Instructions

NL
- 87 -
6. Bediening
Aanwijzing!
Meetwijdte en meetnauwkeurigheid kunnen wor-
den beïnvloed door externe factoren, zoals bijv.
zonlicht of door een slechte re ectiegraad, en
vervalsen het meetresultaat.
6.1 Verklaring van de functietoetsen ( g. 3)
A Inschakel/Meet-toets
B Toets meetopties
C Uitschakeltoets/Verwijderen
D Optelling
E Aftrekking
F Selectie van het referentiepunt voor de af-
standsmeting / Selectie van de meeteenheid
6.2 Laser in-/uitschakelen
Druk iets langer op de inschakel/meet-toets
(A) om de laser in te schakelen.
Druk ongeveer 1 seconde op de uitschakel-
toets (C) en houd deze ingedrukt om de laser
uit te schakelen.
6.3 Maateenheid instellen ( g. 3, pos. 4F)
Als standaard is de metrische maateenheid meter
(m) ingesteld. U kunt echter ook kiezen tussen 3
andere eenheden. Druk daarbij op de toets F en
houd deze ingedrukt, tot de eenheid verandert.
Herhaal dit proces, tot de gewenste maateenheid
wordt weergegeven.
6.4 Referentiepunt instellen ( g. 3 - 4)
Er kan vanuit 3 verschillende referentiepunten
aan het apparaat worden gemeten. Druk daar-
voor kort op de toets F en selecteer het gewenste
referentiepunt.
Referentiepunt voorkant (zie fig. 4a)
Referentiepunt achterkant (zie fig. 4a)
Referentiepunt uitklapbare aanslag
(zie fig. 4b)
6.5 Meetfuncties gebruiken
Aanwijzing
Na afsluiting van een meting schakelt de laserst-
raal zich automatisch uit. Druk op de inschakel/
meet-toets.
6.5.1 Functie: „Enkele afstand meten“
„Geen symbool“ ( g. 5)
Procedure:
1x toets A iets langer indrukken: apparaat
inschakelen
eventueel toets F: referentiepunt aan het ap-
paraat kiezen
1x toets A: laser inschakelen
laser uitrichten
1x toets A: meten
Resultaat wordt onderaan weergegeven
in m
6.5.2 Functie: „Doorlopende afstand meten
(min/max)“
„Symbool
“ ( g. 6)
Procedure:
1x toets A iets langer indrukken: apparaat
inschakelen
eventueel toets F: referentiepunt aan het ap-
paraat kiezen
1x toets A: laser inschakelen
laser uitrichten
1x toets A 2 seconden indrukken: doorlopend
meten
Min: kleinste meetresultaat wordt weerge-
geven (fig. 6a)
Max: grootste meetresultaat wordt weerge-
geven (fig. 6b)
Helemaal onderaan wordt het huidige mee-
tresultaat weergegeven in real time
6.5.3 Functie: „Vlakken meten“
„Symbool
“ ( g. 7)
Procedure:
1x toets A iets langer indrukken: apparaat
inschakelen
1x toets B indrukken: functie selecteren
eventueel toets F: referentiepunt aan het ap-
paraat kiezen
1x toets A: laser inschakelen
laser uitrichten
1x toets A: lengte van het vlak meten
1x toets A: laser inschakelen
laser uitrichten
1x toets A: breedte van het vlak meten
Resultaat wordt onderaan weergegeven
in m²
Anl_TC_LD_50_SPK9.indb 87Anl_TC_LD_50_SPK9.indb 87 22.04.2021 09:47:3722.04.2021 09:47:37