Operation Manual
41
De AGPS-functie helpt de GPS-ontvanger bepaalde
informatie te verkrijgen via gegevensverbindingen en/
of netwerkberichten. Deze informatie wordt gebruikt bij
het bepalen van de positie. Dit verbetert de mogelijkheid
tot het bepalen van de positie bij lage signaalsterktes
signicant. Het verkort ook de tijd die nodig is om
de positie te bepalen. Merk op dat sommige AGPS-
functies afhankelijk kunnen zijn van het netwerk. In
sommige gevallen maakt AGPS gebruik van externe
gegevensverbindingen, wat tot netwerkkosten kan leiden.
Doe het volgende om de AGPS-functie op uw telefoon te
congureren:
1. Selecteer Menu > Instellingen > AGPS-
instellingen.
2. Selecteer AGPS-proelen en druk op Selecteren.
Selecteer in de AGPS-proelen het gewenste
proel en klik op Opties > Activeren. U kunt
ook Bewerken selecteren. Voer naam, adres,
gegevensaccount, poort en TLS in volgens opgave
van de provider of beheerder.
3. Selecteer Gereed om de instellingen op te slaan.
Netwerkinstellingen beheren