Operation Manual
13
4. TREKKEN EN RIJDEN
We raden aan om, wanneer u nog weinig ervaring heeft
met het manoeuvreren met een caravan, eerst te
oefenen. Vraag tijdens het oefenen iemand om u te
assisteren.
4.1 Keren
Begin met het zoeken van een overzichtelijke bocht naar
rechts om mee te beginnen. Rij langzaam achteruit en
draai het stuur eerst tegen de richting in waarvan je de
caravan zou willen laten gaan.
Nu staat de neus van de caravan naar buiten en de
achterkant richting de kant waar hij naartoe moet. Let
op dat u de caravan niet raakt met de auto!
Halverwege de manoeuvre, wanneer de caravan in de
juiste hoek staat, verminderd u uw vaart tot een kruip
tempo en duwt de caravan door de bocht door de auto
de caravan te laten volgen.
LET OP: Ervaring in keren kan alleen worden
opgedaan door veel te oefenen.
4.2 Snelheid limieten
Informeer, wanneer u in het buitenland gaat rijden, naar de in dat land gestelde
snelheidslimieten, en specifiek voor de limieten van een auto caravan combinatie.
4.3 Wegrijden
1. Laat de koppeling rustig opkomen en geef een beetje meer gas dan normaal om
het gewicht van de caravan te compenseren.
2. Voorkom slijtage aan de koppeling en de versnelling door niet te lang de
koppeling te laten doorslippen.
3. Schakel rustig en voorzichtig. Probeer het koppelen zo soepel mogelijk te laten
verlopen.
4.4 Rijden met een caravan
1. Houd er rekening mee dat de caravan breder kan zijn dan de auto. Zorg er voor
dat u een goed zicht heeft naar achteren, hiervoor kan het nodig zijn om extra
spiegels te monteren.
2. Rijd niet met de caravan over stoepranden.
3. Zorg voor extra ruimte en extra snelheid wanneer u inhaalt met uw caravan dan
dat u zou hebben wanneer u zonder caravan rijd.
4. Houd er rekening mee dat u nu ruim twee keer zo lang bent als zonder caravan.
5. Voer alle manoeuvres rustig uit, maak geen abrupte bewegingen.
6. Houd er rekening mee dat het weer invloed kan hebben op het gedrag van de
combinatie op de weg.