Operation Manual

Page 12 of 15
Oplossen van problemen
Probleem
Gevolg
Oplossing
Na het inschakelen van de schakelaar, brandt het lampje niet
en tevens werkt de motor niet.
1 De spanning van de accu is te laag , de BMS heeft de stroom
uitgeschakeld om de accu te beschermen.
2 De stekker of aansluiting van de accu is vuil.
1 Onmiddellijk opladen.
2 Controleer en reinig de vuile connector.
Na volledig opladen en het inschakelen van de schakelaar,
branden de indicatie lampjes nog steeds niet en tevens werkt
de motor niet.
De accuspanning is nog steeds te laag, wat mogelijk
betekent dat de accu moet worden vervangen.
Zet de stroomschakelaar aan. Het lampje moet nu branden.
Neem anders contact op met uw dealer voor verdere
instructies.
Na het inschakelen van de schakelaar, brandt het lampje niet
en de motor werkt niet.
De motorkabel verkeerd niet in goede staat.
Controleer de staat van de kabel en ga na of er niks los zit
(ofwel beschadigd is).
Na het inschakelen van de schakelaar draait de motor
onmiddellijk op volle snelheid.
1 De gashendel is niet in de juiste positie (alleen geldig
voor model met gashendel).
2 De controller is kapot.
1 Controleer de stand van de gashendel en zet hem in de juiste
positie (alleen geldig voor model met gashendel)
2 Vervang de controller.
Snelheid is traag, en de accu is tijdens gebruik, na het opladen,
snel leeg.
1 Bandenspanning is niet hoog genoeg .
2 Beklimming van een helling of tegen sterke wind in.
3 Accu werkt niet naar behoren.
1 Pomp de banden op.
2 Ondersteun de motor door meer mee te trappen.
3 Vervang de accu.