867 Gebruiksaanwijzing
Alle rechten voorbehouden. Eigendom van Dürkopp Adler AG en auteursrechtelijk beschermd. Ieder gebruik van deze inhoud, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Dürkopp Adler AG is verboden.
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 Over deze gebruiksaanwijzing ........................................................... 5 Toepassingsgebied van de gebruiksaanwijzing .................................... 5 Geldende documentatie ........................................................................ 5 Transportschade ................................................................................... 5 Aansprakelijkheidsbeperkingen.............................................................
Inhoudsopgave 5.11 5.11.1 5.11.2 5.11.3 5.11.4 5.12 5.12.1 5.12.2 5.12.3 5.12.4 5.13 5.13.1 5.13.2 5.14 5.15 5.16 5.17 Persvoetlichting instellen ..................................................................... 50 Begrenzing van aantal steken bij verhoogde persvoetlichting ............ 50 Hoogte van de persvoetlichting instellen ............................................. 51 Persvoetverstelling middels knieschakelaar........................................
Inhoudsopgave 7.12.2 7.12.3 7.12.4 7.12.5 7.12.6 7.12.7 7.12.8 7.12.9 7.13 7.13.1 7.13.2 7.13.3 7.14 7.15 Naailampje met transformator monteren en aansluiten ...................... 93 Potentiaalvereffening tot stand brengen.............................................. 97 Besturing aansluiten ............................................................................ 98 Bovenstuk van de naaimachine aansluiten ......................................... 99 Hall-sensor monteren en aansluiten..................
Inhoudsopgave 4 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Over deze gebruiksaanwijzing 1 Over deze gebruiksaanwijzing 1.1 Toepassingsgebied van de gebruiksaanwijzing Deze gebruiksaanwijzing bevat aanwijzingen voor het gebruik volgens de voorschriften en de installatie van de speciale naaimachine 867. Deze gebruiksaanwijzing geldt voor alle in hoofdstuk 3.4 Technische gegevens genoemde types. 1.2 Geldende documentatie De naaimachine bevat ingebouwde componenten van andere fabrikanten, bijvoorbeeld aandrijfmotoren.
Over deze gebruiksaanwijzing • • Breuk- en transportschade Gebruik van niet goedgekeurde reserveonderdelen 1.5 Gebruikte symbolen Correcte instelling Geeft de correcte instelling weer. Storingen Geeft storingen weer die bij een verkeerde instelling kunnen optreden. Handelingsstappen tijdens bediening (naaien en installeren) Handelingsstappen tijdens service, onderhoud en montage Handelingsstappen via het bedieningspaneel van de software De afzonderlijke handelingsstappen zijn genummerd: 1. 1.
Over deze gebruiksaanwijzing 1.6 Afbeeldingen De uitvoering van de naaimachine is afhankelijk van het type: Lengte van de machinearm, aantal stelwielen, positie van de steekinstelhendel, aanwezigheid van het toetsenpaneel etc. Voor zover dit voor de handelingsstappen niet van belang is, tonen de afbeeldingen telkens slechts één machineversie als voorbeeld. Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Over deze gebruiksaanwijzing 8 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Veiligheidsvoorschriften 2 Veiligheidsvoorschriften Dit hoofdstuk bevat belangrijke veiligheidsvoorschriften. Lees vóór installatie, programmering, onderhoud en bediening de veiligheidsvoorschriften aandachtig door. Neem de veiligheidsvoorschriften beslist in acht. Het niet in acht nemen hiervan kan ernstig lichamelijk letsel en materiële schade veroorzaken. 2.1 Algemene veiligheidsvoorschriften De naaimachine mag uitsluitend door bevoegd personeel worden gebruikt.
Veiligheidsvoorschriften • Uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en reparaties Controleer de naaimachine tijdens gebruik op zichtbare schade aan de buitenkant. Onderbreek de werkzaamheden wanneer veranderingen aan de naaimachine optreden. Meld alle veranderingen aan de verantwoordelijke persoon. Een beschadigde naaimachine mag niet verder worden gebruikt. Naaimachines of onderdelen ervan, die het einde van hun levensduur hebben bereikt, mogen niet meer worden gebruikt.
Veiligheidsvoorschriften 2.2 Signaalwoorden en symbolen in veiligheidsaanwijzingen Veiligheidsaanwijzingen worden in het document door een gekleurde balk aangeduid. Signaalwoorden geven de ernst van het gevaar aan: • • • • Gevaar: duidt op ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Waarschuwing:kans op ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Voorzichtig: kans op licht of middelzwaar lichamelijk letsel. Let op: kans op materiële schade.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Soort en bron van het gevaar Gevolg bij niet-naleving Maatregelen ter voorkoming van het gevaar Zo ziet een veiligheidsaanwijzing eruit die bij nietnaleving ernstig lichamelijk of dodelijk letsel kan veroorzaken. VOORZICHTIG Soort en bron van het gevaar Gevolg bij niet-naleving Maatregelen ter voorkoming van het gevaar Zo ziet een veiligheidsaanwijzing eruit die bij nietnaleving licht of middelzwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken.
Productbeschrijving 3 Productbeschrijving 3.1 Productspecificaties De Dürkopp Adler 867 is een vlakbed naaimachine met dubbele stiksteek.
Productbeschrijving 3.2 Verklaring van overeenstemming De naaimachine voldoet aan de Europese voorschriften die in de verklaring van overeenstemming of inbouwverklaring vermeld staan. 3.3 Gebruik volgens de voorschriften De Dürkopp Adler 867 is bedoeld voor het naaien van lichte tot middelzware materialen.
Productbeschrijving 3.4.2 Technische gegevens van de types Naaisteektype verticale grijper, groot (L) Aantal naalden 1 Naaldsysteem 134-35 Maximale naalddikte [Nm] 130 Maximale naaidraaddikte 120/3 – 30/3 180 80/3 – 10/3 15/3 12 / 12 1 Max. aantal steken Max.
Productbeschrijving Naaisteektype 1 Naaldsysteem 134-35 Maximale naalddikte [Nm] 80/3 – 10/3 15/3 20/3 80/3 – 15/3 10/3 1 Max. aantal steken 2 1 3400 3000 3400 20 20* 3000 20 9 Werkdruk [bar] 6 Luchtverbruik [NL] 2 3000 Max.
Productbeschrijving Naaisteektype Verticale grijper, groot (L) x x x x x x x x Aantal naalden 2 Naaldsysteem 134-35 130 x 180 Maximale naaidraaddikte 80/3 – 10/3 Steeklengte vooruit / achteruit [mm] 7/7 1 Max. aantal steken Max.
Productbeschrijving Naaisteektype dubbele stiksteek 301 Verticale grijper, groot (L) Verticale grijper, overmaats (XXL) -190342-M -190322-M Types: 867- -190142-M Naaimachines met geïntegreerde motor x x x Aantal naalden 1 Naaldsysteem 134-35 Maximale naalddikte [Nm] 180 Maximale naaidraaddikte 80/3 – 10/3 Steeklengte vooruit / achteruit [mm] Instelbare steeklengtes Max. aantal steken Aantal steken bij levering Max.
Productbeschrijving Naaisteektype Verticale grijper, groot (L) x x x x x Aantal naalden 1 Naaldsysteem 134-35 Maximale naalddikte [Nm] 180 Maximale naaidraaddikte 80/3 – 10/3 Steeklengte vooruit / achteruit [mm] 12 / 12 1 1 1 Max. aantal steken 3000 Aantal steken bij levering 3000 Max.
Productbeschrijving -290322-70 x x 2 2 dubbele stiksteek 301 x Verticale grijper, overmaats (XXL) x x x Aantal naalden 2 Naaldsysteem 134-35 Maximale naalddikte [Nm] 180 Maximale naaidraaddikte 80/3 – 10/3 Steeklengte vooruit / achteruit [mm] Instelbare steeklengtes -290342-100 Verticale grijper, groot (L) -290342-70 Naaisteektype -290122-70 -290040-70 Types: 867- -290020-70 Langarm 2-naaldsmachines 12 / 12 1 1 1 2 Max.
Productbeschrijving 3.4.3 Optionele uitrustingen en aanvullende documentatie Voor optionele uitrustingen kan het applicatiecentrum (APC) van Dürkopp Adler worden geraadpleegd. E-mail: marketing@duerkopp-adler.com Zie voor optionele uitrustingen en aanvullende documentatie het downloadgedeelte op de website van Dürkopp Adler: www.duerkopp-adler.com/de/main/Support/downloads. Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Productbeschrijving 22 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Beschrijving van de naaimachine 4 Beschrijving van de naaimachine Afb.
Beschrijving van de naaimachine 24 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Bediening 5 Bediening 5.1 Naaimachine in- of uitschakelen Met de onderste hoofdschakelaar (3) van de besturing wordt de naaimachine in- of uitgeschakeld. Afb. 2: Naaimachine in- of uitschakelen 4 1 – + 3 2 (1) - Controlelampje op het toetsen paneel (2) - Controlelampje op de besturing (3) - Hoofdschakelaar stroomtoevoer (4) - Schakelaar van het naailampje Naaimachine inschakelen: 1. Druk de hoofdschakelaar (3) naar beneden in stand "l". De controlelampjes (1) en (2) branden.
Bediening 5.2 Naald plaatsen en verwisselen WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door naaldpunt en bewegende onderdelen! Schakel de naaimachine uit voordat u de naald verwisseld. Let op de punt van de naald. Volgorde Bij het gebruik van een andere naalddikte moet de afstand tussen de grijper en de naald worden gecorrigeerd ( Servicehandleiding hoofdstuk 11.1 Zijwaartse grijperafstand instellen).
Bediening 5.2.1 Naald verwisselen bij 1-naaldsmachines Afb. 3: Naald plaatsen en verwisselen bij 1-naaldsmachines 1 2 3 4 (1) - Naaldstang (2) - Bevestigingsschroef (3) - Naaldgroef (4) - Grijper 1. Draai het handwiel tot de naaldstang (1) de hoogste stand bereikt. 2. Draai de bevestigingsschroef (2) los. 3. Trek de naald naar beneden uit de naaldstang. 4. Plaats een nieuwe naald. 5. Belangrijk: De naaldgroef (3) moet naar de grijper (4) zijn gekeerd. 6. Draai de bevestigingsschroef (2) vast.
Bediening 5.2.2 Naald verwisselen bij 2-naaldsmachines Afb. 4: Naald plaatsen en verwisselen bij 2-naaldsmachines 1 2 3 4 (1) - Naaldstang (2) - Bevestigingsschroeven (3) - Naaldgroeven (4) - Grijper 1. Draai het handwiel tot de naaldstang (1) de hoogste stand bereikt. 2. Draai de bevestigingsschroeven (2) aan beide zijden los. 3. Trek de naalden naar beneden uit de naaldhouder. 4. Plaats aan beide zijden een nieuwe naald. 5. Belangrijk: De naaldgroeven (3) moeten van elkaar af wijzen.
Bediening 5.2.3 Naald verwisselen bij schakelbare naaldstangen Afb. 5: Naald plaatsen en verwisselen bij schakelbare naaldstangen 1 2 3 4 (1) - Naaldstangen (2) - Bevestigingsschroeven (3) - Naaldgroeven (4) - Grijper 1. Draai het handwiel tot de naaldstangen (1) de hoogste stand bereiken. 2. Draai de bevestigingsschroeven (2) aan beide zijden los. 3. Trek de naalden naar beneden uit de naaldhouder. 4. Plaats aan beide zijden een nieuwe naald. 5.
Bediening 5.3 Bovendraad inrijgen WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door naaldpunt en bewegende onderdelen! Schakel de naaimachine uit voordat u de draad inrijgt. Bij alle naaimachines wordt de draad van de klos via de afwikkelarm naar de naaimachine geleid. Afb. 6: Draadgeleider op de afwikkel- en machinearm 1 2 (1) - Geleider op de afwikkelarm (2) - Garenhouders 1. Plaats de klos op de garenhouder (2). 2. Trek de draad van achter naar voren door een gat in de geleider op de afwikkelarm (1).
Bediening 5.3.1 Bovendraad inrijgen bij 1-naaldsmachines Afb. 7: Inrijgschema bovendraad - deel 1 9 4 5 6 8 7 – + 1 – + + – + 1234 + 2 – 3 + (1) - Opspanhendel (2) - Veerpunt (3) - Draadaanhaalveer (4) - Geleideschroef 6 5 4 (5) - Hoofdspanelement (6) - Hulpspanelement (7) - Voorspanelement (8) - Tweede draadgeleider (9) - Eerste draadgeleider 3. Trek de draad van achter naar voren door het linker gat van de eerste draadgeleider (9). 4.
Bediening Afb. 8: Inrijgschema bovendraad - deel 2 - 1234 0 + ^ . < + , (10) - Haak (11) - Bovenste draadgeleider (12) - Onderste draadgeleider (13) - Draadgeleider van de naaldstang (14) - Oog van de naald (15) - Draadregelaar (16) - Draadgever 11. Trek de draad onder de haak (10) door. 12. Trek de draad van onder naar boven door het gat in de draadregelaar (15). 13. Trek de draad van rechts naar links door de draadgever (16). 14. Trek de draad door de bovenste draadgeleider (11). 15.
Bediening 5.3.2 Bovendraad inrijgen bij 2-naaldsmachines Bij 2-naaldsmachines zijn extra spanelementen aangebracht voor de tweede bovendraad. De tweede bovendraad wordt op dezelfde wijze ingerijgd als de eerste bovendraad ( Hfdst. 5.3.1 Bovendraad inrijgen bij 1-naaldsmachines, p. 31). 2 – + + + – + 1234 + – – (1) - Spanelementen voor de eerste bovendraad – 1 – – + + Afb. 9: Inrijgschema bovendraad bij 2-naaldsmachines (2) - Spanelementen voor de tweede bovendraad 1.
Bediening 5.3.3 Bovendraad inrijgen bij naaimachines met zuiver naadbegin De montageset voor een zuiver naadbegin zorgt voor een kort en zuiver genaaide bovendraad bij naadbegin. Na de eerste steek wordt de bovendraad door de draadklem (6) geklemd en door de draadterugtrekker (5) teruggetrokken, zodat de bovendraad slechts een kort stukje uitsteekt. Zie voor de nauwkeurige instelling Aanvullende documentatie 0791 867708. Afb.
Bediening 5.4 Onderdraad inrijgen en opwikkelen WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door naaldpunt en bewegende onderdelen! Schakel de naaimachine uit voordat u de draad inrijgt. Afb. 11: Draadgeleider op de afwikkel- en machinearm 1 2 (1) - Geleider op de afwikkelarm (2) - Garenhouders 1. Plaats de klos op de garenhouder (2). 2. Trek de draad van achter naar voren door een gat in de geleider van de afwikkelarm (1). Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Bediening Afb. 12: Onderdraad opwikkelen - deel 1 1 4 5 9 6 1 2 – 2 4 + – – + – + 1234 3 + (1) - Draadgeleider (2) - Voorspanelement (3) - Spoelwinder (4) - Onderdraadgeleider 3. Trek de draad zigzag door de 3 gaten van de draadgeleider (1): van boven naar beneden door het linker gat, vervolgens van onder naar boven door het middelste gat en van boven naar beneden door het rechter gat. 4. Trek de draad linksom langs het voorspanelement (2). 5.
Bediening De onderdraad zal zich normaal gesproken tijdens het naaien opwikkelen. U kunt de onderdraad ook opwikkelen zonder te naaien, bijvoorbeeld wanneer u een volle spoel nodig heeft om met het naaien te beginnen. LET OP Kans op beschadiging van de persvoeten of van de steekplaat wanneer onderdraad wordt opgewikkeld zonder te naaien.
Bediening 5.5 Onderdraadspoel verwisselen WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door naaldpunt en bewegende onderdelen! Schakel de naaimachine uit voordat u de onderdraadspoel verwisselt. Afb. 14: Onderdraadspoel verwisselen 6 5 1 4 3 2 (1) - Gleuf (2) - Geleider (3) - Spanningsveer (4) - Gleuf (5) - Spoel (6) - Klepje 1. Klap het klepje (6) omhoog. 2. Verwijder de lege spoel. 3. Plaats een volle spoel.
Bediening Automatische Naaimachines met automatische restdraadmonitor: restdraad- Het controlelampje (2) op de machinearm gaat branden wanneer monitor de onderdraad moet worden verwisseld. Het linker lampje geldt voor de linker grijper en het rechter lampje geldt voor de rechter grijper. Afb. 15: Restdraadmonitor – 1 + 2 (1) - Kijkspleet op de spoel (2) - Controlelampjes (LED) op de De spoelkap is aan één zijde voorzien van kijkspleten.
Bediening 5.6.1 Bovendraadspanning instellen Met de 3 spanelementen kan de spanning van de bovendraad worden ingesteld. In de basisstand ligt de bovenkant van het spanelement gelijk met de schroef in het midden. 1 – + Afb. 17: Bovendraadspanning instellen – + – + 1234 2 3 (1) - Voorspanelement (2) - Hulpspanelement (3) - Hoofdspanelement Spanning verhogen: 1. Draai het spanelement naar rechts. Spanning verlagen: 1. Draai het spanelement naar links.
Bediening 1 – + Afb. 18: Voorspanelement – + – + 1234 2 3 (1) - Voorspanelement (2) - Hulpspanelement (3) - Hoofdspanelement Voorspanelement Het voorspanelement (1) houdt de draad vast wanneer het hoofdspanelement (3) en het hulpspanelement (2) volledig zijn opengedraaid. Automatische Bij naaimachines met automatische draadafsnijder: draadafsnijder Het voorspanelement (1) bepaalt bovendien de lengte van de begindraad voor de volgende naad: Kortere begindraad: 1.
Bediening Hulpspanelement Het hulpspanelement (2) verhoogt tijdens het naaien de spanning, bijvoorbeeld bij naadverdikkingen. Correcte instelling Stel het hulpspanelement (2) altijd in op een lagere waarde dan het hoofdspanelement (3). Het hulpspanelementg kan handmatig of automatisch worden inof uitgeschakeld.
Bediening 5.6.2 Blokkering van de bovendraadspanning opheffen Automotive: In de automotive branche worden voornamelijk naaimachines met borgplaten borgplaten gebruikt. Bij deze naaimachines moet de blokkering worden opgeheven, voordat de hulp- en hoofdspanning kunnen worden ingesteld. – + + – – + – + + – + 1234 1 – – + Afb. 20: Blokkering van de bovendraadspanning opheffen 2 (1) - Bevestigingsschroeven (2) - Borgplaten 1. Draai de bevestigingsschroeven (1) los. 2.
Bediening 5.6.4 Onderdraadspanning instellen WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door naaldpunt en bewegende onderdelen! Schakel de naaimachine uit voordat u de onderdraadspanning instelt. Afb. 21: Onderdraadspanning instellen 1 (1) - Stelschroef De onderdraadspanning wordt met de stelschroef (1) ingesteld. Spanning verhogen: 1. Draai de stelschroef (1) naar rechts. Spanning verlagen: 1. Draai de stelschroef (1) naar links. 44 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Bediening 5.7 Draadregelaar instellen WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door naaldpunt en bewegende onderdelen! Schakel de naaimachine uit voordat u de draadregelaar instelt. De draadregelaar bepaalt de spanning waarmee de bovendraad om de grijper wordt geleid. Correcte instelling: De bovendraadlus glijdt met geringe spanning over het dikste punt van de grijper. Afb. 22: Draadregelaar instellen 1 – + 1234 2 + (1) - Reguleerschroef (2) - Draadregelaar 1. Draai de reguleerschroef (1) los.
Bediening 5.8 Persvoeten oplichten • • ECO-machines: mechanisch middels knieschakelaar CLASSIC-machines: elektropneumatisch middels voetpedaal 5.8.1 Mechanisch oplichten middels knieschakelaar Afb. 23: Mechanische persvoetlichting middels knieschakelaar 1 (1) - Knieschakelaar 1. Druk de knieschakelaar (1) naar rechts. De persvoeten blijven opgelicht zolang de knieschakelaar naar rechts wordt gedrukt. 5.8.2 Elektropneumatisch oplichten middels voetpedaal Afb.
Bediening 1. Trap het voetpedaal (1) volledig terug. De draadafsnijder wordt geactiveerd en de persvoeten worden opgelicht. 5.9 Persvoeten in opgelichte stand blokkeren Aan de achterzijde van de naaimachine bevindt zich een hendel waarmee de persvoeten in opgelichte stand geblokkeerd kunnen worden. Afb. 25: Persvoeten met hendel in opgelichte stand blokkeren 1 (1) - Persvoeten in opgelichte stand geblokkeerd (2) - Blokkering opgeheven 2 Persvoeten in opgelichte stand blokkeren: 1.
Bediening 5.10Persvoetdruk instellen Met het stelwiel linksboven op de naaimachine wordt de druk van de persvoet op het materiaal ingesteld. De druk kan door middel van draaien traploos worden ingesteld. De correcte druk is afhankelijk van het materiaal: • • Lagere druk voor zachte materialen, zoals stof Hogere druk voor stevige materialen, zoals leer Correcte instelling Het materiaal glijdt niet weg en wordt zonder problemen getransporteerd.
Bediening 5.10.1Blokkering van het stelwiel opheffen Automotive: In de automotive branche worden voornamelijk naaimachines met borgplaten borgplaten gebruikt. Bij deze naaimachines moet de blokkering worden opgeheven, voordat de persvoetdruk kan worden ingesteld. Afb. 27: Blokkering van het stelwiel voor de persvoetdruk opheffen 1 3 2 (1) - Bevestigingsschroef (2) - Borgplaat (3) - Stelwiel voor de persvoetdruk 1. Draai de bevestigingsschroef (1) los. 2. Verwijder de borgplaat (2). 3.
Bediening 5.11Persvoetlichting instellen 5.11.1Begrenzing van aantal steken bij verhoogde persvoetlichting CLASSIC-machines zijn uitgerust met een potentiometer op de armas. De potentiometer past het aantal steken automatisch aan de persvoetlichting aan: Wanneer de persvoetlichting wordt verhoogd, wordt het aantal steken automatisch verlaagd. Belangrijk: ECO-machines hebben geen automatische begrenzing voor het aantal steken.
Bediening 5.11.2Hoogte van de persvoetlichting instellen De naaimachine is afhankelijk van het type uitgerust met een of twee stelwielen voor de persvoetlichting. De persvoetlichting kan door te draaien aan het stelwiel traploos van 1 - 9 mm worden ingesteld. Bij naaimachines met twee stelwielen wordt met het linker stelwiel (1) de standaard persvoetlichting en met het rechter stelwiel (2) de verhoogde persvoetlichting ingesteld.
Bediening 5.11.3Persvoetverstelling middels knieschakelaar Bij naaimachines met persvoetverstelling middels knieschakelaar wordt de verhoogde persvoetlichting met de knieschakelaar ingeschakeld. Met de tuimelschakelaar aan de achterzijde van de knieschakelaar kan worden ingesteld of de verhoogde persvoetlichting permanent wordt ingeschakeld of alleen zolang de knieschakelaar wordt gedrukt. Afb.
Bediening 5.11.4Blokkering van de stelwielen voor de persvoetlichting opheffen Automotive: In de automotive branche worden voornamelijk naaimachines met borgplaten borgplaten gebruikt. Bij deze naaimachines moet de blokkering worden opgeheven, voordat de persvoetlichting kan worden ingesteld. Afb. 30: Blokkering van de stelwielen voor de persvoetlichting opheffen 1 2 3 2 4 3 4 2 (1) - Borgschroeven (2) - Stelwielen voor de persvoetlichting 1. Draai de borgschroeven (1) los. 2.
Bediening 5.12Steeklengte 5.12.1Steeklengte instellen De naaimachine is afhankelijk van het type uitgerust met een of twee stelwielen voor de steeklengte. De steeklengte kan traploos van 0 - 12 mm worden ingesteld. Afb.
Bediening 5.12.2Met 2 steeklengtes naaien Afb.
Bediening 5.12.3Blokkering van de stelwielen opheffen Automotive: In de automotive branche worden voornamelijk naaimachines met borgplaten borgplaten gebruikt. Bij deze naaimachines moet de blokkering worden opgeheven, voordat de steeklengte kan worden ingesteld. WAARSCHUWING Gevaar voor lichamelijk letsel door bewegende onderdelen! Schakel de naaimachine uit, voordat u de blokkering van de stelwielen voor de steeklengte opheft. Afb.
Bediening 5.12.4Achteruit naaien Met de steekinstelhendel op de machinearm kan de steeklengte worden verkleind tot het achteruit naaien in de onderste stand. Afb. 34: Steekinstelhendel op de machinearm 1 2 1 (1) - Steekinstelhendel 1. Druk de steekinstelhendel (1) langzaam omlaag. De steeklengte wordt steeds kleiner. In de onderste stand naait de naaimachine achteruit met de steeklengte die met de stelwielen is ingesteld. Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Bediening 5.13Snelfuncties op het toetsenpaneel De naaimachine is afhankelijk van het type voorzien van een toetsenpaneel op de machinearm waarmee tijdens het naaien bepaalde functies kunnen worden ingeschakeld. 5.13.1Toetsen inschakelen Afb.
Bediening Afb. 36: Functietoetsen 2 3 4 5 6 7 +/– Toets voor achteruit naaien (2): Als deze toets (2) wordt ingeschakeld, naait de naaimachine achteruit. Toets voor de stand van de naald (3): Als deze toets (3) wordt ingeschakeld, beweegt de naald in een bepaalde stand. Deze stand wordt afzonderlijk via de parameterinstellingen ingesteld. Lees hiervoor Service-handleiding. Bij levering is de naaimachine zo ingesteld dat de naald bij een ingeschakelde toets (3) in de hoogste stand wordt bewogen.
Bediening 5.13.2Toetsenfunctie aan de hulpschakelaar toewijzen. U kunt één van de toetsenfuncties aan de hulpschakelaar toewijzen. Kies een functie die u veel gebruikt, zodat u deze tijdens het naaien sneller kunt inschakelen. Afb. 37: Toetsenfunctie aan de hulpschakelaar toewijzen.
Bediening 5.14Omzoominrichting inschakelen Bij naaimachines met omzoominrichting wordt met de toetsen + en - boven de naaldstang de naaldbeweging van de omzoominrichting ingesteld. Afb. 38: Omzoominrichting schakelen 1 2 (1) - Toets "+" • • • (2) - Toets "-" Geen toets ingedrukt: De omzoominrichting loopt synchroon met de transporteur. Toets "+" ingedrukt: Buitenbogen omzoomen De omzoominrichting legt een grotere afstand af.
Bediening U kunt niet rechtstreeks tussen "+" en "-" heen en weer schakelen. Schakel eerst de verlichte toets uit, zoals bij stap 2 beschreven staat, voordat u de andere toets indrukt. 5.15Schakelbare naaldstangen in- of uitschakelen Bij naaimachines met schakelbare naaldstangen kunnen de nadelstangen met de toetsen L en R afzonderlijk worden in- en uitgeschakeld. Afb.
Bediening 5.16Besturing bedienen De naaimachine is afhankelijk van het type voorzien van een Efkaof DAC-besturing ( Hfdst. 7.7 Besturing, p. 85). De bediening van de besturing staat beschreven in aan aparte handleiding. • • Besturing Efka DC1550/DA321G De handleiding van de fabrikant maakt deel uit van de besturing en wordt standaard meegeleverd. Besturing DAC ECO en DAC CLASSIC: De handleiding maakt deel uit van de besturing en wordt standaard meegeleverd.
Bediening 5.17Naaien WAARSCHUWING Gevaar voor lichamelijk letsel door naaldpunt bij onbedoeld opstarten! Let erop dat het voetpedaal niet per ongeluk wordt ingetrapt wanneer uw vingers zich onder de naald bevinden. Het voetpedaal start en stuurt de naaiprocedure. Afb.
Bediening Naaien onderbreken: 1. Voetpedaal loslaten in stand 0: De naaimachine stopt, naalden en persvoeten in onderste stand. Naaien voortzetten: 1. Voetpedaal naar voren trappen in stand +1: De naaimachine naait verder. Over materiaalverdikkingen naaien: 1. De verhoogde persvoetlichting met de knieschakelaar inschakelen ( Hfdst. 5.11.3 Persvoetverstelling middels knieschakelaar, p. 52). Steeklengte veranderen: 1. De tweede steeklengte met de snelfunctietoets inschakelen ( Hfdst. 5.13.
Bediening 66 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Onderhoud 6 Onderhoud In dit hoofdstuk staan eenvoudige onderhoudswerkzaamheden die regelmatig moeten worden uitgevoerd. Deze onderhoudswerkzaamheden kunnen door het bedieningspersoneel worden uitgevoerd. Vergergaande onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Zie voor verdergaande onderhoudswerkzaamheden Servicehandleiding. 6.1 Reinigingswerkzaamheden 6.1.
Onderhoud Afb. 41: In het bijzonder te reinigen plaatsen 4 1 3 2 (1) - Gedeelte rondom de naald (2) - Grijper (3) - Gedeelte onder de steekplaat (4) - Mes van de spoel Zeer verontreinigingsgevoelige plaatsen: • • • • Mes van de spoel voor de onderdraad (4) Gedeelte onder de steekplaat (3) Grijper (2) Gedeelte rondom de naald (1) Reinigingsstappen: 1. Schakel de hoofdschakelaar uit. 2. Verwijder de naaistof en draadresten met behulp van een persluchtpistool of borstel.
Onderhoud 6.1.2 Motorventilatorfilter reinigen De motorventilatorfilter moet 1 keer per maand met een persluchtpistool worden schoongeblazen. Bij sterk pluizende materialen moet de motorventilatorfilter vaker worden schoongeblazen. WAARSCHUWING Gevaar voor lichamelijk letsel door rondvliegende deeltjes! Schakel de hoofdschakelaar van de naaimachine uit, voordat u de motorventilatorfilter schoonblaast. Rondvliegende stof- en vuildeeltjes kunnen in de ogen terechtkomen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Onderhoud 6.2 Oliepeil controleren WAARSCHUWING Huidletsel door contact met olie! Huidcontact met olie kan leiden tot huidirritatie. Vermeid huidcontact met olie. Na huidcontact is het nodig de aangetaste huid grondig te wassen met water. Afb. 43: Oliepeilglas 1 MAX MIN 2 3 (1) - Bijvulopening (2) - Minimum markering (3) - Maximum markering Oliepeil controleren 1. Controleer dagelijks het oliepeil: Belangrijk: Het oliepeil moet altijd tussen de minimum (3) en maximum (2) markering liggen.
Onderhoud Afb. 44: Oliepeilglas 1 MAX MIN 2 3 (1) - Bijvulopening (2) - Minimum markering (3) - Minimum markering Olie bijvullen Vul indien nodig verse olie bij via de opening (1): 1. Schakel de hoofdschakelaar van de naaimachine uit. 2. Vul verse olie bij. Let op dat het oliepeil nooit boven de maximum markering (2) uitstijgt. 3. Schakel de hoofdschakelaar van de naaimachine in.
Onderhoud Te gebruiken olie: De naaimachine mag alleen worden bijgevuld met smeerolie DA 10 of een gelijkwaardige olie die de volgende eigenschappen bevat: • • Viscositeit bij 40 °C: 10 mm²/s Ontvlammingspunt: 150 °C LET OP Kans op beschadiging van de naaimachine door verkeerd oliepeil. Verkeerde oliesoorten kunnen schade aan de machine veroorzaken. Gebruik alleen de voorgeschreven oliesoorten in de gebruiksaanwijzing. BESCHERMING VAN HET MILIEU Kans op milieuschade door olie.
Onderhoud 6.3 Pneumatisch systeem controleren Afb. 45: Drukmeter van de onderhoudseenheid 6 4 8 1 2 10 0 2 (1) - Richtwaarde: 6 bar (2) - Drukmeter Druk controleren: 1. Controleer dagelijks de druk op de drukmeter (2). Richtwaarde: 6 bar. Belangrijk: De druk mag nooit meer dan 1 bar van de richtwaarde afwijken. LET OP Kans op beschadiging van de naaimachine door verkeerde druk. Een verkeerde druk kan schade aan de naaimachine veroorzaken. Controleer de druk dagelijks.
Onderhoud In de waterafscheider van de onderhoudseenheid wordt condenswater opgevangen. Afb. 46: Waterpeil in de onderhoudseenheid 6 4 8 2 10 0 1 2 3 (1) - Filterelement (2) - Waterafscheider (3) - Aftapschroef Waterpeil controleren: 1. Controleer dagelijks het waterpeil. Belangrijk: Het condenswater mag niet tot aan het filterelement (1) stijgen. Water aftappen, indien nodig: 1. Schakel de hoofdschakelaar van de naaimachine uit. 2. Plaats een opvangbak onder de aftapschroef (3). 3.
Onderhoud 6.4 Reparatie Contactpersoon voor reparaties bij schade aan de naaimachine: Dürkopp Adler AG Potsdamer Str. 190 33719 Bielefeld Tel. +49 (0) 180 5 383 756 Fax +49 (0) 521 925 2594 E-mail: service@duerkopp-adler.com Internet: www.duerkopp-adler.com Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Onderhoud 76 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Installatie 7 Installatie WAARSCHUWING Gevaar voor lichamelijk letsel! De naaimachine mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden geïnstalleerd. Draag werkhandschoenen en veiligheidsschoenen bij het uitpakken en installeren van de naaimachine. 7.1 Leveringsomvang controleren Belangrijk: De leveringsomvang is afhankelijk van uw bestelling. 1. Controleer voorafgaand aan de installatie of alle onderdelen zijn geleverd. Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Installatie Afb.
Installatie • • Onderhoudseenheid (7) Naailampje (niet afgebeeld) 7.2 Transportbeveiligingen verwijderen Verwijder voorafgaand aan de installatie alle transportbeveiligingen. 1. Verwijder de veiligheidsriemen en houten strips van het bovenstuk van de machine, de tafel en het onderstel. 2. Verwijder de wig tussen de machinearm en de steekplaat. 7.3 Onderstel monteren Afb.
Installatie 3. Schroef de dwarssteun (6) aan de voetsteunen (5) vast. 4. Schuif de uitschuifbare poten (2) in de onderstelpoten. Let erop dat de lange delen van de hoofdsteunen (1) zich boven de lange delen van de voetsteunen (5) bevinden. 5. Schroef de uitschuifbare poten (2) vast en zorg ervoor dat beide hoofdsteunen (1) zich op gelijke hoogte bevinden. 6. Belangrijk: Stel door middel van de stelschroeven (7) het onderstel waterpas.
Installatie 7.4.1 Kortarm werktafelblad voorbereiden 60 mm (500 mm) Afb. 49: Kortarm werktafelblad voorbereiden 1 7 40 mm 2 6 5 3 4 (1) - Bovenstuksteun (2) - Uitsparingen voor scharnieronderstukken (3) - Lade (4) - Oliereservoir (5) - Kabelgoot (6) - Hoekstukken (7) - Garenhouder 1. Schroef de lade (3) met bijbehorende houders links onder het werktafelblad vast. 2. Schroef het oliereservoir (4) onder de uitsparing voor de naaimachine vast. 3. Schroef de kabelgoot (5) onder het werktafelblad vast.
Installatie 7.4.2 Langarm werktafelblad voorbereiden Afb. 50: Langarm werktafelblad voorbereiden 7 1 6 2 5 4 3 (1) - Kabelgoot (2) - Uitsparingen voor scharnieronderstukken (3) - Lade (4) - Oliereservoir (5) - Hoekstukken (6) - Opening (7) - Garenhouder 1. Schroef de lade (3) met bijbehorende houders links onder het werktafelblad vast. 2. Schroef het oliereservoir (4) onder de uitsparing van de naaimachine vast. 3. Schroef de kabelgoot (1) onder het werktafelblad vast. 4.
Installatie 9. Plaats de rubberen hoeksteunen (5). 7.5 Werktafelblad op het onderstel bevestigen Afb. 51: Werktafelblad op het onderstel bevestigen 1 1 (1) - Schroefgaten en schroeven 1. Plaats het werktafelblad op de hoofdsteunen van de uitschuifbare poten. 2. Schroef het werktafelblad met de schroeven (1) vast. Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Installatie 7.6 Werkhoogte instellen De werkhoogte kan traploos tussen 750 en 900 mm (gemeten vanaf de vloer tot de bovenkant van het werktafelblad) worden ingesteld. Afb. 52: Werkhoogte instellen 1 (1) - Schroeven WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken! Als de schroeven van de onderstelpoten worden losgedraaid, kan het werktafelblad door haar eigen gewicht omlaag schuiven. Dit geldt met name wanneer het bovenstuk van de naaimachine reeds op het werktafelbald is geplaatst.
Installatie 7.7 Besturing Afhankelijk van het type zijn de volgende besturingen beschikbaar: Naaimachine Type: 867- Kortarm 19020 19040 39240 Langarm 190020-70 190040-70 290020-70 290040-70 190142-M Naaimachines met 190322-M geïntegreerde motor 190342-M Kortarm Langarm Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Installatie 7.7.1 Besturing monteren De DAC-besturing en de Efka-besturing worden op dezelfde manier gemonteerd. Afb. 53: Besturing monteren 1 3 2 (1) - Ontlastingsklem (2) - Besturing (3) - Schroefhouder 1. Schroef de besturing (2) aan de 4 schroefhouders (3) onder het werktafelblad vast. 2. Klem de voedingskabel van de besturing (2) in de ontlastingsklem (1). 3. Schroef de ontlastingsklem (1) onder het werktafelblad vast. 86 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Installatie 7.7.2 Voetpedaal en sensor voor gewenste waarde monteren Afb. 54: Sensor voor gewenste waarde monteren SWG DAC 6 5 SWG Efka 6 5 1 2 3 4 (1) - Pedaalstang (2) - Schroef (3) - Dwarssteun 10° (4) - Voetpedaal (5) - Sensor voor gewenste waarde 1. Plaats het voetpedaal (4) op de dwarssteun (3). Zorg ervoor dat het midden van het voetpedaal zich onder de naald bevindt. De dwarssteun is voor het uitlijnen van het voetpedaal van slobgaten voorzien. 2.
Installatie 7.8 Bovenstuk van de naaimachine plaatsen Afb. 55: Bovenstuk van de naaimachine plaatsen 2 1 (1) - Rubberen inzetstukken (2) - Scharnierbovenstukken WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken! Het bovenstuk van de naaimachine is zwaar. Let bij het plaatsen van het bovenstuk erop dat uw handen niet bekneld raken. Dit geldt met name bij het plaatsen van de scharnierbovenstukken in de rubberen inzetstukken. 1. Schroef de scharnierbovenstukken (2) aan het bovenstuk van de naaimachine vast. 2.
Installatie 7.9 Olieaanzuigleiding monteren Afb. 56: Olieaanzuigleiding monteren 1 2 (1) - Slang van de olieaanzuigleiding (2) - Filter 1. Klap het bovenstuk van de naaimachine omhoog. 2. Schroef de filter (2) met de kunststof klem rechts in het oliereservoir vast. 3. Klem de slang van de olieaanzuigleiding (1) in de kunststof klem. Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Installatie 7.10Knieschakelaar monteren De naaimachine is afhankelijk van het type en de uitrusting van een mechanische knieschakelaar of een elektrische knieschakelaar voorzien. 7.10.1Mechanische knieschakelaar monteren Afb. 57: Mechanische knieschakelaar monteren 3 1 2 (1) - Bedieningsstangen van de knieschakelaar 1. 2. 3. 4. 90 (2) - Opening van het oliereservoir (3) - Overbrengingsstang Klap het bovenstuk van de naaimachine omhoog. Bevestig de overbrengingsstang (3) in het oliereservoir.
Installatie 7.10.2Elektrische knieschakelaar monteren Afb. 58: Elektrische knieschakelaar monteren 1 2 3 (1) - Knieschakelaar (2) - Aansluitkabel (3) - Stekker 1. Schroef de knieschakelaar (1) voor het oliereservoir onder het werktafelblad vast. 2. Trek de aansluitkabel (2) tussen het oliereservoir en de besturing naar achteren. 3. Steek de stekker (3) van de aansluitkabel in de bus van de besturing. Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Installatie 7.11Bedieningspaneel monteren Afb. 59: Bedieningspaneel monteren - deel 1 5 1 4 2 3 (1) - Machinekap (2) - Ventilatiekap (3) - Kabelgoot (alleen bij langarm) (4) - Hoekstuk voor bedieningspaneel (5) - Bedieningspaneel 1. Verwijder de ventilatiekap (2) en de machinekap (1). 2. Schroef het bedieningspaneel (5) aan het hoekstuk (4) vast. Langarm Extra stap bij langarm naaimachines: naaimachines 3. Trek de aansluitkabel door de kabelgoot (3). Afb.
Installatie 7.12Elektrische aansluiting GEVAAR Gevaar voor dodelijk letsel door elektrische schok! De naaimachine mag uitsluitend door gekwalificeerde elektriciens worden geïnstalleerd. Trek de stekker uit het stopcontact voordat werkzaamheden aan de elektrische uitrusting worden uitgevoerd. Beveilig de stekker tegen onbedoeld inschakelen. De op het typeplaatje van de motor aangegeven spanning en de netspanning moeten overeenkomen. 7.12.
Installatie Naailampje monteren 1. Verwijder de ventilatiekap en de machinekap ( Hfdst. 7.11 Bedieningspaneel monteren, p. 92). In de machinekap zijn voorboorgaten voor de bevestiging van het naailampje aangebracht. Afb. 61: Naailampje monteren 1 2 (1) - Groot voorboorgat (2) - 2 kleine voorboorgaten 2. Boor het grote voorboorgat (1) of de 2 kleine voorboorgaten (2) open. 3. Schroef de houder voor het naailampje via de opening op de armdeksel vast. 4. Bevestig het naailampje aan de houder. 5.
Installatie Transformator van het naailampje monteren Afb. 62: Transformator van het naailampje monteren 1 2 (1) - Transformator van het naailampje (2) - Voorboorgaten 1. Schroef de transformator van het naailampje (1) via de voorboorgaten (2) onder het werktafelblad vast. 2. Bevestig de aansluitkabel met kabelbinders onder het werktafelblad. 3. Sluit de voedingsstekker van de transformator van het naailampje aan. Transformator van het naailampje aan de DAC-besturing aansluiten Afb.
Installatie • voor extra naailampje aan de X3-aansluiting (4) • voor de geïntegreerde LED-verlichting aan de 24V/X5aansluiting (3) Transformator van het naailampje aan de Efka-besturing aansluiten Afb. 64: Transformator van het naailampje aan de Efka-besturing aansluiten 1 2 3 4 5 (1) - Kabelgoot (2) - Doorvoerrubber (3) - Bovenste klem (4) - Onderste klem (5) - Klemopeningen 1. Draai de 4 schroeven van het frontpaneel van de besturing los. 2. Verwijder het frontpaneel. 3.
Installatie 7.12.3Potentiaalvereffening tot stand brengen GEVAAR Gevaar voor dodelijk letsel door elektrische schok! Trek de stekker uit het stopcontact voordat de potentiaalvereffening tot stand wordt gebracht. Beveilig de stekker tegen onbedoeld inschakelen. De aardingskabel leidt statische ladingen van het bovenstuk van de naaimachine naar aarde af. Afb. 65: Potentiaalvereffening tot stand brengen 1 (1) - Aansluiting van de besturing 2 (2) - Platte stekker 1.
Installatie 7.12.4Besturing aansluiten GEVAAR Gevaar voor dodelijk letsel door elektrische schok! Trek de stekker uit het stopcontact voordat de besturing wordt aangesloten. Beveilig de stekker tegen onbedoeld inschakelen. De besturing wordt als volgt aangesloten: • • Steek de stekkers van alle aansluitkabels in de bussen aan de achterzijde van de besturing. Steek de voedingskabel van de besturing in het stopcontact. Raadpleeg hiervoor de Handleiding van de betreffende besturing.
Installatie 7.12.5Bovenstuk van de naaimachine aansluiten 3. Steek de stekker van de aansluitkabel van het bovenstuk van de naaimachine in de bus van de betreffende besturing. Zie voor het aansluitschema Handleiding van de betreffende besturing: • Besturing Efka DC1550/DA321G: De handleiding is bij de levering van de besturing inbegrepen. • Besturing DAC ECO/CLASSIC: De handleiding is bij de levering van de besturing inbegrepen.
Installatie Hall-sensor monteren 1. Verwijder het handwiel en de beschermkap. 2. Verwijder de ventilatiekap. Afb. 67: Hall-sensor monteren 1 4 2 (1) - Magneet (2) - Poelie 3 (3) - Voorboorgaten (4) - Kabelopening 3. Bevestig de Hall-sensor aan de voorboorgaten (3). 4. Trek de kabel van de Hall-sensor door de kabelopening (4) omlaag naar de besturing. 5. Controleer of aan de binnenzijde van de poelie (2) een magneet is aangebracht.
Installatie Efka-besturing Extra stap bij Efka-besturing: 7. Parameters controleren en instellen: • F-290 volgens Parameterblad 9800 331104 PBXX • F-111 op 3.000 omw./min. of lager instellen • F-270 op 6 (keuze positiesensor) • F-272 aan de hand van de volgende formule berekenen: Diameter poelie (tanden) van de motor Diameter poelie (tanden) van de machine x 1000 Bij DAC-besturingen worden de parameters door de overbrenging van de machine-ID automatisch ingesteld. 8.
Installatie 7.12.7Elektrische knieschakelaar aansluiten Afb. 68: Knieschakelaar aansluiten 1 3 2 (1) - Aardingskabel aan de achterzijde van de besturing (2) - Aansluitbus DAC-besturing: achterkant (3) - Aansluitbus Efka-besturing: voorkant 1. Sluit de aardingskabel van de knieschakelaar aan de achterzijde van de besturing (1) aan. 2.
Installatie 7.12.8Printplaat M-Control monteren GEVAAR Gevaar voor dodelijk letsel door elektrische schok! Trek de stekker uit het stopcontact voordat de printplaat wordt gemonteerd. Beveilig de stekker tegen onbedoeld inschakelen. Afb. 69: Printplaat monteren 1 3 2 (1) - Onderstel (2) - Kabelgoot (3) - Hoekstuk van de sensor voor 1.
Installatie Afb. 70: Printplaat aansluiten 4 3 1 2 (1) - Persluchtslangen van het bovenstuk (2) - Persluchttoevoerslang (3) - Aansluitbussen (4) - Regelkleppen 2. Sluit de persluchttoevoerslang (2) op de onderhoudseenheid aan. 3. Bevestig de persluchtslangen van het bovenstuk (1) aan de regelkleppen (4). Belangrijk: Als bij schakelbare naaldstangen de functie van de toetsen R en L is verwisseld, dan zijn de persluchtslangen van het bovenstuk (1) aan de regelkleppen (4) verwisseld. 4.
Installatie 7.12.9Machinespecifieke parameters instellen Bij DAC-besturingen worden de parameters door de overbrenging van de machine-ID automatisch ingesteld. Bij de Efka-besturing moet de parameter F-290 voor elk type overeenkomstig de aanwijzingen van Parameterblad worden ingesteld. Het parameterblad is bij de levering van de besturing inbegrepen. 1. Stel de parameter F-290 volgens de aanwijzingen in het Parameterblad in. Alleen bij type 867-290342-100: 2.
Installatie 7.13Pneumatische aansluiting 7.13.1Onderhoudseenheid monteren Onder bestelnummer 0797 003031 is een montageset voor het pneumatische systeem verkrijgbaar. Deze bevat de volgende onderdelen: • • • Aansluitslang (5 m lang, diameter 9 mm) Slangtules en slangklemmen Koppelblok en koppelstekker Correcte instelling De systeemdruk voor het pneumatische systeem bedraagt 8 - 10 bar. LET OP Kans op beschadiging van de naaimachine door verkeerde druk.
Installatie 7.13.2Werkdruk instellen Correcte instelling De werkdruk voor het pneumatische systeem bedraagt 6 bar. LET OP Kans op beschadiging van de naaimachine door verkeerde druk. Een verkeerde druk kan schade aan de naaimachine veroorzaken. Afb. 73: Werkdruk instellen 1 6 4 8 2 10 0 2 (1) - Draaiknop (2) - Drukmeter 1. Trek de draaiknop (1) omhoog. 2. Stel de werkdruk zodanig in dat op de drukmeter (2) 6 bar wordt weergegeven: • Druk verhogen: Draai de draaiknop (1) naar rechts.
Installatie 7.14Smering WAARSCHUWING Huidletsel door contact met olie! Huidcontact met olie kan leiden tot huidirritatie. Vermeid huidcontact met olie. Na huidcontact is het nodig de aangetaste huid grondig te wassen met water. Alle lekkatoentjes en stukjes vilt van het bovenstuk zijn vóór aflevering in olie gedrenkt. Deze olie wordt tijdens gebruik teruggevoerd naar het voorraadreservoir. Bij het eerste keer bijvullen mag daarom niet te veel olie worden bijgevuld. Afb.
Installatie Te gebruiken olie: De naaimachine mag alleen worden bijgevuld met smeerolie DA 10 of een gelijkwaardige olie die de volgende eigenschappen bevat: • • Viscositeit bij 40 °C: 10 mm²/s Ontvlammingspunt: 150 °C LET OP Kans op beschadiging van de naaimachine door verkeerd oliepeil. Verkeerde oliesoorten kunnen schade aan de machine veroorzaken. Gebruik alleen de voorgeschreven oliesoorten in de gebruiksBESCHERMING VAN HET MILIEU Kans op milieuschade door olie.
Installatie 7.15Naaitest Voer voor ingebruikname van de naaimachine een naaitest uit. Stel de naaimachine in op het gewenste materiaal dat genaaid zal worden. Lees hiervoor de betreffende hoofdstukken Gebruiksaanwijzing. Lees de betreffende hoofdstukken Servicehandleiding om instellingen van de naaimachine te wijzigen wanneer het naairesultaat niet aan uw wensen voldoet.
Afvoer 8 Afvoer De klant is verantwoordelijk voor de afvoer van de naaimachine en het verpakkingsmateriaal. Neem bij de afvoer de geldende voorschriften in acht. Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Afvoer 112 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Bijlage 9 Bijlage 9.1 Tekeningen werktafelblad Afmetingen voor het maken van een werktafelblad, deel 1 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Bijlage Afmetingen voor het maken van een werktafelblad, deel 2 114 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Bijlage Afmetingen voor het maken van een werktafelblad, deel 2 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
116 1800 2000 1800 Persvoet lichting 1-5 Steeklengte 9-12 Persvoet lichting 6-9 2000 1800 Persvoet lichting 6-9 1800 2500 2500 Steeklengte Persvoet 6-9 lichting 5 3000 3000 Persvoet lichting 1-4 1800 1800 2000 1800 2500 3000 1800 2500 2500 Persvoet lichting 6-9 3100 3400 190122 3100 190040 ECO Persvoet Steeklengte lichting 4 0–6 Persvoet lichting 5 190020 ECO 3400 160122 Persvoet lichting 1–3 867- 1800 2000 1800 2500 3000 1800 2500 3100 3400 190125 1800 2000 1
Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
118 Steeklengte 9-12 Steeklengte 6-9 Steeklengte 0-6 867- 1800 2000 Persvoetlich ting 1-5 Persvoetlich ting 6-9 1800 Persvoetlich ting 6-9 3000 Persvoetlich ting 1-4 2500 1800 Persvoetlich ting 6-9 Persvoetlich ting 5 2500 3100 Persvoetlich ting 4 Persvoetlich ting 5 3400 Persvoetlich ting 1–3 190142-M 1800 2000 1800 2500 3000 1800 2500 3100 3400 190322-M 1800 2000 1800 2500 3000 1800 2500 3100 3400 190342-M Geïntegreerde motor 1800 2000 1800 2000 3000 190020
Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Bijlage 120 Gebruiksaanwijzing 867 Versie 01.
Subject to design changes - Printed in Germany - © Dürkopp Adler AG - Original Instructions - 0791 867750 NL - 01.0 - 12/2012 DÜRKOPP ADLER AG Potsdamer Straße 190 33719 Bielefeld GERMANY Phone +49 (0) 521 / 925-00 E-mail marketing@duerkopp-adler.com www.duerkopp-adler.