Operation Manual

Bediening
Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.0 - 12/2012 59
Afb. 36: Functietoetsen
Toets voor achteruit naaien (2):
Als deze toets (2) wordt ingeschakeld, naait de naaimachine
achteruit.
Toets voor de stand van de naald (3):
Als deze toets (3) wordt ingeschakeld, beweegt de naald in een
bepaalde stand. Deze stand wordt afzonderlijk via de parameter-
instellingen ingesteld. Lees hiervoor Service-handleiding.
Bij levering is de naaimachine zo ingesteld dat de naald bij een
ingeschakelde toets (3) in de hoogste stand wordt bewogen.
Toets voor afhechtsteken aan begin en einde (4):
Door het indrukken van deze toets (4) wordt de standaard instelling
voor afhechtsteken aan begin en einde uitgeschakeld. Als afhecht-
steek is ingeschakeld, wordt door het indrukken van de toets (4)
de volgende afhechtsteek onderdrukt. Als geen afhechtsteek is
ingeschakeld, wordt door het indrukken van de toets (4) de vol-
gende afhechtsteek genaaid. Lees voor de standaard instelling
voor het naaien van afhechtsteken aan begin en einde de
Handleiding voor de DAC-Classic-besturing.
Toets voor de steeklengte (5):
Als deze toets (5) wordt ingeschakeld, naait de naaimachine met
de grootste steeklengte die bij het bovenste stelwiel voor de
steeklengte is ingesteld.
Toets voor de hulpdraadspanning (6):
Met deze toets (6) wordt de hulpdraadspanning ingeschakeld.
Toets voor de verticale snijder (7):
(Alleen bij naaimachines met verticale snijder)
Met deze toets (7) wordt de verticale snijder ingeschakeld.
Als de persvoeten worden opgelicht, wordt het mes automatisch
uitgeschakeld en de toets (7) uitgeschakeld.
+/–+/–
2 4 53
6
7