Operation Manual
5. Selecteer Vo or ke ur en of Eigenschappen om het venster van de printerdriver te openen.
6. Stel het volgende in.
❏ Papierbron: Selecteer de papierbron waarin u het papier hebt geladen.
❏ documentformaat: Selecteer het papierformaat dat u in de printer hebt geplaatst.
❏ Afdrukstand: Selecteer de afdrukstand die u in de toepassing hebt ingesteld.
❏ Papiertype: Selecteer het type papier dat u hebt geladen.
Opmerking:
Selecteer de instelling Liggend als Afdrukstand voor het afdrukken op enveloppen.
7. Klik op OK om het venster van de printerdriver te sluiten.
8. Klik op Druk af.
Gerelateerde informatie
&
“Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 40
&
“Papier in de Papiercassette laden” op pagina 42
&
“Papier in de Papiertoevoer achter laden” op pagina 45
&
“Lijst met papiertypes” op pagina 42
&
“Gebruikers in de printerdriver autoriseren als de Functiebeperking geactiveerd is (uitsluitend voor Windows)”
op pagina 55
Basisprincipes van printer - Mac OS X
Opmerking:
De werking varieert naargelang de toepassing. Zie de Help van de toepassing voor meer informatie.
Gebruikershandleiding
Afdrukken
56










