User Manual

98
PROBLEEM OORZAAK OPLOSSING
1. Geen drukopbouw bij A. Geen spannnings- of pers- A. Verbind alle aansluitingen.
momentsleutel, en/of luchttoevoer. B. Controleer de netspanning.
de cassette draait niet. B. Pompmotor draait niet. C. Vervang de zekeringen.
C. Defecte zekeringen D. Wijzig de aansluiting (ster-
(E-motor). of driehoekschakeling).
D. Onjuiste draairichting van E. Haal de druk van de slangen,
elektrische motor. schakel de pomp uit, en
E. Koppelingen aan pomp of draai de koppelingen hand
sleutel niet volledig matig vast.
aangesloten. F. Vul olie bij. Raadpleeg de
F. Olieniveau in pomp te laag. handleiding van de pomp.
G. Drukinstelling van overdruk- G. Verhoog de druk door de
klep op pomp te laag. overdrukklep van de pomp in
H. Lekkage in pomp of te stellen. Overschrijd nooit
momentsleutel. de maximale druk of het
I. Defecte manometer. maximale aanhaalmoment.
J. Onjuist gemonteerde H. Bepaal of de lekkage zich in
slangen. de pomp of in de sleutel
bevindt. Neem contact op
met uw Enerpac-servicecen-
trum voor assistentie.
I. Plaats een tweede glycerine
gevulde manometer. Stel de
druk van de pomp af en con-
troleer beide manometers.
J. Verander de slangposities
volgens figuur op pagina
94: (P naar P) en (T naar T).
2. Veiligheidsklep aan A Koppelingen aan retourzijde A. Schakel, terwijl de pomp
retourzijde (T) van de van de pomp of sleutel niet draait, met de afstandsbedie-
momentsleutel gaat volledig aangesloten. ning de kleppositie van (P of
open. B Onjuist gemonteerde A) naar (T of B) en terug, om
slangen. de druk van het systeem te
halen. Schakel de pomp uit
en draai de koppelingen
handmatig vast.
B. Verander de slangposities
volgens figuur op
pagina 94: (P naar P) en (T
naar T).
10
10
7.0 Storingen verhelpen
Gebruik de onderstaande tabel om vast te stellen of er een storing is.