Operation Manual
NL
34
De motor starten
Opmerkingen
Volg voor het starten van een al warme motor de
procedure voor "Hoge omgevingstemperatuur ".
Opgelet
Zorg ervoor dat u voor het starten de bediening van
de motor kent die u nodig hebt tijdens het rijden.
Normale omgevingstemperatuur
(tussen 10 ° C/50 ° F en 35 ° C/95 ° F):
1) Zet de startschakelaar in de stand ON (afb. 26).
Controleer of het groene lampje N en het rode lampje
op het instrumentenbord branden.
Belangrijk
Het oliedruklampje moet enkele seconden nadat de
motor is gestart, weer uit gaan (pag. 11).
Opgelet
De zijstandaard moet ingeklapt zijn (ruststand,
horizontaal), omdat anders de veiligheidssensor het
starten onmogelijk maakt.
Opmerkingen
De motor kan gestart worden als hij zijn vrij en op de
standaard staat, of als de motor in zijn versnelling staat
door de koppelingshendel aangetrokken te houden (in dit
geval moet de standaard ingeklapt zijn).
2) Zet de chokehendel in stand (B, afb. 28).
3) Zorg ervoor dat de uitschakelaar (1, afb. 27) in de stand
(RUN) staat, druk vervolgens op de startknop (2, afb.
27).
Dit model is uitgerust met een "startsysteembekrachtiging
"Dit systeem bedient u door de knop (2) in te drukken en
meteen weer los te laten. Als de knop (2) wordt ingedrukt,
start de motor automatisch en wordt de starttijd
aangepast aan de temperatuur van de motor. Als de motor
gestart is belet het systeem het aanslaan van de
startmotor. Als de motor niet start, dient men minstens 2
seconden te wachten voordat men de startknop (2)
opnieuw indrukt.
LOCK
P
IG
N
ITIO
N
P
U
S
H
O
F
F
O
N
ON
afb. 26