Operation Manual
5. Selecteer Vo or ke ur en of Eigenschappen om het venster van de printerdriver te openen.
6. Geef de volgende instellingen op.
❏ Papierbron: selecteer de papierbron waarin u het papier hebt geladen. Als de printer maar één papierbron
hee, wordt dit item niet weergegeven.
❏ documentformaat: selecteer het papierformaat dat u in de printer hebt geplaatst.
❏ Randloos: selecteer deze optie om af te drukken zonder marges rond de aeelding.
❏ Afdrukstand: selecteer de afdrukstand die u in de toepassing hebt ingesteld.
❏ Papiertype: selecteer het type papier dat u hebt geladen.
❏ Kwaliteit: selecteer de afdrukkwaliteit. Wanneer u Hoog selecteert, krijgt u afdrukken van betere kwaliteit,
maar het afdrukken duurt mogelijk langer.
❏ Kleur: selecteer Grijswaarden wanneer u wilt afdrukken in zwart-wit of grijswaarden.
Opmerking:
❏ Als u gegevens met hoge dichtheid afdrukt op gewoon papier, briefpapier of voorgedrukt papier, selecteer dan
Standaard - Levendig als Kwaliteit instelling om uw afdruk levendig te maken.
❏ Selecteer voor het afdrukken op enveloppen Liggend als instelling voor Afdrukstand.
7. Klik op OK om het venster van de printerdriver te sluiten.
8. Klik op Druk af.
Gerelateerde informatie
& “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 44
& “Papier in de Papiercassette laden” op pagina 46
Gebruikershandleiding
Afdrukken
63










