Operation Manual

Het papier moet droog zijn en de afdrukzijde van het papier (de wittere of glanzendere zijde) in de papiertoevoer
aan de achterkant moet naar boven gericht zijn.
Het papier moet droog zijn en de afdrukzijde van het papier (de wittere of glanzendere zijde) in de papiercassette
moet naar beneden gericht zijn.
Strijk het papier glad of buig het een beetje om in de tegenovergestelde richting als het is omgekruld in de richting
van de afdrukzijde.
Zorg ervoor dat de papiersoort die in het display of in de printerdriver is geselecteerd, overeenkomt met het type
papier in de printer.
& “Papier selecteren” op pagina 20
Verwijder elk afgedrukt vel meteen uit de opvangbank.
Raak de bedrukte zijde van papier met een glanzend oppervlak niet aan en zorg ervoor dat deze zijde nergens mee
in aanraking komt. Volg de instructies bij het papier als u wilt weten hoe u het beste kunt omgaan met het papier.
Voer het hulpprogramma voor spuitstukcontrole uit en reinig de printkoppen waarvoor de resultaten van de
controle niet goed zijn.
& “De spuitkanaaltjes in de printkop controleren” op pagina 122
Voer het hulpprogramma Print Head Alignment (Printkop uitlijnen) uit.
& “De printkop uitlijnen” op pagina 126
Als u papier met een hoge dichtheid op gewoon papier afdrukt met gebruikmaking van automatisch dubbelzijdig
afdrukken, verlaagt u de Print Density (Afdrukdichtheid) en kiest u een Increased Ink Drying Time (Langere
droogtijd) in het venster Print Density Adjustment (Afdrukdichtheid aanpassen) (van Windows) of in de
Two-sided Printing Settings (Inst. dubbelzijdig afdr.) (van Mac OS X) van de printerdriver.
Als het papier na het afdrukken inktvegen bevat, reinigt u de binnenkant van de printer.
& “De binnenzijde van de printer reinigen” op pagina 131
Reinig de buitenzijde van de printer als er een probleem is met de kopieerkwaliteit.
& “De buitenzijde van de printer reinigen” op pagina 130
Diverse afdrukproblemen
Onjuiste of verminkte tekens
Verwijder eventuele onderbroken afdruktaken.
& “Afdrukken annuleren” op pagina 49
Zet de printer en de computer uit. Controleer of de interfacekabel van de printer goed is aangesloten.
Verwijder de printerdriver en installeer de driver vervolgens opnieuw.
& “De software verwijderen” op pagina 136
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing voor afdrukken/kopiëren
158