User Manual
2
)
A
l
s
d
e
v
o
l
g
e
n
d
e
k
n
o
p
w
o
Gebruik van de verwarmingsinstallatie
Als de druk daalt onder 0.5 bar of stijgt boven 2.5 bar schakelen
de verwarmingselementen uit en de waarschuwingscode
verschuift naar een error-code.
7.4 De boiler uit bedrijf zetten
- E1 voor bedrijfsdruk onder 0.5 bar.
- E2 voor bedrijfsdruk boven 2.5 bar.
Waarschuwing: materiële schade veroorzaakt
door bevriezing!
Om de ketel te laten werken, is het noodzakelijk om druk
te brengen binnen de normale waarde limieten.
Afbeelding 19.
Waarschuwingen met betrekking tot temperatuur
Als de verwarmingsinstallatie buiten werking is,
kan deze bij lage temperaturen bevriezen.
Bescherm de verwarmingsinstallatie tegen
bevriezing.
De installatie leegmaken als er een risico op
bevriezing bestaat en de ketel buiten werking is.
-
Wanneer de temperatuur in het systeem minder dan 5°C of
hoger is dan 80°C, begint de huidige waarde van de
temperatuur te knipperen en wordt een waarschuwingsdriehoek
weergegeven die continu knippert en waarschuwingscodes
(afbeelding 20).
Wanneer het apparaat lange tijd buiten
gebruik wordt gesteld, kan de warmtepomp
worden geblokkeerd. Om de verstopping weg
te nemen, is het noodzakelijk om te handelen
zoals in het geval van (hoofdstuk 4.6.2).
Plaats de hoofdschakelaar op het bedieningspaneel in
positie "0" (uitgeschakeld).
Bescherm de verwarmingsinstallatie tegen bevriezing.
Leeg alles volledig.
Afbeelding 20: waarschuwingen met betrekking tot temperatuur
- A3 voor temperatuur onder 5°C
- A4 voor temperatuur boven 80°C
Als de temperatuur daalt onder 3°C, schakelen de elementen en
de pomp uit, en de waarschuwingscode wordt een error-code:
- E3 voor temperatuur onder 3°C
De verwarmingselementen gaan uit als de temperatuur stijgt
boven 85°C en de pomp werkt onafhankelijk van de
kamerthermostaat en de waarschuwingscode wordt een
foutcode:
- E4 voor temperatuur boven 85°C.
Om de ketel werkend te houden, is de voorwaarde dat de
temperatuur terugkeert naar normale waarden.
7.3.1 Regulator van kamertemperatuur
Als de regulator van kamertemperatuur wordt gebruikt, moet deze
in de referentie ruimte worden geïnstalleerd. Controle van de
temperatuur van alle kamers door het verwarmingssysteem wordt
door deze afstandsbediening uitgevoerd. Radiatoren in de
referentie kamer mogen niet worden uitgerust met
thermostatische kleppen, of ze moeten altijd open zijn. Alle
radiatoren in andere ruimtes kunnen worden uitgerust met
thermostatische kleppen.
7.3.2 Stoppen met verwarmen
Om op korte termijn te stoppen met verwarmen, moet de
temperatuur van de ketel worden verlaagd m.b.v. de
thermostatische regelaar van de ketel. Om te voorkomen dat de
verwarmingsinstallatie bevriest, mag de temperatuur van de ketel
niet worden ingesteld onder 5°C. De boiler moet worden uitgezet
in geval van een langere stop van verwarming (hoofdstuk 7.4).










