Operation Manual
Items Instellingen en toelichting
Toegangs be -
heer
Hiermee bepaalt u hoe het IP-verkeer wordt beheerd.
Toegang toestaan Selecteer deze optie om de gecongureerde IP-pakketten door te laten.
Toegang weigeren Selecteer deze optie om de gecongureerde IP-pakketten te weigeren.
IPsec Selecteer deze optie om de gecongureerde IPsec-pakketten door te laten.
Lokaal adres
(printer)
Selecteer een IPv4-adres of een IPv6-adres dat overeenkomt met uw netwerkomgeving. Als er
automatisch een IP-adres wordt toegewezen, kunt u Automatisch verkregen IPv4-adres gebruiken
gebruiken.
Opmerking:
Als een IPv6-adres automatisch wordt toegewezen, is de verbinding mogelijk niet beschikbaar.
Congureer een statisch IPv6-adres.
Extern adres
(host)
Hier voert u het IP-adres van een apparaat in om te toegang te regelen. Het IP-adres mag maximaal 43
tekens lang zijn. Als u geen IP-adres opgeeft, worden alle adressen beheerd.
Opmerking:
Als een IP-adres automatisch wordt toegewezen (met DHCP bijvoorbeeld), is de verbinding mogelijk
niet beschikbaar. Congureer een statisch IP-adres.
Methode van
poortkeuze
Hiermee bepaalt u hoe de poorten worden opgegeven.
Servicenaam
Als u Servicenaam selecteert bij Methode van poortkeuze, moet u een optie selecteren.
Transportpro-
tocol
Als u Poortnummer selecteert bij Methode van poortkeuze, moet u een vorm van inkapseling
congureren.
Elk protocol Selecteer deze optie om alle protocoltypen aan te sturen.
TCP Selecteer deze optie om de gegevens voor unicast aan te sturen.
UDP Selecteer deze optie om de gegevens voor broadcast en multicast aan te
sturen.
ICMPv4 Selecteer deze optie om een pingopdracht aan te sturen.
Lokale poort
Als u Poortnummer selecteert voor Methode van poortkeuze en TCP of UDP selecteert voor
Transportprotocol, geeft u poortnummers op, gescheiden door komma's, om het ontvangen van
pakketten te controleren. U kunt maximaal tien poortnummers invoeren.
Voorbeeld: 20,80,119,5220
Als u geen poortnummer opgeeft, worden alle poorten gebruikt.
Externe poort
Als u Poortnummer selecteert voor Methode van poortkeuze en TCP of UDP selecteert voor
Transportprotocol, geeft u poortnummers op, gescheiden door komma's, om het verzenden van
pakketten te controleren. U kunt maximaal tien poortnummers invoeren.
Voorbeeld: 25,80,143,5220
Als u geen poortnummer opgeeft, worden alle poorten gebruikt.
IKE-versie Selecteer IKEv1 of IKEv2 voor de IKE-versie.
Selecteer een van beide op basis van het apparaat waarop de printer wordt aangesloten.
Beheerdershandleiding
Geavanceerde beveiligingsinstellingen voor bedrijven
120










