Operation Manual
Bediening
32 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.0 - 12/2012
Afb. 8: Inrijgschema bovendraad - deel 2
11. Trek de draad onder de haak (10) door.
12. Trek de draad van onder naar boven door het gat in de draadre-
gelaar (15).
13. Trek de draad van rechts naar links door de draadgever (16).
14. Trek de draad door de bovenste draadgeleider (11).
15. Trek de draad door een gat van de onderste
draadgeleider (12).
16. Trek de draad door de draadgeleider van de naaldstang (13).
17. Steek de draad door het oog van de naald (14). Zorg ervoor
dat het einde van de draad in de richting van de grijper wijst.
Korte-draadaf-
snijder
18. Bij naaimachines met korte-draadafsnijder:
Trek de draad door het oog van de naald (14), zodat wanneer
de draadgever (16) zich in de hoogste stand bevindt, de
draadlengte van het einde ca. 4 cm bedraagt.
Belangrijk: Controleer de draadlengte. Als de draadlengte
aan het einde te lang is, functioneert de korte-draadafsnijde
niet goed.
+
1234
-
.
,
0
^
<
+
(10) - Haak
(11) - Bovenste draadgeleider
(12) - Onderste draadgeleider
(13) - Draadgeleider van de
naaldstang
(14) - Oog van de naald
(15) - Draadregelaar
(16) - Draadgever