Operation Manual

Studio Webdesign 4 Pro 147
Bumpmaps voegen diepte-informatie toe, waardoor de indruk ontstaat dat de aeelding uit
hoogtes en laagtes bestaat.
Patronen voegen kleurvariaties toe op basis van specieke overvloeimodi en transparantie-
instellingen om op een realistische manier allerlei texturen te simuleren (hout, marmer, vlek-
ken, enzovoort).
Merk op dat er twee soorten bumpmaps en patronen zijn: tweedimensionale en driedimen-
sionale. Dit zijn in feite allemaal driedimensionale eecten. Het onderscheid 2D/3D verwijst
gewoon naar de manier waarop het gewenste resultaat wordt verkregen. Bij de tweedimensi-
onale varianten moet u eerst een bitmap selecteren in de galerie, terwijl u bij de driedimen-
sionale varianten eerst een functie dient te selecteren. 3D-eecten die op een functie zijn
gebaseerd, bevatten gegevens over het inwendige van de ruimte,’ terwijl de eecten die op een
bitmap zijn gebaseerd alleen de kenmerken van het oppervlak beschrijven.
Verschillende eecten combineren U kunt verschillende 3D-eecten met elkaar combi-
neren (zie bovenstaande guur). De eecten worden cumulatief toegepast volgens een wel-
bepaalde volgorde: 3D-bumpmap > 2D-bumpmap > 3D-patroon > 2D-patroon > 3D-belich-
ting.
3D-bumpmap
Dit eect wekt de indruk dat het oppervlak van het object met een textuur is bekleed door
diepte-informatie toe te voegen op basis van een wiskundige functie. U kunt dit eect met een
of meer andere 3D-eecten combineren, maar niet met een 2D-bumpmap.
Zo past u het effect toe op een geselecteerd object:
* Selecteer het gereedschap Filtereecten in het vervolgmenu Eecten bewerken in de
gereedschapset of kies Filtereecten in het menu Opmaak (of in het snelmenu voor het
object) om het dialoogvenster Filtereecten te openen. Activeer links in het dialoogven-
ster het selectievakje 3D-eecten. Versleep de schuifregelaars voor deze ‘hoofdschakelaar’
om de algemene eigenschappen te wijzigen van de afzonderlijke 3D-eecten.
• Vervagen: via deze schuifregelaar stelt u de gewenste vervaging in. Hoe hoger de waarde
die u instelt, hoe meer u de indruk wekt dat de hoogte geleidelijk wijzigt.
• Diepte: hiermee bepaalt u hoe steil de wijzigingen in diepte zijn.
• Deknop
is standaard ingeschakeld, wat erop wijst dat beide schuifregelaars aan elkaar
zijn gekoppeld. In deze modus worden grote wijzigingen in diepte glad gestreken door
de parameter Vervagen. Klik op deze knop als u beide schuifregelaars onaankelijk van
elkaar wilt aanpassen.