User manual

17
Voorbereiding
Reinig de accupool van stof en corrosieresten. Uitsluitend voor open accu’s: Vul gedestilleerd water bij tot het mini-
male vulpeil bereikt is. Laat de cellen van de accu open tot het opladen is beëindigd. Volg bij onderhoudsvrije accu’s
de tips van de accufabrikant heel nauwkeurig op.
De acculader aansluiten
Let op: Controleer of de stekker van de oplader niet in het stopcontact zit. Sluit in beginsel eerst de rode
pluskabel (+) van de oplader op de pluspool van de accu aan. Daarna sluit u de zwarte massakabel (-) op
de minpool van de accu aan. Als u de accu in de ingebouwde staat oplaadt, moet u de zwarte minkabel
(-) op de carrosserie aansluiten, zover mogelijk uit de buurt van de accu, carburateur en brandstoeidingen. Houd
deze volgorde steeds aan.
Let op: Nadat de netstekker ingestoken werd, moet u het gewenste laadprogramma selecteren door de MODE-to-
ets meermaals in te drukken. Wordt de MODE-toets niet ingedrukt, dan wordt het laadproces niet gestart.
Wanneer het laadproces actief is, is het niet meer mogelijk om over te schakelen naar een ander laadpro-
gramma. Indien u met een ander dan het ingestelde laadprogramma wenst te werken, trekt u de netstek-
ker uit het stopcontact en wacht u totdat het display donker geworden is. Daarna steekt u de stekker weer in en gaat
u zoals hierboven beschreven te werk.
Steek nu de stekker van de oplader in het stopcontact. De achtergrondverlichting van het display wordt ingeschakeld.
Wanneer de accu onjuist wordt aangesloten (polen verwisseld) of de oplader geen contact maakt, brandt op het
display de storingsmelding ˝ ˝. Als op het display de storingsmelding ˝ ˝ wordt weergegeven, dan is een
defecte 6 V-accu aangesloten die niet met de acculader kan worden opgeladen. Als de accu correct is aangesloten,
worden op het display de werkelijke accuspanning en de symbolen voor het ingestelde oplaadprogramma weerge-
geven. Selecteer nu het gewenste oplaadprogramma door meermaals indrukken van de MODE-toets.
De oplaadprogramma‘s kunnen in onderstaande volgorde, door het indrukken van de MODE-toets, worden
geselecteerd:
Motorets 6 V Motorets 6 V Winter Motorets 12 V Motorets 12 V Winter
Auto 12 V Auto 12 V Winter
Afhankelijk van de laadtoestand van de accu past het apparaat de laadstroom aan, teneinde de aangesloten accu
optimaal op te laden. Uitsluitend tijdens de hoofdlaadfase wordt geladen met de aangegeven maximale laad-
stroom. Vlak voordat de maximale laadcapaciteit wordt bereikt, wordt gewerkt met een lagere laadstroom. Zo
wordt de accu behoedzaam en optimaal t/m maximale capaciteit opgeladen.
Het op het display weergegeven accusymbool (7) (afbeelding 2: display) geeft de actuele capaciteit van de accu aan.
Mogelijke oplaadprogramma‘s
6 volt-modus
Oplaadprogramma voor 6 V-accu's, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen boven 0°C
Laadstroom:
2 A maximaal
Laadspanning:
7,2 V
6 volt-wintermodus
Oplaadprogramma voor 6 V-accu's, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen onder 0°C
Laadstroom:
2 A maximaal
Laadspanning:
7,4 V
Motorfietsmodus
Oplaadprogramma voor 12 V-accu's, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen boven
0°C
Laadstroom:
2 A maximaal
Laadspanning:
14,6 V
Wintermodus voor de motorfiets
Oplaadprogramma voor 12 V-accu's, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen onder 0°C
Laadstroom:
2 A maximaal
Laadspanning: 14,8 V
Automodus
Oplaadprogramma voor 12 V-accu's, 14 Ah tot 120 Ah, temperaturen boven 0°C
Laadstroom: 4 A maximaal
Laadspanning:
14,6 V
Wintermodus voor de auto
Oplaadprogramma voor 12 V-accu's, 14 Ah tot 120 Ah, temperaturen onder 0°C
Laadstroom:
4 A maximaal
Laadspanning:
14,8 V
Druppellaadmodus
Zodra de accu volledig is opgeladen, wordt de acculader automatisch
naar de druppellaadmodus omgeschakeld. Dit wordt dienovereenkomstig op het
display weergegeven.