Operation Manual
L
13 < < < <
6.2 Kiezels
Verwijder de branderplaten F (zie fig. 4.2)
Plaatst de kiezels op de brander en de bodem. Verdeel de kiezels gelijkmatig tot
een dubbele laag. Het oppervlak van de kiezels mag iets boven de branderplaat
uitsteken(zie fig. 4.3)
Plaats de glasplaat en controleer het vuurbeeld.
7 Controle van de installatie.
7.1 Controle van ontsteking waakvlam, hoofdbrander.
Ontsteek de haard zoals beschreven in de gebruikershandleiding.
Controleer of de waakvlam goed boven de hoofdbrander zit en niet afgedekt is door
chips, een houtblok of kiezels.
Controleer de ontsteking van de hoofdbrander op vol- en kleinstand.
(de ontsteking moet vlot en rustig verlopen).
7.2 Controle gaslekkage.
Controleer
met een gaslekzoeker of spray alle aansluitingen en verbindingen op eventuele
gaslekkages.
7.3 Controle van branderdruk
en voordruk
Controleer of de branderdruk en voordruk overeenkomen met de gegevens op de kenplaat
Meten voordruk:
Draai de toestelkraan dicht.
Draai de meetnippel B (zie fig. 1.8) enige slagen open en sluit een meetslang aan
op het gasregelblok.
Doe deze meting bij volstand van de haard en als de haard op waakvlam staat.
Bij een te hoge druk mag u het toestel niet aansluiten.
Meten branderdruk:
Controle branderdruk alleen bij een juiste voordruk uitvoeren.
Draai de meetnippel A (zie fig. 1.8) enige slagen open en sluit een meetslang aan
op het gasregelblok.
De druk moet overeenkomen met de waarde vermeld op de kenplaat. Bij afwijking
contact opnemen met de fabrikant.