................... Isofix Universeel (kinderzitje)................................ 10 9 9 10 10 9 194 45 98 Kentekenverlichting – lampen vervangen ................
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 236 – verbruik .................................. Motorruimte – niveaus controleren ............. – openen..................................... – sluiten ...................................... – uitspuiten ............................... Motor starten............................. MSR (Motor Schleppmoment Regelung) ..... 179 172 58 60 193 110 64 – stoelen .........
Sidebag ......................................... 105 Stilstand (Start&Stop Slepen van de auto .................... 165 systeem)...................................... 78 Stuurinrichting ............................ 205 Sleutel met afstandsbediening (batterij Stuurslot ....................................... 8 vervangen) .................................. 7 Stuurwielhendels Sleutels – hendel links............................. 37 – batterij van sleutel met – hendel rechts..........................
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Vloeistoffen en smeermiddelen (specificaties) ............................ Voeding......................................... Vullingstabel – tankdop ................................... – vullingstabel ........................... Waarschuwingsknipperlichten 44 Zekeringenkast (opstelling) .... 159 Wassen (versies met mat 221 lakwerk) ..................................... 201 Wegwijs in uw auto....................
500 UM NL SISTEMA_500 UM ITA 30/08/13 14.33 Pagina 1 F I A T 5 0 0 NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.