Operation Manual

31NL
8.
RICHTLIJN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN
1. Het controlelampje
brandt niet
2. De startmotor werkt
niet
3. De motor start niet
Het beveiligingssysteem schakelt zich in omdat:
de accu verkeerd aangesloten is
de accu helemaal leeg of gesulfateerd is
de polen van de accu verwisseld zijn
de zekeringen doorgebrand zijn
de aansluitingen onjuist zijn
de kaart vochtig is
de microschakelaars massa maken
de accu is onvoldoende geladen
zekering met onderbroken lading
de aansluitingen zijn onjuist
de toestemming om te starten ontbreekt
er wordt geen benzine aangevoerd
er is een storing in de ontsteking
Draai het sleuteltje op «UIT» en probeer de oorzaak
op te sporen:
controleer de aansluitingen
laad de accu opnieuw op
sluit de polen juist aan
vervang de zekering ( 6.4.4)
controleer de aansluitingen
laten opdrogen
controleer de aansluitingen
laad de accu opnieuw op (als de storing aanhoudt
neem dan contact op met een erkende garage)
vervang de zekering ( 6.4.4)
controleer de aansluitingen
controleer of aan de nodige voorwaarden werd
voldaan om de motor te starten ( 5.3.7)
controleer het benzinepeil in de tank
draai de benzinekraan open (indien aanwezig)
controleer de bedrading van de elektrische
benzinekraan bij de carburateur
(indien aanwezig)
controleer het benzinefilter
controleer de bevestiging van de bougiekap
controleer de afstand en de toestand van de elek-
troden van de bougies
PROBLEEM TOESTAND MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
Sleuteltje op «DRAAIEN»,
de motor is uitgeschakeld
Sleuteltje op «STARTEN»
en het controlelampje
brandt
Sleuteltje op «STARTEN»
en het controlelampje
knippert
Sleuteltje op «STARTEN»