Operation Manual

55
Inbedrijfstelling
Daarna:
Afdekfolie van de collectoren
verwijderen
De goede werking van de installatie
controleren
Protocol inbedrijfstelling invullen
Aanwijzingen geven aan de gebruiker
Inbedrijfstelling van zonnepomp en
zonneregelaar,
volg hierbij de bijbehorende
gebruikshandleidingen
bij de inbedrijfstelling moet men
controleren of de aangegeven
temperaturen geloofwaardig zijn
Controleer de functie van pompen en
regelaars in het zonnecircuit
Configureer eventueel de regelaars,
pompen en doorstroombegrenzer op
de installatie
Doorstroomhoeveelheid instellen
De doorstroomhoeveelheid moet op de
hydraulische eigenschappen van de
installatie ingesteld worden. De
doorstroomhoeveelheid per collector moet
tussen 0,6 en 1,7 l/min liggen. Volg
hiervoor de aanwijzingen in het hoofdstuk
Hydrauliek van het collectorveld (blz 15-
16).
De doorstroomhoeveelheid is afhankelijk
van de manier waarop men de collectoren
laat werken:
Bij een lage doorstroomhoeveelheid
verkrijgt men het grootste
temperatuurverschil tussen heenvoer en
retourleiding. Dit is zinvol bij het gebruik
van een grote boiler met laagvorming.
Bij een grote doorstroomhoeveelheid
wordt de grootst mogelijke
warmteopbrengst bereikt. Dat is het
beste bij een drinkwateropslag met twee
warmtewisselaars (onderste voor zonne
-energie).
Aantal collectoren parallel Minimale
doorstroomhoeveelheid
in l/min
Nominaal -
doorstroomhoeveelheid
in l/min
Maximale
doorstroomhoeveelheid
in l/min
1 0,6
1,2
1,7
2 1,2
2,3
3,4
3 1,8
3,5
5,1
4 2,4
4,6
6,8
5 3
5,8
8,5
6 3,6
6.9
10,2
7 4,2
8
12
8 4,8
9,2
13,6
9 5,4
10,4
15,3
10 6
11,5
17
Doorstroomhoeveelheid