Operation Manual

Submenu Functie
EAP-instelling
Stel protocollen in voor WPA2-EAP- en WPA/WPA2-
EAP-verificatie.
EAP-type: selecteer het certificeringsprotocol.
PEAP: Verificatieprotocol dat veel gebruikt wordt in
Windows Server.
PEAP-TLS: Verificatieprotocol dat gebruikt wordt in
Windows Server. Selecteer dit bij gebruik van een
clientcertificaat.
EAP-TLS: Verificatieprotocol dat veel gebruikt wordt met
een clientcertificaat.
EAP-FAST, LEAP: selecteer dit wanneer deze
verificatieprotocollen worden gebruikt.
Gebruikersnaam: voer een gebruikersnaam in die wordt
gebruikt voor verificatie. U kunt maximaal 64 enkelbyte
alfanumerieke tekens invoeren.
U kunt maximaal 32 tekens invoeren in het
Configuratiemenu. Gebruik de webbrowser voor tekstinvoer
als u meer dan 32 tekens wilt invoeren.
s "Instellingen wijzigen met een webbrowser (Epson Web
Control)" pag.229
Als u ook de domeinnaam moet invoeren, voeg dan de
domeinnaam toe vóór de gebruikersnaam en scheidt beiden
met een backslash (domeinnaam\gebruikersnaam).
Wachtwoord: voer het wachtwoord in dat wordt gebruikt
voor verificatie in PEAP, EAP-FAST en LEAP. U kunt
maximaal 64 enkelbyte alfanumerieke tekens invoeren. U
kunt maximaal 32 tekens invoeren in het Configuratiemenu.
Gebruik de webbrowser voor tekstinvoer als u meer dan
32 tekens wilt invoeren.
s "Instellingen wijzigen met een webbrowser (Epson Web
Control)" pag.229
Wanneer u het wachtwoord hebt ingevoerd en op Voltooien
drukt, wordt het ingesteld en weergegeven met sterretjes
(*).
Clientcertificaat: importeert clientcertificaten voor gebruik
in PEAP-TLS en EAP-TLS.
Submenu Functie
Servercert.verif.: stel dit in op Aan om de verificatie uit te
voeren van het certificaat van de certificeringsserver. Voor
verificatie van een servercertificaat moet CA-certificaat
ingesteld zijn.
CA-certificaat: importeert CA-certificaten voor gebruik in
PEAP, PEAP-TLS, EAP-TLS en EAP-FAST
Naam RADIUS-srv.: geef de naam op van de
certificeringsserver. U kunt maximaal 32 enkelbyte
alfanumerieke tekens invoeren.
Kanaal
U kunt de kanalen selecteren die worden gebruikt voor de
Snel verbinding. Gebruik een ander kanaal als u storing van
andere signalen ondervindt.
IP-instellingen
*
Netwerkinstellingen uitvoeren.
DHCP: Ingesteld op Aan om het netwerk te configureren
met
DHCP
g
. Als dit is ingesteld op Aan, kunt u geen
adressen meer instellen.
IP-adres: Hier kunt u het
IP-adres
g
invoeren dat is
toegewezen aan de beamer. U kunt in elk veld van het adres
een getal van 0 t/m 255 invoeren. De volgende IP-adressen
kunnen echter niet gebruikt worden.
0.0.0.0, 127.x.x.x, 224.0.0.0 t/m 255.255.255.255 (waarbij x
een getal van 0 t/m 255 is)
Subnetmasker: U kunt het
Subnetmasker
g
voor de beamer
invoeren. U kunt in elk veld van het adres een getal van 0
t/m 255 invoeren. De volgende subnetmaskers kunnen
echter niet gebruikt worden.
0.0.0.0, 255.255.255.255
Gateway-adres: U kunt het IP-adres van de gateway van de
projector invoeren. U kunt in elk veld van het adres een
getal van 0 t/m 255 invoeren. De volgende
Gateway-adres
g
kunnen echter niet gebruikt worden.
0.0.0.0, 127.x.x.x, 224.0.0.0 t/m 255.255.255.255 (waarbij x
een getal van 0 t/m 255 is)
SSID-weergave
Om te vermijden dat de SSID op het stand-byscherm van
LAN wordt weergegeven, stelt u dit in op Uit.
Lijst met functies
168