Operation Manual

32
Aanbrengen van het montagerek
Plat dak
Voorbereiden en controleren van het
dak.
Controleer het dak op de volgende punten:
Lekdichtheid en noodzaak sanering.
Controleer of het dak dicht en in goede
toestand is. Daksanering moet niet voor
de nabije toekomst gepland zijn.
Draagkracht van het dak. Afhankelijk van
de belastbaarheid van het dak wordt de
bevestiging van het montage-raam
gekozen. Daarvoor kan in het bepaalde
gevallen nodig zijn om de hulp van een
deskundige in te roepen, die dan ook de
sneeuw- en windbelastingen in de
berekening meeneemt.
Bij bevestiging van het montageraam
aan betongewichten moet het dak een
extra draaglast kunnen hebben van 300
kg/m² verticaal en 125 kg/m²
horizontaal. Per collector moeten
betongewichten van tenminste 330 kg
(verticaal) en 100 kg (horizontaal) voor
de stabiliteit worden toegepast. Ter
bescherming van de dakhuid moet men
een onderlaag van schuimrubber of iets
dergelijks gebruiken.
Bij kleine gewichten moet men ook nog
tuidraden gebruiken en die aan vaste
punten bevestigen.
Als alternatief kan men het montage-
raam op dragers schroeven, die de last
op stevige muren overbrengen.
Een collector weegt inclusief de
montageonderdelen ong. 65 kg
Bij de bevestiging van het montageraam
op schuine daken kan men de
bijgeleverde dakhaken gebruiken - het
aantal is afhankelijk van de belastingen
- maar in ieder geval 2 per raam. De
montageramen moeten onder elkaar
extra worden samengebonden.
Aanwijzing: evt. kan het vlakdakframe
met extra diagonaalstangen verstevigd
worden (gestippeld weergegeven).
Hierbij aan ieder uiteinde van het
collectorveld (zie afbeelding) of bij
iedere tussenruimte een diagonaal-
stang plaatsen.
SOLATRON S 2.5-1 V(verticaal) SOLATRON S 2.5-1 H(horizontaal)
Aantal
collectoren
Aantal
driehoek
en
Raillengte
(totaal) m
Afstand
driehoek
maatA (cm)
Railoverlapping
maat E (cm)
Raillengte
(totaal) m
Afstand
driehoek
maatA (cm)
Railoverlapping
maat E (cm)
1 2 1,2 70 - 90 10 - 35 2,3 150 - 175 10 - 60
2 3 2,4 85 - 115 10 - 35 4,7 180 - 210 10 - 60
3 4 3,6 90 - 120 10 - 35 7,1 195 - 225 10 - 60
4 5 4,8 95 - 125 10 - 35 9,4 200 - 230 10 - 60
5 6 6,1 95 - 125 10 - 35 11,7 203 - 233 10 - 60
6 7 7,3 100 - 130 10 - 35 14,1 205 - 235 10 - 60
7 8 8,5 100 - 130 10 - 35 16,4 207 - 237 10 - 60
8 9 9,7 100 - 130 10 - 35 18,8 210 - 240 10 - 60
9 10 10,9 100 - 130 10 - 35 21,1 210 - 240 10 - 60
10 11 12,1 100 - 130 10 - 35 23,4 210 - 240 10 - 60
B (rails-lengte driehoek)
140 82
C (tussen de oplegrails) 140 - 190
60-80
Afstand tot de dakrand minstens 120 minstens 120
Bevestigingspunten vastleggen
met speciale aandacht voor de volgende
punten:
Het collectorveld moet naar het zuiden
gericht zijn. Kleine afwijkingen vanuit de
zuidelijke richting naar het oosten of
westen leiden tot een klein verlies aan
opbrengst.
Collectorveld zo goed mogelijk
schaduwvrij kiezen.
De leidingen moeten zo mogelijk kort
zijn en direct naar de pomp en
warmteopslag lopen. Om bij stilstand
stoom er eenvoudig uit te kunnen
drukken, de buisleiding indien mogelijk
ononderbroken met verval leggen
Zet de collector niet te dicht bij de
dakrand, om de windbelasting gering te
houden
Minimale afstand: 1,2 m; bij hogere
gebouwen en blootgestelde zones:
groter.
Afstand tot de bevestigingspunten: zie
tabel hierboven