Installation Instructions
39
Veiligheidsfuncties installatie (E 3 – 6)
NOT
NOT-uitschakeltemperatuur voor de
gehele zonne-installatie.
No 1
NOT instelbaar van 90 .. 127°C;
Voorinstelling: 100°C.
Bereikt een van de temperaturen TC1
of TC2 de NOT-uitschakeltemperatuur
(TC1 > NOT) of (TC2 > NOT), dan
wordt de betreffende opwarmpomp met
de hoogste voorrang afgeschakeld. Pas
als de huidige collectortemperatuur tot
(NOT – 10 K) is gezakt (TC1 < NOT-10
K) of (TC2 < NOT-10 K), begint de
opwarmpomp weer te werken.
KSF
YES/NO – beslissing voor de activering
van de collectorveiligheidsfunctie.
Voorinstelling: YES
No 2
Komt de collectortemperatuur boven de
maximumwaarde TCM, dan worden bij
geactiveerde collectorveiligheidsfunctie
alle opslagen tot de opslag-
noodafschakeltemperatuur opgewarmd
(vaste waarde 90°C). Dit gebeurt
doordat de maximale opslag-
opwarmtemperatuur intern op 90 °C
wordt gezet.
De collectorveiligheidsfunctie wordt
vrijgegeven,
als (TSP1>MAX1), (TSP2>MAX2) of
(TSP3>MAX3).
De collectorveiligheidsfunctie wordt
opgeheven,
als (TSP1<MAX1), (TSP2<MAX2) en
(TSP3<MAX3).
TCM
Maximale collectortemperatuur voor de
activering van de
collectorveiligheidsfunctie
No 3
TCM instelbaar van 10 .. 127°C;
Voorinstelling: 90°C.
De instelling van de parameter TCM
wordt onderdrukt, als de
collectorveiligheidsfunctie is
afgeschakeld
(KSF = Nee).
SSF
Activering van de opslag-
veiligheidsfunctie en keuze van het eerste
relais voor de opslag-veiligheidsfunctie.
No 4
SSF (numerieke waarde)
instelbaar van 0 .. 6;
Voorinstelling: SSF = 0.
0 = opslag-veiligheidsfunctie niet
geactiveerd.
1 .. 6 = eerste relais
1 .. 6 voor als de opslag-
veiligheidsfunctie is gekozen.