Installation Instructions
10
Verder worden er in de info-sequentie
de totale opbrengst (ERT), de
dagelijkse opbrengst (ERTd) en het
toerental van de pompen P1.. P3
aangegeven (ED1..ED3).
Voor de indicatie van de totale of de
dagopbrengst is het het beste om een
volumestroomsensor aan te sluiten, die
door de instelling VSA = 1 of 2 kan
worden aangemeld (E3-4.3). Door het
aanmelden van de
volumestroomsensor wordt de
opbrengstindicatie geactiveerd.
Zonder volumestroomsensor
kunnen alleen de opbrengstwaarden
worden weergegeven, indien de
minimale onderste instelwaarde van
de opwarmpomp op 100% is
ingesteld. In dit geval worden de
opbrengstwaarden met de
vóóringestelde doorstroom bepaald.
ERT Totale opbrengst in kWh. Indicatiebereik 0 .. 199999 kWh.
Men kan de totale opbrengst op nul zetten door tijdens het aangeven van deze waarde de [–] toets voor vijf seconden
in te drukken.
ERTd Dagopbrengst in kWh. Indicatiebereik 0 ... 999 kWh.
Men kan de dagopbrengst op nul zetten door tijdens het aangeven van deze waarde de [–] toets voor vijf seconden in
te drukken.
ED1 Toerental van de pomp P1 in %, bereik 30 .. 100 %.
ED2 Toerental van de pomp P2 in %, bereik 30 .. 100 %.
ED3 Toerental van de pomp P3 in %, bereik 30 .. 100 %.
Het toerental ED1 .. ED3 wordt pas aangegeven als de betreffende minimale onderste instelwaarde (USW1.. USW3)
< 100 % is ingesteld.
Voorrangs-aansluiting van de meetingangen (afhankelijk van het installatieschema):
S1 TC1 Collectortemperatuur of collectortemperatuursensor van het collectorveld 1.
S2 TC2 Collectortemperatuur of collectortemperatuursensor van het collectorveld 2.
S3 TSP1 Bovenste opslagtemperatuur of bovenste opslagtemperatuursensor van opslag 1.
S4 TSR1 Onderste opslagtemperatuur of onderste opslagtemperatuursensor van opslag 1.
S5 TSP2 Bovenste opslagtemperatuur of bovenste opslagtemperatuursensor van opslag 2.
S6 TSR2 Onderste opslagtemperatuur of onderste opslagtemperatuursensor van opslag 2.
S7 TSP3 Bovenste opslagtemperatuur of bovenste opslagtemperatuursensor van opslag 3.
S8 TSR3 Onderste opslagtemperatuur of onderste opslagtemperatuursensor van opslag 3.
S9 In overeenstemming met de toepassing.
S10 In overeenstemming met de toepassing.
Collectorsensoren- (sensor):
Temperatuur-meetbereik: -20° .. 150°C, Aanspreek temperatuurbereik: -20° .. 250°C.
Opslag/retoursensor- (sensor):
Temperatuur-meetbereik: -20° .. 150°C, Aanspreek temperatuurbereik: -20° .. 90°C.
De volgende meetwaarden kunnen afhankelijk van de configuratie of van de geactiveerde functies aan een willekeurige
meetingang worden toegewezen. De meetwaarden kunnen – voor zover geactiveerd – met de Info-toets worden getest.
TRH Verwarmings-retourtemperatuur bij ondersteuning centrale verwarming.
TR Retourtemperatuur voor de prestatiebepaling.
TX Vergelijkingswaarde voor de verwarmings-retourtemperatuur bij ingeschakelde functie voor de ondersteuning centrale
verwarming in verbinding met VISTRON V 750 LC.
TW Temperatuur aan de warmtewisselaar of aan de bypass.
TWW Temperatuur van de eerste opslag voor de warm water anti-laagvorming.
TH1 Temperatuurwaarde voor de eerste thermostaatfunctie.
TH2 Temperatuurwaarde voor de tweede thermostaatfunctie.
TVA1 Temperatuurwaarde A voor de eerste temperatuurvergelijkingsfunctie.
TVB1 Temperatuurwaarde B voor de eerste temperatuurvergelijkingsfunctie.
TVA2 Temperatuurwaarde A voor de tweede temperatuurvergelijkingsfunctie.
TVB2 Temperatuurwaarde B voor de tweede temperatuurvergelijkingsfunctie.
SE Zonnesensor voor de meting van de zonne-instraling in W/m2.
VM Volumestroom- meetwaarde of volumestroomsensor (GND, VM), meetbereik: 50 .. 1500 l/h