Home Security System User Manual

ELITE-sensors (BVS 06 ATEX E 045 X)
ATEX-installatie-instructies 17
Voor CMF200(C of E)- en CMF300(C of E)-sensors met integrale aansluitkast, aangesloten op MVD-transmitters
of niet-MVD-transmitters (bijvoorbeeld 9739) en voor CMF400(C of E)-sensors met integrale aansluitkast,
aangesloten op MVD-transmitters en met constructie-identificatiecode (CIC) Geen markering of A5. En voor
CMFHC3(C of E)-sensors met integrale aansluitkast, aangesloten op MVD-transmitters en met constructie-
identificatiecode (CIC) Geen markering of A4 (IIC).
Opmerking 1. Gebruik bovenstaande grafiek om de temperatuurklasse te bepalen bij een gegeven vloeistof-
en omgevingstemperatuur. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt: T6:T 80°C,
T5:T 95°C, T4:T 130°C, T3:T 195°C, T2:T 290°C, T1:T 440°C. De voor stof toegestane minimale omgevings-
en procesvloeistoftemperatuur is –40°C.
De sensor kan worden gebruikt bij een hogere omgevingstemperatuur dan +55°C, mits de omgevings-
temperatuur de maximale temperatuur van het medium niet overschrijdt en rekening wordt gehouden met
de temperatuurklasse en de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor.
3.3) Type CMF********(2–9, A, B, D, E, Q, V, W of Y)*Z**** met kernprocessor
(behalve CMF***(A, B, C of E)****(2–9, A, B, D, E, Q, V, W of Y)*Z****
Constructie-identificatiecode (CIC) A4 (IIC) en geen markering)
3.3.1) Ingangscircuits (aansluitklemmen 1–4)
3.2.5) Omgevingstemperatuurbereik Ta –50°C tot +55°C
Spanning Tot 17,3 V gelijkspanning
Stroom Tot 484 mA
Vermogen Tot 2,1 W
Effectieve inwendige capaciteit 2200 pF
Effectieve inwendige zelfinductie 30 μH
MAX. OMGEVINGSTEMP. (°C)
SENSORVLOEISTOFTEMP. (°C)