User manual
CG204-EU-NL V2.1 3/11
8
Kalibratie
Kalibratietypes
De meter is reeds in de fabriek gekalibreerd alvorens deze naar de klant werd verzonden;
de klant dient echter een nulkalibratie en een multi-puntkalibratie uit te voeren alvorens
een kritieke meting te nemen. De kalibratie-opties worden hieronder weergegeven. Lees
de omschrijving van elk type en selecteer deze die het best met een gegeven toepassing
overeenkomt.
1. Nulpuntkalibratie: Voor elke meetsessie uitvoeren.
2. Eén-puntkalibratie: Voor een hoge nauwkeurigheid met herhaalde testen op een
constante laagdikte gebruiken.
3. Meer-puntkalibratie: Voor een hoge nauwkeurigheid met een bekend bereik van
laagdikte gebruiken.
4. Kalibratie voor gestaalstraalde oppervlakken.
Opmerkingen over kalibraties
Het kalibratiemonster moet op volgende manieren met het productmonster overeenkomen:
• Krommingsradius
• Eigenschappen van het substraatmateriaal
• Substraatdikte
• Grootte van de meetzone
• Het punt waarop de kalibratie op het kalibratiemonster is gebeurd moet altijd
identiek met het meetpunt op het product zelf zijn, vooral in het geval van hoeken
en randen van kleine onderdelen.
Om de hoogste meetnauwkeurigheid te bereiken, voer meerdere kalibraties na elkaar uit
(voor nulwaarden en kalibratiefilmwaarden).
De kalibratie voorbereiden
1. Maak de sondetip schoon (vet, olie, metaalresten en de kleinste onzuiverheid zorgt
voor vertekende metingen).
2. Zet de meter aan (op een minimale afstand van 10cm van een metaal).
3. Bereid de meegeleverde metalen substraatmonsters en benodigde films
(meegeleverde kalibratiereferentiefilms) voor
4. Stel de meter in op:
a. DIR: (MENU-OPTIONS-Working Mode-Direct)
b. CONTINUOUS: (MENU-OPTIONS-Measure Mode-Continuous mode
[knipperende eenheidsindicator] )
c. MAX (MENU-OPTIONS-LCD Statistic-Maximum).
5. De meter is nu klaar voor kalibratie.